Ié?
3
Sub F en G.
Besloten wordt de stukken in handen te stellen van
B. en W. ter afdoening.
Sub H t.e.m. M.
Besloten wordt de stukken in handen te stellen van
B. en W. om preadvies.
Punten 2 t.e.m. 4 (bijlagen nos. 285, 304 en 310).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 5a (bijlage no. 284).
Aanbeveling:
K. Gerhartl, alhier.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
Punt 5b (bijlage no. 286).
Voordracht:
I. G. Groen te Kallenkote.
Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen.
Punt 5c (bijlage no. 312).
Voordracht:
1. A. Th. Bijkerk te 's-Gravenhage
2. Th. M. Peet te Soestdijk;
3. J. G. Grizell te Arnhem.
De heer Bootsma: Er zal uiteraard over personen
worden gesproken. Ik zou dus een besloten zitting wil
len vragen.
De Voorzitter gelast de deuren te sluiten.
Na heropening der openbare vergadering wordt de
heer Bijkerk benoemd, met 25 stemmen (de heer Peet
8 stemmen en de heer Grizell 2 stemmen).
Punt 5d (bijlage no. 287).
Voorstel:
J. ten Brug, alhier.
Benoemd wordt de voorgestelde, met alg. stemmen.
Punt 5e (bijlage no. 299).
Benoemd worden:
tot voorzitter: de heer Spiekhout, met 32 stemmen (de
heer Ytsma 1 stem en 2 bilj. blanco)
tot plaatsvervangend voorzitter: de heer P. Ytsma, met
32 stemmen (de heer Faber 1 stem en 2 bilj. blanco);
tot leden: mevr. J. C. M. Heijmeijer-Croon en mevr. L.
Ringenaldus.van der Wal, beiden met 33 stemmen; de
heer K. J. de Jong, met 32 stemmen (de heer Boom-
gaardt 1 stem) en de heer L. Atema, met 33 stemmen
(voor alle vacatures 2 bilj. blanco)
tot plaatsvervangende leden: de heer Ir. B. C. van
Balen Walter, met 33 stemmen, de heer L. Visser, met
31 stemmen (de heer Santema 1 stem en 1 bilj. blan
co), de heer R. Boomgaardt, met 31 stemmen (de
heren Balt en Miedema elk 1 stem) en de heer A.
Kiestra, met 33 stemmen (voor alle vacatures 2 bilj.
blanco).
Punt 5f (bijlage no. 310).
Voordracht:
J. ten Brug, alhier.
Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stem
men.
Punt 5g (bijlage no. 310).
Voorstel:
J. ten Brug, alhier.
Benoemd wordt de voorgestelde, met alg. stemmen.
Punt 5h (bijlage no. 310).
Voorstel:
J. ten Brug, alhier.
Benoemd wordt de voorgestelde, met alg. stemmen.
De heren J. de Jong en Mr. Keuning vormden het
stembureau.
Punten 6 en 7 (bijlagen nos. 298 en 290).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 282).
De hear Hartstra: Hwerom leit der by de stikken
net in ütwreidingsplan fan Wurdum? Dan hiene wy
sjen kinnen hwat de Gemeente aensen docht mei de
groun dy't se nou oankeapje sil.
De hear Van der Schaaf (weth.): De hear Hartstra
hie miskien forwachte, dat it nije ütwreidingsplan der
lizze soe, mar dat is der noch net, al is it wol yn
stüdzje en is der wol in gedachte oer en in üntwerp
foar. It nimt net wei, dat de fraech dochs hiel ridlik
is. Yn it forfolch kinne wy by soksoartige oankeapen
wol oan dizze winsk foldwaen. It iene perseel is yn it
üntwerp-ütwreidingsplan wol opnommen en in oare
strook noch net, mar it lei dochs wol sadanich, dat üs
oankeap dêrfan wol gaedlik talike.
De hear Hartstra: As der noch stroken binne, dy't
net yn it nije ütwreidingsplan foarkomme sille, hwer
om lei it aide ütwreidingsplan dan net by de stikken?
(Laitsjen). (De hear Van der Schaaf (weth.): Omdat
it oars wurde soe as op it aide ütwreidingsplan stie.
(Laitsjen).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 292).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 288).
De heer Bootsma: Eendeels zijn wij verheugd, dat
U met deze aankoop goede vorderingen heeft gemaakt
en wij hopen, dat het ook niet te lang zal duren, dat
de zeer noodzakelijke verbetering van deze weg tot
stand zal komen. Er zijn echter een tweetal bezwaren:
Het ene ondervangt U al door het dan maar zonder
dat strookje van plm. 75 cm te doen, maar er is een
ander, groot, bezwaar: Vlak; bij de brug in Wirdum
hebben dus de heer D. Kramer en echtgenote grond in
eigendom, over welks verkoop geen overeenstemming
bestond. Er is tenslotte een taxatie geweest, die B. en
W. aan de Raad hebben voorgelegd. Hoewel Uw Col
lege aanvankelijk van oordeel was, dat hier niet van
een waardevermindering, maar van een waardever
meerdering sprake is, is tenslotte, nadat ook deskundi
gen het hierover niet eens waren, een derde tot de uit
spraak gekomen, dat de Gemeente, los van alle andere
kosten die zij hier ook al reeds voor gaat besteden: f 2,50
de ma plus de voorzieningen aan erfafscheidingen, rio
lering enz., nog een bedrag van f 3.000,wegens waar
devermindering zou moeten betalen. Ik geloof echter,
dat ook verschillende raadsleden hier juist een waarde
vermeerdering in zouden zien. Als wij zouden besluiten
naast de overige bedragen nog f 3.000,schadevergoe.
ding te geven, dan zou dit consequenties kunnen heb
ben t.a.v. mogelijke andere objecten binnen de Ge
meente.
Het is duidelijk, dat de normale verhardingsbreedte
van deze weg zonder bezwaar kan worden doorgetrok
ken, ook als niet over het strookje grond van de heer
Kramer wordt beschikt. Dan zou het groenstrookje
moeten vervallen en het trottoir die kant wat opge
trokken moeten worden, maar dit is m.i. geen bezwaar,
daar het ongeveer aan het eind van de weg gelegen is.
De beide parkeerhavens die voor dit pand geprojecteerd
zijn, kunnen dan niet gemaakt worden, maar daarvan
zullen betrokkenen zelf meer nadeel hebben dan de
overige weggebruikers.
Ik kan niet akkoord gaan met het concept-raadsbe
sluit no. 158002, waarbij besloten wordt dit strookje
grond van de heer Kramer en echtgenote te kopen. Ik
zou het College in overweging willen geven de weg met
deze paar wijzigingen aan te leggen en de situatie voor
het pand van de heer Kramer te laten zoals ze is, tenzij
er alsnog overeenstemming zou kunnen worden bereikt.
De heer Heetla: Wij kunnen ons geheel aansluiten bij
de woorden van de heer Bootsma. Het zou principieel
ook wel onjuist zijn een uitzondering te maken, men zou
de gedachte krijgen: als men in Leeuwarden maar pro
cedeert, dan krijgt men zijn zin wel. Dat is niet een
gezond standpunt. In bepaalde situaties vragen B. en
W. wel eens een advies en een taxatierapport, maar
dat wil nog niet zeggen, dat de Raad dat advies moet
opvolgen. Ik zou wel graag nadere inlichtingen willen
hebben. Wordt de weg, als de Gemeente het perceel
grond van Kramer niet krijgt, ook iets smaller en
brengt dat grote bezwaren met zich mee? Als dat niet
het geval is, kan ik U zeggen, dat èn de fractie van
de a.r. èn die van c.h. tegen dit voorstel (concept-raads.
besluit no. 158002) zijn.
De heer Van Balen Walter: Ik vraag me af, of het
niet een beetje voorbarig van het College is geweest
zich aan de uitspraak van een arbitragecommissie te
onderwerpen, want nu zit men natuurlijk wel wat met
de gebakken peren. Als men dit tevoren aan de Raad
had voorgelegd en als de heer Bootsma zijn idee des
tijds had geopperd, was er misschien een betere op
lossing uit de bus gekomen. (De heer Van der Schaaf
(weth.): Dan waren de peren gebakken.)
De heer Van der Veen: Als men eenmaal een af
spraak gemaakt heeft, heeft men die na te komen,
hoe dan ook. Het is nu een beetje anders uitgepakt dan
men verwacht had, maar als men het overlaat aan
deskundigen en men conformeert zich aan hun uit
spraak, dan zal men ook moeten aannemen, dat hier
inderdaad een schade geleden wordt die vergoed be
hoort te worden. Ik weet niet, of dat consequenties
moet hebben voor de andere eigenaren. Dezen hebben
de zaak niet op dezelfde manier gezien. Ze hebben
blijkbaar geen schade.
De heer Kingma: Wij menen, dat men in geen ge
val deze vergoeding moet toepassen. Als er inderdaad
sprake is van waardevermindering, dan zou die gelden
voor al de percelen en niet voor dit ene, maar de an
dere eigenaren zijn schappelijk geweest. Uit de stuk.
ken is mij gebleken, dat er wel een andere mogelijk
heid is, n.l. door dit stuk terrein te laten liggen en een
afsluiting te maken.
De heer Van der Schaaf (weth.): De gang van zaken
is in de raadsbrief duidelijk uiteengezet. Het College
heeft zich tegenover de heer Kramer verbonden de uit
komst van de taxatie aan de Raad voor te leggen en
die te verdedigen en ik wens dat ook na te komen.
De heer Bootsma e.a. wijzen op consequenties voor de
andere belanghebbenden. Die zullen juridisch waarschijn
lijk niet bestaan, maar naar de regelen van goed bestuur
wel. Ik ben mèt de heer Bootsma van mening, dat, als
de Raad besluit tot het toekennen van deze vergoeding,
de anderen dan ook bij de Gemeente kunnen komen en
dan zullen hun gevallen door ons op dezelfde gronden
moeten worden beoordeeld. Het plan kan worden uit
gevoerd zonder de strook van de heer Kramer, al zal
dat enig ongerief geven en al zal dat in het dorp een
zekere aanfluiting betekenen, maar dan moet ieder voor
zich maar uitmaken, waar de oorzaak ligt.
Inderdaad is de Raad, zoals de heer Heetla zegt, niet
gehouden aan deze afspraak van B. en W. Wij hebben
ons als Gemeente niet gebonden de uitkomst van deze
taxatie over te nemen. Als B. en W. tevoren bij de
Raad gekomen waren met een voorstel om deze taxatie
te doen plaats vinden en de uitkomst daarvan als bin
den te aanvaarden, dan was de Raad daaraan gebon
den geweest, tenzij G.S. de uitvoering van dat besluit
beletten. Verkiest de heer Van Balen Walter deze posi
tie boven de huidige Ik moet me aansluiten bij de
heer Van der Veen: Als het College ter uitvoering van
de gemeentetaak een afspraak maakt met een burger
dat is dan ook het antwoord aan de heer Heetla
dan mag deze burger tot in hoge mate vertrouwen, dat
de Raad die afspraak wel zal honoreren. Als deze taxa
tie bijv. 10% hoger was uitgevallen dan men had ge
dacht, dan was de Raad m.i. bepaald daaraan gebon
den geweest. En nu de taxatie misschien meer dan 10%
tegenvalt, moet ik er toch nog bij de Raad op aandrin
gen deze afspraak van B. en W. wel na te komen, want
als dat niet gebeurt, heeft het ook gevolgen. Men zou
dan n.l. zeggen: Een afspraak met B. en W. wordt
door de Raad immers toch weer overboord gegooid.
Als de Raad herhaaldelijk zo'n negatief besluit zou ne
men, dan is aan deze werkwijze van B. en W. en deze
armslag, die erg nuttig kan zijn, natuurlijk de grond
ontnomen. Op die consequentie wil ik toch wel wijzen
en de Raad ernstig verzoeken, of hij toch niet over dit
bezwaar kan heenstappen en het College de mogelijk
heid geven de morele binding die met de heer Kramer
is aangegaan, ook na te komen.
De heer Bootsma: De Wethouder stelt, dat, als een
dergelijke afwijzing door de Raad van een voorlopige
afspraak van het College herhaaldelijk zou gebeuren,
dat ook consequenties voor de Wethouder en het Col
lege zelf zou kunnen hebben. Ik wil nadrukkelijk vast
stellen, dat wij in de jaren, dat ik hier meeloop, prak
tisch het College steeds gevolgd hebben, zelfs als wij
dachten, dat een prijs wel wat aan de stijve kant was.
Ik heb zojuist gezegd, dat dit voorstel bepaalde con
sequenties zou kunnen meebrengen. Het College stelt
zelf evenwel in de raadsbrief: „Wij willen echter niet
nalaten U erop te wijzen, dat het aanvaarden van dit
voorstel verregaande consequenties meebrengt (niet
„zou kunnen meebrengen", maar „meebrengt", posi
tief). We achten het n.l. billijk en voor de hand lig
gend, dat de overige eigenaren die zich tot verkoop
onder redelijke voorwaarden bereid hebben verklaard,
in aanmerking komen voor het eventuele verschil tus
sen de reeds met hen overeengekomen prijzen en de
alsnog door deskundigen te bepalen vergoedingen we
gens waardevermindering." Hier is geen woord Frans
bij. De Wethouder heeft zelf ook in zijn beantwoor
ding enkele stukken woordelijk uit de raadsbrief over
genomen. Juist in dit bijzondere geval, waar we ook
nog zonder enig bezwaar omheen kunnen, moeten wij
toch zeggen: Tot hiertoe en niet verder.
De heer Heetla: Het spijt me, dat ik in dezen niet
met de Wethouder mee kan gaan, al zou ik het voor
hem persoonlijk nog zo graag wllen. De consequenties
zijn van dien aard, dat wij ons standpunt handhaven.
De heer Van der Veen: De houding van de Raad,
zoals die nu is, is uitgelokt door het gedeelte van de
raadsbrief dat door de heer Bootsma is voorgelezen.
Het College heeft hierom gevraagd. Stel, dat het inder
daad gedaan had wat de heer Van Balen Walter wilde
en de zaak aan de Raad had voorgelegd, dan zou de
Raad m.i. hebben gezegd: De deskundigen moeten de
schade maar vaststellen en daar houden wij ons dan
aan. Als de Raad op de plaats van het College gezeten
had, dan zou, zo kan ik mij voorstellen, de Raad niet
anders gehandeld hebben. Dit is nu anders uitgepakt
dan het College verwacht had en het geeft daar ook zeer
bepaald uitdrukking aan in de raadsbrief. Ik vind
dit niet fraai. Degene die met het College onderhan
deld heeft, moet kunnen vertrouwen op de afspraak.
Ik ben het met de Wethouder eens, dat de Raad in het
algemeen het College daarin zal moeten steunen. De
Raad kan het alleen dan in de kou laten staan, als het
kennelijk dingen gedaan zou hebben, waar een redelijke
Raad niet achter behoeft te gaan staan, niet in dit ge
val, nu B. en W. er min of meer om vragen. En ik heb
ook bezwaar tegen wat er verder, naar de Wethouder
zegt, moet gebeuren met de anderen. Natuurlijk: vo
lenti non fit injuria, maar men kan hun, die niet meer
schadevergoeding voor zichzelf gevraagd hebben, moei
lijk ongevraagd meer geven. Nu kan men daar mis
schien overheen stappen. Maar als het meent, dat in
één geval de prijs onredelijk is het heeft zichzelf
overigens gebonden aan een vaststelling door deskun
digen en in het algemeen stellen die toch de ware scha
de vast is het dan nodig, dat degenen, die een re
delijke prijs zullen krijgen, opgedreven worden naar
een onredelijke prijs? Ik zie dat niet. B. en W. zeggen,
dat de conseqenties zich ook tot deze gevallen uitstrek
ken, maar die strekken zich dan eigenlijk veel verder
uit. Waarom zouden zij dan niet teruggaan tot in lengte
van jaren, bij alle mogelijke gevallen waarin aankopen
gedaan zijn tegen prijzen die zij redelijk vinden? Het
eind is dan niet in zicht. Dit gesprek zal echter weinig
vrucht dragen; ik zal het dus hierbij laten.
De hear Boomgaardt: Wy kinne it der oer iens
wêze, dat it in normale gong fan saken is, dat de Rie,
as it Kolleezje yn it tarieden fan riedsbisluten bipaelde
ütwykmooglikheden siket yn de foarm fan taksaesje,
bimiddeling en eventueel arbitraezje, dat dekt. Mar
op in stuit as nou, kin men sizze: Dit is net to aksep-
tearjen, net inkel om dy pear tüzen goune dêr't it hjir
nou om giet, hoe bilangryk dy ek binne, mar ek om
de fierdere konsekwinsjes tsjinoer de oare minsken dy't
wol meiwurking forliend hawwe en dy't yn deselde
posysje forkeare. Ik wol by dy taksaesje, in kardinael