2
3
Punt 3 (bijlage no. 377).
Aanbeveling:
H. H. Faber te Utrecht.
De heer Bootsma: Het is mij opgevallen, dat de
stukken bij dit voorstel wel zeer summier zijn gehou
den, maar als de Raad tot benoeming moet overgaan,
waarvoor hij dus ook de verantwoordelijkheid moet
dragen, heeft hij er m.i. ook volkomen recht op, dat
B. en W. omtrent deze vacaturevervulling en de gang
van zaken daarbij nog enkele nadere inlichtingen ver
strekken. Stellig zullen daarbij ook persoonlijke aspec
ten ter sprake komen. Wellicht is dit voor U aanleiding
tot een besloten zitting over te gaan.
De Voorzitter: Dat lijkt mij wel goed. Ik gelast de
deuren te sluiten.
Na heropening der openbare raadsvergadering wordt
benoemd de heer Faber, voornoemd, met algemene
stemmen.
Mevr. Hiemstra-Molenaar en de heer Klijnstra vorm
den het stembureau.
Punten 4 t.e.in. 7 (bijlagen nos. 379, 367, 380 en 366).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 365).
De heer Visser: Vallen deze aankopen ook onder de
werkingssfeer van de Wet op de ruimtelijke ordening,
wat betreft de subsidieregeling?
De Voorzitter: Dan zal ik namens de Wethouder,
die afwezig moest zijn, antwoorden. Dat antwoord kan
noch positief noch negatief zijn. Het is voor ons nog
de vraag, of de Minister bereid zal zijn ook aankopen
als deze te begrijpen onder de titel van sanering of
reconstructie van een bebouwde kom. Het is een punt,
waarop wij nog geen duidelijk inzicht hebben, maar
waaromtrent wij ons stellig, ook in het kader van de
subsidiëring van een reeks andere objecten in deze
stad, met het Ministerie zullen verstaan. Meer kan ik
U in dit stadium er niet over zeggen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 364 en 375).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 376).
De heer Heldinga: Onder 9 van de voorwaarden
lees ik: ,,De op het terrein gestichte opstallen dienen
te worden ontworpen onder supervisie van de architect
der gemeente Leeuwarden." Dit is m.i. een overbodige
bepaling; ik heb er bezwaar tegen, dat die wordt op
genomen. Wij zitten in Leeuwarden echt niet verlegen
om nog meer toezicht en nog meer te passeren ambte
lijke instanties.
De Voorzitter: Ik weet haast niet, of wij Uw mede
deling voor kennisgeving moeten aannemen. Wij den
ken hier en dat blijkt ook wel uit het opnemen van
die voorwaarde toch bepaald wel anders over. Wel
oefent de Schoonheidscommissie krachtens de bouwver
ordening toezicht uit, maar dat is van vrij beperkte
strekking en heeft nauwelijks meer dan negatieve in
houd, in deze zin, dat zij bij iets wat niet door de beugel
kan, afwijzend adviseert, maar daar het hier geldt een
volkomen nieuw uitbreidingsplan van Leeuwarden, ach
ten wij het voor de hand liggend, dat, evenals dat in
praktisch alle andere gemeenten van de grootte van
Leeuwarden en groter geschiedt, t.a.v. deze stadsuit
breiding een supervisorschap door de Gemeente dient
te worden uitgeoefend. De heer Heidinga en het Col
lege zullen elkaar echter wel niet overtuigen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 371).
De heer Heidinga: Ik lees onder punt 13: ,,De te
stichten opstallen dienen te worden ontworpen onder
supervisie van de stedebouwkundige der gemeente
Leeuwarden." Daar heb ik bezwaar tegen en ik meen,
dat wij beslist geen behoefte hebben aan nog een toet
sende instantie.
De Voorzitter: U sta mij toe, dat ik U hetzelfde
antwoord geef als zopas.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 384).
De heer Jellema: Ik ben diep geschokt door het
meerderheidsvoorstel van het College over het afstaan
in erfpacht van het zuidoostelijk gedeelte van het Ol-
dehoofsterkerkhof aan de Vereniging Openbare Biblio
theek. Als dit doorgaat, vernielen we het mooie plein
bij de Oldehove. Iedere deskundige, die het zich goed
voorstellen kan, hoe het straks wordt, moet hier wel
op tegen zijn. Het is dan ook geen wonder, dat èn de
adviseur voor het binnenstadsplan èn de directie van
Openbare Werken èn de indertijd gevormde jury voor
de beoordeling van het ontwerp voor de Provinciale
Bibliotheek met één lid van Uw College van oordeel
zijn, dat het èn uit architectonische èn uit stedebouw
kundige overwegingen onjuist is, dat de op het plein
aanwezige ruimte voor een belangrijk gedeelte wordt
vrijgegeven door het plaatsen van een vrij groot ge
bouw. Ik begrijp de euvele moed van de meerderheid
van het College niet om zich hier niets van aan te
trekken. Ik hoop, dat de Raad beter naar genoemde
deskundigen wil luisteren en naar de deskundigen uit
Uw midden, waartoe ik mezelf ook reken. Ik heb nu
eenmaal drie jaar les gehad van onze Rijksbouwmees
ter. Dat de ontwerper ir. Tauber voor dit plan is, zegt
me niets. Een architect wordt door zijn opdrachtgever
een zekere kant opgedreven en probeert er dan van
te maken wat er van te maken is. Hij zal misschien
heel blij zijn, als hij een gebouw op een andere plaats
kan ontwerpen. Kwam de Openbare Bibliotheek in een
wand van het plein te staan, dan was er niets op te
gen, maar dit gebouw zou ook nog temeer domineren
doordat het op een hoger gedeelte van het plein komt
te staan. Een toren heeft een plein nodig. Wij heb
ben een plein beschikbaar en nu zullen we alles ver
nielen, omdat er een plaats gezocht moet worden voor
de openbare bibliotheek. Ik heb gemerkt, dat de voor
zitter van de Vereniging Openbare Bibliotheek ver
schillende fractievoorzitters en andere leden van de
Raad bezocht heeft met perspectieftekeningen, waar
op het monument van Pieter Jelles heel groot staat
afgebeeld en het te stichten gebouw heel klein. Dat
lukt prachtig met perspectief; het is maar, wat men
op de voorgrond plaatst. Maar het geeft geen juist
beeld en de niet-deskundige krijgt een heel verkeerde
voorstelling, laat zich bij zo'n bezoek verleiden om
te zeggen, dat het een goede oplossing is en vindt het
later moeilijk om van zijn ja nee te maken. Ik hoop,
dat de Raad van de gemeente Leeuwarden een krach
tig „onaanvaardbaar" zal uitspreken.
De heer Kanistra: Het spijt me, dat de heer Jellema
al begonnen is met de bespreking van dit punt, want
ik geloof, dat wat ik nu wil verkondigen, weerklank
zal vinden bij verschillende raadsleden. Ik zou n.l. wil
len voorstellen dit punt aan te houden. Uit het voor
stel blijkt, dat in het College een meerderheid en een
minderheid is. De minderheid is nu niet aanwezig. En
ik vind het toch voor een goede beraadslaging beter
te wachten, totdat van weerskanten een standpunt kan
worden uiteengezet.
De Voorzitter: Ik ben kort voor halfacht opgebeld
door de Wethouder, die mij mededeelde, dat hij wegens
ziekte in zijn familie verhinderd was deze raadsverga
dering bij te wonen. Ik heb het toen nog even met
hem over de agenda gehad. Hij zei: ,,Er is maar één
controversioneel punt, het Oldehoofsterkerkhof, maar
dat loopt dan maar, zoals het lopen moet." Hij heeft
dus in dat gesprek met mij dit punt niet zo zwaar ge
vonden, dat hij aan mij gevraagd heeft het te willen
aanhouden. Om deze reden heb ik de vrijheid gevonden
het nu aan de orde te stellen. Anders had ik mij wel
met de aanwezige Wethouders beraden over uitstel.
De heer Heidinga: Ik geloof wel, dat ik namens
mijn fractie het voorstel van de heer Kamstra kan
ondersteunen. Wethouder Van der Schaaf was enige
dagen zelf ook al niet helemaal in orde en ik weet
niet, in hoeverre dat vanavond een rol heeft gespeeld.
Ik neem natuurlijk ogenblikkelijk aan, dat hij zich heeft
uitgelaten zoals U zegt, maar toch voelen wij voor
aanhouding. Ik ben het volkomen met de heer Jellema
eens, dat de tekeningen die de raadsleden zijn getoond,
een geheel vertekend beeld geven en wij zouden het
dan ook zeer op prijs stellen, als de Raad een maquette
van het Oldehoofsterkerkhof ter beschikking wordt
gesteld, waarop men precies de verhoudingen kan zien
en daarnaar dus zuiver kan oordelen.
De heer Bootsma: Ik wil dit laatste graag onder
steunen.
De hear Santemu: Ik steun dit ütstel fan de hear
Kamstra ek.
De Voorzitter: Ik heb onder de bedrijven door even
ruggespraak gehouden met mijn huurlieden links en
rechts aan deze tafel en ik kan mededelen, dat, als de
Raad dit genoegen doet, het College bereid is dit punt
uit te stellen tot de volgende vergadering.
Z.h.st. besluit de Raad tot aanhouden.
Punten 14 en 15 (bijlagen nos. 378 en 368).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 385).
De hear Miedema: Us fraksje is bliid mei dit üt
stel. Nou kinne de peallen, dy't al in skoft ta arge-
waesje fan üs allegearre yn de grêft sitten hawwe,
der üt en kinne de wallen knap opmakke wurde. Mar
wy soene noch wol graech op inkele fragen antwurd
hawwe wolle. Der wurdt yn it riedsbrief praet oer de
mooglikheit fan heijen by de Waech. As de aid Waech
dat net mear ütstean kin, dan moat der in oare me-
thoade foun wurde, hwant wy moatte foarsichtich wêze
mei üs Waech. Alle respekt dêrfoar. As it lykwols dochs
barre moat, dan hat it üs goedkarring. Wy freegje üs
fierder óf: Hoe komt it mei de hege bibouwing oan
de oare kant fan de Nijstêd? Dy is wol gjin gemeente
eigendom, mar dér moatte wy like foarsichtich mei
wêze. Dy kin wol like kjel wurde as de Waech. Dy
stiet ek tige ticht by it wetter en dus by it heijen. Is
it Kolleezje fan miening, dat dy it wol forneare kin
Of moat der, as der swierrichheden optrede, dan ek in
oare methoade folge wurde?
In oar punt is de finansiearring. Dy ferget in great
bidrach, mar dér kinne wy net oan toarne. Wol komt
de fraech op: Is ek de mooglikheit oanwêzich en ünder-
socht of kin dy noch ündersocht wurde om in sub.
sydzje by „Monumentenzorg" oan to freegjen Wy
hawwe forline jier lang en breed diskussiearre oer it
hoe en hwat fan de Monumintelist en wy hawwe alles
dien om der safolle mooglik op to krijen. En as sa'n
list nou sin hawwe ail, dan moat „Monumentenzorg"
ek mar oer de brêge komme. Safier binne wy nou.
De Voorzitter: De afstand van de panden aan de
Nieuwestad N.Z. tot de wal is veel groter dan die van
de Waag tot de wal. Tussen die panden en de wal lig
gen een trottoir of stoepen en de rijweg, terwijl tussen
de muur van de Waag en de wal slechts een stuk
straat ligt. De technische dienst ziet geen bezwaar te
gen het heien aan de noordkant, maar desalniettemin
dat kan de Raad per tekening zijn gebleken is de
walmuur aan de noordkant voor een deel naar het wa.
ter toe geprojecteerd. Als echter onverhoopt mocht blij
ken, dat door het heien gevaar voor deze panden zou
ontstaan, dan spreekt het vanzelf, dat de Gemeente
daar, óf wat het heien óf wat de panden aangaat, voor
zieningen zal moeten treffen, omdat zij allicht niet aan
sprakelijkheid zal willen aanvaarden voor beschadiging
van deze panden. Maar tot dusverre is de technische
dienst daar wel gerust op. Of ook voor dit object sub
sidie mogelijk zal zijn onder het hoofd „Monumenten
zorg", is bij mijn weten niet specifiek onderzocht, maar
het lijkt mij met het oog op de consequenties t.a.v. de
vele kilometers walmuren in den lande (ik denk bijv.
aan Amsterdam en dergelijke steden) uitermate on
waarschijnlijk met een zeer kleine reserve dat
het Rijk voor een object als dit subsidie zal willen ver
lenen. Daar komt bij, dat in het kader van de finan
ciële verhouding tussen rijk en gemeenten een verfij
ning op stapel staat voor de monumentenzorg. Mocht
die doorgaan, dan zal een subsidie als bedoeld daar
niet wel mee te rijmen vallen.
De hear Miedema: Dy nije forfiningsmooglikheit,
dy't miskien gunstich wurkje kin, moatte wy dus noch
ófwachtsje.
Stel, dat de Rie ris in ütstel oannimme soe ik kin
my slim foarstelle, dat it Kolleezje sa'n ütstel dwaen soe
en, soe it al dien wurde, dat de Rie it oannimme soe
om dat eintsje feart to dimpen, hwat uteraerd goed-
keaper wêze soe, dan soe „Monumentenzorg" der gau
by wêze om to sizzen: „Dat gaat niet door." En dan
fyn ik it minoftomear ynkonsekwint, dat men fan in
subsydzje net witte wol. Ik soe it dus wol op priis
stelle, dat it Kolleezje dochs noch ündersykje woe, oft
dy mooglikheit der is, hwant mei dit eintsje grêft
binne wy der net; der steane üs noch wol in pear fan
sokke eintsjes to wachtsjen.
De Voorzitter: Ik zou willen herhalen wat ik in
eerste instantie heb gezegd, maar er is uiteraard niet
het minste bezwaar tegen uitdrukkelijk te informeren
bij het betrokken Ministerie, of een object als dit voor
subsidiëring in aanmerking komt. Wij zijn daartoe wel
bereid.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 386).
De heer Heidinga: Dit is een geweldige verbetering,
als het gereed komt, zoals het getekend staat, al zal
het misschien nog wel even duren. Er zitten zeer vele
aspecten aan dit punt, waarop ik nu, omdat er toch al
zo vaak over deze overweg gesproken is, niet in den
brede meer wil ingaan. Ik kan alleen maar zeggen,
mede namens mijn fractie, dat we hier blij mee zijn en
dat we hopen, dat de verbetering zo snel mogelijk tot
stand komt, opdat de bottle-neck daar de nodige ver.
ruiming ondergaat. Ik meen op de tekeningen te heb.
ben gezien, dat er geen trottoirkolken zijn gepland,
maar straatkolken, waardoor een kuil in de goot ont
staat en ik zou toch wel in ernstige overweging willen
geven dat soort kolken niet toe te passen; die zijn m.i.
uit de tijd.
Dan iets over de middenstrook tussen de beide rij
banen. Het is mij de laatste tijd opgevallen, vooral met
schemerachtig en regenachtig weer, dat de midden-
strook in de Lange Marktstraat en de Tesselschade-
straat soms maar slecht zichtbaar is vanuit een auto.
Nu is de verlichting op de spoorovergang wel onnoe
melijk veel beter dan in die straten, maar zou het toch
niet beter zijn dat stukje middenstrook van betontegels
te voorzien en dan niet grijze, maar witte Kan dat
nog even met Openbare Werken worden overlegd?
De heer Faber: Ik kan ook namens mijn fractie
onze vreugde uitspreken over dit voorstel en over de
waarschijnlijkheid, dat dit werk binnen afzienbare tijd
uitgevoerd is. Er komt echter bij ons toch nog wel
even een vraag op. De Hollanderdijk geeft in de nieu
we situatie een aanmerkelijk betere aansluiting op de
Schrans dan nu en zal deze uitmonding daardoor niet
een rem zijn voor het verkeer, dat de Schrans over de
overweg in zuidelijke richting passeert? Het verdient
vooral voor de toekomst misschien ook aanbeve
ling van de Hollanderdijk een eenrichtingsstraat te ma
ken, zodat alleen het verkeer vanaf de Schrans van
de Hollanderdijk gebruik kan maken en geen verkeer
langs de Hollanderdijk naar de Schrans wordt toege
laten.