kunnen helpen, zonder in strijd te komen met de op
vattingen van de Provincie.
De hear Miedema seit: Hwat moarn kin, dat kin
hjoed ek, mar ien elemint üntbrekt hjiryn, en dat is
hwat ik nou krekt ütienset haw. As de Provinsje sizze
soe: dy bistimming achtsje wy dêr net yn striid mei
it kreas halden fan de rekréative diken yn de pro
vinsje, dan soe dat in nij elemint wêze, hwer't de Ge
meente har bislüt oan oanpasse koe. Mar de foarskrif-
ten litte hjoed-de-dei net oars ta as dat de Rie hjoed
bislüt, dat it net tastien wurde kin. Dat kin net oars,
dêr is, leau ik, de Rie it wol oer iens. Pas nei oanpas-
sing fan de bisteande foarskriften soe it kinne. Ik leau,
dat de saek nou wol düdlik is; ik haw antwurde op
de fraech fan de hear Vellenga en op dy fan al de
oaren en mear as ik nou yn twadde ynstansje sein
haw, mei der üt myn wurden net helle wurde.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 t/m 16 (bijlagen nos. 84, 74, 72 en 77).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 92).
De heer Weide: Ik geloof, dat het goed is, dat wij
het bestuur van de stichting dankzeggen voor het vele
werk, dat het voor de Groote Wielen heeft verricht, on
der vaak niet gemakkelijke omstandigheden. Aan het
eind van Uw brief schrijft U: „Tevens zijn we voorne
mens U een voorstel te doen t.a.v. de vaststelling van
de tarieven, die bij exploitatie aan derden in rekening
zullen worden gebracht." Ik zou graag van het College
willen weten, wat hiermee precies wordt bedoeld. Be
treft het hier de botenverhuur, of de camping, die in
zeer slechte staat verkeert, of de gebouwen Wat dit
laatste betreft zou ik willen vragen, wat het College
hopelijk ben ik niet buiten de orde, maar dat hoor
ik dan wel van plan is met deze gebouwen, want het
lijkt mij nuttig, dat daar met de meeste spoed iets aan
gedaan wordt. Het zal wel afbreken worden.
De Voorzitter: Het lijkt mij toe, mijnheer Weide,
hoe U de vraag ook formuleert, dat dit buiten de
orde is.
De heer Weide: Goed, maar wat het eerste be
treft, wil ik graag antwoord hebben.
De hear Santema: Hwat it opheevjen fan 'e Stif
ting „De Greate Wielen" oanbilanget, steane wy der
op oan, dat B. en W. mei gauwens op dit stik fan
saken üs nije plannen foarlizze. Hwant de rekréaesje
om Ljouwert hinne is, sa't wy allegearre wol witte,
net al to great.
De Voorzitter: Allereerst kan ik de heer Weide zeg
gen, dat wij wetende, dat de Raad zich daarmee kon
verenigen het bestuur, en m.n. dié leden van het be
stuur, die buiten het gemeentelijk verband stonden, af
zonderlijk dank hebben gezegd en van die dank ook
een stoffelijk blijk hebben gegeven.
De heer Weide stelde een vraag over de tarieven,
die moeten worden vastgesteld. Deze tarieven zullen
uiteraard betrekking hebben op elk onderdeel van het
geheel, dat in exploitatie gegeven wordt en waarvoor
tarieven dienen te worden vastgesteld. Het zwembad is
er niet meer, maar de boten zijn er wel, dus heeft dit
betrekking op de boten. Het heeft misschien ook be
trekking op de camping. Of het op de gebouwen be
trekking heeft, weet ik niet. Zo daar een opbrengst
mogelijk zou zijn, is alleen de Raad gerechtigd om daar
voor een prijs vast te stellen. Dan heeft de heer Weide
nog alle gelegenheid om daarover zijn mening en oor
deel te geven.
De hear Santema frege nei de üntwikkeling fan de
plannen foar de Greate Wielen. De Rie wit neistenby,
hwer't wy hjir mei dwaende binne. Uteraerd net mei
in swimbad; dat hat de hear Santema wol bigrepen.
Mooglik, dat hjir by de bigreating 1967 noch hwat
mear oer sein wurde kin.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 18 t/m 20 (bijlagen nos. 73, 87 en 88).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punten 21 en 22 (bijlagen nos. 89 en 90).
Deze punten worden aangehouden tot een volgende
vergadering, in verband met een onderzoek naar sub-
sidiëringsmogel ijkheden.
Punt 23 (bijlage no. 91).
De Voorzitter: Het is de Raad wel duidelijk gewor
den, dat de, in dit voorstel tot begrotingswijziging op
genomen gevolgen van de voorstellen onder de punten
21 en 22 uiteraard nu dienen te worden geschrapt.
Ten tweede moet ik met betrekking tot dit voorstel
er op attenderen, dat in de bedrijfsbegroting voor het
jaar 1966 van de G. en G.D. reeds primitief een post
was opgenomen voor een bedrijfsarts. Het opnieuw
ramen van de kosten van een bedrijfsarts in dit voor
stel is dus ten onrechte geschied. Ik verzoek U der
halve ook deze post uit het voorstel te schrappen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W. tot wijziging van de begroting van het
Grondbedrijf en tot wijziging van de gemeentebegroting,
voorzover betreft de brug over de Bonkesloot en diverse
voorzieningen aan scholen.
De Voorzitter sluit om 20.40 uur de vergadering.
Verslag van dc handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 6 april 1966
RAADSVERGADERING
van woensdag 6 april 1966.
Aanwezig: 35 leden.
Afwezig: de heren Klijnstra (m.k.) en Balt.
Voorzitter: de heer J. Tiekstra, loco-burgemeester.
Te behandelen punten
1. Vaststelling van de notulen van de raadsvergade
ring van 8 september 1965.
2. Mededelingen.
3. Verlenen van ontslag aan O. Blom als hoofd van
de Prinsentuinschool (b.l.o.) (bijlage no. 99).
4. Aankoop van het perceel Nieuweburen 25 van de
Diaconie der Hervormde Gemeente, alhier (bijlage no.
103).
5. Aankoop van acht percelen in saneringsgebieden
(bijlage no. 104).
6. Aankoop van het erfpachtsrecht op de percelen
2e Parkstraat 14 en le Parkstraat 7, resp. van H. Id-
zerda en echtgenote en K. B. Keegstra, allen alhier
(bijlage no. 102).
7. Verkoop van een perceel industrieterrein, gelegen
aan de noordzijde van de James Wattstraat (industrie
gebied „De Zwette"), aan de N.V. Nederlandsche Com
binatie voor Chemische Industrie te Amsterdam (bij
lage no. 101).
8. Verkoop van een perceel bouwterrein en uitgifte
in erfpacht van vier percelen bouwterrein, alle gele
gen in het uitbreidingsplan ,,'t Aldlan", resp. aan C.
Valk, V. A. Blaauw, A. Rosier en T. de Jong, allen al
hier, en S. J. Sprietsma te Franeker (bijlage no. 99).
9. Uitgifte in erfpacht van een perceel bouwterrein,
gelegen ten westen van de Tylkedam, aan de Stichting
Protestants-Christelijke Bejaardenverzorging te Leeu
warden (bijlage no. 95).
10. Verhuur van een perceel tuingrond, gelegen aan
de noordzijde van de Badweg, en een gedeelte van een
perceel tuingrond, gelegen tussen de Huizumerlaan en
de Potmarge, aan de Vereniging tot uitgifte van per
celen tuingrond te Huizum (bijlage no. 94).
11. Wijzigen van ramen en deuren van 10 gemeente
woningen aan de Tjerk Hiddesstraat (bijlage no. 100).
12. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 72
der Lager-onderwijswet 1920 aan het bestuur van de
Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier,
t.b.v. de Karei Doormanschool (u.l.o.) (bijlage no. 97).
13. Toekennen van voorschotten op vergoedingen
van stichtingskosten, kosten van huur en exploitatie
kosten voor bijzondere kleuterscholen over het jaar 1966
(bijlage no. 96).
14. Financiële medewerking bij de bouw van het
buurthuis „De Oosthoek" en van het wijkcentrum „Het
Westen" (bijlage no. 105).
15. Garanderen van een aanvullende geldlening voor
het financieren van de stichtingskosten van het bejaar
dencentrum „Greunshiem" (bijlage no. 98).
16. Wijziging van de gemeentebegroting en van de
begrotingen van het Grondbedrijf, het Woningbedrijf,
de Openbare Werken en de Gemeentelijke Sociale Dienst
voor het jaar 1966 (bijlage no. 106).
Punt 1.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2.
Sub A.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub B.
Dit rapport wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub G t.e.m. H.
Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld voor preadvies.
Sub I.
Dit beroepsschrift wordt in handen van B. en W. ge
steld voor preadvies.
Sub J.
Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld ter
afdoening.
Sub K.
Besloten wordt deze circulaire voor kennisgeving aan
te nemen en dit aan B. en W. van Wemeldinge te be
richten.
Sub L.
Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub M.
De heer Heidiuga: Allereerst wil ik mijn dank aan
het College uitspreken, dat het gezorgd heeft, dat de
Raad een zo uitvoerige nota over het openluchtzwem
bad in het „Nijlan" ter beschikking is gesteld.
Ik wil er graag een paar opmerkingen over maken.
Ik kan mij, als ik dit hele verhaal lees, maar moeilijk
losmaken van de gedachte, dat de Heidemaatschappij
lang niet vrijuit gaat.
U deelt ons op de laatste bladzijde mede: „Tenslotte
merken wij op, dat wij met de Koninklijke Nederlandsche
Heidemaatschappij zijn overeengekomen, dat over de
financiële konsekwenties van één en ander eerst zal
worden gesproken als in het a.s. najaar zal zijn geble
ken hoe groot deze konsekwenties zijn".
Dat vind ik uitermate gevaarlijk en daarom acht ik
mij verplicht, om hier de aandacht voor te vragen. De
totale indruk van de nota is, dat de Heidemaatschappij
niet vrijuit gaat. De kosten, die nu gemaakt worden
om de noodzakelijkste dingen te verhelpen, zullen ver
moedelijk door de Gemeente moeten worden betaald.
Als wij dat eenmaal gedaan hebben, geven wij daarmee
dan niet een deel van onze rechten prijs
Daarom zou ik er met de meeste aandrang op willen
attenderen, indien het enigszins mogelijk is, te zorgen,
dat in ieder geval de Gemeente hier volledig vrij blijft.
Is dat niet mogelijk, dan moet direkt uitgemaakt wor
den, wie hier de schuld treft en hoe de consequenties
liggen. Wij moeten ons in geen geval in een zodanige
positie manoevreren, dat we straks voor een voldongen
feit zitten en bepaalde bindingen hebben. Daar heb ik
en mijn fraktie met mij bezwaar tegen. Dus als
U ons, wat dat betreft, kunt geruststellen dan zullen
wij verder natuurlijk graag met deze zaak akkoord
gaan.
De heer Rootsma: Ik geloof, dat ik me namens
mijn fraktie wel in grote lijnen zou kunnen aansluiten
bij de heer Heidinga. Ik ben, evenals hij, dankbaar, dat
wij dit rapport heben gekregen. Maar ik ben het ook
met de heer Heidinga eens, dat de Raad die ten
slotte de verantwoordelijkheid draagt voor de gelden,
welke worden uitgegeven het meest belangstelling
heeft voor de kwestie: wat kost het en wie beaalt het.
Ik kan ook begrijpen, dat men tot deze voorlopige op
lossing komt, want ik meen, dat het toch een ramp zou
betekenen wanneer dit bad niet in het aanstaande sei
zoen zou kunnen worden gebruikt. Het is daarom in
derdaad van belang, dat er een aantal voorlopige maat
regelen worden getroffen, waardoor in elk geval dit
bad op tijd voor het publiek kan worden opengesteld,
met de gebreken, die daar mogelijkerwijs op dat mo
ment nog aan kleven. Ik geloof, dat de gemiddelde ba
der daar direkt geen nadeel van zal ondervinden. Het
rapport zelf, is in wezen niet anders dan enkele citaten
uit een tweetal rapporten. Het ene van het Laborato
rium voor Grondmechanica, waar men zich hoofdzake
lijk beperkt tot het vermelden van een aantal feiten.
Hier is misschien wel iets aan te merken op de juist-