7 vondst, zo zou ik het haast willen noemen. Vanzelf sprekend moeten de Raad nog diverse detailpunten worden voorgelegd, maar ik zie de verdere plannen vol vertrouwen tegemoet. De hear Santema: By de foarige diskusje bin ik yn it ütstel, om it boadeterrein foarlopich op de aide fémerk to féstigjen, meigongen. Neffens myn ünthald hong dat ütstel minoftomear gear mei it feit, dat de boadetsjinsten har der tsjin forsetten, dat it sa'n ein buten de binnenstêd fêstige wurde soe. Lykwols, mar inkele wiken dêrnei koene wy yn de kranten léze, dat de forfierdersorganisaesjes alhiel akkoart gean koene mei it nou oanwiisde plak. Dat is in wiziging yn it tinken fan dizze organisaesjes, dy't my tige goed docht en dy't üs der ek fan bifrijt om as Gemeente alderhanne foarsjenningen to treffen op it aide fé- merkterrein. Mar ünderwilens is wer hiel hwat tiid forlern gien mei it ynrjochtsjen dêrfan as parkearge. legenheit. It is net geskikt om it oan frjemdlingen dy't üt it stasjon komme, sjen to litten. En boppedat, it wurdt ek heech tiid, dat it bisteande boadeterrein üntromme wurdt yn forban mei it foarderjen fan de bou fan de Prov. Bibliotheek. Ik soe der dan ek op oanstean wolle, dat foar alle trije projekten binnen in bitreklik koarte tiid de nedige foarsjenningen trof fen wurde sille. De Prov. Bibliotheek byg. tinkt him al hast yn it midden fan it oare jier dêr to féstigjen. It terrein fan de aide fémerk wachte op in parkear. gelegenheit foar auto's, dy't dêr hjoed.de-dei ek noch wol ris steane, mar yndied net noflik. En it is ek uterst bilangryk, dat it terrein oan de Harnzerfeart mei gauwens ynrjochte wurdt. Dat hoecht om fêsti. ging fan gebouwen net oer to gean. Ik mien n.l., dat de boadetsjinsten seis wol soargje kinne foar in pear loadsen, hwer't hja har bidriuw to'n earsten yn ütoefenje kinne. Op 'en dür sille der wol oare foarsjenningen troffen wurde moatte, dêr't de Gemeente ek wer yn meihelpt. Dêr sille wy net foar wei kinne. Ik hoopje, dat foaral foar it ta stan kommen fan dizze trije pro jekten yn de neiste takomst de tiid en it jild foun wurde meije. De heer Spiekhout: Bij lezing van dit nieuwe voor. stel i.z. de plaats van het bodeterrein was ik wel wat verheugd. Ik heb er destijds voor gepleit het uit het centrum weg te halen en het dus niet naar de oude veemarkt te brengen. Ik heb gevraagd: Is het niet beter het ergens in de buurt van de ringweg te bren gen? Toen was het College het daarmee in principe wel eens, maar men zei, dat het nog verder uit het cen trum weg moest. Men wilde voorkomen, dat het in de toekomst, als het aan de tweede ringweg toe is, toch weer ingebouwd zou raken. Op zichzelf is dat een ge- dachtengang die ik kon volgen. Destijds heeft het Col lege gezegd: Omdat wij het bij de tweede ringweg willen brengen, verplaatsen we het voor een tussen periode naar het oude veemarktterrein. Hoewel ik dus blij ben met het nieuwe terrein, zou ik toch wel willen vragen: Is het argument, dat U destijds gebruikte, dat het toch beter is, met het oog op een verdere toe. komst, het aan de tweede ringweg te brengen, nu ver. vallen? Hoe beziet men dat nu? De heer Van der Schaaf (weth.): De verschillende sprekers hebben zich eigenlijk allen wel akkoord ver klaard met de plaats van het bodeterrein. Bij de be rekening van de investeringen en de invloed hiervan op het gemeentelijk budget stuitten wij destijds tel kens op het punt (dat ook in de raadsbrief is ver meld), dat bij een tijdelijke voorziening met een korte afschrijvingstermijn moest worden gerekend, maar bij een definitieve voorziening een veel langere termijn zou kunnen worden aangehouden en dat deze laatste wel eens goedkoper zou kunnen zijn. Ook is toen een belangrijk punt geweest, dat niet alle investeringen ten laste van de voorzieningen op de oude veemarkt zouden kunnen worden gebracht; daar zou een zekere restwaarde overblijven, die een eigen leven zou gaan leiden na afloop van de termijn van vestiging. En dat alles had uiteraard invloed op het gemeentelijk budget. In welke mate de Gemeente zou participeren in de exploitatiekosten, is nooit helemaal vastgesteld gewor den, zodat daar verder niet nauwkeurige gegevens over verstrekt kunnen worden. Hoe is het in de nieu we conceptie? Moet dit geval self-supporting worden? Daar hebben we met de organisatie van de bodedien sten wel de nodige besprekingen over gehad, waarbij onzerzijds is gesteld, dat dit zoveel mogelijk self-sup porting moet zijn. Of het dat voor 100% zou kunnen zijn, kan pas blijken, als o.a. de volledige stichtings- kosten bekend zijn. Dezerzijds wordt er echter van uit gegaan, dat inderdaad het self-supporting zijn moet worden aangehouden. Hoe de inrichting zal worden, is nog een open vraag. Uiteraard kunnen B. en W. dat niet beslissen, maar ook in de gedachtenvorming van het ogenblik is nog niet definitief uitgemaakt, of de Gemeente hier een inrichting zal creëren en in ex ploitatie zal geven aan de organisatie van bodedien sten of dat zij het terrein beschikbaar stelt en de or ganisatie daar zelf iets op sticht, waarbij de Gemeente dan misschien de helpende hand reikt i.z. de kapitaal verstrekking en het eventueel garanderen van lenin gen. Dat alles is nog een punt van overleg en als de Raad dat lijkt waarschijnlijk zich met dit voor stel tot vestiging van het bodeterrein ter plaatse van de Reviusstraat zal verenigen, dan worden de plannen nader uitgewerkt en komt er te eniger tijd dus een voorstel omtrent de basis van de exploitatie. Welke plannen bestaan er met de oude veemarkt? Het overgrote deel van de Sophialaan tot aan de overkapping zal in ieder geval, ook in aanmerking genomen de duidelijke uitspraak van Uw Raad, moe ten dienen als parkeerterrein. Er was toen nog de ge dachte om aan de kant van de Sophialaan een gebou wencomplex te stichten, maar daar heeft de Raad zich, hoewel niet een formele uitspraak is gedaan, toch nog al afwijzend over uitgelaten. Wij moeten dus voorlopig maar aannemen, dat dit een van de parkeerterreinen in de stad zal zijn en dan zodanig dicht bij het cen trum en het station gelegen, dat menige stad ons hierom zou kunnen benijden. De oplossing die is voor gesteld, is een uitvloeisel van een opdracht die de Raad aan B. en W. heeft gegeven. Factoren van stadssane- ring hebben daarbij nauwelijks een rol gespeeld. De situering van het op dit terrein te stichten ge bouw zou zodanig moeten zijn, dat het terrein, als het bij verdere inkrimping van het aantal bodediensten vrij zou komen, weer voor parkeren dienst zou kunnen doen. Dit lijkt mij een juiste gedachtengang, maar bij de verdere uitwerking van het plan kan zich ook wel de mogelijkheid voordoen, dat een min of meer afge bakend terrein wordt aangewezen, dat blijvend de be stemming houdt van bodeterrein. Dat de oude veemarkt reeds 16 maanden totaal braak ligt, is in zoverre juist, als daarmee wordt be doeld, dat ze niet een definitieve inrichting heeft ver kregen, maar ze heeft toch al in beduidende mate parkeermogelijkheid verschaft en er heeft ook al eens een gespannen zeildoek gestaan. Dat neemt niet weg, dat het er niet ligt zoals het behoort en dat het zo goed mogelijk in orde moet worden gebracht. We zijn ervan overtuigd, dat hier een oplossing moet komen en die staat, ook wat de prioriteit betreft, hoog geno teerd. De heer Van Balen Walter ziet vol vertrouwen de verdere ontwikkeling van deze plannen tegemoet en ik dank hem voor deze mededeling. Wy binne mei de hear Santema fan bitinken, dat it frijmeitsjen fan it terrein by de Aldehou net wachtsje moat op it rékommen fan it nije boadesintrum. Om it terrein by de nije bibliotheek sa gau mooglik to ünt- romjen, wurdt tocht oan in loads (de bisteande of in forfangende foar in tydlike foarsjenning) op it terrein Reviusstrjitte. Dan hat men de tiid om op it nije ter rein de definitive fêstiging ta to rissen. De logika om dizze trije terreinen oan mekoar to keppeljen, leit foar de han en dêr hat it Kolleezje tige each foar. De Raad heeft in een motie uitgesproken, dat wij moesten zoeken naar een terrein bij of aan de rond. weg en ter voldoening aan die wens (De heer Spiek hout: Dat was de wens van een deel van de Raad.) wordt dit voorstel gedaan. Maar de tweede ringweg is er nog niet en men kan dus niet zeggen, dat het ar gument van een definitieve plaats aan de tweede ring weg is vervallen. Wij zijn echter van mening, dat, de uit spraak van de Raad in de vorige discussie in aanmer king genomen, de nu voorgestelde plaats gedurende tientallen jaren de juiste is voor het bodecentrum. Of het in de verdere toekomst niet nog eens aan een vol gende ringweg zal moeten komen te liggen, daarover kan ik me nu niet uitlaten; zover kan ik niet zien. Ik wil tenslotte nog gewag maken van de bijzonder plezierige besprekingen die wij over deze materie heb ben kunnen houden met degenen, die de organisatie van de bodediensten vertegenwoordigen en er is ook met de technische diensten een zeer goede verstand houding en samenwerking. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 293). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. I'unt 20 (bijlage no. 303). De heer Kamstra: Het heeft onze fractie verheugd, dat het het College mogelijk is geweest, zo spoedig met een plan voor straataanleg in Wytgaard te komen. Verschillende omstandigheden waren de oorzaak van de vertraging. Maar nu vraag ik B. en W., of het mogelijk is het werk vóór Kerstmis klaar te krijgen, in de eerste plaats, omdat het vochtige jaargetijde in algemene zin veel moeilijkheden oplevert, maar in het bijzonder denk ik aan de opening van de nieuwe kerk tegen Kerstmis; het zou van grote betekenis zijn, dat men droogvoets in de kerk kan komen. Ten slotte deze vraag: Is het inderdaad de bedoeling de oude huizen in de Buorren aan te sluiten op de nieuwe riolering De heer Kingma: Is t.a.v. het lozen van het riool water ook gedacht aan de verontreiniging van het om. ringende polderwater die dit zal teweegbrengen? Ook bij de dorpen zou men op een eenvoudige manier, b.v. door toepassing van een Pasveersloot, een vrij goede zuivering tot stand kunnen brengen. Ik weet niet, of dat hier de bedoeling is; het blijkt in ieder geval niet uit de stukken. De heer Bootsma: Ik zou graag mijn voldoening erover willen uitspreken, dat het College aan het be zwaar, dat wij indertijd opperden tegen de sloot achter de bestaande bebouwing, tegemoetgekomen is, door deze sloot te doen dempen en daarin een riolering te doen aanbrengen. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik heb de wens, dat de straataanleg vóór Kerstmis gereed zou komen, een wens, die, naar mij bekend was, in het dorp Wyt. gaard leefde, met de directie van Openbare Werken besproken. Of het gehele plan vóór Kerstmis kan wor. den uitgevoerd, durf ik niet te zeggen het weer kan ook een beduidend vertragende rol spelen -, maar wij zullen proberen in ieder geval Fopma's reed zo danig in orde te krijgen, dat aan de wens van de heer Kamstra en het dorp kan worden tegemoetgekomen. (De Voorzitter: De goedkeuring moet ook nog af komen.) Ja, natuurlijk, maar met het ineenschuiven en het dubbelgebruiken van termijnen kan men nog wel eens iets bereiken. Wij zijn dus diligent. (De heer Kamstra: Het streven alleen is al schoon.) De Voor zitter: Ja, maar niet voldoende.) Inderdaad zullen, als de sloot gedempt wordt, de oude huizen een aansluiting moeten hebben op de riole ring. Ik geloof niet, dat U mij vroeg: Wie zal dat be talen? Dat is in het College nog niet een punt van be spreking geweest. (Stem: Dat zal de Gemeente moe ten betalen.) Ja, ja, maar wij moeten zoveel doen als Gemeente. Het afvalwater komt door middel van een pompje in de polder terecht. Dat veroorzaakt tot op zekere hoogte vervuiling, maar er is ook een natuurlijk reinigingsvermogen van dat daar nog vrij gezonde bui tenwater, zodat dat misschien nog enige tijd zo kan doorgaan. Het is dus niet direct urgent, doch ook bij onze dorpen kunnen wij niet meer volstaan met maar water in de sloten te laten lopen. Als dit uitbreidings plan voltooid is, zal en dat geldt ook voor plaatsen als Wirdum etc. een eenvoudige zuiveringssloot moeten worden gemaakt. Dat is onontkoombaar. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. run! 21 (bijlage no. 307). De heer Faber: In de stukken, die bij dit voorstel ter inzage lagen, hebben wij o.a. de gegevens kunnen vinden die voor de berekening van de capaciteit van deze installatie de basis hebben gevormd. Het is mij opgevallen, dat de minimale buitentemperatuur is aan gehouden op 10° C, terwijl, voor zover mij bekend, Leeuwarden in een gebied ligt, waarin volgens de ge bruikelijke dimnorm 4701 dient te worden uitgegaan van een minimale buitentemperatuur van 12°. Re kening houdende met dit verschil, lijkt het mij niet uit gesloten, dat deze installatie „op de tenen moet staan" om aan het gevraagde te kunnen voldoen. In de aan bieding staat wel, dat er een mogelijkheid is om zon der bijzondere voorzieningen de watertemperatuur van deze installatie met een 15° C te verhogen teneinde bij lagere temperaturen dan 10° C alsnog de aangege ven temperaturen te kunnen handhaven, maar toch oen ik nog wel een beetje bang, dat wij, zowel als de bewoners van de woningen in de kou komen te zitten. Mijn vraag is: Was U bekend met deze norm en zo ja, is het U dan ook bekend, waarom ervan is afge weken, en, zo nee, heeft U voldoende garantie, dat de aangegeven temperatuur op een redelijke wijze haal baar is? De heer Van der Schaaf (weth.): Het punt 10 gr. °f 12 gr. is inderdaad bij de besprekingen die aan dit voorstel zijn voorafgegaan, aan de orde gekomen. En de adviseurs hebben ons gezegd, dat voor het betrek, kelijk geringe aantal dagen, dat wij hier op een tem peratuur van 12 gr. moeten rekenen, de verwarming nog wel zonder bezwaar kan worden opgevoerd, al zal ze misschien wel even „op de tenen moeten gaan staan". En beter weten dan de adviseurs durf ik het in deze zaak althans niet. Dus, afwegende de belangen ener zijds en de kosten anderzijds, is dit als een verant. woorde oplossing aanvaard. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. I'unt 22 (bijlage no. 308). De heer Kingma: Bij het bezien van het uitbrei dingsplan Lekkumerend is het me opgevallen, dat er wel een nieuwe weg is geprojecteerd naar de buurt, schap Snakkerburen, maar dat men deze kleine ge. meenschap al lang heeft geïsoleerd door ontijdig het Blokkepad, dat voor haar een vaste verbinding was met het dichtstbijgelegen deel van de stad en waar van ik zelf ook wel eens gebruik maak, af te sluiten. Men kan er eigenlijk anders niet langs dan bij een par ticulier over het erf, maar dat is niet een oplossing. Als men zo'n bestaand pad gaat „afdammen" door er een gebouw op te plaatsen, dan had men van gemeente wege eerst moeten zorgen voor een vervangende ver binding. Ik zou graag van het College willen horen, of het ook in de bedoeling ligt binnen zeer korte tijd de geprojecteerde brug over de Bonke in gereedheid te brengen, zodat er een redelijke verbinding komt en men niet de hele „Veluwekant" in het noorden langs moet (het z.g. Bolledykje en de Lekkumerweg) om in de stad te komen. Het is maar een kleine buurt, schap en men woont daar in een uithoek, maar ik vind deze verbinding toch wel belangrijk. De bewoners zou. den er ook zeer dankbaar voor zijn. De heer Van der Schaaf (weth.): Het feit, dat Snakkerburen klein is, is inderdaad geen reden om er slordig mee om te gaan. Het Blokkepad is niet defini tief afgesloten, maar tijdens de bouw van de nieuwe loods van de fa. Timmermans was het afgesloten. Ik ben daar onlangs op de fiets langs gegaan zonder af stappen en zonder ongelukken. Men kan daar dus nu weer met enige behoedzaamheid en stuurmanskunst langs komen. Het punt is onlangs in een B. en W.- vergadering aan de orde geweest. Wij menen, dat, zo lang de nieuwe brug over de Bonke er nog niet is, dit pad nog in bruikbare toestand moet blijven en dat nog een eenvoudige verlichting moet worden aangebracht. Dat bruggetje alleen zal echter ook nog geen oplos, sing geven, want aan de overkant van de Bonke moet ook weer een aansluiting met de bestaande straat zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 4