8 9 De heer Kamstra: De beide voorgaande sprekers hebben zich er over beklaagd, dat het zo lang heeft geduurd en ik sluit mij daarbij aan. Ik heb in de pro vincie gehoord, dat het van zo groot belang was welk besluit Leeuwarden eventueel zou nemen en dat men zich afvroeg, hoe Leeuwarden er over dacht. Ik geloof, dat intussen in de provincie al het één en ander is ge beurd en dat ieder voor zich al bezig geweest is deze zaak in de geest, zoals die voor hun gemeente het beste paste, op te lossen. In het concept-besluit wordt onder A 1 aan B. en W. opgedragen een onderzoek in te stellen in een drietal richtingen. Wel heeft dit veelzijdige onderzoek natuur lijk tot gevolg, dat de beslissing wordt uitgesteld. Dus we verliezen tijd, die tijdwinst betekent voor degenen die vinden dat Leeuwarden zichzelf maar moet redden. Echter ook zonder het accent te leggen op dit voordeel voor één van beide partijen, kan men stellen: één en ander kost weer tijd. Onder A 2 wordt besloten dat onderzoek in te stellen tezamen met alle mogelijke be trokkenen. Het is mij niet duidelijk hoe men dit in de praktijk wil doen. Wil men 3 commissies, één voor A 1, A 2 en A 3, of wil men één grote commissie instellen van alle betrokkenen en daarmee een drietal onderzoe ken instellen Dit wordt een vreselijk ingewikkelde en tijdrovende zaak. Het onderzoek is nodig, omdat er verschil van mening is in het College van B. en W. Een sleutelpositie neemt daarbij de voorzitter van de Raad in. Dat zal ook voor de nieuwe voorzitter gel den. Is het nu wel verstandig, dat, bij een verschil van mening in het College, waarbij de stem van de voorzit ter zwaar weegt, de Raad een knoop doorhakt en daar mee een nieuwe voorzitter bindt Laat het College o.l.v. zijn nieuwe voorzitter t.z.t. met het voorstel ko men. Het zou mij niet verwonderen, dat de totale pro cedure dan uiteindelijk minder tijd zal gaan kosten dan via de weg, die nu wordt voorgesteld. De heer Van der Veen: Ik begrijp niet waarom de Raad op dit moment niet zou kunnen besluiten, onge acht welke voorzitter daar t.z.t. mee te maken heeft. Ik heb ook niet begrepen, waarom men zo veel be zwaar heeft tegen de tijd, die het gekost heeft tot dit besluit te komen. Het was, dacht ik, bijzonder moeilijk tot een voorstel, zoals het hier ligt, te komen, omdat de grootste fractie, voordat het punt aan de orde kwam, al een vooringenomen standpunt had. Ik zou ook niet willen aandringen op overhaasting van de zaak, omdat ik meer prijs stel op een goed en degelijk onderzoek, dat niet berust op fantasiecijfers en wens dromen, maar op feiten. Ik zou dus graag willen, dat er een behoorlijke commissie komt, met mensen die ook behoorlijk deskundig de zaak kunnen bekijken en die komen met gegevens, die zo reëel mogelijk zijn. De heer Spiekhout meent, dat elk ogenblik de zaken alweer achterhaald worden, omdat de ontwikkeling zo snel gaat; dat is natuurlijk een argument wat men kan gebruiken om te zeggen: wij moeten dus snel een beslissing nemen. Maar dat argument keert zich na tuurlijk ook tegen degene, die dat gebruikt, omdat, als je vlug bent, je er ook zeker van kunt zijn, dat je te vlug bent voor de ontwikkeling, die na dit besluit komt. Wij doen dus, dacht ik, goed om dit alleen maar serieus te bekijken. Ik begrijp ook niet hoe men aan de ene kant positief kan staan tegenover dit voorstel en aan de andere kant negatief, door dit voorstel neutra liteit te verwijten. Een verwijt, dat de heer Boomgaardt ver van zich gooit. Ik dacht, dat het verdienste van dit voorstel en de plicht van ons was, dat we, voordat we een beslissing nemen, gegevens willen hebben, die berusten op een behoorlijk onderzoek. Ik geloof dus, dat tegen dit voorstel niets in te brengen is. De hear Santema: Oer dit punt hawwe wy gjin for. let to diskussiearjen. Wy wachtsje ek mei bilangstel- ling op it sifermateriael, dat üs aensen foarlein wurde sil, as dizze kommisje klear kommen is. De saek is op it stuit yn in dinamyske üntjowing en wy moatte dus wol yn 'e gaten halde, dat der elts momint noch foroaringen komme en wy moatte der rekken mei halde, dat wy fan dit geweldige middel, dat üs oan de han dien is, ek safolle mooglik minsken profitearje litte. Hwannear't der net earst in konsolidaesje is fan hwat krekt it plan is, dan is it ek tige dreech op dit stuit al üs stanpunt to bipalen. Neffens üs sil it nei alle gedachten dochs wol gean fia in regionale distribüsje ta in algemienen ien, mar dat moatte wy mar öfwachtsje. Dêrom steane wy efter dit ütstel. De hear Klijnstra: Wy kinne üs wol efter de wur. den fan de hear Spiekhout stelle. De hear Van der Veen hat wol sein, dat de greatste fraksje al in stan punt ynnommen hie yn earste ynstansje. Ik soe sizze, dat is dan allinnich mar to wurdearjen. Ik hoopje mei de hear Spiekhout en syn fraksjege- noaten, dat dit yn koart bistek bihannelje wurde sil en dat it binnen net al to lange tiid ien bidriuw wéze mei yn Fryslan. De Voorzitter: De verschillende heren hebben in de eerste plaats hun teleurstelling uitgesproken over de tijd, die nodig was om met dit voorstel bij de Raad te komen. Er is in de aanbieding van dit voorstel al één verklaring gegeven, n.l. de wisseling van de wethou ders. Er is ook een vrij langdurige absentie van de heer Pols geweest. Er waren nog enkele aanleidingen, welke reden tot dit uitstel hebben gegeven. Het voor stel is heel eenvoudig. Er wordt een opdracht aan B. en W. gegeven deze zaak te onderzoeken in zijn verschillende aspecten. Er wordt gevraagd, dat het onderzoek zal gebeuren met de andere belanghebbende gemeentebesturen en zo mogelijk d.w.z. als de meer derheid van die besturen dat wenselijk acht met het bestuur van de provincie Friesland en nog andere in stellingen. Een paar uitgangspunten worden bij dat onderzoek genoemd en er wordt tenslotte gezegd, het resultaat van het onder A1 bedoelde onderzoek zo spoedig mogelijk aan de Raad voor te leggen. B. en W. bekijken deze zaak zo breed mogelijk met degenen, die ermee te maken hebben. Wij zien dan graag zo snel mogelijk het resultaat van dat onderzoek tegemoet. Dat houdt dus in, in antwoord op een opmerking van de heer Boomgaardt, dat deze zaak dan in de Raad zal moeten terugkomen. Er is gezegd door de heer Spiekhout, dat met dit voorstel weggenomen is, zoals hij het noemt, het odium, dat de gemeente Leeuwarden tegenstander zou zijn van een provinciaal werkend gasbedrijf. Ik meen, dat uit het voorstel bepaald niet volgt, dat de gemeente Leeuwarden voorstander is van een dergelijk gasbedrijf. In dat opzicht kan dus aan de conclusie van de heer Spiekhout geen gevolgtrek king worden verbonden. Als de heer Spiekhout zegt, dat destijds het meerderheidsvoorstel inhield een keuze voor een regionale opzet zonder meer, dan is dat ook niet juist. Het meerderheidsvoorstel destijds hield heel nadrukkelijk in een regionale opbouw van de distributie van aardgas met een toporgaan. Een punt, dat met grote nadruk destijds door de meerderheid is gesteld en vandaar, dat nu in de keuze van de mogelijkheden dit ook zo wordt genoemd. Wij kunnen nog dit zeggen dat is dan toch wel weer een positieve kant van het voorstel, hoewel het er niet met zoveel woorden in staat er is nog een vierde mogelijkheid, n.l. dat Leeuwarden niets doet en zich beperkt tot eigen bedrijf. Die mogelijkheid is hier niet genoemd en dit onder zoek houdt in, naar het standpunt van het College, een bereidheid tot een samenwerking, in welke vorm die samenwerking uiteindelijk dan ook zal moeten zijn. Dan tenslotte de opmerking van de heer Kamstra over de voorzitter van dit College, die bij dit onderzoek een sleutelpositie zou innemen. Ik heb de heer Kamstra in dat opzicht niet goed kunnen volgen. Ik geloof niet, dat ik in deze hele affaire tot dusverre een sleutel positie heb ingenomen en ik geloof ook niet, dat mijn opvolger dit zal doen. Hier wordt een opdracht ge vraagd om in een uitgebreid en volledig onderzoek aan de Raad mee te delen, hoe de voorzitter van het College hier nu zakelijk over zou denken. Ik mag tenslotte nog zeggen, dat het ook de wens van het College is, dat deze zaak met bekwame spoed verder tot afdoening komt. De heer Spiekhout: Ik vind geen aanleiding om terug te komen op wat ik in eerste instantie gezegd heb en wij zullen dan ook niet met een amendement komen om het minder neutraal te maken. Wij zullen onze steun aan dit voorstel verlenen. Ik begrijp niet, dat de opmerking, dat wij al een bepaald standpunt hadden, voordat het voorstel de vorige keer in de Raad kwam, als een verwijt bedoeld kan zijn; dat kan ik van de heer Van der Veen niet aannemen. Wij heb ben al heel wat studiecommissies hierover aan het werk gehad en wij hadden ons globaal een mening ge vormd over deze materie. Ik heb de vorige keer willen nagaan, of één gasbedrijf voor Friesland nu ook con creet, ook voor de Raad van Leeuwarden, een aan vaardbare zaak was. Daar zat dus nog het element van studie in en wij hebben ons in zoverre dus niet, voor dit concrete geval, vastgelegd, maar wij hebben globaal de zaak bekeken en ons daarin verdiept en daar door een mening gevormd. Ik heb - en dit n.a.v. wat U hebt opgemerkt inderdaad niet gezegd, dat hier een keuze gedaan wordt voor één bedrijf. Dat is be paald niet het geval. Ik heb alleen maar gesteld, dat het nu afgelopen is met de indruk, dat er een keuze tegen één bedrijf gedaan zou worden, zoals wel gedaan zou zijn, als indertijd het meerderheidsstandpunt zou zijn aangenomen. Dit voorstel ligt nu voor ons. Wij zijn het over de betekenis van dit voorstel wel eens. Dit is niet meer een keuze voor één bedrijf en daarmee ben ik op het ogenblik echt wel tevreden. Wij zullen dus onze steun aan het voorstel geven. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 66). De heer Keuning: We hebben hier te maken met een ontwikkeling, die nog altijd niet zijn eindfase be reikt heeft. Het is een ontwikkeling, die zich op andere gebieden, in velerlei vormen, al zeer vergaand voltrok ken heeft. Dat wil dus zeggen, dat zeer veel activitei ten op allerlei maatschappelijk gebied in de vroegere jaren geheel gebeurden vanuit de vrijwilligheidssfeer, vanuit de amateuristische sfeer, terwijl tegenwoordig de overheid meer en meer bij die activiteiten betrok ken is. Dat geldt op het gebied van het maatschappe lijk werk, de kunst, de cultuur, en in latere jaren pas eigenlijk ook van de sport. En op het punt van de sport komt nu het betaalde voetbal om de hoek kijken. Nu komen er bepaalde, ambivalente gevoelens naar boven t.o.v. betaald voetbal. Ik geloof, dat dit zijn grondoor zaak hierin vindt, dat men hier eigenlijk te maken krijgt met een soort mengvorm van sportbeoefening en recreatie. Van oudsher is men eigenlijk altijd gewend geweest, dat de sportbeoefening een zaak was van de sportbeoefenaren zelf en dat hoogstens de overheid hier bij met een zekere passieve taak een rol speelde. In latere jaren zien wij, dat op alle mogelijke gebieden de overheid de gemeentelijke overheden m.n. maar ook tegenwoordig wel de rijksoverheid actief een rol gaat spelen in zoverre, dat ze zelf de sportterreinen, kleedlokalen en overige voorzieningen sticht en ter be schikking stelt. We hebben in deze Raad uitvoerig ge sproken over zwembaden en daarbij is aan het licht gekomen, dat alleen het zwembad in 't Nijlan waar schijnlijk al een gemeentelijke bijdrage van ongeveer f 200.000,per jaar zal vragen. We hebben verder in deze Raad gesproken over het Princessehof, over cul tuur en we zien, dat de lasten van de Gemeente daar bij aanzienlijk gaan stijgen. Wat doet zich eigenlijk voor bij het beroepsvoetbal Dit beroepsvoetbal is ge worden tot een bezigheid, die aan tienduizenden men sen in Nederland recreatie verschaft. Wij zien, dat er een bijzonder grote belangstelling bestaat bij de publiciteitsmedia en eigenlijk zien wij, dat de overheden niet een aan die van het publiek equivalente belangstelling daarvoor hebben getoond. We hebben nu enkele malen hier de financiële positie van sportclub Cambuur aan de orde gehad. Reeds enkele malen heeft de Raad zich in principe in meer derheid uitgesproken voor een deelname van de over heid in deze vorm van recreatie. De laatste keer is vanuit de Raad door diverse sprekers gevraagd: Kunt U, College, niet een bepaalde lijn hierin brengen? Kunt U niet komen met een bepaald duide lijk omschreven voorstel, dat een zekerheid geeft op een langere termijn Een dergelijk voorstel ligt hier nu voor ons. In dit voorstel zijn ook vrij duidelijk de moei lijkheden zichtbaar, die een subsidie-systeem voor een dergelijke organisatie met zich meebrengt. Dat zit n.l. in een, geloof ik, grotere mate van onzekerheid, die de inkomst en kosten van een dergelijke beroepsvoet- balorganisatie meebrengt en bovendien in een andere kant van de zaak, die wij niet in de hand hebben, n.l. de ietwat tweeslachtige houding, die de K.N.V.B. in zijn verschillende geledingen, t.a.v. het beroepsvoetbal inneemt, in vergelijking met het amateurvoetbal. Ik ge loof er goed aan te doen deze twee zaken duidelijk te scheiden. We mogen slechts de hoop uitspreken, dat onze K.N.V.B. dit in de toekomst duidelijker zal kun nen doen. Het is duidelijk, dat meer en meer de ge meentelijke overheden, misschien in de toeaomst zelfs de rijksoverheid, zich hebben te bemoeien met deze vorm van optreden, van, misschien moet ik zeggen „voetbal-artisten", voor een zeer groot publiek. Welke vorm dit zal aannemen kunnen we op dit ogenblik nog niet overzien. Dit wordt een ontwikkeling, die op een bepaald ogenblik wel zal leiden tot een systeem, dat bij verschillende gemeenten een zekere mate van gelijkheid gaat vertonen. Deze zaak is daarom voor ons van direct belang, omdat zich in Friesland op dit ogenblik slechts twee van dergelijke organisaties be vinden, n.l. Cambuur en Heerenveen, en dat waarschijn lijk in de toekomst hier nog een verdere concentratie zal moeten plaatsvinden, wil het beroepsvoetbal in stand blijven. Zou men van de zijde van de Gemeente hieraan niets doen, dan ben ik ervan overtuigd, dat binnen enkele jaren het betaalde voetbal voor Friesland zal hebben afgedaan. En bij ons ligt dus de vraag, of wij dat wensen. Misschien dat er, evenals vroeger, en kele leden zijn, die zeggen: dat moet dan maar weg. Zo ligt het bij ons toch bepaald niet. Wel blijven er natuurlijk een aantal vragen over. In het voorstel heb ben we gezien, dat men een bepaald subsidie-systeem in het leven roept. Dat betekent ook, dat een dergelijk systeem van procentuele bijdrage in de vaste lasten, het betaalde voetbal voor de Gemeente niet meer maakt tot wat vroeger wel eens gesteld iseen bodemloze put. Ik geloof, dat we hier dan inderdaad komen tot een grotere mate van zekerheid voor de Gemeente, waarbij we uiteraard in de loop der e.v. jaren zullen kunnen bezien, in hoeverre wij hiermee door kunnen en moeten gaan. Het valt natuurlijk te betreuren, dat het Friese bedrijfsleven hier misschien minder financiële belang stelling toont dan in andere plaatsen. Ik betreur dit met het College, maar ik geloof niet, dat dat voor de Gemeente aanleiding mag zijn om te zeggen: Nu doen wij ook niets meer. Ik geloof dus, dat dit een aanvaard baar geheel kan zijn. Over enkele punten, die in de laatste dagen een bepaalde mate van publiciteit gekre gen hebben, zouden we het College wel bepaalde vra gen willen stellen. De sportclub Cambuur heeft in haar plannen gesteld, dat men een gedeelte van de midde len i.p.v. ze op de transfermarkt te besteden, die een steeds moeilijker en onzekerder element wordt wil gebruiken voor de oprichting van een soort oplei ding voor jonge voetballers. Daarbij is het woord voet- balschool gevallen. Zodra men het woord school laat vallen, zijn er uiteraard een groot aantal mensen, die hier de nodige vraagtekens zetten en die zeggen: wat is dit voor een soort school, wat komt er daar terecht van die jongens? Is dat wel een goede begeleiding? Persoonlijk kan ik wel zeggen, dat ik dit een bepaald positief punt vind. Ik vind n.l., dat hierdoor deze sport club duidelijk laat blijken, dat zij een grote mate van verantwoordelijkheid bij zichzelf aanwezig acht voor de jongelui, die zij tot zich wil trekken. Welke mate van succes dit idee zal hebben valt op het ogenblik uiter aard niet te voorzien. Ik acht het wel gewenst, dat de gemeente, als dit gebeurt, met de door de Gemeente te geven subsidie, een oogje in het zeil houdt. Een tweede vraag is, of dit idee realiseerbaar is in het ka der van de K.N.V.B. Ik heb begrepen, dat dit bepaald wel mogelijk is wanneer men deze jeugdgroep onder brengt indirect in de sportclub en direct in de vereni ging van jeugdspelers. Ik heb gelezen, dat de voorzit ter van de F.V.B. dit bevestigt heeft, nadat ook vanuit de K.N.V.B. zelf dit punt bevestigd is. Het lijkt mij wel juist om op dit punt nog enige opheldering van het College te vragen. Ik kan me voorstellen, dat er nog altijd mensen zijn, die zeggen: Wij zien tegen deze betaalde voetballerij op als een element in de samen leving, dat ons niet erg ligt. Ik geloof, dat wij er veel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 6