10
11
waardevol is, dat men zegt: „Dat zullen we te allen
tijde daar wel moeten behouden." Ik meen ook sterk
te moeten betwijfelen, of het gebouw, dat daar staat
nu ook voldoet aan de eisen, die aan een kleuterschool
gesteld mogen worden. Er heeft jaren een kleuter
school in gezeten en uit dien hoofde zal zij wel gehand
haafd blijven, maar dat deze school werkelijk aan zo
veel hogere eisen voldoet, dan een mogelijke vervanging
in de Prinsentuinschool, meen ik toch wel te moeten
betwijfelen. T.a.v. het beschikken over het terrein, als
nu is gepland, ligt er nog een belemmering, die niet
uit de doeken gedaan is, hoewel er wel een besluit
van de Raad over is. Ik doel hier op de verplaatsing van
het bodeterrein naar één van de terreinen bij de nieuwe
veemarkt, maar ik zou toch graag willen weten, wan
neer men dit gerealiseerd denkt te hebben. Wij hebben
dit besluit indertijd genomen mede onder invloed van
het verlangen, om daar parkeerruimte te krijgen voor
de nieuwe Provinciale Bibliotheek. Maar er is ons
niets bekend over de werkelijke uitvoering daarvan.
Is er in de kringen van de bodediensten al een defini
tief plan over en is er al een termijn genoemd, waar
binnen de overplaatsing zal geschieden? U heeft wel
begrepen, dat ik door de betogen, die hier zo juist zijn
gehouden, nog niet overtuigd ben en dat ik er ook niet
voor voel, om vanwege een dwangpositie te besluiten
dit terrein af te staan. Ik ben er van overtuigd, dat er
aan de entourage van dit plein het nodige zal moe
ten gebeuren, maar dat is toch op een bescheidener
wijze nog wel te verwezenlijken. Wanneer er dan een
alternatief is, dat in de omgeving van dit plein ligt,
maar misschien wat moeilijkheden meebrengt, dan
moeten we daar over heen stappen en niet terwille van
het verlies van een mogelijke bijdrage, die in het voor
uitzicht gesteld was, het voorgestelde plan aanvaar
den. Daarom kan ik mijn stem niet geven aan het
afstaan van dit terrein.
De heer Heidinga: Ik ben het praktisch eens met
de heer Bootsma. Een paar kleinigheden zou ik nog
wel graag even willen aanroeren. Ten eerste het stads-
saneringsplan. Dat heeft, dacht ik, altijd het karakter
gehad van een plan in hoofdzaken, zoals wij dat b.v.
indertijd ook voor het Ielan hebben vastgesteld. Daar
waar die drie gebouwen staan, hebben wij een cultu
reel centrum gedacht. Het is mij al veel langer bekend,
dat er over gedacht werd, daar het nieuwe gebouw
van de Openbare Leeszaal te plaatsen. Het schijnt wel
eerder in bespreking geweest te zijn. De Wethouder
zegt: „Het plein heeft behoefte aan nieuwe wanden".
Dat heeft de heer Bootsma ook al gezegd. Maar dit
is juist geen nieuwe wand. Dit is het wegnemen van
de helft van het plein, gerekend van de Oldehove af.
Een ander punt waar ik mij een beetje aan gestoten
heb, heeft de Wethouder van Onderwijs misschien niet
zo bedoeld. De Wethouder zei, nadat hij de verschil,
lende aspecten over de scholen in de omgeving van
het plein had belicht: „De Wethouder van Onderwijs
zal dus hieraan geen medewerking verlenen." U heeft
dat toch, hoop ik, niet zo bedoeld, dat als de Raad wel
in die richting wil gaan, U dan niet mee gaat? (Ge
lach)
Ik heb nog één ding. Dit stuk van de zuidwand wordt
gevormd door de oude gebouwen van de Algemeene
Friesche. Nu is mij ter ore gekomen, dat er plannen
zijn bij de Algemeene Friesche, om daar nieuwbouw te
plegen en daar een belangrijke aanbouw te realiseren.
Als de Algemeene Friesche van plan is om daar een ge
bouw van allure te stichten, dan is het voor de Alge
meene Friesche wel een bril op de neus, wanneer wij er
toe overgaan, dat gebouw daar te laten bouwen en
het plein dus te halveren. Dan wordt het aspect weer
anders. En ik acht de Algemeene Friesche toch wel zo'n
belangrijk bedrijf in Leeuwarden, dat we daar wel
enige rekening mee kunnen houden. Als U daar iets
van weet, zou ik dat ook wel graag weten.
De Voorzitter: Ik geloof niet, dat het zo'n bril op
de neus is voor het plein.
De heer Van Balen Walter: Ik wilde mij in de eer
ste plaats aansluiten bij wat de heer Bootsma gezegd
heeft over onze dwangpositie. Wij beslissen hier voor
mijn gevoel over een aspect van het Oldehoofsterkerk.
hof voor generaties. Dat zouden we min of meer doen
onder dwang van bepaalde situaties? Daar heb ik be
paald bezwaar tegen. Ik meen, dat dit een argument
is de Oldehove. Wanneer we nu de oostwand gaan
ten laten. Want de beslissing- waarvoor wij staan is
voor mijn gevoel te belangrijk. Wij praten op het ogen
blik over nieuwe wanden van het plein en ik ben het
er ook helemaal mee eens, dat dit plein nieuwe wanden
nodig heeft. Maar wij moeten goed bedenken, dat op
dit plein een buitengewoon oud gebouw staat. Dat
is de Oldehove. Wanneer we nu de Oostwand gaan
bebouwen met een bijzonder modern gebouw, dan be
slissen we daarmee, naar mijn mening, verkeerd over
de wanden van het plein. Ik heb. in het buitenland wel
eens een andere oplossing gezien voor restauraties
van oude pleinen. Ik betwijfel of de combinatie van
de oude Oldehove met dit soort nieuwe gebouwen wel
het meest gewenst is. Dit is een subjectieve op
vatting. Ik geloof, dat deze muur eigenlijk de oost
wand betekent. Dat wil zeggen, dat ik dit min of meer
zou moeten doortrekken, wanneer we praten over de
vorming van een ooswand. U moet dan die bomen
ook als oostwand nemen, want anders wordt er naar
mijn mening, een onverantwoordelijk groot stuk weg
genomen. De Oldehove staat nu op een mooie, grote,
vrije ruimte en ik vind, dat we wel voorzichtig moeten
zijn, om daar zo'n onverantwoordelijk groot stuk voor
dit gebouw van af te nemen. Van de noodzaak om daar
nu juist het gebouw van de Openbare Bibliotheek te
zetten, ben ik niet overtuigd. Ik betwijfel, of de Wet
houder van Onderwijs, met wat goede wil, niet een
andere oplossing zou kunnen vinden voor die scholen
kwestie, wanneer we per se de Openbare Leeszaal naar
de plaats van de kleuterschool zouden willen verhui
zen. Op zichzelf zou ik het overigens een mooie op
lossing vinden, om, nu we toch al met die moderne
gebouwen aan de noordwand begonnen zijn, die wand
ook maar verder modern te houden; deze wand is
trouwens door een brede verkeersweg eigenlijk van
het plein gescheiden. Drie moderne gebouwen aan de
noordwand acht ik wel de mooiste en beste oplossing.
Ik zie overigens er de noodzaak niet van in, waarom
dit gebouw per se bij de Provinciale Bibliotheek moet
staan. U zult dus wel hebben begrepen, dat ik nog
steeds onoverkomelijke bezwaren heb tegen het af
staan van dit terrein voor dit doel.
De hear Santeina: De hear Bootsma hat niis min-
oftomear it forwyt tsjin my utere, dat, as ik in bi-
paelde bislissing nim, ik dat hast altyd doch, omdat
de histoary it my foarskriuwt. Ik soe hast sizze: As
ik it stanpunt dat ik yn'e earste ynstansje nei foaren
brocht haw, foarstean, dan kloppet dy biwearing fan
de hear Bootsma net. Boppedat soe ik de hear Bootsma
noch wol ris de pertinente fraech stelle wolle, hwerom
hy de histoary net as argumint brüke wol foar de
foarming fan in miening, tomear, as men de skiednis
kent. En dat is in bilangryk kriterium, mynhear Boot
sma. Der stiet yn it oanbiedingsbrief fan de bigreating
dy't üs yn oktober oanbean is, al de meidieling fan it
gemeentebistjür, dat it sterk tinkt oan de pleatsing
fan it nije bibliotheekgebou op it plak, dat op it eagen-
blik yn diskusje is. Dêrom liket it my hwat oerdreaun,
hwannear't üs dit plan hjir op dit momint, néi de
bigreatingsbihanneling, hookstrooks foarset wurdt,
sa dat wy eigentlik hielendal gjin tiid hawn hawwe om
üs oer dizze saek in oardiel to foarmjen en byg. gun.
stich oer it ütstel fan de mearderheit fan it Kolleezje
to tinken. Der is ek troch ien fan de sprekkers frege:
Hwat is eigentlik de needsaek en it nut, dat de pro-
vinsiale- en de iepenbiere bibliotheek sa tichte by el-
koar komme Hwat hawwe dy beide foar relaesje,
hat de hear Spiekhout frege. Ut myn praktyk kin ik
meidiele, dat de relaesje hjiryn bistiet, dat yn de
iepenbiere bibliotheek soms boeken frege wurde, dy't
dêryn net oanwêzich binne en it tsjinstdwaende per-
soaniel forwiist de oanfregers dan nei de provinsiale
bibliotheek. As de beide bibliotheken dus tichte by-
inoar komme to stean, dan kin dat net oars as foar.
diel jaen foar it lêzende en studearjende publyk. It
is ek de bidoeling dér yn de takomst it ryksarchyf to
fêstigjen. Alwer üt deselde praktyk kin ik meidiele,
dat de relaesje provinsiale bibliotheek en ryksarchyf
fan deselde aerd is. It ryksarchyf bifettet uteraerd de
ryksarchivalia en dér hat de provinsiale bibliotheek ek
in hiele foarrie fan. Der is dus tusken dizze trije yn-
stansjes nou al in relaesje dy't oars net as gunstich
foar it publyk is. Dêrom soe it net sa frjemd wêze, dat
wy dizze saek sa kréearje soene.
Is it de bidoeling fan it stêdsbistjür ek it archyf
fan de stêd dêrhinne to bringen, dus der in archyf-
sintrum fan to meitsjen, dat unyk is? Wy binne bliid,
dat de Fryske Akademy tichteby is en ek de bibliotheek
fan de Ottema-Kingma-Stifting, in prachtige relaesje,
sa't men it jin hast net foarstelle kin. Ik moat der
ek noch efkes op wize, dat de bangens fan riedsleden,
dy't forheging fan de bou freze, net réeel is, omdat, Jo,
mynhear de Foarsitter, al sein hawwe, dat de wol-
stanbipalingen har dertsjin forsette sille. En ik kin
wol meidiele, dat de provinsiale bibliotheek foar de
earste heal.ieu genöch romte hat. It karakter fan de
iepenbiere bibliotheek is fan hiel oare aerd.
Al liket it miskien oars, ik haw dochs allinne de bi-
langen fan it lêzende publyk fan de gemeente Ljou-
wert op it each. Ik haw in perspektyf-tekening sjoen,
dy't architekt Tauber makke hat fanüt de provinsiale
bibliotheek en dêrop herken ik yn de iepenbiere biblio
theek deselde architektuer as dy fan de provinsiale
bibliotheek. De architektuer fan dizze beide gebouwen
sil aensen sunder mis in ienheit foarmje. It is ommers
de bidoeling, dat op dit terrein ütslutend moderne ge
bouwen fêstige wurde sille. Ik moat earlik sizze: Doe't
ik de earste tekening fan de provinsiale bibliotheek by
de 16e ieuwske Aldehou seach, tocht ik: Kinne dizze
inoar wol fordrage? Kin it gehiel wol foldwaen oan
de wetten fan de esthetika? Mar nou't it pür moderne
gebou der stiet, kin men dochs sprekke fan goede for.
haldingen tusken it aide en it nije. De forhaldingen
binne neffens my gans in stik better as yn Grins tus
ken it aide stêdhüs en it nije, dat der neist stiet. Hjir
is sprake fan in gelokkige kombinaesje. De planearre
iepenbiere bibliotheek hat ek in sterk öfplatte foarm.
Aensen sille dus op dit plak in pear gebouwen fan de
selde architektuer stean. En dan kin ik it gebrek oan
romte dat op it plein üntstiet trochdat dêr in stik öf-
nommen wurdt, wierlik net sa slim fine. De wurdfier-
dêr fan de mearderheit fan it Kolleezje hat my eigent
lik yn myn oardiel forsterke en ik wol him dêrfoar
tank sizze.
De heer Engels: Ik heb uit de gehele discussie be
grepen, dat er geen bezwaar bestaat tegen een wand
aan de oostkant van het plein, maar dat er over de
omvang van het meubel verschil van mening bestaat.
Van de andere kant moet ik constateren, dat het van
belang geacht kan worden, dat de Openbare Biblio
theek daar komt te staan, zo dicht mogelijk bij die
andere gebouwen. Ik had gehoopt, dat wij net als bij
het binnenstadsplan, een alternatief-plan zouden kun
nen krijgen, wat het ons mogelijk zou hebben ge
maakt om t.a.v. die zaken, waar we aan twijfelen, enig
uitstel te geven in de hoop, dat tijd ook raad zou
brengen. Ik heb dat alternatief-plan gehoord van de
Wethouder van Openbare Werken, maar ik heb toch
ook moeten concluderen uit het antwoord van zijn
collega-Wethouder van Onderwijs, dat het geen reëel
alternatief plan is, omdat het grote moeilijkheden ver
oorzaakt in de sector Onderwijs en in de sector, laten
we zeggen, Cultuur, Radio en Televisie. Dan laat ik de
financiën hier buiten beschouwing. Hoe belangrijk ik
f500.000,ook vind, ik ben het met de heer
Bootsma eens ben ik geneigd dit even op zij te zet
ten, als het over zulke dingen gaat, als de vormgeving
van een plein. Ik spreek zuiver persoonlijk als ik zeg,
tegen het voorstel van de meerderheid van het College
.te stemmen.
De heer Kingma: Over de termijn van verwezen
lijking van het alternatief-plan bestond nogal verschil.
Ongeveer negen jaar. Dat is nogal een belangrijke
zaak. Ik vind het een moeilijke beslissing. Hier zijn
eigenlijk twee verschillende dingen in het geding. Wij
moeten deze scheiden en ons bepalen tot dit plan zo
als het hier staat, en dit öf aannemen óf verwerpen.
Dan is er daareven gezegd: „Er moet een hele nieuwe
pleinwand komen." Maar die staat midden op het plein.
Hiermee zijn mij wel even de stuipen op het lijf ge
jaagd, want wil men nu nog meer wand vormen? Dan
hebben we straks een wand zonder plein. De Voorzitter,
meen ik, heeft gezegd, dat wij geen vrees hoeven te
hebben voor uitbreiding, öf in de hoogte, öf in de
breedte, want de Raad is er dan ook nog. Maar ik
geloof, dat we het kwaad, want zo zie ik het, beter
bij de wortel kunnen aanpakken en dit kleine wratje
kunnen voorkomen. Ik geloof beslist, dat wij dit niet
moeten hebben, hoe groot het financiële voordeel ook
mag zijn. Ik zie ook nog niet in, waarom het gebouw
niet ergens aan de Groeneweg kan worden geplaatst.
Dat moet, dunkt mij, toch wel te realiseren zijn. Ik
dacht ook wel in een kortere tijd dan tien jaar. Ik
meen beslist, dat we hier met het kleine aantal plei
nen dat we in Leeuwarden hebben, zuinig moeten zijn.
Wij moeten een mooi plein niet van te voren min of
meer bederven. Wij zijn dan ook tegen dit voorstel.
De heer Spiekhout: Ik heb de argumenten van de
heer Tiekstra en zijn bezwaren tegen de amovering
van die kleuterschool op korte termijn, zwaar laten
wegen. Ik heb ook begrip voor zijn andere argumenten;
n.l. de plannen die hij heeft met de Prinsentuinschool.
Hij heeft de Regionale Televisie er bij betrokken en
het Bureau voor Culturele Zaken. Ik vind het op zich
zelf een belangwekkende zaak. Ik zou er dan ook van
avond bepaald niet toe kunnen komen om maar te
zeggen: „Nou ja, wij moeten dat alternatief maar ne
men en we zetten die bibliotheek daar op die plaats,
waar nu de kleuterschool staat." Die verantwoorde
lijkheid zou mij bepaald te ver gaan. Daarvoor heeft
de heer Tiekstra ook te sterke argumenten aange
voerd. Maar gelukkig, dit wordt ook niet verwacht.
Er wordt nu alleen van mij gevraagd om deze biblio
theek op het plein te zetten. Ik moet U zeggen, dat ik
daar toch wel overwegende bezwaren tegen heb. Om
dat er geen andere alternatieve plaats is, betekent dat
niet, dat ik nu maar moet zeggen: „Nou ja, dan in
vredesnaam maar op dit plein." Ik ben er niet erg voor
om hier een „Tauber-meubelfabriek" van te maken,
want zo lijkt het langzamerhand te zullen worden, nu
wij het steeds over meubels hebben. Ik meen, dat het
niet goed zou zijn als de Raad daartoe vanavond zou
overgaan. Ik geloof, dat wij deze zaak moeten terug
wijzen naar het Bestuur van de Openbare Leeszaal.
Het Bestuur van de Openbare Bibliotheek zal in nauw
overleg uiteraard met het College dan naar een an
dere plaats gaan zoeken. Is het werkelijk nodig, dat
deze bibliotheek in het centrum en in de omgeving van
de Provinciale Bibliotheek komt? Uw beantwoording
van mijn vraag hierover heeft mij niet bevredigd. Ik
heb gevraagd om exact aan te geven hoe het functio
neren van het contact van belang was voor de plaats
van de gebouwen. Dat is niet gebeurd. U hebt gezegd:
„Er moeten afspraken over de taakverdeling gemaakt
worden." Natuurlijk, maar dat houdt helemaal niet in,
dat zij bij elkaar moeten staan. Dat kan ook gebeuren
als ze wat verder van elkaar verwijderd zijn. Ik heb
toch het gevoel, dat de vraag of zij al of niet daar op
het plein moeten, te veel gevoelsmatig wordt benaderd.
A priori wordt aangenomen, dat het leuk is, al die
bibliotheken bij elkaar. Natuurlijk, als we de ruimte
hadden, zou dat ook leuk zijn, maar leuk-zijn is nog
iets anders dan noodzakelijk zijn. Ook de heer Santema,
die uit zijn praktijk getracht heeft aan te tonen, dat
beide gebouwen bij elkaar moeten staan, heeft dat voor
mij niet exact genoeg gedaan. Hij heeft gezegd: „Er
worden wel eens mensen verwezen van de Provinciale
Bibliotheek naar de Openbare Leeszaal." Het zal
meestal wel omgekeerd zijn, maar ik zou dan willen
weten, hoeveel dat er zijn. Is dat er 1 per week of
zijn dat er 100 per week Dat maakt n.l. nogal wat uit.
Want als je ze wat verder van elkaar zet, dan is het
wel bezwaarlijk, als dat vele tientallen per week zijn,
maar het is geen bezwaar, als dat er 1 per week is.
Dit is dus nog geen beantwoording van mijn vragen.
Dit moet nader gekwantificeerd worden en dan kan
het best zijn, dat daar verrassende uitkomsten uit te
voorschijn komen. Daarom ben ik echt niet over
tuigd, dat het samengaan van Provinciale Bibliotheek
en Openbare Leeszaal op deze plaats beslist nodig is.
Er zijn hier termijnen genoemd en ik moet zeggen,
dat die toch wel erg subjectief zijn. De Wethouder van
Onderwijs heeft 10 jaar berekend voor het verdwijnen
van die kleuterschool. Maar daar is misschien toch wel
wat aan te doen. Aan de andere kant de termijn, door
G.S. gesteld. Hoe vast staat die? Gedeputeerde Staten