9
len hebben heel andere functies, n.l. dat zij bejaarden,
voor wie de afstand naar het hoofdgebouw te groot is,
en de jeugd kunnen opvangen en de eenvoudige ver
wisselingen van de uitgeleende boeken mogelijk ma
ken. Meer doen filialen niet. En dit betekent, dat het
hoofdgebouw een culturele functie zal moeten krijgen
en dat een vestiging in de „city" bijzonder belangrijk
is en blijft. Dit is ook het standpunt van het Bestuur
van de Openbare Bibliotheek. Ik ben bereid mij naar
dit standpunt te voegen, aangezien het bestuur op dit
terrein meer deskundig en ervaren is dan ik, maar
misschien zoudt U, mijnheer de Voorzitter, daarover
nog een enkele opmerking kunnen maken in verband
met Uw ervaring met dit werk. Ik geloof, dat ik de
heer Engels, wat betreft de realiseringsmogelijkheid
wel beantwoord heb.
De heer Engels vraagt nog even naar het financiële
schema. Van de Gemeente wordt een bijdrage ver
langd van totaal f 500.000,1 y2 ton komt uit de koop
som, die de Provincie bereid is te geven voor het oude
gebouw van de Openbare Bibliotheek. Voorts is er een
ontruimingspremie van een ton, die voor enkele jaren
hooguit beschikbaar is. Er blijft over 2 y2 ton als sub
sidie middels de Plancommissie. Die 2ton is be
schikbaar voor 1965, mogelijk voor 1966, maar dat zijn
op het ogenblik de jaren waarop wij durven rekenen
en niemand weet uiteraard wat het regeringsbeleid na
1966 kan zijn.
Een enkele opmerking omtrent de mededeling van
de heer Van der Schaaf. Deze mededeling heeft mij wel
getroffen. Het lijkt mij toch eigenlijk niet van essen
tieel belang of iemand lang nadenkt over de vraag:
„Moet dit en hoe moet dit dan." Ik meen, dat de ont
werper van het plan op dit moment in de situatie ver
keert, dat hij zijn naam en zijn autoriteit aan deze
conceptie heeft verbonden. Op dit ogenblik staat ter
publieke discussie een conceptie van Prof. Ir. Tauber,
waarvoor hij de verantwoordelijkheid aanvaardt, (De
heer Heidinga: Niet voor het stedebouwkundige gedeel
te.) zowel voor de situering als voor het stedebouwkun
dig gedeelte van de zaak. Hij durft daar te bouwen,
merkt de heer Ten Brug terecht op en zijn naam zal,
zo de Raad dit voorstel zou durven aanvaarden, aan
deze gedachte verbonden blijven zolang de Openbare
Bibliotheek daar zal staan, zowel aan de plaats als aan
het gebouw.
Resumerende moet ik zeggen, dat, zo de Raad dit
voorstel niet aanvaardt, een oplossing voor een nieuwe
huisvesting van de Openbare Bibliotheek op losse
schroeven komt te staan. Dan komt een stuk van de
financiële mogelijkheden die nu beschikbaar zijn, ook
op losse schroeven te staan en dit zou allemaal ge-:
beuren wegens verschil van mening in de stedebouw
kundige situatie, dus een subjectief inzicht in de situa
tie zoals die zich rondom het Oldehoofsterkerkhof zal
moeten ontwikkelen.
Inzake ruiling met het Rijksarchief wil ik dit zeg
gen: a. Wij zijn niet vrij wegens onderhandelingen, die
t.a.v. het Rijksarchief met het Rijk zijn gevoerd; b. niet
vrij met deze plaats, omdat daar op het ogenblik nog
een rijksinstelling is gehuisvest, welke wacht op het
gereedkomen van een nieuw centraal administratiekan
toor van het Rijk op het Jacob Catsplein. U zult er
wel 3 tot 5 jaar voor moeten rekenen, vóór dat terrein
beschikbaar is. Dus, op die termijn gezien, dacht ik, is
dat ook geen reëel alternatief. Ik geef deze gedachten
graag in overweging aan de Raad.
De Voorzitter: Wat de feitelijke informatie betreft,
geloof ik, dat er op de vraag van de heer Spiekhout
nog wel ietsje meer te antwoorden valt. De heer
Spiekhout heeft gezegd: „Is het wel nodig, dat dit
hoofdgebouw van de Openbare Bibliotheek in het cen
trum van de stad komt te staan en, meer gespecifi
ceerd, dat het gebouw juist daar komt te staan?"
En nu heeft U juist van de heer Tiekstra gehoord, dat
de functie van het hoofdgebouw van de Openbare
Bibliotheek meebrengt, dat het in het centrum van de
stad komt te staan. Ik hoef de motivering verder niet
te herhalen, maar het is ook van belang, dat dit hoofd
gebouw juist daar komt, in verband met het samen
spel met de Provinciale Bibliotheek. Zal het goed zijn,
dan zullen tussen deze beide bibliotheken nog meer
afspraken moeten komen over hun taakvervulling dan
tot dusver, in deze zin, dat men meer gespecificeerde
afspraken maakt omtrent ieders boekenbezit. De Pro
vinciale Bibliotheek beweegt zich voor een deel op
hetzelfde terrein als waarop de Openbare Bibliotheek
zich beweegt en omgekeerd. Dit vormt doublures, die
in het belang van beide bibliotheken vermeden kun
nen worden. Wij kunnen het zo zien, dat beide biblio
theken elkaar in de toekomst, in bepaalde opzichten,
nog meer zullen kunnen aanvullen dan tot dusver het
geval is geweest. Daarom is de nabijheid van de Pro
vinciale Bibliotheek een belangrijke factor. Hierbij
komt nog, dat er plannen bestaan, om de toch ook wel
belangrijke Ottema-Kingma-Bibliotheek, die op het
ogenblik in de Prins Hendrikstraat gehuisvest is, over
te brengen naar het te vernieuwen Princessehof, dat
ook vlak in de buurt ligt.
Van belang voor de Openbare Bibliotheek is ook de
nabijheid van de Fryske Akademy. Alles is daar vlak
bij elkaar, in het te creëren culturele centrum. Daarom
is het van belang, dat ook de Openbare Bibliotheek
juist daar haar plaats krijgt.
Er is gevraagd naar het standpunt van het Bestuur
van de Openbare Bibliotheek in dezen en ik kan U wel
verzekeren, dat wat ik nu tot U gezegd heb, ook het
standpunt is van het Bestuur van de Openbare Biblio
theek.
Enige feitelijke vragen zijn gesteld door de heer En
gels, die geïnteresseerd is in de temijnen, waaraan
de mogelijkheid van subsidiëring gebonden is. Welnu,
ik heb kort geleden aan de Griffier van de Staten ge
vraagd hoe lang de financiële belangstelling van de
kant van Gedeputeerde Staten geacht kon worden te
bestaan in het huidige hoofdgebouw van de Openbare
Bibliotheek. Het antwoord was: „Ja, als van; nu af aan
gewerkt wordt aan een normale realisering van de
plannen". Dat is dus het maken van een bestek met
begroting door de architect en alles wat verder nodig
is voor de uitvoering van een bouwwerk, is die termijn
voor Gedeputeerde Staten nu nog wel aanvaardbaar,
maar die zal toch niet langer kunnen duren. De tijd
van realisering, mijnheer Engels, is in dit geval de
normale tijd, die voor het realiseren van een bouwwerk
genomen moet worden, wanneer de Raad bereid is
om deze grond, in erfpacht, in gebruik af te staan.
Uit de aard der zaak is dat allemaal niet heel erg
nauwkeurig te specificeren. U hebt nu toch wel een
benadering van de termijnen, waarnaar U belangstel
lend bent. Een ander punt, dat door enige heren is ge
noemd, is de vrees voor mogelijke uitbreiding van dit
gebouw, als het er één keer zal komen. De Raad kan
dit gevaar volledig bezweren, want hier kan geen uit
breiding in grondgebied plaatsvinden zonder dat van
de kant van de Gemeente medewerking wordt ver.
leend. Uitbreiding naar boven is ook volledig in de
hand te houden door onder meer de welstandsbepaling,
die in een zo gevoelig deel van de stad met grote nauw
keurigheid gehanteerd dient te worden.
Een andere feitelijkheid, waar ik toch graag iets van
wil zeggen, is de opvatting van de heer Tauber, over
deze opdracht. De heer Van der Schaaf heeft zo net
gesteld, dat de heer Tauber zeer lang geaarzeld zou
hebben met het aanvaarden van zijn opdracht, op grond
van het feit, dat ook de heer Tauber zelf aarzelend
zou staan tegen het ontwerpen van een gebouw op dit
terrein. Ik moet dit toch wel met heel grote stellig
heid tegenspreken. Ik heb al in de eerste helft van dit
jaar een persoonlijk gesprek gehad met de heer Tauber
over deze zaak en de heer Tauber was zeer ingenomen
met de mogelijkheid, die hem geboden zou kunnen
worden, om juist daar een gebouw te plaatsen. Als
hier later van een aarzeling sprake zou zijn, dan is
dat niet uit vrees, dat deze plaats voor dit bouwwerk
niet juist zou zijn, maar dan was dit alleen een moge
lijk verschil van inzicht, dat hij hierover zou kunnen
hebben met zijn collega de heer Kuiper. Dat was een
punt wat hem toch zwaar lag, omdat hij dat een min.
der prettige zaak vond. Alleen, het is zo pas door de
heer Tiekstra ook al gezegd, de heer Kuiper, en dat
blijkt uit zijn laatste brief, heeft tegen het bouwen op
het plein als zodanig geen bezwaar. Het gaat bij hem
alleen om de omvang van dit bouwwerk. Nu ik het
toch over de architect heb, zou ik nog wel dit wil
len zeggen, er is zo pas gezegd „Ja, maar de heer
Tauber is architect en hij moet zijn opdracht aanvaar
den"; zo is het in werkelijkheid niet. De heer Tauber
is volkomen vrij deze opdracht te aanvaarden of niet,
maar als hij hem aanvaardt, staat hij met zijn naam
voor dit geheel. Dat is niet alleen dit bouwwerk op
zichzelf, maar natuurlijk ook voor dit bouwwerk in
zijn omgeving. Dit is zelfs minder een zaak van de
stedebouwkundige dan van een architect, die in een
juiste omgeving zijn bouwwerk moet projecteren. Er
is zo pas iets opgemerkt over de betrekkelijkheid van
deze dingen. Dat is ook een punt, dat erg sterk in
deze zaken spreekt. Want er is met enig pathos zo
even gezegd: „Handen af van onze pleinen", maar als
een vroeger bouwwerk niet mislukt was, de bouw van
de Oldehove en vervolgens van een nieuwe St. Vitus.
kerk, dan zou midden op dit kerkhof nu nog, en tot
aller vreugde, een veel groter gebouw, n.l. een laat-
gothische kathedraal hebben gestaan, en dan zou van
deze open ruimte ook niet veel overgebleven zijn. Bo
vendien wordt maar ten dele geraakt aan het oor
spronkelijke kerkhof. Sinds eeuwen is dit kerkhof aan
de oostzijde begrensd geweest door de bebouwing tus
sen het kerkhof en het Heer Ivostraatje. Pas na de
oorlog is die bebouwing afgebroken. Dat is zo pas al
gereleveerd door de heer Tiekstra. De aanvankelijke
bedoeling is geweest het plan van de heer Fried-
hoff om een nieuw rijks.administratiegebouwencom-
plex, omvattende een gebouw aan de noordkant en een
een gebouw ongeveer- ter plaatse van de bebouwing,
die toen nog aanwezig was tussen het Heer Ivo
straatje en het Oldehoofsterkerkhof, te bouwen. Dit
houdt in, dat aanvankelijk was voorzien in een zeer
duidelijke en zelfs vrij hoge oostwand van het Olde
hoofsterkerkhof. Wat nu ontworpen is door de heer
Tauber, staat ten dele op de plek van een bebouwing,
die nog maar sinds weinige jaren daar niet meer is.
Het enige verschil met de projectie van de heer Kui
per is, dat in plaats van een bomenrij, die de heer
Kuiper daar ontworpen heeft, dit gebouw nu ontwor
pen is. Een punt is nog steeds, dat de meerderheid sinds
jaar en dag zorg heeft gehad voor het creëren van
behoorlijke pleinwanden. Daarop was van de heer Kui
per ook eigenlijk geen antwoord. Een oplossing voor
het creëren van een aanvaardbare pleinwand is van
de kant van de adviseur nooit gegeven en een alterna
tief voor dit gebouw is van de kant van Openbare
Werken ook nooit gegeven. Totdat nu, misschien tien
of veertien dagen geleden, men pas met de gedachte
gekomen is, om ter plaatse van de kleuterschool het
gebouw van de Openbare Bibliotheek te projecteren.
Als de heer Heidinga meent, dat in het plan in hoofd
zaken voor de binnenstad de plaats van de kleuter
school van het begin af aan bestemd zou zijn geweest
voor de Openbare Bibliotheek, dan moet dat bepaald
een misverstand zijn, mijnheer Heidinga. Pas sinds
uiterst kort, omdat van de kant van Openbare Werken
en van de Wethouder van Openbare Werken ingezien
werd, dat er bij deze noodzaak om een ander hoofd
gebouw voor de Openbare Bibliotheek te creëren, een
alternatief gesteld diende te worden, zijn zij met hun
voorstel gekomen. Ik geloof, dat dit toch wel meer dan
voldoende is, als aanvulling op hetgeen door de heer
Tiekstra zo net is gezegd.
Ik wil ook graag de hoop uitspreken, dat U met het
voorstel van de meerderheid zult meegaan, omdat het
voor de stad Leeuwarden en haar ontwikkeling bepaald
een dringende eis is, dat een voorziening, als een nieuw
gebouw voor de Openbare Bibliotheek, er komt. Een
eis, die vervuld kan worden op de wijze, zoals die is
voorgesteld, omdat ook en dat is dan de zeer nuch
tere kant van het geval, die de heer Engels ook heeft
aangeraakt -de mogelijkheid van financiering voor
f 500.000,op deze wijze verzekerd is.
Het Bestuur van de Openbare Bibliotheek stelt be
paald prijs op deze plek. Een andere plek is er niet,
dat hebt U gehoord van de heer Tiekstra. Dat wordt
door mij volledig onderschreven.
De heer Bootsma: Ik wil me beperken tot de meest
op de voorgrond tredende omstandigheden, zonder mij
al te veel te verdiepen in de dingen die hier subjectief
zijn genoemd. Ik heb mij niet uitgesproken over de
architectuur van dit geval, daar heb ik mij moedwillig
van gedistancieerd, want ik geloof, dat wij dan de
eerste maanden nog niet klaar zijn. In het kort komt
het hier op neer, dat wij min of meer bij verrassing
voor deze beslissing geplaatst zijn. U heeft straks op
gemerkt, dat het al enigszins vreemd aangedaan had,
dat de Commissie voor de Openbare Werken gekend was
in de plannen, in een stadium toen nog niets vast stond.
Wanneer de taak van de commissie ook werkelijk be
perkt zou worden tot het onder ogen krijgen van din
gen die vast staan, moeten wij ze afschaffen. Ik meen
hier wel degelijk tegen te moeten protesteren. Deze
commissie heeft geen beslissing genomen, noch gefor
ceerd, doch louter kennis genomen van de gedachten,
die er toen leefden.
De Voorzitter: Mijnheer Bootsma, mag ik even in
terrumperen Er is hier toch echt een misverstand.
Deze zaak is niet namens B. en W. in de commissie
gebracht. De Wethouder heeft voor zichzelf op een
bepaald ogenblik, toen er nog geen uitspraak of geen
voorstel van B. en W. was, de commissie geconsul
teerd. (De heer Van der Schaaf (weth.)Dat is
juist.) (De heer Tiekstra (weth.): Het is ook niet
een verwijt aan de commissie. Hier is dus bepaald
sprake van een misverstand.)
De heer Bootsma: U heeft begrepen wat ik bedoel
en dat is voor mij op het ogenblik voldoende. Er was
ook sprake van een alternatief en dat was er eerder
dan 10 dagen geleden, dat staat ook volkomen vast,
want toen wij de stukken nog niet in huis hadden, was
er bij het bestuur al wel bekend, dat er een alternatieve
plaats zou kunnen zijn. Of deze al of niet realiseer
baar was, was een tweede. Daar zullen wij afzonderlijk
over moeten oordelen en beslissen. Ik ben met U allen
eens, dat er aan de pleinwanden iets zal moeten ge
beuren, maar de pleinwanden kunnen ook worden ver
beterd, zonder dat wij een gebouw van deze afmetingen
op het plein plaatsen.
U heeft straks gesteld, dat er helaas nog geen de
tail-plannen aanwezig zijn van het saneringsplan voor
het gebied van de Groeneweg en omgeving. Dit be
treuren wij ook, het was voor de Raad ook veel pret
tiger een dergelijk plan ter beoordeling te krijgen, dan
nu geplaatst te worden voor de beslissing omtrent het
in erfpacht afstaan van dit stuk grond. Dat dit plan
er niet is, ligt op dit moment niet aan mij ter beoor
deling; dat zult U intern beter kunnen bezien, maar
ik geloof wel, dat dit mee beklemtoont datgene wat
ik gisteren gezegd heb t.a.v. de bezetting van de stede
bouwkundige afdeling van de dienst hier bij de Ge
meente.
Dat de hear Santema tige foar de aide histoarje is
en praktysk alles bihalde wol hwat der altyd west
hat, hawwe wy altyd wol witten, allinnich haw ik net
witten, dat hy nou yn ienen folop in fordigener is fan
de moderne dingen dy't hjir forrizen geane. Hy hat
sein, dat hy in tekening sjoen hie, yn perspektyf, sjoen
fanüt ien fan de finsters fan de nije Bibliotheek, mei
it gesicht op it oare gebou. Ik leau, dat hy it ek hiel
sterk sjoen hat fanüt de Provinsiale Bibliotheek. En ik
leau net, dat dat foar de Rie fan Ljouwert in ütgongs.
punt wêze mei. Dat is wol sterk subjektyf.
Wij zitten in een vrij sterke dwangpositie, door die
5 ton, waarvan reëel gesproken anderhalve ton zeker
beschikbaar blijft. Dat is de getaxeerde waarde van
het pand op de Tweebaksmarkt en deze zal er zeker
op deze stand! toch nog wel in blijven zitten. Daar ben
ik dus niet ongerust over. De kwestie van tijd, die ons
ook in een dwangpositie brengt, wordt ook verschillend
beoordeeld. Ik zal de laatste zijn die zegt, dat de weg
om te geraken tot realisering van een plan voor een
openbaar gebouw, eenvoudig is en dat die altijd over
rozen gaat. Er zijn inderdaad een groot aantal hinder
nissen, die genomen moeten worden. Hiervoor is de
medewerking nodig van de daarover gaande instanties,
maar ik geloof niet, dat dit een reden voor ons moet
zijn om te zeggen: „Zet de zaak daar maar neer en
aanvaardt het maar, zonder dat er werkelijk een vol
ledig plan is." De Wethouder van Onderwijs heeft ook
gezegd: „Het staat nog niet helemaal vast, dat die
kleuterschool geraakt zal worden door dit sanerings
plan." Dat staat voor het hele gebied niet vast. Dat
moet allemaal nog uitgezocht worden. Maar ik kan
me toch moeilijk indenken, dat dit gebouw dermate