3 dat is een zaak van zelfbestuur, dus niet een zaak van de Raad, maar van B, en W. Vandaar het voorstel in deze vorm. Ik ben desniettemin bereid de Wethouder van Sociale Zaken het woord te geven om op de ene uitdrukkelijke vraag van de heer Ytsma te antwoorden. De heer Teil Brug: Men zegt in de genoemde brief, dat Leeuwarden met de basisnormen wel erg laag staat. Ik kan daar kort en duidelijk op antwoorden: Dat is zonder meer niet het geval. Wat hier gesteld wordt is niet de waarheid, om een beetje in de stijl van adres, santen te blijven. De normen die wij hanteren, zijn be kend; ze waren opgenomen in de toelichting van de begroting van de gemeentelijke Sociale Dienst voor 1966. De Raad heeft waarschijnlijk ook kennisgenomen van de perspublikaties n.a.v. het onderzoek, dat de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft ingesteld i.z. de basisnormen, welke door een honderdtal gemeenten worden gehanteerd. Daaruit heeft U ook kunnen concluderen, dat de normen in Leeu warden zeer zeker niet aan de lage kant zijn. Wij volgen de richtlijnen van de afdeling Friesland van de Vereniging van Directeuren van Sociale Arbeid, Divosa, en deze Divosa-normen worden, voorzover mij bekend, nagenoeg in alle 44 Friese gemeenten toegepast. En die liggen landelijk gezien heel goed. De heer Ytsma: Ik vind het goed, dat deze opmer king van de zijde van het College wordt gemaakt; daardoor kan allerlei legendevorming worden voorko men. De Wethouder vecht de gegevens uit de brief van de Communistische Partij aan; ze zijn volgens hem niet juist. Ik ken de enquête in de 100 gemeenten niet. Als het mogelijk is en als U er geen bezwaar tegen heeft, zouden wij de normen van al die gemeenten kunnen vergelijken. Misschien kunnen wij het overzicht, dat stellig in het bezit is van de Wethouder, eens ter inzage krijgen om te verifiëren, hoe de basisnormen hier lig gen. We zijn wol met U van mening, dat de toepassing daarvan bij B. en W. berust, maar ik meende, dat de vragen die wij hier gesteld hebben, toch per se niet buiten de orde zijn. De heer HeidingaIk zou de Raad permissie willen vragen het stuk dat in het rode mapje ligt, hier in behandeling te nemen. Ik doe bij dezen het voorstel daartoe. De Voorzitter: Ik herhaal, dat dit volstrekt buiten de orde is en dat het m.i. ook geheel geen zin heeft er hier nu onvoorbereid een gesprek over te voeren. Ik zou de Raad dus willen adviseren op het verzoek van de heer Heidinga niet in te gaan. M.i. is er geen artikel in het reglement van orde, dat hiertoe de mogelijkheid opent. De heer Heidinga: Laten dan twee fracties het vra gen, dan moet op grond van art De Voorzitter: Pardon, de Voorzitter stelt de agenda vast en niet de Raad. Ik stel dus voor hier verder het zwijgen toe te doen. De heer Heïdinga: Het reglement van orde laat toe, dat de Raad beslist, dat dit hier in bespreking komt. De Voorzitter: Welk artikel? De heer Heidinga: Artikel 25: „Ieder lid heeft het recht voorstellen te doen. Voorstellen vreemd aan de orde van de dag moeten schriftelijk en ondertekend aan de Voorzitter worden ingeleverd." Dus als U daar prijs op stelt, dan schrijf ik ogenblikkelijk zo'n briefje en deponeer het bij U op tafel. De Voorzitter: Ik heb geen voorstel ontvangen. Het is niet bij mij ingeleverd; het kan dus niet in be handeling komen (De heer Heidinga: Dit is geen handelwijze.) en bovendien, punt 2 is op het ogenblik aan de orde. De heer Heidinga: Daar protesteer ik ten stelligste tegen. Dit is een behandeling, die De Voorzitter: Ik leg Uw protest naast me neer. U heeft het woord niet. U kunt het woord aan de Voor zitter De heer Heidinga: Ik wens zo niet door U behan deld te worden; bent U nu helemaal, wat meen je nou? Zeker, ik zal me hier als een snotjongen laten be. handelen door U. Maar dat moet U niet denken; dan heb ik wel meer te doen, hoor. Bent U nou helemaal. De heren Heidinga en Boomgaardt verlaten de ver gadering. De heer Ytsma: Zou ik nog antwoord mogen heb ben op mijn vraag, of ik de enquête onder de 100 ge meenten betreffende de toepassing van de normen der Algemene Bijstandswet zou mogen inzien? De Voorzitter: U hebt gelijk; dat hebt U gevraagd. Ik geloof niet, dat het College hier bezwaar tegen heeft, mijnheer Ten Brug. De heer Ten Brug (weth.): Dit is kennelijk een openbaar stuk, omdat blijkens de mededelingen ook de pers hiervan bericht gekregen heeft; ik heb hier dus helemaal geen bezwaar tegen. Besloten wordt het adres voor kennisgeving aan te nemen. Punt 3 (bijlage no. 14). Aanbeveling: N. J. Tops, alhier. Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen. De heren Kingma en Weide vormden het stembureau. Punten 4 t.e/n. 10 (bijlagen nos. 5, 6, 9, 1, 11, 7 en 4). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 12). De heer C. de Vries: Ik ben bijzonder verheugd, dat dit terrein dat op het ogenblik reeds als zodanig wordt gebruikt, een waardige bestemming als parkeer terrein krijgt. Ik wilde in dit verband nog even herinneren aan mijn opmerking tijdens de behandeling van de wijziging van het Stationsplein, dat er wel eens moeilijkheden zouden kunnen ontstaan bij het parkeren, als vertegen woordigers daar hun brieven posten 's avonds tussen 5 en 8 uur. En ik heb toen de suggestie gedaan, voor aan op het nieuwe parkeerterrein in overleg met de P.T.T. een aantal brievenbussen te plaatsen. De Wet houder heeft deze suggestie zelfs nog aangevuld met het idee, dat het ook brievenbussen zouden kunnen zijn, waar men zo vanuit zijn auto de brieven in kan deponeren. Dat vond ik een voortreffelijke gedachte. Hij heeft mij toen toegezegd, dit nader te zullen over wegen, en eventueel dus overleg met de P.T.T. te doen plaatsvinden. Helaas zie ik op de tekening van het plein die nu voor ons ligt, en in het voorstel, dat van een en ander niets is terechtgekomen. Heeft het over leg met de P.T.T. geen resultaat opgeleverd? Ik ben toch wel benieuwd, waarom niet op de suggestie die toen toch heel aantrekkelijk leek, is ingegaan. De heai' Santema: Ut namme fan üs fraksje wol ik forklearje, dat wy hiel bliid binne mei dit ütstel. Nou krije wy hjir in parkearterrein, dat yndied it oan. sjen fan de stêd, foaral as men fan it stasjon öf komt, tige forheegje sil. Noch ien fraech: Hwat soe der op 'en dür barre mei de opstan, de betonkonstruksjes, dy't der nou noch binne op de lytsemerk; dy wachtsje noch altiten op har bistimming. Ik tocht, dat wy der nei stribje moas. ten ek dit ünderdiel fan dit bisünder moaije plein sa gau mooglik oan to klaeijen. En ik soe yn dit forban by de noas lans efkes freegje wolle, hokker bistimming dat krijt. De heer Kingma: Hoewel het parkeerterrein, zoals het nu zal worden, een grote verbetering zal zijn, heb ik me afgevraagd, of dit nu eigenlijk niet een gelegen heid was, om van dit terrein, dat zeer dicht bij het stadscentrum ligt, een parkeerterrein met een dubbele laag te maken, eventueel met een kelder daaronder, waar speciaal de langparkeerders gebruik van kunnen maken. Op den duur zal het daar waarschijnlijk toch heengaan. De heer Van der Schaaf (weth.): De gedachte van de heer De Vries is nog wel even besproken met de dienst van O.W., maar is niet in het plan ingebracht, want ze is nog niet zo vreselijk urgent bevonden als aanvankelijk wel gedacht is. Als hier echter in de Raad algemeen het gevoel zou bestaan, dat deze postbussen toch bepaald gewenst zijn, dan zou het nog vrij gemak kelijk kunnen. Ik meen te weten, dat het niet tot over leg met de P.T.T. is gekomen. It feit dat de opstan fan de eardere skiepmerk, dêr't de hear Santema it oer hie, buten it plan bleaun is, wiist der op, dat de bistimming dêrfan noch net defini- tyf fêststiet. Dat kin nammers ek net, hwant it idé om dêr de sporthal to stiftsjen, libbet noch wol, mar hat noch net troch in bislüt fan de Rie syn definitive foarm krige. Men kin seis ek tinke, oft it, nou't it idé om it boadesintrum dêr to fêstigjen, loslitten is, ek better is wol men der al de sporthal fêstigje dan dochs mar de saek öf to brekken en op de bigeane groun to bigjinnen. Dat punt is lykwols net earder ryp foar bihanneling as hwannear't it plan om hjir de sporthal al of net to fêstigjen yn de Rie komt. En mei dat foarütsicht moast it bitreffende stik dus buten dit plan bliuwe. Was het nu niet beter geweest meteen een dubbel parkeerterrein te maken? Het College heeft gemeend, dat zulks in dit stadium niet goed te realiseren is. De heer Kingma spreekt dat wel gemakkelijk uit, maar dat zou enorm veel hebben gekost en dat zou van dien aard zijn geweest, dat het plan niet in 1966 zou kun nen zijn gerealiseerd. Dat is nu wel mogelijk en het creëren van rond 700 parkeerplaatsen kan o.i. niet wachten. Het betere idee van de heer Kingma is in dit geval dus wel de vijand van het goede idee van het College. Het idee is op zichzelf grandioos, maar niet op korte termijn te realiseren. De heer C. de Vries: De Wethouder zei, dat de kwestie van de brievenbussen niet urgent was. Dat is voor een deel wel juist, hoewel de situatie ook nu wel eens moeilijk is, maar ik meen, dat de tekening wel duidelijk maakt, dat het door de uitbreiding van de bushaltes toch beslist een vrij onmogelijke situatie wordt voor het station. Ik zou het door mij ge suggereerde toch we! wenselijk blijven vinden. Moge lijk kunnen ook andere fracties er nog iets van zeggen, opdat de Wethouder weet in welke richting hij met de verdere bestudering moet gaan. De heer Engels: Ik sluit mij bij de heer De Vries aan, opdat het de Wethouder duidelijk zij. De heer Van der Schaaf (weth.): Zijn er meer ja knikkers Van alle zijden wordt instemming betuigd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de te kennen gegeven wensen i.z. brievenbussen op het parkeer terrein. Punten 12 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 2, 3, 8 en 13). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 10). Gemeentebegroting onder 5. De heer Heetla: Ik ben hier niet tegen, maar deze zaak behoort niet thuis in een begrotingswijziging, die m.i. een recapitulatie is van reeds genomen besluiten; dit is een geheel nieuw voorstel. De heer Tiekstra (weth.)Het lijkt misschien in derdaad wat ingewikkeld, maai- het is administratief vrij eenvoudig, omdat deze bedragen in de betreffende posten bij de ter inzage gelegde wijziging van de be groting 1966 zijn opgenomen; daardoor vormen zij een onderdeel van die begroting. Ik hoop, dat het de heer Heetla op deze wijze duidelijk is geworden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17. De heer Kamstra rapporteert namens de commissie, belast met het onderzoek der geloofsbrieven en be staande uit de heren Bootsma, K. J. de Jong en Kam stra, dat de commissie de geloofsbrieven van de heer D. S. Veldhuis heeft onderzocht en in orde bevonden. De commissie adviseert de Raad dan ook, hem toe te laten als lid van de Raad. Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten. Hierna sluit de Voorzitter, om 20.05 uur, de ver gadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2