11
syn bidoeling ek net wêze. Oan't nou ta hat net bliken
dien, dat men hwer ek by it bisünder en it iepenbier
ünderwiis sit to dringen en to twingen om in twatalige
skoalle yn Ljouwert. En ik hald fêst oan myn opfet-
ting, dat der mar ien goed kriterium is foar it stiftsjen
fan in twatalige skoalle en dat is de pedagogyske si-
tuaesje hweryn it bern forkeart. Men mei net yn in sa
ütsprutsen twatalich gebiet as Ljouwert is, de Neder-
lansk.talige bern yn presiis de omgekearde situaesje
bringe as de Fryske bern op it plattelan. Dat soe
pedagogysk-didaktysk inselde kardinale flater wêze as
nou op it plattelan yn Fryslan makke wurdt. It ünt-
brekken fan ienich forlangen nei in twatalige skoalle
yn Ljouwert oan't nou ta is it allinnich noch mar yn
de Rie sein by inkele gelegenheden bifêstiget myn
opfetting oer de winsklikheit. Ik leau echt net, dat it
winsklik is hjir yn Ljouwert in twatalige skoalle to
stiftsjen. Mar ik siz noch ris: binne der genóch bern
hwerfan de alden sizze: wy wolle in twatalige skoalle
ha, wolnou, dan kin dy skoalle, al soe it allinnich mar
wêze op groun fan de L.O.-wet, der komme.
Ik haw mei oandacht it bitooch fan de hear Klijnstra
heard, mar hy moat my to'n goede halde, dat ik it dêr
folslein üniens mei bin. Ik bin it wol mei him iens,
hwannear't hy seit, dat de béste opliedingssituaesje is,
as de maksimale konfrontaesje fan it bern mei syn
omjowing, de minsken en de dingen, bistiet. En dêrom
bin ik persoanlik flak foar it iepenbier ünderwiis. De
iepenbiere skoalle kin dy maksimale konfrontaesje
jaen. Der binne ek oaren, dy't fanüt har eigen forant-
wurdlikheit kieze foar in mear biheinde situaesje. Dat
stanpunt hat rjocht krige yn üs L.O.-wetjowing en yn
üs opfetting fan demokrasy en dat is o sa bilangryk,
tocht ik. Wy moatte dus mei dizze eigen forantwurdlik-
heit fan de alden rekken halde en dan leau ik net, dat
it goed is, dat hegerhan him yn dizze mjitte bimuoit
mei de yrthald fan it ünderwiis op de bisündere skoal-
len. Dat soe liede ta situaesjes dy de hear Klijnstra ek
hiel net lizze.
In hiel oare fraech is mar dan kom ik strak by
it bitooch fan de hear Engels torjochte - yn hokker
mjitte wy yn oerliz mei it „bevoegd gezag" mei bi
trekking ta it bisünder ünderwiis by steat wêze soene
om oer dizze mienskiplike forantwurdlikheit to praten
en mooglik dêrtroch it ünderwiis dat de bem krije,
hwat syn hiele ütrêsting bitreft: learstof en learmid-
dels, better to tsjinjen. Mar ik siz noch ris: dat moat
dien wurde op basis fan de eigen forantwurdlikheit
foar de forskillende saken oer dizze skoalle. En ik bin
altyd ré om oer dit soart saken to praten; ik kom
daar bij de beantwoording van het betoog van de heer
Engels nog wel even op terug, die n.l. in een heel ander
verband, gepleit heeft voor het tot stand brengen van
contactorganen op allerlei terreinen met name op on
derwijsgebied. Als Wethouder van Onderwijs ben ik
met dat contact over de scholenbouw heel gelukkig.
Het zou van groot belang zijn als wij met hen, die ver
antwoordelijk zijn voor het bijzonder onderwijs,, zouden
komen tot enige andere ontmoetingspunten, waarin on
derwerpen betreffende dit onderwijs zouden kunnen wor.
den besproken. Dat is een zaak waaraan men bij de
behandeling van het voorstel inzake de commissies wel
eens aandacht zou kunnen schenken. N.a.v. de beschou
wingen over de sport en recreatie, met name die van
de heer Van der Veen, merk ik op, dat het College voor
de ontwikkelingen in deze sector een scherp oog heeft
en dat ook wij van mening zijn, dat dit voor de toe
komst één van de belangrijkste gebieden is voor de
gemeentelijke overheid. De exploitatie van de voorzie
ningen op dit gebied, ook al zijn die van nature aan
wezig, vormt immers een zodanige belasting, dat dit
particulier haast onmogelijk is. Ik geloof, dat ons be
leid in de laatste jaren met o.a. het tot stand brengen
van de dienst voor Sport en Recreatie, wel duidelijk
aantoont, dat het Gemeentebestuur van Leeuwarden
een open oog heeft voor de noodzaken op dit terrein.
En ook hierbij speelt weer de door de heer Engels aan
geroerde kwestie van organen voor overleg. In denk
hierbij aan een orgaan, dat een complete inventarisatie
en programmering tot stand kan brengen, m.b.t. deze
voorzieningen. Hiervoor is zeer veel geld nodig. Als
b.v. alleen al het project Kleine Wielen een half miljoen
per jaar moet kosten aan investeringslasten, de overige
exploitatiekosten daargelaten, dan is het duidelijk, dat
voor de naaste toekomst in deze sector enorme bedra
gen worden gevraagd. Wij moeten proberen uit te vin
den op welke wijze de verschillende elementen van het
totale ontwikkelingsprogramma, in het toekomstige
programma kunnen worden ingebouwd, zodanig, dat
de uitvoering daarvan ook in financieel opzicht is ver
zekerd. En ik wil met nadruk stellen, dat de sluitende
begroting voor 1966 met de daarbij voorziene dekkings
plannen geen andere intentie heeft dan de uitvoering
van dit programma te verzekeren.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Bootsma
heeft de aandacht gevestigd op het grote belang van
de ruimtelijke ordening en de industrialisatie. Verschil
lende sprekers zijn hem daarin gevolgd. In dit verband
wil ik opmerken, dat ons gemeentebestuur in het laat
ste jaar enkele stappen op dit gebied heeft onderno
men, n.l. het opstellen van het structuurplan, voor de
gehele gemeente en van het binnenstadsplan. Het Col
lege is het eens met het betoog van de heer Bootsma
over de industrialisatie. Wij zullen industriële vesti
gingen met hooggekwalificeerde arbeidsprestaties
uiteraard sterk prefereren en maatregelen nemen die
dat kunnen bevorderen, o.a. het versterken van ver
schillende diensten van de Gemeente, die hiermee te
maken hebben. Deze zijn voornamelijk het Grondbe
drijf en de dienst der Openbare Werken, waarvan in
het bijzonder de stedebouwkundige afdeling. Wij heb
ben als College de overtuiging, dat de verwerving van
gronden dooi- het Grondbedrijf versneld dient te wor
den. Daarom hebben we de Commissie voor Onteige
ningsvergoedingen ingeschakeld. Deze commissie is een
afdeling van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening
en Bouwnijverheid. Ter plaatse waar men werkt wordt
iemand, die met de plaatselijke omstandigheden geheel
op de hoogte is, ingeschakeld. In Friesland zal dat der
halve een Friese taxatie-deskundige zijn. Daarnaast
hebben we door inschakeling van deze Rotterdamse
commissie de gebundelde, geconcentreerde kennis
van de onteigeningswetgeving ter beschikking. Een
plaatselijke deskundige vormt, met de gespecialiseerde
juridische en maatschappelijke kennis omtrent dit on
derwerp, een gelukkige combinatie. Deze commissie
handelt in opdracht van de Gemeente, maar is onaf
hankelijk van de Gemeente. Voor het uitbrengen van
haar taxaties is de commissie geen verantwoording
schuldig aan de Gemeente en ontvangt zij ook geen in
structies van de Gemeente. Deze commissie waarborgt
tegenover het publiek meer objectiviteit, dan een ge
meentelijke ambtenaar. De commissie gaat, na verkre.
gen opdracht, zich eerst administratief oriënteren in
het adressenmateriaal, dat de Gemeente verschaft,
houdt dan een zitting, waarvoor de mensen, die gron
den hebben die voor verkoop in aanmerking komen,
worden uitgenodigd. Er worden inlichtingen gegeven
over de werkwijze etc. Van de kant van de eigenaren
worden inlichtingen verstrekt over de verwerven eigen
dommen. Na bundeling van deze gegevens wordt over
gegaan tot taxatie en op basis daarvan denken wij dan
te bieden. In een eventuele onteigeningsprocedure heb
ben deze biedingen het gezag van een advies van een
onteigeningsdeskundige. Wij denken deze werkwijze in
de eerste plaats toe te passen voor de uitbreidingsplan
nen van Goutum, in de tweede plaats voor de Hemrik-
polder, waar het industrieterrein-oost zol worden ge
vestigd. Indien deze werkwijze goed bevalt, zal zij ook
in andere gedeelten van de gemeente, die in het struc
tuurplan zijn begrepen, worden toegepast.
T.a.v. de stedebouwkundige afdeling van Openbare
Werken kan ik mededelen, dat het College met de Di
recteur der O.W. in bespreking is, over het meer zelf
standig maken van die afdeling en over de uitbreiding
van de bestaande staf van de dienst der Openbare Wer
ken. Wij zullen t.z.t. daar kredieten voor vragen.
Ik zal thans in hoofdlijnen schetsen hoe tot nu toe het
woningbouwbeleid van de gemeente Leeuwarden is ge.
voerd. Wij werkten in Leeuwarden reeds in een bouw
team, toen de huidige Minister zijn programma van het
expansief bouwbeleid ging detailleren, en daardoor heb
ben wij er onmiddellijk op kunnen inhaken. Bij de pro
ductie van de woningen maakten wij gebruik van tra
ditionele bouw, van systeembouw o.a. door Intervam
en van de industriële bouw door de N.B.I. te Kootster-
tille. Wij hadden daarbij geen uitgesproken voorkeur
voor de één of de andere. Wel dienden we er rekening
mee te houden ,dat de Minister grote contingenten ver
leende voor de systeembouw en zelfs contingent-vrije
mogelijkheden opende voor de industriële bouw. Dit
beleid is door de Raad in overgrotemeerderheid ge
volgd. Door de traditionele bouw stond de Raad steeds
unaniem achter de plannen, voor de systeembouw de
overgrote meerderheid, met uitzondering veelal van de
A.R.-fractie. De Raad in zijn geheel was voor de in
dustriële bouw van de N.B.I. Bovendien hebben vier
van onze meest expansieve woningbouwverenigingen
dit beleid aanvaard en overgenomen en wel „St. Jo
seph" en „Beter Wonen" voor de systeembouw en
„Volskhuisvesting" en „Patrimonium" voor de industri.
ele bouw. De huren van de woningen, die voortvloeien
uit deze productiestroom waren weliswaar aan de hoge
kant, doch wij hebben de ervaring, dat, terwijl de hu
ren van de woningen bij de stichting aan de hoge kant
zijn, ze een aantal jaren later een acceptabel niveau
hebben bereikt.
Wat de kwaliteit van de woningen betreft, hebben
wij gestreefd naar een woning, die een bepaalde toe
komstwaarde heeft. Zodoende zijn wij op het ogenblik
in het Ielan bezig met woningen, die praktisch alle
maal voorzien zijn van een lift, centraal verwarmd wor
den en een aanvaardbare uitrusting hebben. Thans
komt de Minister met nieuwe voorschriften en wenken
ter verbetering van het peil van de woningen. Het
overgrote deel van onze woningen, die thans in aan
bouw zijn, voldoet praktisch geheel aan die nieuwe
voorschriften en wenken, zodat er naar mijn mening
wel gespróken kan worden van een zeer goed verde
digbaar woningbouwbeleid, dat expansief is van aard,
dat weerklank heeft gevonden in brede kringen van de
bevolking en dat bovendien gerich is op een toekomst
waarde van de woningen.
De heer De Jong heeft daar enige kanttekeningen
bij gemaakt. Ik geef toe, dat op de traditionele bouw
in de huidige plannen minder nadruk wordt gelegd,
maar dat betekent niet, dat de Gemeente Leeuwarden
geen medewerking meer zou willen verlenen aan tra
ditionele bouw. Als in een betrekkelijk nabije toekomst
meer vrijheid op het gebied van de bouwnijverheid
wordt gegeven, zullen zeker ook voor de traditionele
bouw weer grote mogelijkheden worden geopend.
In dit verband is het adres van de twee Leeuwarder
aannemersbonden van belang. De Leeuwarder aanne
mersbonden richten zich tot de Raad met het verzoek,
in de gelegenheid te worden gesteld, een aanbieding te
doen, om de woningen, waarover wij in onderhandeling
zijn met Outinord, te gaan bouwen in traditionele bouw.
Het is beslist onjuist, dat we het draadje waar we aan
spinnen zouden afknappen. Dit vooruitstrevende bouw
bedrijf uit Groningen heeft zich bij ons gepresenteerd
met een interessant nieuw bouwsysteem, dat we inder
tijd in de buurt van Parijs hebben bekeken. Wij hebben
gemeend ons daartegenover positief te moeten opstel
len, hetgeen geleid heeft tot verdergaande besprekin
gen. Daarbij wordt rekening gehouden met de nieuwe
voorschriften en wenken van Minister Bogaers voor
1966. Namens het College kan ik wel verklaren, dat
wij hebben besloten om de Leeuwarder aannemers, die
dit adres hebben gesteld, uit te nodigen voor een be
spreking op zeer korte termijn, om te zien op welke
wijze daaruit een aanbieding kan komen. Er zullen
allerlei concretiseringen moeten plaatsvinden, zoals wie
zal bouwen, onder wiens architectuur zal worden ge
bouwd, etc. etc. Hieruit moge blijken, dat de traditio
nele bouw voor ons niet heeft afgedaan.
De heer De Jong heeft voorts de huren van de wo
ningen aan de orde gesteld. Inderdaad een zeer belang
rijk punt. Maar een overweging die in ons beleid mede
een rol heeft gespeeld is deze, dat er in Leeuwarden
honderden woningen van de oude voorraad zijn, waar
mee om de uitdrukking over te nemen „Jan met
de Pet" meer geholpen is, dan met de nieuw te stich
ten woningen. Thans komen we bij de kwestie van de
opschuiving. Wij kunnen bij een integrale beoordeling
van de woningbehoeften in de gemeente Leeuwarden,
die honderden en nog eens honderden goedkope wonin
gen niet buiten beschouwing laten. En we bewijzen
„Jan met de Pet" een grotere dienst als we hem naar
die allergoedkoopste woningen dirigeren, dan wanneer
we hem moeten plaatsen in woningen die op het huur
niveau liggen, dat de heer De Jong heeft genoemd.
Nog enkele opmerkingen van de heer De Jong kan ik
niet passeren. Hij heeft gezegd: Landelijk wordt een
percentage van 7% industrieel of in systeembouw ge
produceerd. Wij hebben op 1 december in Leeuwarden
2194 woningen in uitvoering. 7% daarvan is 150 wo
ningen. Het is duidelijk, dat met 150 woningen geen
industriële productie kan worden gevoerd en dat dit
aantal helemaal niet te verdelen is over systeembouw
en industriële productie. Iedere gemeente, die aan
systeembouw en aan industriële bouw doet, heeft nood
zakelijkerwijs een veel hoger percentage den 7%. De
redenering van de heer De Jong, dat ons percentage te
hoog is, omdat het hoger is dan het landelijke percen
tage, faalt dus. Een woningbouwbeleid moet sociaal
gericht zijn, zegt de heer De Jong. Dit kan men ver
schillend interpreteren. Men kan ook verdedigen, dat
het sociaal is, het komende geslacht goed uitgeruste
woningen te geven en daarbij niet alleen te kijken
naar de draagkracht in 1965 of 1966, maar ook naar
de inkomens en wooneisen, die we in 1970 en daarna
kunnen verwachten. Ik wil uit het betoog van de heer
De Jong gaarne het positieve overnemen en toezeggen,
dat wij over de huren en de mogelijkheden van de tra
ditionele bouw nog eens ernstig onze gedachten zullen
laten gaan. Op de door de heer De Jong gegeven prijs
vergelijking etc. ben ik zonder nadere studie niet ge
prepareerd.
De heer Van der Veen heeft gezegd, dat hij over de
woningbouw een aantal gevoelens van onbehagen koes
tert. Er zijn inderdaad een aantal verhoudingen in de
huidige woningbouw in Nederland, die echt onbehagen
oproepen. Voor 1966 zijn de perspectieven voor de pre-
miebouw bijzonder slecht, omdat de rentestand zeer
hoog is, en de premiebouw met een rente van 6%
7% concurreren moet tegen de woningwetbouw met
4% rente, terwijl bovendien het kapitaal om ze te bou
wen waarschijnlijk niet eens voor handen zal zijn. Het
onbehagen van de heer Van der Veen spruit voorna
melijk voort uit het landelijk beleid en niet uit het
gemeentelijk beleid. De heer Van der Veen bepleit
voorts parkeergelegenheid voor één auto per gezin per
woning. Het kan hem bekend zijn, dat wij in onze uit
breidingsplannen dit streefgetal dicht benaderen. De
regeling betreffende het parkeren bij het Provincie
huis en bij het Stadhuis zint de heer Van der Veen
niet helemaal. Zoals dat nu is geregeld, kan er m.i.
echt niet veel aanleiding meer zijn tot kritiek. Het is
een praktische maaregel, dat een bezoeker van het
Stadhuis zijn wagen daar kan neerzetten en bij de por
tier, voor de duur van zijn aanwezigheid, een kaart
kan krijgen. De plaatsen zijn echt niet gereserveerd
voor prominenten. Bij het Provinciehuis is dat evenzo.
De heer Van der Veen heeft de juistheid van het
bouwen van grote complexen woningen aan de rond
weg in twijfel getrokken. Dit is altijd gebeurd op grond
van uitbreidingsplannen die de instemming van de
Raad hebben gehad. Tot nog toe ben ik er niet van
overtuigd, dat hier ernstige fouten zijn gemaakt.
Aangaande de situatie op de Westerplantage meen
ik, dat het hier meer een kwestie is van wennen, dan
dat er kapitale fouten zijn gemaakt. Er is over deze
kwestie advies uitgebracht door onze eigen diensten.
Niet door de A.N.W.B. De adviezen van de A.N.W.B.
hebben ons ook niet altijd uit de perikelen gehaald en
we hebben het inwinnen ervan achterwege gelaten, om
de zaak niet nog gecompliceerder te maken.
De heer Engels heeft gesproken over de industriali
satie en de versteviging van diensten als het Grond
bedrijf, de stedebouwkundige afdelingen etc. Dat heb
ik beantwoord.
De fraech fan de hear Santema oar de Rotter.
damske kommisje haw ik al biantwurde: it is dus in
Rotterdamsk-Fryske kommisje en dêr wurdt it yn elk
gefal de helte better fan, tinkt my.
It net goedkarde diel fan 't Aldlan is yn stüdzje en
wol by Iepenbiere Wurken en ek by de Wethalder dy't
der it meast mei to meitsjen hat. It hat noch net ün-
derwerp fan drege stüdzje fan it Kolleezje west.
De doarpen moatte net efteroan komme en Swichum
ek net, mar wy kinne fan Swichum dochs net in plak
meitsje sa great as wy nou mei Goutum it foarnimmen
hawwe.