4 5 maar één oplossing, n.l.de commissie op te heffen, waarbij de dank voor de bewezen diensten helemaal niet sarcastisch bedoeld is. Integendeel, ik heb grote waardering voor het werk, dat de heren aan de naam geving besteed hebben, maar dat is voor mij geen aan leiding de voorgestelde namen mooi te vinden. Het ging mij niet zozeer om de namen op zichzelf; het ging er mij om, dat ik dit niet meer wil. We behoren dit naar mijn smaak te delegeren aan B. en W. Dan zullen we ook niet tevreden zijn, maar dan hebben we tenminste de kans, dat we hier niet onophoudelijk over dergelijke belachelijke dingen behoeven te praten. Daarom zou ik eigenlijk het voorstel willen handha ven. Laten we er maar over stemmen. Dan moet de Raad zelf maar weten, of hij telkens dit gesprek wil hebben, of dat hij nu eindelijk eens een streep onder deze zaak wil zetten. Dan is de aanleiding die we nu hebben, m.i. even deugdelijk als elke andere, m.n. de aanleiding die de heer Bootsma vindt: het opnieuw be kijken van alle commissies. Het is natuurlijk helemaal niet nodig het daarbij te doen. (De heer K. J. de Jong: Garandeert U, dat we er niet meer over behoeven te spreken, als B. en W. straatnamen geven?) Ik heb de indruk, dat de heer De Jong het nog steeds niet begrijpt. Ik wilde het benoemen overlaten aan B. en W.; dan praten we er hier niet meer over. (Stem: De Raad moet maar naar huis!) Als de Raad niets beters te doen heeft dan dit, zou hij inderdaad net zo goed thuis kunnen blijven. De hear RoomgaardtIk wit sa üt de holle net mear, hoe't de tekst fan de moasje fan Mr. van der Veen nou presiis is. Neffens syn léste ütlitting wol hy de saek op 'e nij delegearje oan it Kolleezje. Ik tocht net, dat dit yn de moasje siet. Ik fyn dat in frij goedkeape en maklike oplossing. Moat elke kwestje dêr't wy fan tinke, dat de Rie der wolris in lang debat oer fiere kin, dan mar delegearre wurde oan B. en W. en by wize fan meidieling by de Rie torjochte komme mei de bidoeling, dat de Rie der efternei net mear oer prate sil, omdat it dan dochs al fêststeld is? It frjemde is, dat dit ütstel hjir nou komt fan de earst.ünder. tekene, de hear Van der Veen, dy't altyd it measte klassinearre hat oer dizze saek en de Rie ek altyd foargien is yn dit debat. Ik fyn dit mear in moasje tsjin de hear Van der Veen seis as tsjin de kommisje. Ik wol der fierder net folie fan sizze. As de Rie dizze kommisje net mear wol, dan moat hy bislute har op to heffen. Ik bin seis lid fan de kommisje; ik sil hielen dal net foar myn eigen stanpunt fjochtsje. (De heer Van der Veen: Waarover praten we dan nog?) Mei ik net mear prate? Ik leau, dat Mr. van der Veen net it rjocht hat my it swijen hjir op to lizzen. En as dat as advys bidoeld is, dan liz ik dat neist my del. (Lait. sjen). It punt fan de kommisjes komt noch oan de oarder, hwant der leit op de tafel fan de riedsleden noch in hiel stel stikken dat bitrekking dêrop hat. En yn in nota dêroer skriuwt it Kolleezje, dat it fan miening is, dat dizze strjitnammekommisje nei ein 1966 ünder de vigueur fan de nije regeling foar de kommisjes yn de Gemeentewet net mear bistean bliuwe kin. Dizze nota fan it Kolleezje is noch net yn de Rie bihannele, dus ta hokker konklüzje dizze saek üteinliks liede sil, witte wy net, mar op groun allin. nich dêrfan stiet it dus fêst, dat de saek ek fan de strjitnammekommisje wer yn bihanneling komme moat by de Rie. Ik soe der dan ek mar foar wêze yn ider gefal oant dat momint to wachtsjen. De heer Van der Veen wenst stemming. Het voorstel-Van der Veen c.s. wordt verworpen met 28 tegen 7 stemmen (die van de heren Tiekstra, Ten Brug, J. de Jong, Mr. van der Veen, Ir. Van Balen Walter, Vellenga en Spiekhout). Punt 13 (bijlage no. 323). De heer Klijnstra: De dekking moet wel 60% zijn, de verhoging van f 1,20 op f 1,50 bedraagt maar even 25%. Een lid van de commissie van bijstand heeft ge zegd, dat het maar één cent per dag is. Men zou het ook per uur kunnen omrekenen, maar het is vrij veel. Aan de andere kant begrijpen we wel, dat we toch die 60% dekking moeten hebben, wil de zaak draaiende blijven. Ik had graag gezien, dat hier een progressie in aangebracht kon worden. Ik begrijp echter ook wel, dat het veel moeilijkheden zal opleveren achter de sa larissen of lonen te komen. Ik zou nog wel graag willen weten, hoe het eigenlijk zit met de reiniging van de beerputten. Ik meen, dat de vorige begroting een klein overschot te zien gaf, n.l. f 100,Dat is natuurlijk wel zeer weinig, maar de begroting 1966 geeft een overschot aan van f 10.000,ook niet zo'n groot bedrag, maar ik vraag mij dus af: Was deze verhoging van f 11,op f 12,50 per m3 vuil werkelijk noodzakelijk Tenslotte heb ik geconstateerd, dat door zaken lieden hier in de stad een vrij groot aantal do zen en wat dies meer zij bij de vuilnisemmers wordt gedeponeerd. Het is me bekend, dat een aantal van hen er een heffing voor betaalt van f 4,50 per >4 m3, maar er zijn er veel meer, die er niets voor betalen. Hoogstens presenteren ze eens een sigaar. Dat is heel vriendelijk, maar het moet eigenlijk zo zijn, dat de gemeenschap het niet voor deze zakenmensen moet betalen. Het zal wel moeilijk zijn, als een aantal emmers vlak bij elkaar staan, pre cies uit te zoeken, wie wél en wie niet betaalt, maar er zal toch meer zorg aan moeten worden besteed om dit in betere banen te leiden. Misschien kan het straks, als een nieuwe directeur is aangesteld. De heer Pols (weth.): De heer Klijnstra en ik ken. nen blijkbaar een andere waarde toe aan een commissie van bijstand. Ik had eigenlijk verwacht, dat er wel een raadslid zou vragen: Hoe zit het nu eigenlijk: in de raadsbrief staat, dat de commissie van bijstand met het voorstel akkoord gaat, en nu komt toch één van de leden van die commissie hier weer met kritiek. We zullen er echter maar niet dieper op ingaan. Inderdaad is die 25% 30 ct. slechts 1 ct. per dag. Dat is ook in de commissie opgemerkt. Het hangt er maar van af, hoe men deze zaak benadert. De heer Klijnstra weet echter ook, dat uiteindelijk de Raad heeft be paald, dat de dekking 60% moet zijn. Verhogingen van tarieven zijn nooit prettig, maar alles heeft neiging omhoog te gaan, dus dit kan ook niet anders. We moe ten weer terug naar een dekking van 60% en daardoor komt het dan ook, dat wij die 30 ct. in de maand meer moeten hebben. De heer Klijnstra zegt, sprekende over de verhoging van het tarief voor reiniging van beerputten: De ver hoging overschrijdt eigenlijk de kostprijs. Hij zegt erbij, dat de betreffende post in de komende begroting op f 10.000,— is geraamd, maar ik geloof, dat hij in de nullen verward is en dat het f 1000,— is. Ik heb de begroting niet bij me, maar ik kan me eigenlijk niet indenken, dat het f 10.000,is. Hij zegt ook, dat er in 1964 f 100,winst is gemaakt. Dat alles is na tuurlijk ook betrekkelijk. Maar ik kan hem wel zeg gen, dat er in 1965 (terwijl we eigenlijk in het voor jaar deze verhoging hadden moeten vaststellen) een verlies geleden wordt. Laten we het dan maar over twee jaar nemen. We hebben allen wel het gevoel we kunnen het nooit met zekerheid zeggen dat wij toch met januari weer voor verschillende verhogin gen staan. En daar is in de begroting geen rekening mee gehouden. Zoals nu het tarief is voorgesteld, zit er voor het volgend jaar winst in, maar dan moet er niet een verhoging van lonen en prijzen komen (alles heeft bij een loonsverhoging neiging omhoog geduwd te worden), want dan zie ik de winst helemaal niet komen. Inderdaad zijn er verschillende grote zaken die extra betalen voor meer asemmers. Het is natuurlijk ontzet tend moeilijk na te gaan daar is vandaag-de-dag ook geen personeel voor wie wel en wie niet extra betaalt, als verschillende asemmers naast elkaar op straat staan. Ook in de niet-winkelstraten gebeurt dat wel. En ligt er dan, wat wij noemen, grof vuil bij, dan is het heel erg moeilijk uit te maken van wie nu pre cies dat grove vuil is. Ik ben het met U eens, dat we het met de nieuwe directeur zullen moeten bespreken. In de nieuwe vuilniswagens kan het grove vuil samen geperst worden. Hoe dus aanstonds dit probleem op gelost moet worden, moeten we maar even afwachten. Bovendien, zouden we het vuil laten liggen, dan zou het ergens anders terecht komen en dan zouden we zien het op verschillende plaatsen de bewoners zelf maar ergens vuil neergooien, bijv. op een onbebouwd stuk grond. Dan moeten we het toch daar weer op een bepaald moment vandaan halen. We halen het dus maar liever direct op dan het in de stad te laten zwer ven. Ik geef graag toe, dat er wel eens voor grof vuil niet betaald wordt, maar ik zie geen mogelijkheid het geld daarvoor op een andere manier binnen te krijgen. De heer Klijnstra: In de commissie van bijstand heb ik mij niet hiertegen verklaard, maar daarom mag ik er hier toch nog wel iets van zeggen. Daarin ver schillen we dus van mening. Nadien zijn mij enkele dingen bekend geworden, waarover ik toch wel op. heldering wilde hebben en die ik niet helemaal kon krijgen, ook bij de betreffende dienst niet. Ik had gedacht, dat de Wethouder van de Bedrijven de bedragen van de begroting al zo vast in zijn hoofd had, dat hij mij de zaak duidelijk kon maken. Ik blijf alsnog van mening, dat het overschot op de post: rei. niging van beerputten, niet f 1000,maar f 10.000,is. Overigens begrijp ik de moeilijkheden van de heer Wethouder t.a.v. het extra vuil. Het is echter niet alleen dat grove vuil, maar ook andere materie, in ieder geval levert het een lelijk gezicht op. En het komt niet alle maal terecht in de aswagens. Als aan het deponeren van dat vuil bij de asemmer(s) wat paal en perk gesteld zou worden, dan zouden we dat zeer op prqs stellen. De heer Balt: Ik heb altijd gemeend, dat het, als wij als commissie vergaderd hadden en ons met alge mene stemmen met de verschillende voorstellen akkoord hadden verklaard, niet oirbaar is in de raadsvergade ring nog weer met bezwaren te komen. Dezelfde be zwaren die de heer Klijnstra nu noemt, heeft hij in de commissie ook naar voren gebracht en de heer Pols heeft hem daar ook op dezelfde manier als hier op geantwoord. Toen heeft de heer Klijnstra zelf ingezien, dat het niet anders kon. De heer Venema: Als derde commissielid sluit ik me bij de heer Balt aan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 14 t.e.m. 18 (bijlagen nos, 322, 317, 324, 325 en 326). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 330). De hear Santema: Under „Gemeentebegroting", 2 (Demping van het Vliet tussen de Boomsbrug en de Poppebrug) stiet: „Zodra de financiële mogelijkheden het toelaten, zullen wij U voorstellen terzake van deze investering" (van f 1.775.000,„kapitaalslasten in de begroting op te nemen." Ik leau hast net, dat it ne- dich is, dat ik my tsjin dit ütstel forklearje, hwant foar dat domme wurk fan it tichtsmiten fan it Fliet haw ik seis net in healtsje oer, lit stean fan f 1.775.000,(Laitsjen) De heer Tiekstra (weth.): B. en W. zijn gehouden een door de meerderheid van de Raad genomen besluit uit te voeren. Daar is voor mij en ook voor het College de kous mee af. Ik hoop, dat de heer Santema zich met deze redenering kan verenigen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer Santema tegen de uitgave, genoemd onder „Gemeentebegroting", 2, is. Punt 20 (bijlage no. 333). De heer Bootsma: Het zal geen verwondering wek ken, dat wij er na het vele dat over dit onderwerp reeds in de Raad en niet alleen daar is gesproken en na alles wat erover geschreven is, niet veel behoefte meer aan hebben er opnieuw breedvoerig op in te gaan. We menen ons te moeten bepalen tot de zake lijke kanten ervan. Er ligt momenteel een geheel nieuw voorstel ter tafel. Dit is een zeker compromis, dat tot stand gekomen is in overleg tussen de fractievoorzit ters en het College, en ik meen, dat dit ook werkelijk als een compromis moet worden gezien. De verschil lende principes zijn zo voor en na voldoende uit de doeken gedaan. Het mag bekend verondersteld wor den, dat mijn fractie in het algemeen het uitgeven in erfpacht heeft voorgestaan en nog voorstaat. En daarin staat zij niet alleen; het is mij bekend, dat straks ook in de richtlijnen van verkiezingsprogramma's van an dere partijen wel aanbevolen zal worden gronden in erf. pacht uit te geven. Dat wij in de loop van de laatste ja ren het beleid t.a.v. de uitgifte van grond hebben moeten ombuigen, mogen we betreuren, maar het geschiedde onder de dwang der omstandigheden. Dit behoeft ech ter nog niet te betekenen, dat wij het stelsel van de erfpacht volledig overboord gooien en juist in dit com promis wordt ons standpunt ook nog zoveel mogelijk recht gedaan. Het is afwachten, hoe de verdere ont wikkeling zal zijn. Voor de nieuwe uitgiften zal er dus nog een nader voorstel dienen te komen en de praktijk zal moeten leren, aan welke vorm van grondverwerving de toekomstige bouwer de voorkeur zal geven. Men zal in elk geval moeten streven naar vermijding van ver menging van de beide stelsels in een en hetzelfde ge bied en m.i. valt die vermenging na aanneming van dit voorstel toch zeker niet meer te verwachten. Overi gens zijn wij verheugd, dat op onze suggestie de ver hoging van de canon te temporiseren is ingegaan en ik meen hier dan ook te mogen en te moeten verkla ren, dat althans de overgrote meerderheid van mijn fractie voor dit voorstel zal stemmen. De heer K. J. de Jong: Het zou op zichzelf mis schien wel aantrekkelijk zijn nog eens breedvoerig in te gaan op al hetgeen hier de vorige keer door het College is gesteld, maar wij hebben er echt geen be hoefte aan, omdat we nu intussen een nieuw voorstel hebben ontvangen en daartoe zullen wij ons beperken. De heer Bootsma heeft terecht gesteld, dat het erf pachtsstelsel op zichzelf wel vele voordelen heeft en ook zal moeten blijven bestaan. Ons grootste bezwaar tegen het vorige voorstel was, dat er een zekere dis. eriminatie tussen „oud en nieuw" was ontstaan en die is thans wel opgeheven. En nu de keus zowel voor hen, die in oude percelen wonen, als voor degenen, die in de nieuw te bouwen wijken komen, er inderdaad in zit, kunnen wij ons in dat opzicht wel met het nieuwe voorstel verenigen. De hardheidsclausule, waarover we de vorige keer gesproken hebben, heeft plaats gemaakt voor een vorm van temporisering en deze heeft, gezien de praktische bezwaren tegen het hanteren van de hardheidsclausule, ook onze instemming. Dus ook in dat opzicht komt dit voorstel wel tegemoet aan de wensen, de vorige keer door ons geuit. We hebben destijds als fractievoorzitters over de grondtrekken overeenstemming bereikt en die zijn ver werkt in dit voorstel. Toen is erbij gezegd: Omtrent de realisering kunnen dan eventueel in de Raad nog wel bepaalde opmerkingen gemaakt worden. En dat zou ik dan ook, met handhaving van het gehele raam van dit voorstel, nog wel willen doen. Het College stelt zelf, dat de lijst van de 1095 woningen, die niet voor afkoop van het erfpachtsrecht in aanmerking komen, gezien de korte tijd die het College ter beschikking stond, uiteraard een globaal karakter heeft. Daar heb ben we alle begrip voor. Juist in verband daarmee hebben B. en W. toch wel een zekere ontsnappings mogelijkheid willen houden voor het geval, dat het t.a.v. bepaalde percelen van de nu op de lijst geplaatste mis schien toch te eniger tijd, door toevallige omstandig- heren, noodzakelijk blijkt, dat de Gemeente ze in eigen dom behoudt. En misschien zal men later deze ont snappingsmogelijkheid zelfs wel willen inkapselen, als erbij behorend. Na verloop van tijd zou kunnen blijken, dat wij bijv. de percelen in de buurt van de Verstolk straat en de Bernhardus Bumastraat de eerste vijftig jaar niet nodig hebben. Maar is er bezwaar tegen de ontsnappingsmogelijkheid steeds te behouden, in die zin, dat de burgers zich met een met redenen omkleed verzoek tot de Raad kunnen richten om een perceel van de lijst van 1095 afgevoerd te krijgen en om als nog voor koop in aanmerking te komen? De Raad zou er dan al of niet aan kunnen voldoen. Een dergelijke ontsnappingsmogelijkheid zal het standpunt van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 3