✓*33 wijsbaar was een bepaald schema van optrekken van deze bedragen besproken, met de intentie mijnerzijds om dit ook in de begrotingscijfers te realiseren. Naar die afspraak gemeten, zijn de nu in de begroting pri mitief opgenomen bedragen inderdaad de eindfase daar van. Bij die afspraken konden de prijsstijgingen, die zich inmiddels hebben voorgedaan nog niet worden in gecalculeerd. Ik wil met nadruk stellen, dat er géén sprake van is, dat er niets van deze prijsstijgingen zou zijn ingecalculeerd. Het is met de voorziening in de leer- en hulpmiddelen uiteraard altijd een moeilijke zaak. Er is n.l. een grote divergentie tussen het be stedingspatroon van de ene school en dat van de an dere. Daar komt de positie, waarin de nieuw gestichte scholen met hun complete nieuwe inrichting verkeren, en de positie waarin de oudere scholen verkeren, nog bij. Zowel naar de tijd als naar de aard is er verschil tussen dat materiaal. Een andere vraag is, of in de ge geven situatie het verzoek, dat het bestuur van de N.O.V. heeft gedaan in het schrijven van november 1965, nog in de begroting verdisconteerd moet worden. Daarom heben wij op de vraag die gesteld is pagina 48 van het sectieverslag het antwoord gegeven: Wij zijn bereid te overwegen of een verdere verhoging van het bedrag, dat per leerling voor de aanschaffing van leer. en hulpmiddelen beschikbaar wordt gesteld, moge lijk is. Het College staat dus bepaald niet a priori afwij zend tegenover deze gedachte. Een heel ander punt is uiteraard, dat ook deze voorzieningen moeten worden be oordeeld in het licht van een begroting, die als gevolg van een lastenverhoging niet meer sluitend zou zijn, in het licht van een mogelijke inkomensvergroting voor voor de komende jaren, exclusief de voorstellen, die op dit moment met betrekking tot het verhogen van het bedrag zijn gedaan. De Raad zal stellig geïnteresseerd zijn in de vraag, wat deze zaak in totaal kost. De hoofdmoot wordt gevormd door het L.O., het U.L.O. zit wat lager, voor V.G.L.O. is er maar 1 school,, nl. de Vij- verschool. In totaal komt 't ongeveer, met inbegrip van het bijzonder onderwijs, op een bedrag van f 24.000, Bovendien heeft de heer Keuning terecht begrepen dat, als deze maatregel zou worden toegepast ook m.b.t. de plattelandsscholen, scholen met 2 leerkrachten en soms zelfs met 1 leerkracht, met bv. 27 leerlingen de bijdrage voor een verbetering van die scholen nog niet zo indrukwekkend is. Daarom is m.n. bij deze scholen een bepaald basisbedrag aanwezig en men zou deze basisbedragen moeten gaan beoordelen. Ik heb op zich zelf geen bezwaar tegen een uitspraak van de Raad overeenkomstig de mening van de heer Keuning, maar de dekking hiervoor is niet in het voorstel aange wezen. Ik wil dat ook niet vergen van de heer Keuning, op het ogenblik. Laten we dit voorstel zien als een uit spraak van de Raad en U mag dat formuleren als een verzoek of een opdracht, maar toch wel een uitspraak, die er toe leidt, dat B. en W. doen, wat zij in de me morie van antwoord ook hebben toegezegd, n.l. te ge legener tijd met nadere voorstellen te komen. Ik hoop, dat de Raad van mij wil aannemen, dat te gelegener tijd in ieder geval tijdig voorstellen zullen worden ge daan, die nog in 1966 tot uitvoering kunnen komen. Ik bin in bytsje bang, om nou direkt mei Frysk op de skoallen to bigjinnen, hwant de hear Boomgaardt soe dan miskien de gedachte krije kinne, dat ik dat ünderwerp net sa bilangryk achtsje. It plak dus, dat dit ünderwerp krijt yn myn antwurd, bitsjut gjin in- kele ünderwurdearring. De praktyk hat oant nou ta west, dat yn de hegere klassen fan de legere skoallen by ünderskate fakken it Frysk brükt waerd. Dat kin fansels by it sjongen barre, yn in fleurich Frysk ferske, dat kin by de tael, de skiednis en ek by ierd. rykskunde barre. As learfak stiet it allinne op it roas. ter fan de Fiverskoalle. Ik haw altyd oannommen ik bin mar in amateur as Wethalder fan Underwiis, sij it dan in bitelle amateur (Laitsjen), in semi.prof op dit terrein dat op dizze wize (en it tsjinoer- stelde hat my net bliken dien) oan it Frysk dochs wol aerdich oandacht skonken is. Dat haw ik by myn eigen bern ek wol murken. Ik haw nl. de yndruk, dat it Frysk dat myn bern sprekke, mear en better op skoalle leard is as thüs, hwant by my thüs is it ek in twatalich saekje. Ik bin lykwols ré hjir noch ris oan dacht oan to skinken. De heer Kingma vindt een projectieapparaat een onmisbaar hulpmiddel bij het onderwijs. Ik zou willen beginnen met de opmerking, dat het feit, dat 75 80% van de leerlingen visueel zijn aangelegd, nog niet dwin gend behoeft te leiden naar de redenering, dat daarom, met uitsluiting van alle andere visuele hulpmiddelen, een projectieapparaat het enig-zaligmakende is. Als al de meningen, die op het terrein van het onderwijs door meer of minder deskundigen worden uitgesproken, on middellijk gerealiseerd zouden worden, zou het een war boel worden in het onderwijs en de uitgaven van het onderwijs, die ook nationaal gezien nu eenmaal in een bepaald budget moeten worden ingepast, zouden nog sneller stijgen dan nu reeds het geval is. ik ga er van uit, dat er altijd wel enig verschil zal blijven be staan tussen datgene wat men wenst en datgene wat men kan realiseren en dat dit verschil uiteraard ten nadele is van datgene wat men wenst. Dit betekent, dat er ook aan de middelen, die bij het gewoon lager onder wijs gebruikt worden, een bepaalde grens gesteld is, en die grens wordt gevormd door de praktijk en juris prudentie en dan krijgen we de bekende formule m.b.t. art. 72: de eisen van het onderwijs worden daardoor overschreden. En dan vind ik het een plezierige ge dachte, dat men in staat is, de ouders zo te interesse ren, dat daardoor niet direct noodzakelijke hulpmidde len bij het onderwijs toch kunnen worden verkregen, zoals aquaria e.d., die een plezierig element vormen op elke school. Ik herinner mij niet, dat ik zou hebben gezegd, dat het, wat betreft het vak handenarbeid op de gewone lagere scholen, zou schorten aan bevoegde leerkrach ten. De heer Kingma zal van mij wel willen aanvaar den, dat mij volledig bekend is, dat ,,R", dat is de aan tekening voor handenarbeid, natuurlijk volledige be voegdheid geeft voor het gewoon lager onderwijs. Als ik een opmerking over het gebrek aan bevoegde leer krachten heb gemaakt, dan heeft die m.n. betrekking op het voortgezet onderwijs en niet op het gewoon lager onderwijs. Maar wij weten tegelijkertijd, dat het gebrek aan lokaalruimte wel zo groot is, dat wij op het ogen blik nauwelijks in de gelegenheid zijn om, waar dit wèl mogelijk zou zijn en de behoefte bestaat, deze vakken nog in te voeren. De outillage van de oude gymnastiek lokalen is zeer slecht. Er zijn onvoldoende lesuren op het lesrooster uitgetrokken voor het vak lichamelijke opvoeding. Het moeten er drie zijn in plaats van twee. Er zijn onvoldoende gymnastieklokalen om zelfs die twee uren volledig te kunnen geven. Wij krijgen onvol doende mogelijkheden om tot uitbreiding van het aan tal gymnastieklokalen over te gaan. Wij proberen in een bepaald tempo regelmatig bepaalde lokalen onder handen te nemen en te vernieuwen, zo goed als dat ook voor de oude schoollokalen het geval is. En de Raad mag weten, dat wij voor de verbetering van de Van Sytzemaschool met inbegrip van het gymnastieklo kaal en de daarbij behorende onderhorigheden ander half jaar hebben gewacht op een Rijksgoedkeuring, en dat het mogelijk is, dat deze zaak binnenkort aan de rol komt. Zo liggen die dingen er bij, en dat is triest. Wij moeten dan proberen om regelmatig hieraan voort te werken en het niveau van de voorzieningen toch te verbeteren. Ik hoop van ganser harte, dat m.n. de In specteur van de Lichamelijke Opvoeding, als die na 1 januari zijn handen volkomen vrij heeft, ook aan dit soort onderdelen zijn aandacht kan schenken. De heer Visser heeft een beschouwing gehouden over het feitelijk verschil van de gang van zaken bij het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs. Ik ge loof, dat de heer Visser uit de behandeling van de raadsvoorstellen betreffende de scholenbouw in het Ie- lan duidelijk is geworden, dat het College ook in over leg met de schoolbesturen, tot de conclusie is gekomen, dat dit een zeer ongewenste gang van zaken is. Elke achterstand bij welke sector ook, wreekt zich in andere sectoren. En dat betekent, dat wij gezamenlijk er al leen maar belang bij hebben, dat zo snel mogelijk de scholen tot stand komen. Daarom is er gebruik ge maakt van de procedure, door de heer Visser zelf ge noemd, n.l. dat er niet gevraagd is om de ouderverkla ring voor de school in het Ielan, doch dat een bijzon dere verklaring is gebezigd en hij heeft volkomen ge lijk als hij stelt, dat in een gebied als dat van Leeuwar den die ouderverklaring een eigenlijk niet bruikbaar i s.j middel is, maar de bijzondere verklaring een grote rol kan spelen en hij kan zich in de toekomst, dacht ik, gerust gevoelen. Wij zijn voornemens om ook in het Aldlan deze procedure toe te passen in de hoop en het vertrouwen, dat de scholen er staan op het moment dat de kinderen naar school moeten. Ik hoop, dat in middels de rijksgoedkeuring voor de tweede openbare school in het Nijlan afgehaald kan worden, dat er een aannemer is, die tegen de goedgekeurde bouwprijs de school kan bouwen en als die zes lokalen er staan, zullen we daarmee in een overgangssituatie ook het bijzonder onderwijs van dienst moeten zijn. De heer Visser heeft nog een opmerking gemaakt over het ge bruik van nood-lokalen. Als men bij het woord „nood- lokalen" het accent legt op het woord „NOOD", en het lokaal daar dus duidelijk de kenmerken van draagt, dan ben ik daar een fervent tegenstander van. Als men spreekt over „nood-urgenties", dan is dat een bij zonder hulpmiddel om deugdelijke lokalen met toepas sing van houtbouw tot stand te brengen, waar men vele jaren plezier van kan hebben. Ik verwacht, dat dit geval zich met betrekking tot 4 nood-G.L.O.-lokalen, kan voordoen, zodat wanneer de definitieve school er staat en dat zal hopelijk niet zo lang duren deze lokalen, net als in het verleden wel eerder is gebeurd, kunnen dienen voor het opvangen van kleuterscholen. Ten slotte het betooog van de heer Keuning. Het College heeft destijds een gemeentelijke commissie sa. mengesteld, waarin de leiding van drie V.H.M.O.-scho len in de gemeentelijke sector tezamen kwamen met de commissie van toezicht, om ons van advies te die nen over de vraag, wat er moet gebeuren met betrek king tot het gemeentelijk V.H.M.O., tegen de achter grond van de toen nog komende wet op het voortgezet onderwijs. Dat rapport is ook in het bezit van de raads leden. Tevens hebben wij aan het N.E.I. en het E.T.I.F. om rapportering gevraagd, t.a.v. de te verwachten leerlingen voor dit type scholen. Dit heeft geresulteerd in overleg met het departement van Onderwijs en Wetenschappen, en dat heeft ertoe geleid, dat wij van het departement de medewerking hebben verkregen tot het samenbrengen van de Gemeente-H.B.S.-A, de Meis- jes-H.B.S.-B, de M.M.S. en het Stedelijk Gymansium in één scholencomplex, en de Raad weet dat destijds daar voor een crediet van f 100.000,beschikbaar is gesteld. Wanneer de wet op het voortgezet onderwijs wordt in gevoerd, komen wij, ook in de overgangssituatie, uit eindelijk tot de conceptie van een gymnasium-A en B, een Atheneum-a en b en een H.A.V.O.-School, die te zamen op één plaats gevestigd zijn, die hun eigen theorielokalen hebben, doch waarvan de vaklokalen ge combineerd zijn. Deze gedachte is dus duidelijk naar voren gekomen in het overleg, dat intern met het de partement en met de inspectie ter zake is gevoerd. Ik kan wel mededelen, dat er inzake de rijksschool onge veer dezelfde conceptie, exclusief het gymnasium, in het voornemen ligt. Nu geloof ik, dat de ontwikkeling zowel van het basisonderwijs, als van het voortgezet onderwijs, een onderwerp is, dat past in één van de organen, die de heer Engels voor de geest zweefden. Er is nu eenmaal een protestants-christelijke sector, er is een rijksschool en er zijn gemeentescholen. Het bevoegd gezag terzake is dus ook over een aantal scho len verdeeld. Er is ook in het voortgezet onderwijs zelf nog niet zo grote samenhang, dat men de problema tiek in die mate als een samenhangend geheel kan be kijken en terzake bepaalde ideeën tot ontwikkeling kan brengen, laat staan dat er een zo duidelijke samenhang is tussen het basisonderwijs en het voortgezet onder wijs, dat wij de problematiek daarvan nu al direct kun nen beheersen. Maar ik ben het met de heer Keuning volledig eens, dat al deze vraagstukken de moeite waard zijn om op een bepaald ogenblik als een reeks samenhangende vraagstukken met de deskundigen en de terzake belangstellenden en belanghebbenden, eens volledig door te spreken. Dit wijst op de noodzaak om een orgaan als de heer Engels voor ogen zweeft, en waar de heer Keuning waarschijnlijk behoefte aan heeft, tot stand te brengen in de komende maanden. De heer Keuning: Ik heb mij bij het opschrijven van dat voorstel over de leermiddelen wel gereali seerd, dat de dekking daarbij niet met zoveel woorden was aangegeven. Ik heb me ook wel gerealiseerd, dat •5^3 het juist in deze onderwijs-afdeling moeilijk zal liggen om een nauwkeurig, begrotingstechnisch verantwoord, voorstel hier in te dienen. Ik heb het toch eerst als voorstel gedaan, omdat ik het zo gewenst vond, dat er een beslissing over viel. Een aantal sprekers uit de Raad heeft dit voorstel van de heer De Vries en mij ondersteund, maar ook van achter Uw tafel zijn de geluiden nogal gunstig hierover geweest, hoewel de Wethouder zegt, dat hij het wel zou willen zien als een motie en daar te gelegener tijd op terug wilde komen. Ik zou van dit voorstel wel een motie willen maken, maar dan in die zin, dat de eerste zegel zal worden veranderd in: „De Raad der Gemeente Leeu warden acht het nodig daten dan „als volgt te wijzigen" in „worden gewijzigd", dat achter die volg nummers „aan te passen" wordt veranderd in „worden aangepast" en dat ik er dan de zin bijvoeg: „Nodigt B. en W. uit ten spoedigste dienaangaande de voor stellen aan de Raad voor te leggen." Daarmee heb ik dus een iets dringender systeem dan de Wethouder. Dan heb ik de begrotings-technische moeilijkheden er uit gehaald, maar niettemin de principe-uitspraak ge handhaafd, en ik geloof dat de Raad op deze basis tot een beslissing kan komen, zonder dat de zaak begro- tings.technisch moeilijk zou liggen of vastlopen. Ik wil even terugkomen op wat de Wethouder zei. Toen ik over de ontwikkeling van het voortgezet onderwijs be gon, zweefde mij voor ogen, dat in 1968 de overgangs regeling t.a.v. het voortgezet onderwijs in werking moet treden. Wanneer de Wethouder zegt: Het wordt heel nuttig geacht, met een gespreksgroep of commis sie, deze dingen te bespreken, dan ben ik bang, dat daar niet zo veel feitelijks uit komt. Ik zou die affaire wat sneller vooruit willen helpen, zodat wij inderdaad tegen 1968, wanneer wij staan voor de invoering van dit nieuwe stelsel, weten waar we aan toe zijn en er ook op voorbereid zijn. Ik heb ook wel in de gaten, dat het scholenproject in 1968 nog niet gerealiseerd zal worden. In onze gemeente moeten we er mijns inziens aan doen wat we kunnen. De gemeentelijke commissie heeft langdurig vergaderd en rapport uitgebracht, maar daar kwam niet zo veel uit. Ik zou aan de Wethouder willen verzoeken, dat deze zaak met de meeste voort varendheid wordt aangepakt, anders overvallen de fei telijke maatregelen ons in 1968 zonder dat we weten wat we er mee moeten. Ik zou niet graag zien, dat de gemeente Leeuwarden in dit opzicht achter zou blijven. De Voorzitter schorst de vergadering voor de thee pauze. De Voorzitter heropent de vergadering. De heer Kingma: Wat ik belangrijk vind en daar om heb ik dit nog eens gevraagd, dat is, dat die han denarbeid, U mag het „creatieve opvoeding" noemen, in de ruimste zin wordt gegeven, zodat de gelegenheid wordt geschapen, dat er op zijn minst eens geëxperi menteerd wordt. Want er wordt m.i., en dat zijn di verse schoolhoofden toch wel met mij eens, veel te weinig aan gedaan, en men heeft gewoon de middelen niet, terwijl een apart lokaal eveneens ontbreekt. Dat zou misschien bij de nieuwbouw van scholen ook in overweging genomen kunnen worden. In elk geval is bij de Abbingaschool een experiment mogelijk. Het hoofd van die school Is zo'n experiment heus wel toe vertrouwd. Wat die gymnastiekzalen betreft, vind ik het jammer, wanneer het niet sneller kan. Het pro jectieapparaat blijf ik nodig vinden voor het onder wijs. Dat men aan de 20 minuten durende zwemlessen, die op het ogenblik aan leerlingen van de lagere scho len gegeven worden, ongeveer een hele morgen of een hele middag kwijt is, doet er niet toe. Dit is alleen het geval met kinderen, die uit de verst gelegen wij ken komen. Is dit niet te verbeteren, doordat de Ge. meente hiervoor bussen laat rijden? Want ik vind dit wel heel erg. De radicaalste oplossing zou natuurlijk zijn, een nieuw overdekt zwembad in het oostelijke stadsdeel, maar dat zal er misschien niet direct van komen. De heer Visser: Ik heb getracht de knelpunten t.a.v. de scholenbouw onder de aandacht van de betrokken bewindslieden te brengen. De Wethouder heeft daar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 3