4
5
maar één oplossing, n.l.de commissie op te heffen,
waarbij de dank voor de bewezen diensten helemaal
niet sarcastisch bedoeld is. Integendeel, ik heb grote
waardering voor het werk, dat de heren aan de naam
geving besteed hebben, maar dat is voor mij geen aan
leiding de voorgestelde namen mooi te vinden. Het
ging mij niet zozeer om de namen op zichzelf; het
ging er mij om, dat ik dit niet meer wil. We behoren
dit naar mijn smaak te delegeren aan B. en W. Dan
zullen we ook niet tevreden zijn, maar dan hebben we
tenminste de kans, dat we hier niet onophoudelijk over
dergelijke belachelijke dingen behoeven te praten.
Daarom zou ik eigenlijk het voorstel willen handha
ven. Laten we er maar over stemmen. Dan moet de
Raad zelf maar weten, of hij telkens dit gesprek wil
hebben, of dat hij nu eindelijk eens een streep onder
deze zaak wil zetten. Dan is de aanleiding die we nu
hebben, m.i. even deugdelijk als elke andere, m.n. de
aanleiding die de heer Bootsma vindt: het opnieuw be
kijken van alle commissies. Het is natuurlijk helemaal
niet nodig het daarbij te doen. (De heer K. J. de Jong:
Garandeert U, dat we er niet meer over behoeven te
spreken, als B. en W. straatnamen geven?) Ik heb
de indruk, dat de heer De Jong het nog steeds niet
begrijpt. Ik wilde het benoemen overlaten aan B. en W.;
dan praten we er hier niet meer over. (Stem: De Raad
moet maar naar huis!) Als de Raad niets beters te
doen heeft dan dit, zou hij inderdaad net zo goed thuis
kunnen blijven.
De hear RoomgaardtIk wit sa üt de holle net
mear, hoe't de tekst fan de moasje fan Mr. van der
Veen nou presiis is. Neffens syn léste ütlitting wol
hy de saek op 'e nij delegearje oan it Kolleezje. Ik
tocht net, dat dit yn de moasje siet. Ik fyn dat in frij
goedkeape en maklike oplossing. Moat elke kwestje
dêr't wy fan tinke, dat de Rie der wolris in lang debat
oer fiere kin, dan mar delegearre wurde oan B. en W.
en by wize fan meidieling by de Rie torjochte komme
mei de bidoeling, dat de Rie der efternei net mear oer
prate sil, omdat it dan dochs al fêststeld is? It frjemde
is, dat dit ütstel hjir nou komt fan de earst.ünder.
tekene, de hear Van der Veen, dy't altyd it measte
klassinearre hat oer dizze saek en de Rie ek altyd
foargien is yn dit debat. Ik fyn dit mear in moasje
tsjin de hear Van der Veen seis as tsjin de kommisje.
Ik wol der fierder net folie fan sizze. As de Rie dizze
kommisje net mear wol, dan moat hy bislute har op
to heffen. Ik bin seis lid fan de kommisje; ik sil hielen
dal net foar myn eigen stanpunt fjochtsje. (De heer
Van der Veen: Waarover praten we dan nog?) Mei
ik net mear prate? Ik leau, dat Mr. van der Veen net
it rjocht hat my it swijen hjir op to lizzen. En as dat
as advys bidoeld is, dan liz ik dat neist my del. (Lait.
sjen). It punt fan de kommisjes komt noch oan de
oarder, hwant der leit op de tafel fan de riedsleden
noch in hiel stel stikken dat bitrekking dêrop hat. En
yn in nota dêroer skriuwt it Kolleezje, dat it fan
miening is, dat dizze strjitnammekommisje nei ein
1966 ünder de vigueur fan de nije regeling foar de
kommisjes yn de Gemeentewet net mear bistean bliuwe
kin. Dizze nota fan it Kolleezje is noch net yn de
Rie bihannele, dus ta hokker konklüzje dizze saek
üteinliks liede sil, witte wy net, mar op groun allin.
nich dêrfan stiet it dus fêst, dat de saek ek fan de
strjitnammekommisje wer yn bihanneling komme moat
by de Rie. Ik soe der dan ek mar foar wêze yn ider
gefal oant dat momint to wachtsjen.
De heer Van der Veen wenst stemming.
Het voorstel-Van der Veen c.s. wordt verworpen met
28 tegen 7 stemmen (die van de heren Tiekstra, Ten
Brug, J. de Jong, Mr. van der Veen, Ir. Van Balen
Walter, Vellenga en Spiekhout).
Punt 13 (bijlage no. 323).
De heer Klijnstra: De dekking moet wel 60% zijn,
de verhoging van f 1,20 op f 1,50 bedraagt maar even
25%. Een lid van de commissie van bijstand heeft ge
zegd, dat het maar één cent per dag is. Men zou het
ook per uur kunnen omrekenen, maar het is vrij veel.
Aan de andere kant begrijpen we wel, dat we toch die
60% dekking moeten hebben, wil de zaak draaiende
blijven. Ik had graag gezien, dat hier een progressie
in aangebracht kon worden. Ik begrijp echter ook wel,
dat het veel moeilijkheden zal opleveren achter de sa
larissen of lonen te komen.
Ik zou nog wel graag willen weten, hoe het eigenlijk
zit met de reiniging van de beerputten. Ik meen, dat
de vorige begroting een klein overschot te zien gaf,
n.l. f 100,Dat is natuurlijk wel zeer weinig, maar
de begroting 1966 geeft een overschot aan van
f 10.000,ook niet zo'n groot bedrag, maar ik vraag
mij dus af: Was deze verhoging van f 11,op f 12,50
per m3 vuil werkelijk noodzakelijk
Tenslotte heb ik geconstateerd, dat door zaken
lieden hier in de stad een vrij groot aantal do
zen en wat dies meer zij bij de vuilnisemmers
wordt gedeponeerd. Het is me bekend, dat een
aantal van hen er een heffing voor betaalt van
f 4,50 per >4 m3, maar er zijn er veel meer,
die er niets voor betalen. Hoogstens presenteren ze
eens een sigaar. Dat is heel vriendelijk, maar het moet
eigenlijk zo zijn, dat de gemeenschap het niet voor
deze zakenmensen moet betalen. Het zal wel moeilijk
zijn, als een aantal emmers vlak bij elkaar staan, pre
cies uit te zoeken, wie wél en wie niet betaalt, maar
er zal toch meer zorg aan moeten worden besteed om
dit in betere banen te leiden. Misschien kan het straks,
als een nieuwe directeur is aangesteld.
De heer Pols (weth.): De heer Klijnstra en ik ken.
nen blijkbaar een andere waarde toe aan een commissie
van bijstand. Ik had eigenlijk verwacht, dat er wel een
raadslid zou vragen: Hoe zit het nu eigenlijk: in de
raadsbrief staat, dat de commissie van bijstand met
het voorstel akkoord gaat, en nu komt toch één van
de leden van die commissie hier weer met kritiek. We
zullen er echter maar niet dieper op ingaan. Inderdaad
is die 25% 30 ct. slechts 1 ct. per dag. Dat is
ook in de commissie opgemerkt. Het hangt er maar
van af, hoe men deze zaak benadert. De heer Klijnstra
weet echter ook, dat uiteindelijk de Raad heeft be
paald, dat de dekking 60% moet zijn. Verhogingen van
tarieven zijn nooit prettig, maar alles heeft neiging
omhoog te gaan, dus dit kan ook niet anders. We moe
ten weer terug naar een dekking van 60% en daardoor
komt het dan ook, dat wij die 30 ct. in de maand meer
moeten hebben.
De heer Klijnstra zegt, sprekende over de verhoging
van het tarief voor reiniging van beerputten: De ver
hoging overschrijdt eigenlijk de kostprijs. Hij zegt
erbij, dat de betreffende post in de komende begroting
op f 10.000,— is geraamd, maar ik geloof, dat hij
in de nullen verward is en dat het f 1000,— is. Ik heb
de begroting niet bij me, maar ik kan me eigenlijk
niet indenken, dat het f 10.000,is. Hij zegt ook, dat
er in 1964 f 100,winst is gemaakt. Dat alles is na
tuurlijk ook betrekkelijk. Maar ik kan hem wel zeg
gen, dat er in 1965 (terwijl we eigenlijk in het voor
jaar deze verhoging hadden moeten vaststellen) een
verlies geleden wordt. Laten we het dan maar over
twee jaar nemen. We hebben allen wel het gevoel
we kunnen het nooit met zekerheid zeggen dat
wij toch met januari weer voor verschillende verhogin
gen staan. En daar is in de begroting geen rekening
mee gehouden. Zoals nu het tarief is voorgesteld, zit
er voor het volgend jaar winst in, maar dan moet er
niet een verhoging van lonen en prijzen komen (alles
heeft bij een loonsverhoging neiging omhoog geduwd
te worden), want dan zie ik de winst helemaal niet
komen.
Inderdaad zijn er verschillende grote zaken die extra
betalen voor meer asemmers. Het is natuurlijk ontzet
tend moeilijk na te gaan daar is vandaag-de-dag
ook geen personeel voor wie wel en wie niet extra
betaalt, als verschillende asemmers naast elkaar op
straat staan. Ook in de niet-winkelstraten gebeurt dat
wel. En ligt er dan, wat wij noemen, grof vuil bij, dan
is het heel erg moeilijk uit te maken van wie nu pre
cies dat grove vuil is. Ik ben het met U eens, dat we
het met de nieuwe directeur zullen moeten bespreken.
In de nieuwe vuilniswagens kan het grove vuil samen
geperst worden. Hoe dus aanstonds dit probleem op
gelost moet worden, moeten we maar even afwachten.
Bovendien, zouden we het vuil laten liggen, dan zou het
ergens anders terecht komen en dan zouden we
zien het op verschillende plaatsen de bewoners zelf
maar ergens vuil neergooien, bijv. op een onbebouwd
stuk grond. Dan moeten we het toch daar weer op een
bepaald moment vandaan halen. We halen het dus
maar liever direct op dan het in de stad te laten zwer
ven. Ik geef graag toe, dat er wel eens voor grof vuil
niet betaald wordt, maar ik zie geen mogelijkheid het
geld daarvoor op een andere manier binnen te krijgen.
De heer Klijnstra: In de commissie van bijstand
heb ik mij niet hiertegen verklaard, maar daarom mag
ik er hier toch nog wel iets van zeggen. Daarin ver
schillen we dus van mening. Nadien zijn mij enkele
dingen bekend geworden, waarover ik toch wel op.
heldering wilde hebben en die ik niet helemaal kon
krijgen, ook bij de betreffende dienst niet.
Ik had gedacht, dat de Wethouder van de Bedrijven
de bedragen van de begroting al zo vast in zijn hoofd
had, dat hij mij de zaak duidelijk kon maken. Ik blijf
alsnog van mening, dat het overschot op de post: rei.
niging van beerputten, niet f 1000,maar f 10.000,is.
Overigens begrijp ik de moeilijkheden van de heer
Wethouder t.a.v. het extra vuil. Het is echter niet alleen
dat grove vuil, maar ook andere materie, in ieder geval
levert het een lelijk gezicht op. En het komt niet alle
maal terecht in de aswagens. Als aan het deponeren van
dat vuil bij de asemmer(s) wat paal en perk gesteld
zou worden, dan zouden we dat zeer op prqs stellen.
De heer Balt: Ik heb altijd gemeend, dat het, als
wij als commissie vergaderd hadden en ons met alge
mene stemmen met de verschillende voorstellen akkoord
hadden verklaard, niet oirbaar is in de raadsvergade
ring nog weer met bezwaren te komen. Dezelfde be
zwaren die de heer Klijnstra nu noemt, heeft hij in
de commissie ook naar voren gebracht en de heer Pols
heeft hem daar ook op dezelfde manier als hier op
geantwoord. Toen heeft de heer Klijnstra zelf ingezien,
dat het niet anders kon.
De heer Venema: Als derde commissielid sluit ik
me bij de heer Balt aan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 14 t.e.m. 18 (bijlagen nos, 322, 317, 324, 325
en 326).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 19 (bijlage no. 330).
De hear Santema: Under „Gemeentebegroting", 2
(Demping van het Vliet tussen de Boomsbrug en de
Poppebrug) stiet: „Zodra de financiële mogelijkheden
het toelaten, zullen wij U voorstellen terzake van deze
investering" (van f 1.775.000,„kapitaalslasten in de
begroting op te nemen." Ik leau hast net, dat it ne-
dich is, dat ik my tsjin dit ütstel forklearje, hwant
foar dat domme wurk fan it tichtsmiten fan it Fliet
haw ik seis net in healtsje oer, lit stean fan
f 1.775.000,(Laitsjen)
De heer Tiekstra (weth.): B. en W. zijn gehouden
een door de meerderheid van de Raad genomen besluit
uit te voeren. Daar is voor mij en ook voor het College
de kous mee af. Ik hoop, dat de heer Santema zich
met deze redenering kan verenigen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de heer Santema
tegen de uitgave, genoemd onder „Gemeentebegroting",
2, is.
Punt 20 (bijlage no. 333).
De heer Bootsma: Het zal geen verwondering wek
ken, dat wij er na het vele dat over dit onderwerp
reeds in de Raad en niet alleen daar is gesproken
en na alles wat erover geschreven is, niet veel behoefte
meer aan hebben er opnieuw breedvoerig op in te
gaan. We menen ons te moeten bepalen tot de zake
lijke kanten ervan. Er ligt momenteel een geheel nieuw
voorstel ter tafel. Dit is een zeker compromis, dat tot
stand gekomen is in overleg tussen de fractievoorzit
ters en het College, en ik meen, dat dit ook werkelijk
als een compromis moet worden gezien. De verschil
lende principes zijn zo voor en na voldoende uit de
doeken gedaan. Het mag bekend verondersteld wor
den, dat mijn fractie in het algemeen het uitgeven in
erfpacht heeft voorgestaan en nog voorstaat. En daarin
staat zij niet alleen; het is mij bekend, dat straks ook
in de richtlijnen van verkiezingsprogramma's van an
dere partijen wel aanbevolen zal worden gronden in erf.
pacht uit te geven. Dat wij in de loop van de laatste ja
ren het beleid t.a.v. de uitgifte van grond hebben moeten
ombuigen, mogen we betreuren, maar het geschiedde
onder de dwang der omstandigheden. Dit behoeft ech
ter nog niet te betekenen, dat wij het stelsel van de
erfpacht volledig overboord gooien en juist in dit com
promis wordt ons standpunt ook nog zoveel mogelijk
recht gedaan. Het is afwachten, hoe de verdere ont
wikkeling zal zijn. Voor de nieuwe uitgiften zal er dus
nog een nader voorstel dienen te komen en de praktijk
zal moeten leren, aan welke vorm van grondverwerving
de toekomstige bouwer de voorkeur zal geven. Men zal
in elk geval moeten streven naar vermijding van ver
menging van de beide stelsels in een en hetzelfde ge
bied en m.i. valt die vermenging na aanneming van
dit voorstel toch zeker niet meer te verwachten. Overi
gens zijn wij verheugd, dat op onze suggestie de ver
hoging van de canon te temporiseren is ingegaan en
ik meen hier dan ook te mogen en te moeten verkla
ren, dat althans de overgrote meerderheid van mijn
fractie voor dit voorstel zal stemmen.
De heer K. J. de Jong: Het zou op zichzelf mis
schien wel aantrekkelijk zijn nog eens breedvoerig in
te gaan op al hetgeen hier de vorige keer door het
College is gesteld, maar wij hebben er echt geen be
hoefte aan, omdat we nu intussen een nieuw voorstel
hebben ontvangen en daartoe zullen wij ons beperken.
De heer Bootsma heeft terecht gesteld, dat het erf
pachtsstelsel op zichzelf wel vele voordelen heeft en
ook zal moeten blijven bestaan. Ons grootste bezwaar
tegen het vorige voorstel was, dat er een zekere dis.
eriminatie tussen „oud en nieuw" was ontstaan en die
is thans wel opgeheven. En nu de keus zowel voor hen,
die in oude percelen wonen, als voor degenen, die in
de nieuw te bouwen wijken komen, er inderdaad in zit,
kunnen wij ons in dat opzicht wel met het nieuwe
voorstel verenigen.
De hardheidsclausule, waarover we de vorige keer
gesproken hebben, heeft plaats gemaakt voor een vorm
van temporisering en deze heeft, gezien de praktische
bezwaren tegen het hanteren van de hardheidsclausule,
ook onze instemming. Dus ook in dat opzicht komt dit
voorstel wel tegemoet aan de wensen, de vorige keer
door ons geuit.
We hebben destijds als fractievoorzitters over de
grondtrekken overeenstemming bereikt en die zijn ver
werkt in dit voorstel. Toen is erbij gezegd: Omtrent
de realisering kunnen dan eventueel in de Raad nog
wel bepaalde opmerkingen gemaakt worden. En dat
zou ik dan ook, met handhaving van het gehele raam
van dit voorstel, nog wel willen doen. Het College stelt
zelf, dat de lijst van de 1095 woningen, die niet voor
afkoop van het erfpachtsrecht in aanmerking komen,
gezien de korte tijd die het College ter beschikking
stond, uiteraard een globaal karakter heeft. Daar heb
ben we alle begrip voor. Juist in verband daarmee
hebben B. en W. toch wel een zekere ontsnappings
mogelijkheid willen houden voor het geval, dat het t.a.v.
bepaalde percelen van de nu op de lijst geplaatste mis
schien toch te eniger tijd, door toevallige omstandig-
heren, noodzakelijk blijkt, dat de Gemeente ze in eigen
dom behoudt. En misschien zal men later deze ont
snappingsmogelijkheid zelfs wel willen inkapselen, als
erbij behorend. Na verloop van tijd zou kunnen blijken,
dat wij bijv. de percelen in de buurt van de Verstolk
straat en de Bernhardus Bumastraat de eerste vijftig
jaar niet nodig hebben. Maar is er bezwaar tegen de
ontsnappingsmogelijkheid steeds te behouden, in die
zin, dat de burgers zich met een met redenen omkleed
verzoek tot de Raad kunnen richten om een perceel
van de lijst van 1095 afgevoerd te krijgen en om als
nog voor koop in aanmerking te komen? De Raad zou
er dan al of niet aan kunnen voldoen. Een dergelijke
ontsnappingsmogelijkheid zal het standpunt van het