6
7
anur 9
wordt hangt af van de vorderingen van de bouwmees
ter en van de rijksgoedkeuring. Het gebouw kan om
streeks april 1967 afgebroken zijn, waarmee dan het
bouwterrein vrij is. Bij de sanering van de Groeneweg
en het gereedmaken van het wegenvierkant zal de
kleuterschool moeten verdwijnen. Het kan zijn, dat wij
door deze manoeuvre het tijdstip, waarop de school
wordt afgebroken, iets naar voren halen. Dat is uit
een oogpunt van sanering alleen maar toe te juichen.
Het is echter de vraag in hoeverre het onderwijsbelang
hier in het gedrang komt. De kleuterschool aan het
Toumooiveld zal toch niet in lengte van dagen als
school behouden kunnen worden, omdat zij ons in de
weg staat voor de sanering. Bovendien beantwoordt
zij kwalitatief niet meer aan de eisen van deze tijd.
Het staat echter niet vast, dat binnen de termijn, die
de Wethouder van Onderwijs zou wensen, een urgen
tieverklaring voor de vervanging van deze kleuter
school aanwezig is. Er moet toch een mogelijkheid zijn
om de vrijgekomen b.l.o.-lokalen tijdelijk te laten fun
geren als noodoplossing voor de kleuterschool, die dan
geamoveerd zal moeten worden. Hierdoor wordt mis
schien het stichten van een definitieve kleuterschool
voor de binnenstad verhaast. Dit zijn de aspecten van
de tijdsfactor waar ik als minderheid natuurlijk diep
over heb nagedacht en waarvoor ik ook gemeend heb
een oplossing, althans een gedachtengang, voor de Raad
te moeten schetsen. Misschien is het goed, dat ik n.a.v.
wat de verschillende raadsleden hebben gezegd mijn
antwoord toch maar even afmaak. Ik heb er ook geen
bezwaar tegen, dat de meerderheid van het College
eerst aan het woord komt. Ik wil het graag aan U
overlaten. Ik kan mij dus grotendeels aansluiten bij
degenen, die mijn standpunt hebben ondersteund. De
argumenten zijn zo duidelijk, dat ze niet behoeven te
worden herhaald. Het plan, dat hier voorgelegd wordt,
klopt niet met het binnenstadsplan. Goed, dat is nog
niet definitief en de Raad is een autonoom orgaan, dat
daar uiteindelijk weer van mag afwijken, maar ik ge
loof niet, dat het juist is om dat zo spoedig te doen
en dan nog wel tegen de uitgesproken adviezen van
de adviseurs in.
Wat is de bestemming van het gedeelte van het
plein, vroeg de heer Bootsma, aan de kant van de
Prov. Bibliotheek, by het standbeeld? De conceptie
van de adviseurs is deze, dat het plein aan de zuidkant
zal dienen als parkeerterrein en dat het plein aan de
noordzijde, dus bij het standbeeld, en ten oosten daar
van, zal dienen als een soort voorterrein, in
esthetisch opzicht, voor het bibliotheekgebouw en te
vens voor het Rijksarchief. Het noordelijk gedeelte is
primair niet als parkeerterrein bedoeld, maar ik zie
er van komen, dat dit hiervoor zal worden gebruikt.
Een tweede vraag van de heer Bootsma had betrek
king op de uitbreidingsmogelijkheid. Het spreekt van
zelf, dat Ir. Kuiper, die dit standpunt van de meerder
heid negatief beadviseert, erg bevreesd is voor een uit
breiding, zowel in de breedte als in de hoogte. Ik ge
loof ook, dat een uitbreiding in de hoogte daar ste
debouwkundig gezien funeste gevolgen zou hebben.
Wat zijn de bezwaren tegen plaatsing aan het Tour-
nooiveld, vroeg de heer Bootsma. Die zie ik niet, dus
die zult U van mij niet horen, doch van de woordvoer
der van de meerderheid. Ik wil nog wel aan het adres
van de heren Santema en Engels zeggen, dat Prof.
Tauber zeer lang heeft geaarzeld met het aanvaarden
van deze opdracht. Men moet niet denken, dat er in
wezen tussen de adviseurs Prof. Tauber en Ir. Kuiper
een fundamenteel verschil van inzicht is. De positie
van beiden was anders. De heer Tauber was architect
en moest dus voldoen aan de opdracht, de heer Kuiper
is geen architect, maar moet zijn inzicht over de ste-
debouwkundige situatie kenbaar maken.
Ook de vraag van de heer Spiekhout, of de Openbare
Bibliotheek bepaald aan het centrum gebonden is, zal
ik niet beantwoorden. Ik wil eerlijkheidshalve wel zeg
gen, dat ik het zeer zou toejuichen wanneer de Open
bare Bibliotheek aan of in de onmiddellijke omgeving
van het plein een plaats zou krijgen. Op het plein
dat is mijn standpunt in geen geval. Wanneer wij
gaan beginnen onze pleinen te bebouwen, dan is het
hek van de dam. Men kan met het grofste geschut bij
mij aankomen en zeggen, dat het van levensbelang is,
dat er op het Wilhelminaplein iets gebouwd wordt,
maar ik zeg onder alle omstandigheden: daar niet! Op
de pleinen moet niet worden gebouwd.
Mijn standpunt is duidelijk. Dit moet niet gebeuren.
Het zou een foutieve beslissing zijn, die het nageslacht
zeker niet zou begrijpen en een betere oplossing is mo
gelijk.
De Voorzitter schorst de vergadering.
De Voorzitter heropent de vergadering.
De heer Tiekstra (weth.)Een enkel raadslid heeft
gezegd, dat dit voorstel belangrijk is, omdat het voor
zeer vele jaren beslissen kan over de stedebouwkun-
dige situatie in Leeuwarden. Ik zou willen zeggen, dat
deze zelfde beslissing ook het element in zich draagt,
dat het voor vele jaren beslist over de positie, die de
Openbare Bibliotheek in Leeuwarden zal gaan inne
men. Ik heb er behoefte aan de situatie waarin deze
beslissing van de Raad gevraagd wordt door de meer
derheid van het College, toch nog even aan te geven,
zodat wij weten, op welk moment in de ontwikkeling
van de stedebouwkundige maatregelen die voor het
centrum van de stad nodig zijn, deze beslissing ge
vraagd wordt. De Raad weet, dat wij op het ogenblik
m.b.t. het binnenstadsplan nog niet verder zijn dan een
plan in hoofdzaken.
De Raad zou over een geval als dit eerder een be
slissing hebben genomen wanneer op dit ogenblik reeds
ter discussie stond het saneringsplan-Groeneweg. In
die situatie zou de Raad vrijer hebben kunnen beslis
sen over de vraag, of dit toegelaten is, ja dan nee. Dat
is bijzonder belangrijk, dunkt mij, juist omdat hier een
centraal punt van de stad in het geding is, waarover
al jaren ik meen zelfs al voor 1940, maar zeker
onmiddellijk na 1945 overleg is gevoerd en gedach-
tenvorming heeft plaatsgevonden. Ik wil daarbij dan
even releveren, dat destijds de toenmalige rijksbouw
meester bezig is geweest op de nu in het geding zijnde
plek, zij het aan de lange zijde van de oostwand, een
project te maken t.b.v. een rijksgebouw. Ik meen, dat
toen het gesprek ging over het Rijksarchief.
Het tweede punt is, dat daarna, op de plaats waar
de Prov. Bibliotheek nu staat, de plannen zijn ontwik
keld met betrekking tot deze bibliotheek. Ik wil alleen
maar even herinneren aan het feit, dat er op een be
paald ogenblik een prijsvraag voor dit plan is uitge
schreven. De commissie die deze prijsvraag heeft ver
zorgd, heeft in de opdracht de mededeling opgenomen,
dat het Gemeentebestuur dacht aan nieuwe wanden aan
het Oldehoofsterkerkhof. Dat betekende, dat de deel-
nemenden uit dienden te gaan van een nieuwe bebou
wing rondom het Oldehoofsterkerkhof. Dit is het kern
punt van de discussie, in die jaren in het College ge
voerd. Er is een standpunt in het College, n.l. dat het
Oldehoofsterkerkhof behoefte heeft aan duidelijke
nieuwe wanden. Het gaat om het feit, dat de vroegere
oostelijke wand van het Oldehoofsterkerkhof inmiddels
verdwenen is en dat daarvoor aan de oostzijde van het
Heer Ivostraatje een nieuwe wand is ontstaan.
Het hoekpand, het z.g. Heer Ivohuis, staat ~öp de
monumentenlijst en is met de zijgevel juist naar dit
plein toegekeerd. Een zijgevel die, gegeven het feit, dat
het één van de oudste panden van onze stad betreft,
op de monumentenlijst staat, moet als onaantastbaar
worden aangemerkt. Verder staat hier het pand waar
voor de Raad enkele jaren geleden nog een restaura
tiebedrag heeft gegeven. Dat pand is eigendom van de
Ned. Hervormde Kerkvoogdij. Het is bescheiden ge
restaureerd. Het lijkt mij niet waarschijnlijk, dat wij dit
pand binnenkort zullen laten verdwijnen. Zo het al zo
zou zijn, zou dit in de detailplannen voor het sanerings
plan-Groeneweg worden voorzien. Ik acht het twijfel
achtig, dat wij deze situatie zullen veranderen. Het
volgende pand is op het ogenblik eigendom van de Ge
meente. Hier staat een stukje oude bebouwing, waar
van ik verwacht, dat de Gemeente dat te gelegener
tijd wel zal veranderen. Ik wijs hierop, omdat naar het
oordeel van het College dit juist een bijzonder kwets
bare plaats is. De meerderheid van het College heeft
bij herhaling de afgelopen jaren gepleit voor het cre-
eren van een duidelijke nieuwe wand aan de oostzijde
van het plein. Deze opvatting heeft blijkbaar op een
andere plaats weinig respons gekregen. Ik vind het
belangrijk, omdat de eerste duidelijke tekenen hiervan er
al zijn. Juist aan deze weg is een nieuwe bebouwing ge
dacht, die uiteraard van moderne eigentijdse architectuur
zal zijn. Ik geloof, dat wanneer men in deze moderne
architectuur de noordwand gaat bouwen, daarbij logi
scherwijze kan aanpassen een bebouwing zoals in dit
plan is voorzien. En dan is het op zichzelf niet een on
plezierige gedachte, dat de schepper van de Prov. Bi
bliotheek ook tevens de schepper van dit gebouw zou
kunnen zijn. Dit is in wezen de discussie die jarenlang
is gevoerd en waaromtrent geen overeenstemming is
ontstaan. Hierbij is herhaaldelijk gebleken, dat het niet
goed mogelijk was om tijdig het detailplan-Groeneweg
te produceren. Ik geef de heer Bootsma graag toe, dat
dit een wat eigenaardig licht op deze zaak zou kunnen
werpen. Vooral ook, omdat, vooruitlopende op de de
tailplannen die Uw Raad nog moet behandelen, en de
tailplannen die het College nog moet behandelen, reeds
schetsen in bespreking worden gebracht bij Uw raads
commissie zonder dat omtrent de definitieve plannen
iets vaststaat. Men weet, dat er verschil van mening
dienaangaande in het College bestaat. De meerderheid
van het College staat op het standpunt, dat, als er een
reëel alternatief beschikbaar zou zijn op dezelfde plaats
of in de buurt van dezelfde plaats waar het gebouw
gevraagd wordt, wij deze discussie niet zouden hebben
uitgelokt, maar gebruik zouden hebben gemaakt van
dat reële alternatief. Dat reële alternatief is naar de me
ning van de meerderheid van B. en W. niet aanwezig.
Sprekend als Wethouder van Onderwijs geloof ik, dat ik
niet al te ver in de herinnering van de Raad hoef terug
te grijpen, wanneer ik zeg, dat juist met betrekking tot
de scholenvoorziening en in het bijzonder voor wat be
treft het kleuteronderwijs de gang van zaken zeer lang
durig, moeizaam en triest is geweest. Dit betekent, dat
wij zeer voorzichtig moeten zijn, wanneer we een school,
die in een bepaald bestaand gebouw gehuisvest is, zo
maar met één streek van een potlood menen te kunnen
verwijderen. Dat is bepaald niet het geval, ook al zou
gebruik gemaakt worden van het gebouw, dat dan mo
gelijkerwijs aan het eind van het komende jaar be
schikbaar zou komen. Ik kom hier opnieuw op een
punt, waarover blijkbaar verschil van mening bestaat
tussen het College en de adviseurs. Het is n.l. op het
ogenblik zo, dat de in discussie gebrachte kleuterschool
op het Tournooiveld, nu niet door het tracé van de
Groeneweg wordt geraakt.
Nu moet ik met betrekking tot dit complex nog iets
zeggen. Het is de Raad bekend, dat wij in het kader
van de functies, die wij gepland hebben in de omgeving
van het Oldehoofsterkerkhof, in verband ook met de
vestiging van het bureau Culturele Zaken van de
Fryske Kultuerried, de verdere ontwikkeling van de
voorzieningen rondom de regionale radio-omroep en de
ontwikkeling van de regionale televisie juist het ge
bouw van de Prinsentuinschool op het oog hebben.
Kunt U zich dan voorstellen, dat al zou het mis
schien mogelijk zijn de kleuterschool over te brengen
naar de Prinsentuinschool in het perspectief van
deze bedoelingen de Wethouder, die tevens de zorg
heeft voor de culturele aangelegenheden, zich tegen
deze opvatting verzet? Er wordt op het ogenblik met
deze instellingen overleg gepleegd, uitgaande van de
stelling, dat de Arendstuinschool verbouwd wordt. Deze
verbouwing kan binnenkort beginnen. Het gebouw
komt aan het eind van het volgend jaar vrij met als
gevolg, dat dan over het complete gebouw van de Prin
sentuinschool beschikt kan worden. Hopelijk schuift
ditzelfde Gemeentebestuur, respectievelijk dezelfde Wet
houder, niet opnieuw een grendel voor de mogelijkhe
den, die het gebouw van de Prinsentuinschool voor de
door mij genoemde doeleinden zou kunnen bieden. Ik
geloof niet, dat dit zal gebeuren.
De heer Engels heeft gevraagd om een termijn. Wel,
ik ben bereid hem duidelijk te zeggen wat de termijn is
waarbinnen mogelijkerwijs over de school aan het
Tournooiveld of over het gebouw van de Prinsentuin
school de beschikking zal kunnen worden verkregen in
verband met de kleuterschool. Wanneer deze kleuter
school niet verplaatst zou worden en dat is uit
gangspunt in mijn redenering dan moet ik die ter
mijn wel op 10 jaar stellen. Ik durf deze termijn in elk
geval niet lager te stellen dan 5 jaar. Het is heel
duidelijk, dat gezien de noodzaak van het tot stand
brengen van nieuwe kleuterscholen, die zo noodzake
lijk zijn in de nieuwe uitbreidingen van de stad, waar
mee wij 7 jaar werk hebben wij ons geen illusie
hoeven te maken. Bovendien is het bestaande gebouw
van de Prinsentuinschool niet geschikt voor kleuteron
derwijs. Ik wil de Raad wel verklaren, dat van mij mede
werking aan het geschikt maken van de Prinsentuin
school voor kleuteronderwijs bepaald niet is te verwach
ten. Dat betekent, dat n.m.m. een alternatief op die
plaats niet reëel aanwezig is. Iemand van U heeft een op
merking gemaakt over de afstand tot de Groeneweg. Ik
geloof niet, dat dit een zaak van groot belang is, want
het is de bedoeling om de Groeneweg opnieuw in pro
fiel te brengen en geschikt te maken voor het grotere
stadsverkeer. Trouwens de zuidwand heeft een bebou
wing, die in de toekomst nog wel veranderd zal wor
den. Pas dan ontstaat een definitieve situatie.
De heer Heidinga meent en de heer Bootsma
vraagt zich dit af dat dit voorstel duidelijk afwijkt
van het binnenstadsplan. Ik heb, geloof ik, al gezegd,
dat de definitieve inhoud voor de detailplannen nog
niet vaststaat, omdat deze College en Raad nog moe
ten passeren en dat er dus nog allerlei beslissingen
kunnen worden genomen. Ik geef de heer Heidinga ge
lijk, dat het prijsgeven van ruimte in de binnenstad
niet anders dan in uiterste noodzaak moet plaats vin
den. Zou er vrijheid bestaan t.o.v. bepaalde andere ter
reinen, dan viel er over te praten, maar deze vrijheid
bestaat op dit moment bepaald niet. En dan kan men
zich afvragen, of de ruimte die prijsgegeven wordt,
inderdaad zo important is, dat dit een onoverkome.
lijk bezwaar is. Ik meen, dat het in dit geval gaat om
het verdwijnen van enkele bomen vergeleken bij het
oude plan. Dan is er toch geen wezenlijke aantasting.
Ik wil mijn mening wel geven over de esthetische
aspecten van deze zaak.
Voor deze maquette werd gemaakt, heb ik me wel
afgevraagd welk beeld dit nu zou geven. Ik hield re
kening met de mogelijkheid, dat ik van de situering
zoals die wordt gegeven, zou gaan schrikken. U merkt
aan de loop die mijn zinnen nemen, wel, dat van deze
schrik geen sprakq is geweest. Ik meen zelfs, dat men,
evenals de heer Kuiper, zou kunnen zeggen, dat dit
plan een verrijking voor het plein kan betekenen. De
heer Kuiper heeft daaromtrent gezegd: ,,Ik ben al
tijd van mening geweest, dat een klein bouwwerk als
een soort meubel op het Oldehoofsterkerkhof deze ver
rijking zou kunnen bieden". Ik geloof dus te mogen
zeggen, dat de heer Kuiper zich niet verzet tegen be
bouwing op het Oldehoofsterkerkhof. Blijkbaar heeft
hij wel bezwaar tegen deze vorm. Dit betekent dus,
dat hij de stedebouwkundige situatie als zodanig aan
vaardt, maar dat hij de vormgeving zoals ze nu ge
kozen is, blijkbaar te veel vindt. Dat is het verschil,
dacht ik.
En nu kom ik terug op de totale aanblik van het
plein, op het feit, dat aan de noordwand een aantal
gebouwen in moderne architectuur zullen verrijzen;
dan geloof ik, dat men alles zo goed mogelijk bij de
schaal van deze bebouwing zal moeten aanpassen, zo
dat men wat betreft de hoogte, dakgoten en raamlijs
ten, een zo goed mogelijk beeld krijgt, waarin een stuk
moderne architectuur zich aan ons presenteert. Dit is
natuurlijk een discutabele zaak, dat blijft het als men
over de esthetische aspecten van de zaak gaat spre
ken, maar we moeten wel zo nuchter zijn te bedenken,
dat volgende geslachten datgene, wat wij nu mooi
vinden, wellicht zullen afkeuren. Ik hoop, dat de Raad,
afgezien van een eventueel verschil van mening, in elk
geval begrip opbrengt voor de meerderheid van het
College, dat gezocht heeft naar een nieuwe vorm en
een nieuwe wand van dit plein.
De heer Engels heeft gevraagd naar een alternatief
plan. Misschien is het nuttig, dat ik iets zeg over an
dere alternatieven, dat wil dus zeggen of, zoals de heer
Spiekhout al suggereerde, een plaats elders in de stad
niet net zo goed zou kunnen zijn. Ik meen, dat een
Openbare Bibliotheek, en zeker de hoofdvestiging daar
van, moet staan daar waar het publiek is, dat is in
casu het centrum van de stad. De hoofdvestiging heeft
de grootste voorraad van het uitleenmateriaal in de
vorm van boeken, tijdschriften, wetenschappelijke wer
ken etc., maar ook in de vorm van een discotheek.
Dit is de belangrijkste functie van de vestiging. Filia-