3 2 van Openbare Werken, en P. F. J. Westra, Wet houder van Financiën. Ik zal niet verder spreken over de wijzigingen, die daarin hebben plaatsgevonden en door wie de afgetreden wethouders zijn vervangen. Nog even mag ik verteilen U weet het uiteraard dat de Raad der gemeente Leeuwarden sinds septem-i ber 1958 bestaat uit 37 leden. Tot zover dan het be stuur van onze gemeente. Er is heel wat veranderd in de na-ooriogse jaren. Geheel tevreden mogen we niet zijn. Daar doelde U, dunkt mij, ook op, toen U de woorden van zorg sprak in de begrotingsvergadering van 1966, welke ik zopas mocht noemen. Zien we Leeuwarden in de jaren na de oorlog groeien van 74.437 inwoners begin 1946 tot 86.246 begin 1965, dan lijnt het op het eerste gezicht, een bevredigende toeneming. Een nadere beschouwing van deze cijfers geeft echter aanzienlijk minder reden tot tevredenheid. Dit merkt men al, wanneer men de gioei van de Leeuwarder bevolking met de landelijke oevolkingstoename gaat vergelijken. De bevolking van Nederland groeide tussen 1 januari 1946 en 1 januari 1965 met 31,3%, die van Leeuwarden met slechts 15,9%, dus ongeveer de helft. We blijven dus achter. Een grote zorg is nog steeds het woningprobleem. Wel wordt er heel wat gebouwd, maar de grote achter stand welke in de loop der jaren is ontstaan door te geringe toewijzing van bouwvolume, wreekt zich nog in erge mate. We weten, dat dit voor U een grote zorg is geweest en nog is. Zorg voor eigen ingezetenen, doch ook voor hen, die zich in Leeuwarden willen vestigen, maar de kans niet krijgen. De centrumfunctie van Leeuwarden in Friesland brengt mee, dat tal van wo ningzoekenden van buiten de stad moeten worden ge huisvest. Het zijn de werknemers van de hier geves tigde bedrijven en industrieën, een grote groep amb tenaren, werkzaam bij Rijk, Provincie en Gemeente, en een aantal militairen van de vliegbasis. Hun aantal is steeds groter geworden. Er is en er wordt natuurlijk gebouwd, maar de achterstand is te groot. Alles te zamen zijn na de tweede wereldoorlog plannen tot uit voering gekomen, in totaal omvattende 11.051 wonin gen, terwijl daarvan 8.881 gereed kwamen. Ik ga hier verder geen cijfers meer noemen, maar we weten, dat de oude stad Leeuwarden het oude vertrouwde beeld heeft behouden. Aan de buitenkant zijn woonkernen verrezen, die spreken van durf. Het zijn woondorpen op zichzelf. Ik mag noemen het Heechterp, het Nijlan, het Ielan-in-wording en het Aldlan, voor het grootste deel nog in gedachten. We hebben onze industrieterrei nen aan de oost- en westkant van de stad. Leeuwarden had nog wel graag wat meer industrievestigingen gewild dan er zijn gekomen, maar geheel ontevreden is men toch, geloof ik, ook niet. Op het gebied van de recreatie zijn er nog heel wat onvervulde wensen, maar er wordt naar gestreefd om, zo mogelijk bij eike woon wijk ruimte beschikbaar te hebben voor sport en spel of andere vormen van recreatie. Het structuurplan voor de binnenstad en de structuurplannen voor een ver dere uitbouw van het stedelijke gebied van de gemeen te vormen een eerste poging om de ontwikkeling van de stad met omgeving in goede banen te leiden. Het zijn alleen nog maar enkele grote lijnen, die bij nadere uitwerking vrij zeker moeten worden aangepast aan de mogelijkheden en eisen van het moment van uitvoering en waarbij rekening moet worden gehouden met de te verwachten toekomstige eisen. Ik mag zeker niet ver geten te noemen de Frieslandhal, nationaal en inter nationaal geroemd. Maar één project en een zeer be langrijk project heb ik expres als laatste bewaard en dat is de ringweg'. In het novembernummer van de Leeuwarder Gemeenschap zie ik U met de vinger aan de knop, om de brug over de Dokkumer Ee te laten zakken, ten teken, dat het noordelijk gedeelte van de ringweg is geopend. Hiermee was het grootste project in de geschiedenis van Leeuwarden tot werkelijkheid gemaakt. In datzelfde nummer zegt de redacteur: ,,Er wordt wel eens gezegd, dat in Leeuwarden niets kan. Dit gebeurt dan met voorbijgaan van het zeer vele dat Leeuwarden wel blijkt te kunnen. De ringweg is daar van een uitstekend voorbeeld en van zo grote beteke nis, omdat, voorzover ons bekend, geen andere stad over een dergelijke verbinding beschikt." Van het Col lege van B. en W. is burgemeester Van der Meulen de enige die het gehele proces van plan tot werkelijkheid heeft meegemaakt. Meegemaakt ook in de zin van: mee tot stand gebracht, m zeer belangrijke mate zelfs. De ringweg zaï het symbool zijn en blijven van de 20 na-oonogse jaren, waarin hij eerste burger van Leeu warden is geweest. En wanneer ik dan het gehele pak- net dat ik in het voorgaande mocht noemen, samenvat, dan blijkt uit alles, dat Leeuwarden U bijzonder dank- uaar mag zijn voor al hetgeen U voor Uw en onze stad heeft willen en mogen doen. Namens de gehele Raad en ik leg in het bijzonder het accent daarop danK ik U voor Uw grote vooruitziendneid, Uw aroeid- zaamheid, Uw groot verantwoordelijkheidsgevoel, voor de juiste opvatting van Uw eervolle taak, overal be kend en gewaardeerd. We hopen, dat de goede God U nog vele jaren van geluk en gezondheid zal willen ge ven, opdat U de verdere ontplooiing van het vele wat nog te doen is, zult mogen volgen. De Raad wenst U, met Uw vrouw en kinderen, alle goeds toe. Bij deze wooruen wil de Raad het echter niet laten. Ik meen na informatie U een genoegen te kunnen doen door U als bewijs van dankoaarheid en vriendschap aan te bieden, ook weer namens de gehele Raad, in clusief de Wethouders een atlas van Friesland. Deze atlas, uitgegeven in 1718, is in de wandeling bekend onder de naam van Schotanus-Halma. Reeds in 1664 lieten de Staten van Friesland een atlas uitgeven als bijlage in de kroniek van Christianus Schotanus. Helaas was bij het samenstellen van deze eerste kaartenver zameling niet altijd de nodige zorgvuldigheid betracht. De Staten gaven dan ook een nieuwe opdracht aam andere cartografen, maar ook aan dezelfden als die van 1664. Deze laatsten waren landmeters, n.l. S. A. Haac- ma en Sixtus Gravius en de zoon van Christianus Scho tanus, Bernhardus Schotanus a Sterringa genoemd. In 1698 kwam dit werk klaar. Deze editie is zo zeldzaam, dat er maar enkele exemplaren van bekend zijn. De uitgever Franpois Halma gaf tenslotte de derde, hier en daar iets gewijzigde, atlas uit, wederom door de Sta ten van Friesland gefinancierd. Deze atlas, het exem plaar dat ik U straks mag overhandigen, is een fraai werk en voor het raadplegen van de 17e en 18e eeuwse geografie van de Friese Grietenijen van bijzonder be lang. De Staten van Friesland hebben er veel eer mee ingelegd. Ik mag U zeggen, dat deze uiteenzetting wel door mij is gedaan, maar dat het niet mijn eigen visie is. Ik kreeg deze omschrijving van een groot deskun dige uit onze eigen Raad. Wij hopen, dat dit cadeau van de Raad door U zal worden aanvaard en dat U er veel genoegen van zult hebben. De heer Tiekstra (weth.): Mijnheer de Voorzitter. Hoevele malen zullen in deze zaal deze woorden tot U zijn gericht. Een korte tijd hebt U, als Wethouder, deze zelfde woorden tot de toenmalige voorzitter gericht en daarvoor nog als raadslid. Twintig jaar burgemeester schap, voorzitter van de Raad, voorzitter van de verga dering van Burgemeester en Wethouders, een kort tijd vak wethouder en daarvoor vanaf 1931 raadslid. Deze opeenvolgende functies in het openbaar bestuur van do gemeente Leeuwarden hebben U in talrijke opzichten volledig vertrouwd gemaakt met de bestuurswerken in de stad, die U liefhad en met het werk, dat eveneens Uw grote liefde had. Het kan niet anders of dit samen vallen moet bijzonder vruchtbaar hebben gewerkt. De opeenvolgende tijdvakken waarom het gaat, laten zich duidelijk onderscheiden. Het raadslidmaatschap, in de trieste dertiger jaren afgebroken door de bezetting, het wethouderschap onmiddellijk na de bezetting, de op bouw na de oorlog, de overgang naar het tijdvak van de laatste jaren, vallende in Uw burgemeesterschap. Tijdvakken bovendien, waarin zich t.a.v. de opvattin gen omtrent het besturen ontwikkelingen hebben vol trokken, die het bestuurswerk en de positie van de bestuurder hebben beïnvloed. De onveranderlijke kern hiervan is, dat het steeds ging om de publieke zaak, die publiekelijk werd behandeld en waarbij zowel de ver antwoording als de beslissingen in het openbaar geschiedden. Het lijkt mij nuttig bij deze gelegenheid enkele opmerkingen te maken omtrent de positie van de bestuurder, waarbij ik vooraf opmerk, dat dit niet meer zijn dan persoonlijke gedachten. Misschien zijn het niet geheel de Uwe. De mogelijkheid blijft evenwel ook aanwezig, dat U in deze opvattingen gedachten terug, vindt, die U vertrouwd zijn. Dat is niet zo verwonder lijk. Immers een samenwerking van ruim 13 jaar heeft zonder twijfel invloed gehad. In het gewone dagelijkse verkeer blijkt wel eens, dat men geen helder beeld heeft van de bestuurder. Dit kan aanleiding geven tot een onjuiste waardering. Niet alleen formeel, maar ook feitelijk werkt de bestuurder steeds in situaties, waarin hij mede-verantwoordelijk is. Met uitzondering uiter aard van de taak, die specifiek des burgemeesters is, geldt dit voor het werk van de voorzitter van de Raad, en van de vergadering van Burgemeester en Wethou ders. Het beraad in de kleine kring van de vergadering van B. en W. geschiedt in besloten, vertrouwelijke sfeer. In het openbaar vindt het beraad van de Ge meenteraad doorgaans plaats. Het laatste is het open erf van het Gemeentebestuur, waar de aandacht op valt en somtijds de schijnwerper op wordt gericht. Het eerste is het werkvertrek, van waaruit weinig naar de open baarheid gaat, anders dan in de vorm van voorstellen aan de Raad of openbaar te maken beslissingen. Vele beslissingen van B. en W. betreffen de individuele bur ger. In die relatie treden dan weer de feiten naar voren, die niet onbesproken mogen blijven. Immers de voedingsbodem van het beleid, zoals dat ontwikkeld dient te worden, is de plaatselijke gemeenschap en de functie van deze gemeenschap in een groter geheel van gewest en land. Dat beleid is geen zaakje, dat uit zich zelf ontstaat of kan voortbestaan. Het ontstaat en kan voortbestaan in een voortdurende confrontatie met de behoeften van de individuele burger. Behoeften van de gemeenschap en de eisen, die aan het goed functione ren van die gemeenschap zelf èn aan het goed functio neren van die gemeenschap in een groter geheel gesteld moeten worden. Deze behoeften en deze eisen zijn geen onveranderlijke grootheden. Het zijn grootheden, die aan voortdurende verandering onderhevig zijn. De bestuur der zal zich daarvan steeds rekenschap moeten geven. Hij zal telkens weer zijn opvattingen en inzichten moe ten toetsen in de confrontatie met die behoeften en eisen, op de houdbaarheid van die opvattingen en in zichten. Dit houdt in de noodzaak van het onderhouden van goed functionerende relaties met de burgerij. Bur ger te zijn met de burgers, om des te beter bestuurder te kunnen zijn. Eigen opvattingen en eigen inzichten van de bestuurder kunnen alleen maar bestaan op grond van een eigen overtuiging, een eigen overtuiging om trent de maatschappij, zoals die is, zoals die maat schappij zich ontwikkelt of alleen maar verandert en zoals die maatschappij zou moeten zijn. De maatschap pelijke veranderingen, zoals die zich voltrekken, zijn het gevolg van ons gezamenlijk willen en doen. Het beeld van de maatschappelijke ontwikkeling hebben we zelf geschapen. De maatschappij van de toekomst is het resultaat van ons werk van nu. Anders gezegd en uitgezet op het terrein van het gemeentebestuur, is dit de uitkomst van het beraad in deze zaal en in de ka mer van B. en W. De confrontatie van uiteenlopende politieke meningen, uiteenlopende opvattingen en in zichten resulteren in de genomen besluiten. En dit alles binnen het raam van de gemeentelijke mogelijkheden, waarbij niet alleen bevoegdheden een rol spelen, maar ook het hoger toezicht en tenslotte de materiële moge lijkheden, in hoofdzaak die van financiële aard. U hebt destijds naast overwegingen van ik zou haast zeggen familie-historische aard, dit ambt be geerd op grond van Uw levensovertuiging. Die over. tuiging hebt U niet onder stoelen of banken gestoken. Men wist terzake waar men met U aan toe was. U hebt die taak op U genomen, met Uw persoonlijke op vatting en inzichten in de vraagstukken met betrekking tot Leeuwarden. Die opvattingen zijn met Uw werk, met de ontwikkeling van de gemeente mee geëvolueerd. Uw inzicht is gerijpt en versterkt. U hebt op Uw plaats een grote inbreng geleverd in de ontwikkeling van Leeuwarden. Het beeld, dat de gemeente Leeuwarden thans vertoont, is in belangrijke mate mede door U bepaald. Misschien is het wonderlijke, dat het meer is dan U had verwacht, doch minder dan U zich had voor genomen. Anders dan U had gewild. Zelf zult U mis schien de meeste kritiek hebben. Doch aan het einde van Uw loopbaan staat de voldoening van 20 jaar bur gemeesterschap. Zelf gekozen en in volle overtuiging uitgevoerd. Een nog langere periode van deelname aan het bestuur van de stad Leeuwarden. De Wethouders hebben besloten uiteraard niet in Uw aanwezig heid! U bij deze gelegenheid uit te reiken de ere penning van de gemeente Leeuwarden, die U zelf ver schillende malen hebt uitgereikt, de penning, die, naar het oordeel van de Wethouders, uitdrukking geeft aan de wijze waarop U Uw burgemeesterschap heeft ge realiseerd en waarop U heeft bijgedragen aan het open baar bestuur van de gemeente Leeuwarden. Aan de instelling van deze gemeentelijke onderscheiding heeft U zelf indertijd intensief medegewerkt. U, de heren Pols en Van der Schaaf met de gemeentesecretaris, de heer Vellenga en ik herinneren zich die periode van be laad. Een belangrijk aantal van de nu nog zittende ïaadsleden hebben ook aan het daarop betrekking heb bende raadsbesluit meegewerkt. Uw eigen opvattingen t.a.v. de wat betrekkelijke waarde van de onderschei ding in het algemeen kennende, menen de Wethouders anderzijds zich ook volledig te kunnen aansluiten bij Uw opvatting, dat de Gemeente op bepaalde ogenblik ken t.o.v. bepaalde burgers tot uitdrukking behoort te brengen de waardering voor die burger in zijn werk zaamheid t.a.v. het openbaar leven en wij zijn daarbij nog van mening, dat, als dit ooit zou kunnen gelden, dit stellig geldt ten opzichte van U. Het is mij een genoegen U deze penning bij deze gelegenheid uit te reiken. Het zal U duidelijk zijn, dat het niet goed mogelijk was de gehele geschiedenis van Uw 20-jarige loopbaan als burgemeester vanmiddag de revue te laten passe ren. Dat zou volkomen in strijd zijn met Uw opvatting t.a.v. de lengte van speeches, die gehouden mogen en kunnen worden. Bovendien heeft het gesproken woord, ondanks de stand van de techniek vandaag de dag, toch het bezwaar, dat het verwaait door de wind en dat niemand het in de loop der tijden terug kan vin den. Deze periode is zo belangrijk geweest, dat dezelfde vier wethouders, in overeenstemming met de opvatting van de fractievoorzitters van de Raad, terecht hebben gemeend een exactere vastlegging van die geschiedenis te moeten doen plaatsvinden. Ik ben nogal vrijmoedig dit alles te zeggen in aanwezigheid van een aantal pro vinciale bestuurders, maar wij nemen dit risico dan maar bij deze gelegenheid. Voor de totstandkoming van de exacte vastlegging van deze 20-jarige periode is n.l. geen krediet beschikbaar; wij hopen dit nog wel te regelen. Het loont de moeite, heb ik gezegd. Het loont met name de moeite, omdat die gemeentelijke huis houding bijzonder gecompliceerd is. En daarom hebben wij voor deze gelegenheid een boekwerk doen samen stellen, waarin de volledige periode van de geschiede nis van Leeuwarden van 19461966 is vastgelegd, een boekwerk, waarop de signatuur van de Burgemeester van die periode, die ons allen, dacht ik, zelfs ook de genodigden, volledig bekend is. Ongetwijfeld zult U de marge, die niet zo breed is, graag gebruiken voor kri tische aantekeningen. Dat zij U volkomen toegestaan. Een boekwerk als dit heeft altijd het gevaar, dat het kritiek uitlokt. Ik heb de overtuiging, dat de samenstel lers dat is een groot aantal gemeente-ambtenaren geweest, zoals hoofden van diensten, hoofden van af delingen, met medewerking van Jhr. Storm van 's-Gra- vesande, een niet-gemeente-ambtenaar, met grote vreugde en grote voldoening hieraan hebben gewerkt. Ik prijs mij gelukkig, dat ik U het eerste exemplaar hiervan mag overhandigen. De heer P. P. de Jong (gemeentesecretaris)Mijn heer de burgemeester. Het zal U wel bekend zijn, dat Professor Huizinga eens heeft gezegd: „Het is goed, voor wie voortgaat in de wind der eeuwen, even stil te staan en om te zien naar de plek, vanwaar hij in de ochtend vertrok." Ik ben dus in goed gezelschap, niet alleen in dat van Professor Huizinga, maar ook in dat van de heer Kamstra, als ik, evenals de nestor van de Raad, even terugga naar maart 1946, al kan ik dat moment moeilijk als de ochtend van Uw leven aan duiden. U hebt bij Uw installatie op 18 maart 1946, bijna 20 jaar geleden dus, gezegd, dat U destijds uit overtuiging het vrije beroep hebt gekozen. Als men dat bijna 23 jaar heeft uitgeoefend hebt U bij Uw installatie opgemerkt laat men dat niet zo gemakke. lijk in de steek. U hebt daarbij ook gezegd, dat U de advocatuur niet als een zaakje, maar als een dienst aan het recht hebt beschouwd. Ik mag hier op dit moment wel constateren, mijnheer de burgemeester, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2