8 9 niet druk over te maken. Een beslissing blijft in der gelijke gevallen aan de Raad en ik dacht, dat er voor die beslissing redenen gelegen konden zijn in hetzelfde vlak als waarin nu de percelen onderscheiden zijn tus sen groengekleurde en roodgekleurde. De tweede vraag van de heer De Jong was: Als iemand een nu niet verkoopbaar geacht perceel aan de Gemeente te koop zou aanbieden, d.w.z. de opstal van het perceel dat op erfpaehtsgrond staat, en zij zou weigeren het op het moment dat de erfpachter het aanbiedt, te kopen, zou zij zich dan willen verplich ten het op taxatieprijs over te nemen? Ook het vast leggen daarvan is niet mogelijk. Ik weet niet, of alle leden van het College het daarmee eens kunnen zijn, maar ik denk wel, dat, als ik het formuleer als volgt, daar geen bezwaar tegen zal zijn. Een recht om het perceel te allen tijde aan de Gemeente aan te bieden, kan nu niet vastgelegd worden, omdat ook voor een dergelijk geval telkens het inzicht en de medewerking van de Raad, die op dat ogenblik aan het bewind is, nodig zijn. Als iemand een roodgekleurd perceel aan de Gemeente op taxatie zou willen aanbieden en hij zou een weigering krijgen, dan zou hij aldus aan de Raad kunnen adresseren: U verklaarde in 1965, dat U het nodig had, U kunt het nu kopen voor 1970 en nu wilt U het niet hebben. Dan is dit perceel dus in de ver keerde categorie terecht gekomen. Hij heeft dan toch wel een krachtig argument om de Gemeente moreel tot verkoop te bewegen. Of die redenering wordt aan vaard, ja dan nee, hangt uiteraard af van het inzicht, dat de op dat ogenblik zittende Raad heeft omtrent de ur gentie van eventuele stedebouwkundige maatregelen in de hoek, waar het betreffende perceel ligt, en het in het algemeen te voeren beleid. Ik wil er nog wel aan toevoegen, dat van de op de kaart roodgekleurde per celen het merendeel m.i. zodanig is gelegen, dat de de Gemeente ze reeds nu in grote aantallen wel zou willen kopen, zodat wat de heer De Jong bedoelt echt niet op veel gevallen betrekking kan hebben. Verder stelt de heer De Jong en in aansluiting daarop doen ook andere sprekers dit het volgende: Als er in de nieuwe wijken bepaalde blokken worden aangewezen, die in aanmerking komen voor verkoop dan wel voor erfpacht met recht van koop, en deze percelen blijken te zijn uitverkocht, wat gebeurt er dan met de percelen die aanvankelijk voor erfpacht zijn aangewezen? (De heer De Jong: Het omgekeerde kan ook voorkomen.) Inderdaad en vooral daarover maakt U zich bezorgd. Ook dat is een kwestie waarover de dan aanwezige Raad zal beslissen. Als de percelen voor verkoop en voor uitgifte in erfpacht met recht op koop uitverkocht zouden zijn en daar nog behoefte aan zou blijken te bestaan het is altijd moeilijk zover vooruit te denken dan zou de oplossing deze kunnen zijn: De Raad wijst in bepaalde complexen, voor „zuivere" erfpacht aan, met de bedoeling daarover na verloop van tijd, bij toekomstige reconstructies, op een gemak kelijke wijze de beschikking te krijgen. We moeten ons goed realiseren, dat dat tijdstip heel ver weg is, omdat het gronden betreft, die nog moeten worden uit gegeven, terwijl de uitgifte toch wel voor een periode van 75 jaar zal geschieden. Ik dacht, dat men ver schillende terreinen buiten de verkoop wil houden om over ruimte voor toekomstige verkeersvoorzieningen te beschikken. De overige terreinen van dergelijke erf pachtcomplexen zouden dan naar de te verkopen per celen gerangeerd kunnen worden. Dat is dus een per soonlijk inzicht, maar m.i. is in redelijkheid niet anders te verwachten van een Gemeenteraad, die bij de grond- uitgifte een beleid voert, dat op de praktijk is afge stemd. Ik betuig nogmaals erkentelijkheid voor het aan vaarden van en de waardering voor het voorstel. De heer K. J. de Jong: Ik voel wel met de heer Van der Schaaf mee, dat de Raad nu niet best een uitspraak kan doen, waardoor hij zich voor de toe komst vastlegt. Zo waren mijn vragen ook niet be doeld. Ik wilde hie rslechts de door mij genoemde pun ten duidelijk stellen en er als het ware bepaalde be leidsmotieven voor de toekomst aan ontlenen, zodat men weet hoe wij dit graag zouden willen hebben. Het eerste punt: De ontsnappingsclausule zouden wij, indien mogelijk, naar twee kanten willen laten werken op grond van het feit dat we hier met een globaal plan hebben te maken, dat op zeer korte ter mijn vastgesteld moest worden en waarvan het Col lege zelf zegt, dat het hier en daar misschien nog wel eens voor herziening in aanmerking zou kunnen ko men. Het tweede punt: een royale hantering van de nor men die hier vastgesteld zijn. Uit de antwoorden van de Wethouder heb ik wel de indruk gekregen, dat we dat vol vertrouwen tegemoet kunnen zien. Het later toch nog voor verkoop in aanmerking brengen van percelen, geplaatst op de lijst van per celen, die niet verkocht dienen te worden (het derde, door mij aangevoerde punt) wilde ik bepaald niet als een soort automatiek zien vastgelegd, maar wel had ut graag, dat met de opmerking van onze kant, op basis van het voorstel, rekening gehouden wordt. En het is hiermee niet zoals de heer Van der Veen heeft gesuggereerd, n.l. dat dit bedoeld is als het „oude zeer" van het verleden er toch weer bij te halen, maar meer om vooral met het globale karakter van het plan en de royale hantering van de normen rekening te hou den, waar uiteindelijk de heer Van der Veen ook voor gepleit heeft. M.i. ligt zijn gedachte om eventueel de lijst van 1095 percelen in de toekomst nog eens te herzien, ook in diezelfde lijn. Wij bepleiten dus de ruimte om na verloop van tijd eens iets recht te trek ken, als we op bepaalde punten misschien mis geweest zijn. Ik denk bij de roodgekleurde stratencomplexen niet aan de straten, die door de toekomstige „Kuiper"- weg geraakt worden, want die hebben wij nodig, niet aan straten in de omgeving van het Vliet of van het Oldegalileën, ook niet aan de Hobbemastraat, maar juist aan de straten in de buurt van de Verstolkstraat, de Bernhardus Bumastraat en Achter de Hoven. Dan kom ik in de lijn van de heer Van der Veen, die vraagt: Moesten nu ook deze straten zo volledig op de „rode" lijst staan? Ik heb, als bij de verdere uitwerking van het voorgestelde zou blijken, dat hier misschien een beetje te globaal is gewerkt, toch wel behoefte óf aan de herziening van de lijst óf aan het openlaten van de ontsnappingsruimte. Vanavond zouden we dit voorstel dus kunnen accepteren en ik ben blij, dat we in ieder geval van onze kant hebben kunnen uitspreken wat wij nog op het hart hadden. De heer Bootsma: Ik wil hier wel verklaren, dat het compromis ook een compromis voor ons is. Overigens laten de bewoordingen, waarin dit compromis gesteld is daar valt niet aan te twijfelen voor de toekomst mogelijkheden tot herziening open. Ik ben er echter niet voor te vinden in deze vergadering deze of een toekom, stige Raad te binden aan uitspraken die niet in dit voorstel zijn vastgelegd. Dit compromis zou ik, evenals de heer Van der Veen dat doet, als zodanig willen aan. vaarden. De heer Heidinga: Toen het voorstel tot herziening van de grondwaarden voor de eerste maal in de Raad kwam op 7 juli 1965 heb ik daar in eerste in stantie het woord over gevoerd en na die tijd niet meer. (Stemmen: Jawel.) Nee, dat zal niemand van U kun nen waar maken. Althans in de Raad heb ik er niet weer over gesproken; elders zijn er woorden genoeg over gevallen. Wat ik hier nu ga zeggen, is eigenlijk meer een stemmotivering. Ik heb destijds dit opge merkt: Bij de behandeling van de begroting van 1965 heeft de Wethouder van Financiën gezegd, dat wij, om de begroting sluitend te maken, drie soorten dek. kingsmiddelen nodig hadden: verhoging van de straat belasting, instelling van een rioolbelasting en de her ziening van de grondwaarden voor de erfpachten. En ik heb in die vergadering van 7 juli j.l. gevraagd: Is het nu redelijk, dat wij groepen erfpachters zo zwaar belasten? En ik ben van die redelijkheid beslist nog niet overtuigd. De Wethouder heeft daar nooit op ge antwoord, maar dat had al lang gekund. Ik vraag het echter nu niet meer. Het Grondbedrijf is goed ren dabel; het blijkt nu zelfs nog, dat de jaarrekeningen van de Gemeente veel gunstiger worden afgesloten dan verwacht was. We hebben nu zelfs een reserve van 3 miljoen, dus uit dat oogpunt is deze canonverho ging niet nodig. Ook niet om de kosten die bestreden moeten worden: de grond wordt nooit duurder. De Voor zitter heeft de vorige keer trachten aan te tonen, dat de herziening van de grondwaarden noodzakelijk was i.v.m. de geldontwaarding. Persoonlijk spreekt mij dat helemaal niet aan. In ieder geval wordt mijn rechtsge. voel hierdoor niet bevredigd. Toch stem ik voor dit voorstel, speciaal omdat de verkoopmogelijkheid er in gekomen is. Ik acht het zo'n groot goed voor de bur gerij, dat men de eigendom van de grond kan verkrij gen, dat ik hier dus over mijn bezwaren heenstap en er verder het zwijgen toe zal doen. De burgerij die nu in alle toonaarden bezongen heeft, dat ze niet met de herziening in 1965 op de hoogte was, had dat wel moeten zijn. Wie een overeenkomst aangaat, moet weten waartoe hij zich verbindt. Zo is het nu eenmaal in de wereld. ïk hoop, dat de burgerij in ieder geval zover de ogen zijn opengegaan, dat men inziet, dat men, als dit besluit is gevallen, het allerbeste de grond kan kopen tussen het vierde en het vijfde jaar van de ver hoging. Dan heeft men het voordeel van ten eerste de langzame overbrugging en ten tweede het voordeel, door de Voorzitter aangetoond, dat verband houdt met de geldontwaarding. Dan komt de burgerij er verre weg het voordeligst uit. De heer Santema en ik trekken ons voorstel, op 7 juli gedaan, in, omdat dat nu overbodig is geworden. De heer C. de Vries: Ik heb er tot nog toe geen behoefte aan gehad in discussie te gaan en ook nu heb ik dat niet. Ik wil slechts mijn stem en die van mijn fractiegenoot de heer Spiekhout motiveren. Aange zien een deel van het voorstel in bijlage 333 betekent, dat meer grond in onze stad zal worden verkocht, het geen o.i. een verdere ontkrachting van het erfpachts stelsel betekent, kunnen wij onze stem niet aan dat deel van het voorstel geven. We wensen derhalve aanteke ning, dat we geacht willen worden tegen de mogelijk, heid van verkoop te hebben gestemd. Met de tempori sering die wordt voorgesteld, gaan wij graag akkoord. De heer Heetla: Ik wilde graag mijn stem motive ren, maar ik voel er niets voor nu weer te beginnen met te zeggen, waar we het wel en niet mee eens zijn. Deze zaak is reeds in de lengte en de breedte bespro ken. Het gaat nu alleen maar om het compromis. Ik kan thans met U meegaan, maar U had dit eerder moeten voorstellen. Ik wil alleen nog zeggen, dat ik het jammer vind, dat niet meer dan dit uit de bus is gekomen; ik had graag veel verder willen gaan. De heer Kingma: Het is voor ons een onverkwikke lijke zaak, dat het gehele erfpachtsstelsel hier eigen lijk verkwanseld wordt. De houding van de a.r. in dezen is niet alleen raadselachtig, maar, om het nog sterker te zeggen, ook huichelachtig. Men neemt een leugen in de mond, als men zegt, dat het erfpachtsstel sel een kostelijk bezit is, want men ondergraaft het tegelijkertijd, omdat men er tegen is. Dat is ten hemel schreiend. Dat is de meest huichelachtige methode. Men kan natuurlijk tegen een bepaald aspect van het erfpachtsstelsel zijn - we behoeven, gelukkig, niet allen gelijk te denken maar laten we er dan eerlijk voor uitkomen. We hopen, dat de kiezers de ogen open hebben, dat die ook zullen zien, dat het enige waar het hier om gaat, de begunstiging van een groep par ticuliere speculanten is. Ook reeds de vorige keer heeft de heer De Jong gesteld, dat hij c.s. hier zouden op komen voor de „kleine luyden", maar dat lijkt ner gens op, dat is beslist niet waar. Hij heeft toen woor delijk gezegd, dat het ging om de mensen met een smalle beurs, maar als men die terwille wil zijn, dan moet men zorgen voor een temporisering van de canon èn van de grondwaarde. En als er slechts een kleine kans had bestaan, dat een voorstel van die strekking zou worden aangenomen, dan hadden we dat zeker gedaan. Ik meen hier dan ook te mogen stellen, dat dit marchanderen van de a.r. een raadslid onwaardig is. Dat gaat gewoon alle perken te buiten. Nogmaals, de kleine man met de smalle beurs helpt men op deze wijze niet, want die vervalt alleen maar aan de een of andere hypotheek, waarvoor men momenteel ook 6 a 7% rente moet geven en daar schiet hij niets mee op. Geld om af te lossen heeft hij niet, want dan zou hij ook het geld hebben om de canon te betalen. Een zo dwaze stelling had ik van de heer De Jong dan ook niet verwacht. Uiteraard heb ik met interesse geluisterd naar wat hier gezegd is door de Wethouder van Openbare Wer ken, maar ik heb me er wel over verwonderd, dat hij helemaal niet beantwoord heeft wat mijn fractiege noot de heer Klijnstra heeft gezegd; er kon niets an ders af dan een schimpscheut. En dat acht ik een Wethouder beslist onwaardig. M.i. behoort hij ook de gene, met wie hij het niet eens is, toch wel een fat soenlijk antwoord te geven. Nogmaals, wij zijn voor een verlaagde canon en als hier gezegd wordt: Dan hadden jullie met een voor stel in die richting moeten komen, welnu, als er enige kans was, dat een dergelijk voorstel zou worden aan genomen wij hebben bijv. gedacht aan een verla ging met 20% van de nieuwe herziene grondwaarden en een verlaging van het canonpercentage tot 5 dan hadden we dat zeker gedaan. Gezien de verschil lende uitlatingen in de Raad was zo'n voorstel even wel bepaald niet haalbaar en dat spijt ons zeer. De hear Boomgaardt: Wy moatte bislist net wer it hiele prinsipe fan de erfpacht bisprekke en net wer in diskusje dêromhinne iepenje; dan soene wy foar in diel ek wer yn herhellingen falie. Ik wol allinnich tsjin- oer de hear Kingma in opmerking meitsje n.o.f. syn ütlittingen oan it adres fan de hear De Jong en ek oan dat fan üs fraksje. Hy sei, dat wy dit net earlik spylje en dat üs halding hücheleftich is. Hy grounet dat op de ütlitting fan de hear De Jong, dat it erf pachtsstelsel in „kostelijk goed" is. Ik mien, dat de hear De Jong it sa bidoeld hat: It erfpachtsstelsel jowt bipaelde minsken, dy't net genóch kapitael biskikber hawwe om groun to keapjen, gelegenheit dochs in hüs yn bisit to krijen. Yn dat opsicht kin it erfpachtsstelsel in nuttige funksje yn de maetskippij hawwe, mar der sitte omballingen oan, dy't minder akseptabel binne. Us biswieren en ek dy fan oaren yn de Rie hawwe har spésiael rjochte tsjin it systeem fan forplichte erf pacht. Fan üs kant is hieltyd frege de bilanghawwen- den kar to jaen: óf de groun to keapjen, óf de groun yn erfpacht to krijen mei rjocht op keap, óf inkel yn erfpacht to krijen. Dat is in kwestje fan ütwurking. En yn dat opsicht wol ik düdlik biswier meitsje tsjin de biwearing fan de hear Kingma, dat wy tsjinoer dizze saek in healslachtige halding oannimme. It is fan üs kant folslein iepenhertich spile. De ütlitting fan de hear De Jong, dat it erfpachtsstelsel in „kos. telijk goed" is, hat in misfetting foroarsake by de hear Kingma en ik wol graech oannimme, dat syn skerpe opmerkingen op it ein fan dit debat dêrop birêste. Ik wol dêrom net oars dwaen as in wurd fan protest hearre litte oan syn adres. De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Kingma heeft gezegd, dat ik op een onwaardige wijze zou heb ben gereageerd op hetgeen zijn fractievoorzitter heeft gezegd. Ik heb bedoeld te zeggen en dat was geen scherts; misschien wilt U van mij aannemen, dat ik ook wel eens niet scherts dat, als de fractie van de P.S.P. en een aantal tegenstemmers van het compro mis het zover weten te krijgen, dat in een volgende Raad een meerderheid het hier niet mee eens is, dan kan deze het beleid voor de toekomst weer wijzigen. Dit is niet een irreële opmerking en ook niet gek. aanstekerij. Ik geloof niet, dat de heer Kingma, stellig na deze toelichting, iets grievends of onwaardigs in de richting van de P.S.P. in mijn woorden kan ontdekken, maar ik heb ook niet iets dergelijks gezegd. (De heer Kingma: Dat heb ik ook niet beweerd.) U hebt het woord „on waardig" gebruikt. (De heer Kingma: Het antwoord, dat U gegeven hebt, was volkomen negatief; dat was geen antwoord.) (De heer Van der Veen: U hebt woordelijk gezegd: Het was een schimpscheut.) Ik ben dus nu duidelijker geweest en zonder „omballingen". En als U iets minder geprikkeld was geweest, dan had U dat, dacht ik, er ook wel uit kunnen horen. Daarom zou ik het hier maar bij willen laten. Ik zou beslist niet de indruk willen wekken, dat ik een kleine fractie als de P.S.P. schimpscheuten zou willen geven. Maar daartegenover verwacht ik ook, dat U mij niet beticht van onwaardig gepraat tegenover Uw fractie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 5