A RAADSVERGADERING T flZt T .5 Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag 28 februari 1966 van maandag 28 februari 1966 Aanwezig: 36 leden. Afwezig: Ir. B. C. van Balen Walter, met kennis geving. Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, Burgemeester. De Voorzitter opent de vergadering en geeft het woord aan de neer F. P. ae Jong (Gemeentesecretaris) ter voorlezing van het ontslagbesluit van Mr. A. A. M. van der Meuien, burgemeester van de gemeente Leeu warden. De heer P. P. de Jong: Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Ne derlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van onze Minister van Binnenland se Zaken van 15 december 1965, no. 57941, afdeling rsinnenlanos Bestuur, bureau Kabinetszaken; gelet op artikel 66 der Gemeentewet; nebben goedgevonden en verstaan: aan Mr. A. A. M. van der Meulen op zijn verzoek met ingang van 1 maart 1966 eervol ontslag te ver lenen ais burgemeester der gemeente Leeuwarden, met dank voor de goede diensten als zodanig bewezen. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Soestdijk, 22 december 1965. (get.) JULIANA. De Minister van Binnenlandse Zaken (get.) Smallenbroek. De heer Kamstra: Op verzoek van de Raad en naar ik vertrouw met Uw toestemming, zou ik graag uit naam van de Raad enkele woorden tot U willen spre ken. We zijn hier bijeen in een af scheidszitting, bij de beëindiging van Uw burgemeestersloopbaan. En het kan haast niet anders, dan dat onze gedachten even teruggaan naar hoe het begon, t.w. met de noodraad, zoals wij die hebben meegemaakt. In de Raad van nu vinden we nog drie personen, die lid zijn geweest van die tijdelijke gemeenteraad. Dat waren U, de heer J. Tiekstra en ondergetekende. U maakte deel uit van het College van B. en W. Ik zie U in gedachten nog zitten op de plaats waar gewoonlijk de heer Pols zit en waar dan nu Uw dochter zit. Naar ik meen, was U belast met de portefeuille van Armwezen, Geneeskun dige dienst, Voedselvoorziening en Personeelsaangele genheden, in het kort genoemd: Sociale Zaken. Alles had nog een tijdelijk karakter. De Raad had niet de bevoegdheid van een gewone gemeenteraad, ook de burgemeester, voorzitter van de Raad, bekleedde dat ambt totdat op normale wijze een benoeming zou heb ben plaatsgevonden. Hierop legde de tijdelijke burge meester, Mr. J. Algera, in de eerste vergadering van de noodraad, welke gehouden werd op 7 november 1945, de nadruk en zeer duidelijk bleek dit voorlopige karakter, toen op 6 maart 1946 het bericht kwam, dat Mr. A. A. M. van der Meulen door Hare Majesteit de Koningin was benoemd tot Burgemeester van Leeu warden. Op 15 maart 1946 werd in een buitengewone raadszitting afscheid genomen van Mr. Algera, die van direct na de oorlog tot deze datum op waar-i dige wijze het ambt van burgemeester had vervuld. Op 18 maart d.o.v. werd U, Mr. Van der Meulen, geïnstal leerd als Burgemeester van Leeuwarden. Hoe werd Uw benoeming door de bevolking van onze stad ontvangen Toen ik bij het voorbereiden van dit toespraakje aan het sneupen ging in oude stukken, vond ik de tekst van het woordje dat ik namens mijn fractie bij Uw installatie heb mogen spreken. Ik mag er even tussen door zeggen, dat wij het toen anders deden dan nu en dat alle fractievoorzitters aan het woord kwamen, ter wijl ik het nu namens de gehele Raad mag doen. Ik zei o.a. dit: „Als het dan nodig was, dat een ander burgemeester zou worden en de tijdelijke burgemees ter zou moeten worden vervangen, dan moest dit leiiianu zijn mee bijzondere Kwaliteiten. Iemand, die ge respecteerd zou zijn of altnans zou worden door de be- voiKing. Iemand, die, al was hij partijman, evenais zijn voorganger, zich zou kunnen plaatsen boven de par tijen, hetgeen voor een burgemeester een noodzakelijke vereiste is. Toen op 6 maart j.i. Uw benoeming af- Kwam" ik citeer nog steeds „neeft deze benoe ming in meer dan één opzicht voldoening geschonken, voiuoenmg omdat de Keuze was gevallen op een van onze eigen ingezetenen, waaruit oieek, dat men ook in Den Haag de mening was toegedaan, dat ook hier nog bekwame en geachte mannen aanwezig zijn, waar dig om eerste burger te zijn van de Friese hoofdstad, voldoening vooral omdat de keuze op U was gevallen, ue persoon Mr. Van der Meulen is niet alleen in socianstiscne kringen geaent en gezien, maar ook bij anderen. En bij die anderen staat U in hoog aanzien en dat heeft U gekregen, omdat men weet, dat U een man is met een eeriijke overtuiging, maar die ook de overtuiging van een ander weet te respecteren. U be gint Uw ourgemeestersloopbaan onder zeer moeilijke omstandigheden. Weliswaar is er niet meer dat aan stormen van noodzakelijke maatregelen en handelin gen die eigenlijk allemaal op hetzelfde ogenblik moe ren worden genomen, zoals direct na de bevrijding, maar het is nog lang niet zorgenvrij." Dit waren dan enkele woorden uit mijn toespraak bij Uw installatie op 18 maart 1946 en ik durf deze te herhalen op 28 februari 1966. U heeft zich inderdaad boven de par tijen geplaatst en bent eerlijk geweest in Uw optre den tegen ieder. U was soms met gemakkelijk tegen over een ander, maar ook niet tegenover Uzelf. Be kend is Uw grote kennis van alles wat voor onze stad nodig is en wat nog moet gebeuren. De ontwikkeling die onze stad in de twintig jaren dat U burgemeester was, heeft doorgemaakt, is mede door U gestimuleerd en voorzien. De zorg voor alles wat Leeuwarden nodig heeft en waarvoor het vaak zo moeilijk is medewer king te krijgen van hogere instanties, heeft U bij de behandeling van de begroting voor 1966 gedemonstreerd door zelf, en wel voor de eerste maal, voorzover ik weet, een algemene beschouwing te houden, die ik haast een politiek testament durf te noemen. Hierin kwam tot uiting de grote zorg die U had voor de toe komst van Leeuwarden. U drong erop aan, daarvoor de ogen niet te sluiten. Die horen wil, dat hij hore. De vraag mag worden gesteld: Heeft U dan geen kritiek ontmoet in deze 20 jaren? Ja. Soms gemotiveerd, vaak ook niet. Kritiek vaak van mensen die niet achter de schermen konden of wilden kijken. Kritiek is niet ver keerd, als het maar eerlijke en opbouwende kritiek is. Maar juist om die kritiek mag ik U gelukwensen, om dat men het de moeite wel waard achtte, aan wat U zei of wat U deed aandacht te schenken. Een bewijs, dat het de aandacht waard was. Een mooi en passend spreekwoord is dit: Het zijn de slechtste vruchten niet, waaraan de wespen knagen. We weten allemaal, dat wie aan de weg timmert, veel bekijks heeft. Sta mij toe, dat ik even vergelijkingen maak tussen de toestand van 20 jaar terug en die van nu. Zoeven noemde ik de noodraad. Deze kwam op woensdag 7 november 1945 voor de eerste maal bijeen. Beëdigd werden 35 leden, die voor een groot deel waren voort gekomen uit de in 1939 gekozen raad, die op 27 augus tus 1941 voor het laatst vergaderde en opzij werd ge schoven door de bezetter. Uw raadslidmaatschap da teerde reeds van 1931. De vooroorlogse raad telde 29 leden. Dit aantal werd na de oorlog op 35 gebracht. Dit in verband met de stijging van het inwoneraantal door de annexatie van het zuidelijk deel van de ge meente Leeuwarderadeel op 1 januari 1944. De nieuw- gekozen raad in 1946 was samengesteld als volgt: de P.v.d.A. 17 leden, de A.R.P. 6 leden, de C.H.U. 3 leden, de K.V.P. 3 leden, de V.V.D. 2 leden en de C.P.N. 4 leden. In het College van B. en W. hadden zitting van af 15 april 1945 win. de heer M. H. Geerts, Wethouder van Onderwijs en Lichamelijke Opvoeding, en de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, Wethouder van Sociale Zaken, en win. de heren J. M. Praamsma, Wethouder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 1