4
de gebruikelijke tarieven in Friesland. Het gebruike
lijke tarief is 75 ct. voor een enkele dagkaart en wij
stellen het op twee kwartjes, hetgeen t.a.v. het Nijlan
een verwarmd bad gunstig genoemd moet wor
den. Het zou bijzonder plezierig zijn als juist door deze
lage tariefstelling een groot aantal jeugdige zwemmers
daar terecht kan. Het lijkt mij niet zo verschrikkelijk
als daar b.v. eens 1500 jongelui meer zouden komen
zwemmen op een dag dan er anders bij een hoger tarief
zouden komen. Ik wil met nadruk onderstrepen, dat dit
tarief laag is, waaruit volgt, dat ook het tarief van de
25-badenkaart niet hoog is. We besparen ons de moge
lijkheid, dat abonnementhouders misbruik maken van
hun abonnement of bij een slechts seizoen, of door wel
ke omstandigheid ook, aan hun abonnement bekocht
zouden zijn. Immers als ze weinig gebruik maken van
het abonnement, dan is het bad per stuk duur. Er is
in deze regeling duidelijk de mogelijkheid neergelegd,
een zeer frequent gebruik, voor een groot deel van de
bevolking, mogelijk te maken. Dit is het aantrekke
lijke van dit systeem. Ik ben niet met de heer Kingma
van mening, dat het abonnement opnieuw zou moeten
worden ingevoerd. Ik hoop, dat de heer Heetla aan mijn
informatie met betrekking tot het abonnement ook vol
doende heeft. De heer Heetla vraagt vervolgens, waar
om de openstellingsuren verschillend zijn .Een open
stelling van 7 uur voor de Kleine Wielen, vergt van
hem, die in het westen van de stad woont, dat hij om
kwart voor zes moet opstaan; het bad in het Nijlan
ligt voor hem veel gunstiger. Het is dan ook gebleken,
dat het vroege bezoek in de Kleine Wielen niet veel te
betekenen had. De noodzaak om de Kleine Wielen zo
vroeg te openen is praktisch helemaal vervallen en de
nieuwe openstellingsuren verschaffen de mogelijkheid
tot een betere werktijdenregeling te komen voor het
personeel.
De heer Bootsma heeft iets gevraagd m.b.t. het ta
rief voor het gebruik van verenigingen buiten de vast
gestelde openingsuren op ma. t.e.m. vrij. Mag ik vol
staan met dit te zeggen? Als een vereniging er behoef
te aan heeft voor haar leden een bad in zijn geheel tot
haar beschikking te hebben, dan kan dat tegen het ge
noemde tarief. Zodra de 50 wordt overschreden, betaalt
men het normale dagkaartentarief. Als een vereniging
b.v. behoefte heeft binnen de openstellingsuren een
trainingsbaan ter beschikking te krijgen, is dat met de
directie van het bad stellig te regelen. Ik geloof, dat
het redelijk is, dat, als een vereniging een eigen uurtje
wil hebben, dit twee kwartjes kost. Een ander punt is,
of in dat geval ook nog de 25-badenkaarten geldig zou
den zijn. Dit is zondermeer uit de redactie van het
voorstel te lezen, maar ik verwacht, dat, als de Raad
dit zou wensen, het niet zo moeilijk is dit te gaan
doen, omdat ik ook mag aannemen, dat de kans groot
is, dat m.n. leden van zwemverenigingen toch wel een
25-badenkaart zouden nemen en het is ook een beetje
triest als die kaart nu juist op het trainingsuur niet
te gebruiken is. Ik hoop, dat de heer Bootsma iets ge
rustgesteld is. De gedachte is dus gebaseerd op de ver
onderstelling, dat verenigingsgebruik van het zwembad
veel omvangrijker is dan het verenigingsgebruik van
de sintelbaan.
De heer Heetla: Ik ben de Wethouder erkentelijk
voor zijn antwoord omtrent de abonnementen, maar
de kwestie van de openstelling is me nog niet helemaal
duidelijk wat betreft de Kleine Wielen. De mensen, die
in het oosten wonen zullen toch volgens mij, veel naar
de Kleine Wielen trekken. Ik wil dit nog even onder
Uw aandacht brengen.
De heer Kingma: Iets van wat de Wethouder ge
zegd heeft over de abonnementen, gaat eigenlijk niet
op. Bij een slecht seizoen zal de 25-badenkaart beter
zijn, maar deze 25-badenkaart is bijna net zo duur als
het vroegere abonnement, waarop ik heb gezinspeeld.
Aan de andere kant meen ik, dat we hier wei iets op
toe mogen leggen t.b.v. gezinnen met b.v. 4 zwemmen
de kinderen, welke toch in de gelegenheid moeten zijn
om geregeld te zwemmen. Ook de leskaarten zijn hier,
meen ik, wel op ingesteld. Ik dacht daarom, dat we
onze abonnementen er ook op moesten instellen, zodat
iedereen kan zwemmen. Men is met zo'n 25-badenkaart
in één seizoen niet klaar. Zeker niet wanneer er 4 kin
deren zijn. Dan zou het alleen maar voor 25 baden per
kind al f 40,betekenen, maar ik veronderstel, dat
juist die kinderen wel vaker gaan zwemmen. Ze ko
men niet aan het gemiddelde van 100 baden, al zal
het bij een verwarmd bad een beetje gunstiger liggen.
Ik meen dus zeker, dat hier behoefte is, öf aan abon
nementen, öf aan een drastische verlaging van de prijs
van 25-badenkaarten voor kinderen.
De heer Bootsma: Het betoog van de Wethouder,
dat de tarieven in hun algemeenheid niet hoog zijn,
kan ik wel onderschrijven; 50 cent is werkelijk een
heel billijk tarief en ik hoop, dat de zinsnede, waarin
gesteld wordt, dat de normale exploitatiekosten uit de
badkaarten gedekt zouden kunnen worden, werkelijk
heid gaat worden. Er mag dan wel eens een heel mooie
zomer tussen zitten. Maar de kwestie van het gebruik
door verenigingen is niet helemaal bevredigend. Het
kan, zijn, dat in overleg met de badmeester in de nor
male tijden van openstelling een trainingsbaan is uit
te leggen, maar dat staat niet vast. Ik vertrouw er
daarom op, dat dit voldoende geregeld wordt, opdat de
clubs niet voor het voldongen feit komen te staan bij
maanlicht te moeten zwemmen. Dat naast het dag
kaarttarief ook gelezen zou kunnen worden, dat daar
voor ook de 25-badenkaarten geldig zijn, is dunkt mij
logisch, maar dat houdt tevens in, dat er dan een 50
a 60 moeten verschijnen. De Wethouder is vrij optimis
tisch met te veronderstellen, dat deze clubs met een
paar honderd leden zullen komen opdagen. Ik hoop
het met hem, maar ik ben er niet van overtuigd.
De heer Visser: N.a.v. het antwoord van de Wet
houder, zou ik graag het College willen vragen of er
nu meer ruimte is voor het schoolzwemmen.
De heer C. de Vries: Ik meen me te herinneren, dat
in het oude systeem èn abonnementen èn als ik mij
niet vergis 10-badenkaarten bestonden en dat voor
beide contramerken werden uitgegeven om op die wijze
een zekere controle te hebben. Er staat in de raads.
brief een opmerking, dat de personeelslasten misschien
gedrukt kunnen worden door het aanschaffen van
automaten. Het ligt toch zeker nü niet in de bedoeling
om ook contramerken af te geven, want t.a.v. 25-ba
denkaarten alleen lijkt mij dat niet erg praktisch. Het
is alleen maar kostenverhogend. Alleen voor de sta
tistiek kan ik me voorstellen, dat het van belang is,
maar praktisch lijkt het mij een overbodige zaak.
De hear Klijnstra: It liket my ta, dat de jongerein
en ik doel spesiael op de bern, oant it sechstjinde
jier ta net yn de gelegenheit steld wurde kin om
diel to nimmen oan dizze swimmerij. Der is in great
tal hüshaldings, hwer't it bernetal frij great fan is en
foar dizze bem soe soene hja 100 kear swimme
it op fjirtich goune komme. Mannichien komt der dan
net oan ta syn bern nei dit bad gean to litten. Dizze
bern moatte dan mar yn it Van Harinxmakanael of
yn de ien of oare dobbe ombaeije mei alle gefolgen dêr.
fan. Ik soe der dochs wol op oanstean wolle, om foar
dizze bern, ryk of earm, in abonnemint of in goed.
keaper kaertsje yn to stellen.
De hear Santema: It is neffens my wol in biswier
hwannear't wy de Lytse Wielen in üre letter iepen
stelle sille as it Nijlan. Hwant foar it wurk wolle noch
in protte minsken swimme. Dit wurdt harren, dy't nei
de Lytse Wielen wolle, nou ünmooglik makke. It letter
iepen gean fan it swimbad is lykwols net allinnich in
neidiel foar dizze minsken, mar is finansjeel sjoen ek
net gunstich foar de Gemeente. Wy hawwe in tige
minne simmer hawn yn 1965; der hat ek efkes in top
west, dat der tige gebrük makke waerd fan de Lytse
Wielen, mar fierders witte wy einliken noch neat fan
it definitive risseltaet en hoe't it yn de iere moarntiid
wêze sil. De mooglikheden om der to kommen binne
great. It tal auto's wreidet him tige üt; dus hwat dit
oanbilanget, sil der ek gjin biswier wêze. Lit üs op-
passe, dat wy de folie kapasiteit fan üs swimbaden bi-
nutte.
De heer Tiekstra (weth.)In eerste instantie heb ik
aan de heer Heetla gezegd en dat is ook voor een
deel het antwoord op het laatste betoog van de heer
Santema dat op grond van de ervaringen van het
vorig seizoen en rekening houdende met het feit, dat
het Nijlan beschikbaar is en dat ieder wel een vervoer
middel beschikbaar heeft om er te komen, ik er juist
de voorkeur aan zou geven om het Nijlan, dat de be
hoefte wel kan verwerken, al om zeven uur te openen.
Het is dan niet nodig om de Kleine Wielen om zeven
uur te openen. Mocht bliken dwaen yn dit seizoen, dat
wy dat forkeard sjoen hawwe, dan sjocht de Rie en
elkenien in oar ütstel fan dizze kant fan de tafel. Mar
de minsken dy der oer gear west hawwe, basearje har
ütstellen dy't se oan B. en W. dien hawwe, wol op de
ünderfiningen, dy't se hawwe. En dy binne düdlik.
Ik haak nog even in op mijn opmerking over het uit
leggen van trainingsbanen. Ik heb dit punt in de af
gelopen dagen zowel met de directeur als de admini
strateur van de dienst voor Sport en Recreatie uit
voerig besproken en wij zijn tezamen tot de conclusie
gekomen, dat dit voor trainingsdoeleinden de eenvou
digste oplossing was, omdat het in dat geval gaat om
een individuele training of een training van een paar
zwemmers of zwemsters; het is nooit een groep trai
ners van die omvang, dat daar b.v. 50 kaartjes uit
zouden kunnen worden betaald. Dat heeft geleid tot de
redenering, dat onder die omstandigheden juist de ver
enigingsuren bestemd moeten zijn voor de grote groep
van leden en als die groep niet zo groot is, als ik even
heb verondersteld, dan willen we hopen, dat we met
deze gang van zaken praktijk opdoende, het volgend
jaar een betere regeling kunnen presenteren aan de
Raad. Dat is een antwoord op de, dacht ik, volkomen
scheefgetrokken voorstelling van zaken van de p.s.p.-
fraktie. Wij hebben dan ook dit jaar aanmerkelijk gun
stiger tarieven aan de Raad voorgelegd dan vorig jaar.
Daarom heb ik in eerste instantie juist zo over die 25-
badenkaarten gesproken, omdat die niet op naam staan,
terwijl abonnementen wel op naam staan. Een gezin
met zes kinderen zou 6 abonnementen moeten hebben.
Dat is niet gebeurd, mijnheer Kingma, en ik verzet mij
dus tegen de hier uitgesproken idee, alsof deze tarie
ven hoog zouden zij en een beletsel zouden vormen
voor de massa van de jeugd om te gaan zwemmen. De
hoogte van deze tarieven ligt op 2/3 van de gebruike
lijke prijs. Dan kan men lager gaan en dan kost het
40 cent, welnu dan vraag ik mij af, waar de centen van
daan komen, wanneer de jeugd in de overdekte voor
een hogere prijs zwemt. Ik geloof, dat er niets op tegen
is ook de jeugd duidelijk te maken, dat de overheid er
niet is om alle kosten te dragen. Als de heer Kingma
de begroting voor de dienst van Sport en Recreatie
goed geraadpleegd heeft, weet hij, dat dit zwembad
ons stellig twee ton per jaar kost. Met de heer Boot
sma hopen wij, dat de variabele kosten van het bad,
verwarmingspersoneel etc. er uit komen langs de weg
van een hoog gebruik van dit bad. Als het seizoen
ongustig is leggen we er nog veel meer geld op toe.
De heer Visser had nog een vraag over het school
zwemmen. Wij weten nog niet precies hoe het school
zwemmen in het seizoen geregeld wordt, maar er zal
natuurlijk gekeken worden naar de mogelijkheid om
althans dit seizoen ook ruimte te maken voor het
schoolzwemmen.
De heer De Vries vraagt zich dan tenslotte nog af,
hoe het komt met de controlekaartjes. Wij hebben ge
streefd naar een zo eenvoudig en zo goedkoop moge
lijk systeem, waarbij de controleurs overbodig zijn en
het lijkt mij aangezien de 25-badenkaarten knip-
kaarten zijn dat een controlemerk hier niet nodig is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 56).
De hear Boomgaardt: Ik fyn it in alderheislikst
djür wurk foar in bidrach fan f 625.000,Ik bin fol-
slein ündeskundich, mar men soe sizze: dit moat mei
twa ton ophalde. Op side 2 fan it riedsbrief stiet: in
diel fan dizze kosten soe helle wurde kinne üt de op-
bringst fan forkochte of noch to forkeapjen terreinen.
Ik soe wol witte wolle hwer't dit op slacht, hwat der fan
it Aldehousterplein noch forkocht wurde kin. In twadde
fraech is: de rintefoet fan it bidrach, dat bitelle wurde
moat, wurdt hjir op 4,7% steld. By it plan, oannommen
foar it Prinsessehöf, waerd in rinte neamd fan 6,5%.
It sil syn reden wol hawwe, mar as men it jild liene
moat, sil de Wethalder fan Finansjes ek wol sizze, dat
hy dit foar 4,7% net krije kin. In tredde fraech is:
hoe wurdt dit wurk ütfierd? Der stiet neat fan yn it
stik, mar it sil wol iepenbier oanbistege wurde. It sil
net yn eigen bihear, tinkt my, dien wurde; dêr is it
projekt to great is. En de fjirde fraech: ik haw heard,
dat oan de Provinsje minoftomear de tasizzing dien
wie, dat it septimber wol klear wêze soe. Dat stiet dan
yn forban mei de iepening fan de Provinsiale Biblio
theek. As ik efkes sjoch hoe hurd de tiid giet, dan
sil it wol in toer wurde. Ik woe wol graech witte, hoe't
it Kolleezje dit sjocht.
De hear Santema: Wy hawwe al faker yn dizze
gearkomste der op oanstien, dat dizze saek sa hurd
mooglik réalisearre wurdt en dat de trije projekten,
dy't wy yn dit forban op it each hiené: it Aldehou
sterplein, it boadeterrein en it fémerkterrein, tagelyk
ütfierd wurde soene. Nou binne wy mei it parkear-
terrein op de aide fémerk in hiel ein fierder en de
plannen foar it boadesintrum geane ek de goede kant
üt. Mar hjir is wol haest nedich, hwant yn septimber
is miskien de nije bibliotheek al yn gebrük. Dêrom mei
ik der miskien ek noch in fraech oan taheakje. Is it
de Wethalder bikend, hwannear't dizze oanbisteging
pleats fine sil Fierder sjoch ik hjir yn it riedsbrief
op de earste side, sahwat middenyn, in sin stean oer
in sanbêd fan iikernöch 50 sm: „opdat later eventueel
de bestemming van deze terreingedeelten kan worden
gewijzigd, zonder in hoge kosten te vervallen."
Dizze sin stelt jin foar de mooglikheit, dat der
yn de takomst op'e nij wer yn dat terrein groeven
wurde sil. Dat is altyd minoftomear in skrikbyld en
ik soe it wol tige op priis stelle, dat men yn alle ge
tallen in eigen oannimlike forklearring jaen koe, oan
hokker projekten men hjirby tinke moat. Fierder slüt
ik my fan herten oan by hwat B. en W. sein hawwe
oer de graverijen dy't op dit terrein aensen pleats
fine sille. De archéology moat de gelegenheit krije om
hjir, op ien fan de aldste terreinen fan Ljouwert, oan-
wêzich to wêzen. Sünder mis sille hjir ek, omt wy
hjir mei in aid tsjerkhóf to krijen hawwe, skeletten nei
boppen komme. Ik achtsje it mei B. en W. tige winsk-
lik, dat dizze skeletten mei earbied bihannele wurde.
De ünderfining hat leard, dat op dit stik fan saken
soms de grouwélichste dingen barre en dat kinne wy
net hawwe. Dêrom soe ik dochs wol ütstelle wolle, dat
B. en W. der noed foar steane, dat der sa hannele wurdt
as foar de deaden oer dien heart to wurden.
De hear Van der Schaaf (weth.)De hear Boom.
gaardt bigjint mei op to merken, dat hy dit plan tige
djür fynt. De birekkening fan de kosten is op deselde
wize makke as altiten bart en dan komt dit bidrach
der üt. By de oanbisteging sil it wol bliken dwaen,
dat it to neisten by de wierheit is. Ik jow tait is in
heap jild, mar it kin net foar minder. In oare fraech
wie: hjir forskynt it sifer fan 4,7% en yn in oar ge-
fal 6,5%. Dat is de rinte dêr't de Gemeente foar liene
moat optheden, maar 4,7 is it persintaezje fan
de gemiddelde rinte. De Gemeente hantearret it bigryp
„gemiddelde rinte" en dat wol dan sizze: it gemid
delde tusken de goedkeapere eardere lieningen en de
djürdere fan nou en dat sifer wurdt hjir hantearre.
De Wethalder fan Finansjes sil, as Jo dit dwaen fier
der bistride woene, der wol mear fan sizze kinne. Kinne
der noch terreinen forkocht wurde, hwant der wurdt
in opbringst fan f 100.000,rüsd. Net op, mar oan it
plein kin in forkeap pleats fine dy't dit bidrach op-
smite kin.
De hear Boomgaardt freget, hoe't dit wurk üt-
jown wurde sil. My tinkt, dat it wurk yn oanmerking
komt foar iepenbiere ynskriuwing. Der wurdt ek gjin
machtiging frege om it ünderhans to dwaen, sadat Jo
oannimme kinne, dat hjir de regel fan tapassing is, dat
it iepenbier dien wurde sil. Dan is de fraech, dat der
mei de Provinsje praet is oer de tiid fan rékommen
fan it wurk en dêrby is dan septimber 1966 neamd.
De gong fan saken is sa, dat as de Rie dit ütstel oan-
nimt, dit dan fierder nei Deputearre Steaten giet
en dy sille yn dit gefal der wol bilang by hawwe om
hjir net al to lang oer as ik it ünearbiedich sizze
mei to „stinnen". Wy kinne dus net earder in oan
bisteging halde as hwannear't Deputearre Steaten har