3
heid. Er staan ook een aantal veronderstellingen in.
Deze zijn momenteel voor de Raad niet het belangrijk
ste, evenmin als het gedeelte waar het citaat uit het
rapport van de Nederlandsche Heidemaatschappij in
staat. Dit sluit grotendeels aan bij het rapport van het
Laboratorium voor Grondmechanica.
Er zijn een drietal stadia te onderscheiden. Dat zijn:
de voorbereiding van het werk, de uitvoering van het
werk en de gevolgen van een opgetreden grondverschui
ving. Ik geloof niet, dat we daar zo diep op moeten
ingaan. Het de heer Heidinga ben ik van mening, dat
de Raad moet uitspreken, dat wij op generlei wijze zijn
vastgespijkerd aan de financiële consequenties, die
hieruit kunnen voortvloeien. Het is misschien ook in
de nota te lezen, dat het zo niet is, want er staat: „Wij
menen, dat wij u met het vorenstaande zo volledig mo
gelijk hebben ingelicht. Wij kunnen daar nog aan toe
voegen, dat de direct te nemen maatregelen rechtstreeks
door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij
aan de aannemer van het werk zijn opgedragen."
Daar staat niet, dat dit een opdracht is van B. en W.
Ik zou graag van U willen vernemen, of het College
zich op deze wijze heeft gemeend te moeten dekken.
In hoeverre dit waterdicht is, is een tweede punt. Daar
zal misschien de heer Van der Veen het zijne wel van
zeggen. Hij kan de juridische kant beter bekijken. Al
vorens omtrent de voorlopige kosten een afspraak
wordt gemaakt, behoort de Raad volledig te worden
ingelicht. Daar zit natuurlijk onverbrekelijk aan ver
bonden de kwestie: wie is schuldig. Ik meen, dat dit
ook volkomen uit de doeken moet worden gedaan. Wij
willen er niet alleen mee geconfronteerd worden, wan
neer dit een verhoging van de reeds verleende kredie
ten zou betekenen, maar dit moet ook in verband ge
zien worden met de totale afrekening van dit project.
De heer Engels: Het is onze fraktie duidelijk ge
worden, dat er belangrijke fouten zijn gemaakt en dat
de voorzieningen, die op het ogenblik getroffen kunnen
worden, altijd nog maar een voorlopige oplossing ga
randeren. Het kan wel eens een zaak worden, die ons
ook volgend jaar weer bezighoudt. Wij sluiten ons
graag aan bij de vorige sprekers, die een duidelijke
stellingname van het College verwachten t.a.v. het
kostenvraagstuk, dat hieraan verbonden is. Wij hebben
daar temeer behoefte aan, omdat wij uit het rapport
van de Heidemaatschappij hier en daar een verwijzing
naar ons eigen Grondbedrijf proeven, dat gegevens zou
hebben aangevraagd e.d. Het is ons opgevallen, dat in
het rapport van Grondmechanica gesproken is over
maatregelen, die de moeilijkheden in de toekomst tot
het uiterste zullen beperken.
In het citaat van de Heidemaatschappij staat een
uitspraak van de directeur van het Laboratorium voor
Grondmechanica, dat er na verloop van tijd in ieder
geval een soort evenwichtstoestand zal zijn ontstaan.
Ik stel het bijzonder op prijs, om van U te vernemen
of deze uitspraak U ook bekend is.
De hear Santema: Wy geane der fan üt, dat der in
oerienkomst west hat tusken de Gemeente en de Ne
derlandsche Heide Maatschappij, en dat dizze léste in
kostenbirekkening makke hat. En hwannear't nou bli-
ken docht, dat him yn 'e rin fan dit wurk in flater
foardocht, dy't by einbislüt net op rekken skoud wurde
kin fan de Gemeente of fan syn Grounbidriuw, dan
soene wy fan üs kant B. en W. warskógje wolle, dat
sy de foet stiif halde. Hjir is in flater bigongen en ik
wit noch hiel goed, dat it üntdekken dêrfan yn de
bigreatingssitting min of to mear in lytse panyk for-
oarsake hat. Dér stiet wol wer tsjinoer, dat üs de mei-
dielingen takommen binne, dat dit swimbad yn elk
gefal yn maeije of juny of soksahwat yn gebrük nom-
men wurde kin, maar it sintsje oan 'e ein fan it brief,
dat „wij met de Koninklijke Nederlandsche Heide Maat
schappij zijn overeengekomen, dat over de financiële
konsekwenties van een en ander eerst zal worden ge
sproken, als in het a.s. najaar zal zijn gebleken, hoe
groot deze konsekwenties zijn", makket üs net hielen
dal gerêst.
Ut it foargeande mei bliken dwaen, dat üs frakS3e
derfoar fielt, dat dizze ekstra kosten net foar rekken
komme fan de Gemeente, mar fan dyjinge, dy't wy min
of to mear as de skuldige as wy it sa neame meije
oanwize.
De heer Van der Veen: Ik ben me er nog nooit
eerder zo van bewust geweest, dat de Raad zich ge
lukkig moet prijzen, dat ze mij in haar midden heeft.
Ik heb de indruk dat hier inderdaad fouten begaan zijn,
die niet aan de Gemeente toegerekend kunnen worden
en waarvan dus de gevolgen zullen moeten drukken
op diegenen, die daar de verantwoordelijkheid voor dra
gen. Het is niet nodig dit nu uit te vechten. Ik vind
het een juiste opvatting, dat de financiële consequen
ties eerst na de afwerking te overzien zijn. Dat is op
dit moment niet het geval. Dus kun je moeilijk nu al
er over gaan vechten, wie dat zal moeten betalen. Het
is zeer wel mogelijk, dat de uitvoering van het project
kostbaarder geweest zou zijn bij een andere dan de
nu gekozen methode. Het zou niet onredelijk zijn, als
de extra voorzieningen, die dan nodig zouden zijn ge
weest, voor rekening van de Gemeente zouden komen.
Dat zal naderhand bekeken moeten worden, als het
werk uitgevoerd is.
Ik kan mij met de voorstellen op dit punt zeer wel
verenigen. Ik geloof, dat het goed is vast te leggen,
dat wij nergens aan gebonden willen zijn.
De Voorzitter: Ik geloof, dat het niet nodig is om
de sprekers stuk voor stuk te beantwoorden, omdat
de teneur van datgene wat men allemaal gezegd heeft
wel ongeveer dezelfde is. Ik zou U allereerst iets wil
len zeggen over de nota zelf.
De nota is voor het grootste deel samengesteld uit
citaten van de desbetreffende rapporten. Dat betekent,
dat we ook in de raadsbrief de verantwoordelijkheid
voor die rapporten laten bij degenen, die deze rap
porten hebben opgesteld. Ik geloof, dat dit in de si
tuatie, waarin we m.b.t. de uitvoering van het zwem
bad verkeren, juist is.
Verder is welbewust aan U voorgesteld om na deze
informatie de nota voor kennisgeving aan te nemen.
Uiteraard komt dan voor de Raad de vraag op: Wat
is het gevolg hiervan en op welke wijze kan de Raad
nog interveniëren in deze kwestie.
Het lijkt mij nuttig, dat ik U de brief voorlees, die
B. en W. onmiddellijk na het signaleren van deze ge
breken aan de Heidemaatschappij hebben gezonden.
Deze brief van 14 december 1965 luidt als volgt:
„Tenslotte berichten wij U, dat wij bij deze Uw Maat
schappij nadrukkelijk aansprakelijk stellen voor de fi
nanciële gevolgen van de opgetreden en nog optreden
de verzakkingen, niet alleen voor wat betreft de kos.
ten van de voorzieningen, die getroffen moeten worden
om de thans gekonstateerde gebreken te herstellen, en
verder onheil te voorkomen, doch ook voor de, hetzij
materiële, hetzij immateriële schade, die onze gemeen,
te lijdt, tengevolge van het niet tijdig in gebruik te kun.
nen nemen van het bad."
Ik geloof dat dit duidelijk is.
Daarop is door de Heidemaatschappij geantwoord
met een brief van 21 december, die sluit met de mede
deling, dat men alles in het werk zal stellen om de
gerezen moeilijkheden met spoed tot een bevredigende
oplossing te brengen. Het is duidelijk, dat in deze
brief hierop niet wordt ingegaan.
In een stuk van 23 februari 1966, gehecht aan het
rapport waarover wij zoëven hebben gesproken, zegt
de Heidemaatschappij:
„Tenslotte bevestigen wij de afspraak, zoals deze door
de heer E. Wijnbergen is voorgesteld, dat over de fi
nanciële konsekwenties eerst zal worden gesproken als
in het najaar zal zijn gebleken, hoe groot deze zullen
zijn. Door een nader aan te wijzen technisch- en finan
cieel expert van de Gemeente en van onze Maatschap
pij zal dan worden uitgemaakt, hoe de verantwoorde
lijkheid in deze kwestie ligt."
Daar is op dit moment nog geen brief op terugge
gaan. Allereerst moeten wij de Raad van informatie
dienen. Het stuk, dat de Heidemaatschappij ons stuurt,
doet niets af aan de eerste brief, die we terzake aan
de Heidemaatschappij hebben gezonden.
De afspraak, die wij hebben gemaakt in mondeling
overleg tussen het voltallige College en de Heidemaat
schappij, luidt:
dat de gevolgen van de verzakkingen zullen wor
den beoordeeld door, onzerzijds en hunnerzijds aan te
wijzen, deskundigen."
Uiteraard zal de Raad en zullen B. en W. terzake
voorstellen hebben te doen.
De deskundigen maken niet uit hoe de verantwoor
delijkheden liggen. Dat is een zaak, die op zichzelf
staat. Wat de consequenties zijn, zullen wij aan U
moeten rapporteren en zullen wij zelf moeten bepalen.
De heer Van der Veen heeft volkomen gelijk als hij
zegt: Op dit moment weet je dat nog niet; je kunt
het op dit moment eenvoudig niet vaststellen.
Om de voortgang van het bad te verzorgen en de
ingebruikneming van het bad voor het komend seizoen
te verzekeren, moeten er een aantal maatregelen wor
den getroffen, zoals in de rapporten wordt aangegeven.
Het lijkt mij volledig redelijk om te veronderstellen,
dat het bad deze zomer normaal kan funktioneren.
Wat er verder zal gebeuren, zal de tijd ons moeten
leren. Dat zal ook blijken, als het bad deze zomer
op volle kracht gedraaid heeft en welke verdere zet.
tingen zich bij deze belasting hebben voorgedaan.
Daarna zal het bad leeg gemaakt moeten worden, om
te zien wat dat leegmaken veroorzaakt. Dan pas ge
loof ik, dat men redelijkerwijs kan overzien, wat de
gevolgen zijn geweest.
De Raad heeft terecht gesteld, dat B. en W. deze
zaak niet zelf kunnen afdoen. Als er op enigerlei wijze
overeenstemming moet worden bereikt over de rege
ling van de financiële gevolgen, zou, indien deze
zich binnen het kader van het verstrekte krediet be.
wegen dit nog wel een bevoegdheid van B. en W.
kunnen uitmaken, daar deze zaak al één en andermaal
bij Uw Raad gespeeld heeft, lijkt het me volkomen
redelijk om de beslissing terzake aan de Raad te geven.
Dat betekent dus, dat de Gemeente zich in dat op
zicht volledig vrij heeft gehouden en alle vrijheid heeft,
om een bepaald voorstel wel of niet te aanvaarden.
Ik wil nog even nadrukkelijk vaststellen, dat ter
zake van gemeentelijke diensten van geen verantwoor
delijkheid sprake is. Als een willekeurige architect be
paalde gegevens voor het maken van een bepaald plan
nodig heeft van één of andere gemeentelijke dienst,
dan kan die architect deze gegevens krijgen ik denk
hier aan de grondboringen maar het behoort tot
zijn verantwoordelijkheid, om met deze gegevens te
werken en zelf vast te stellen of deze gegevens juist
en in zijn situatie bruikbaar zijn. De architect is de
Koninklijke Heidemaatschappij. Dit blijkt, zoals van
avond al is opgemerkt, ook duidelijk uit de opdracht
van de te treffen voorzieningen. Deze is inderdaad
rechtstreeks door de Heidemaatschappij, zonder onze
tussenkomst en zonder onze uitdrukkelijke opdracht
daartoe, aan de aannemer gegeven. Daarover bestaat
bepaald geen verschil van mening tussen de Heide
maatschappij en ons. Dat betekent tegelijkertijd, dat
als deze kosten op de betaalstaten komen te staan,
deze kosten van de overige betalingen worden afge
zonderd en de betaling daarvan door de Gemeente in
ieder geval minstens wordt uitgesteld tot over deze
zaak is beslist, hetzij door de Raad, hetzij door een
eventuele arbitrage-commissie.
Als de financiële gevolgen van deze voorzieningen
beperkt blijven binnen het raam van de kosten, welke
zouden zijn gemaakt, als onmiddellijk geheid was en
het bad zou in beide situaties volledig aan de eisen
voldoen, zou het niet onredelijk kunnen zijn om terzake
van de financiële gevolgen een soepel standpunt in
te nemen.
Ik wil met nadruk vaststellen, dat in deze situatie
de eerste zorg was: Het treffen van de voorzieningen,
om A. te voorkomen dat de kuip verder scheefzakt,
B,. te bereiken, dat er een evenwichtstoestand kan ont
staan, C. de kuip niet definitief af te maken, om te
voorkomen dat we nu kosten maken, die straks voor
niets zullen zijn geweest.
Ik kan tenslotte nog zeggen, dat naar raming de
kosten zich zullen gaan bewegen tussen de 30 en 35
duizend gulden.
De heer Van der Schaaf (weth.)Ik zou Uw be
toog nog even willen aanvullen met de feitelijke mede
deling, dat in de besprekingen, die er met de directie
van de Heidemaatschappij zijn gevoerd, onzerzijds uit
drukkelijk is gesteld, dat het meepraten van de Dienst
voor de Openbare Werken in deze en dat is een ant
woord op de vraag van de heer Engels in genen
dele iets verandert aan de bestaande rechtspositie. Dat
is uitdrukkelijk gesteld, want men zou bij een even
tuele arbitrage kunnen proberen de zaak zo te stellen,
als de heer Engels zei: De Gemeente heeft eraan mee
gewerkt en heeft dus een deel van de aansprakelijkheid
overgenomen.
De heer Bootsma: Behalve de nota, welke wij ge
kregen hebben, zijn er dus nu een aantal brieven in het
geding gekomen. Het voorlezen van die brieven maakt
het voor ons uiteraard moeilijk daar een juist oordeel
over te vellen. Ik meen, dat ik hierin een paar tegenstrij
digheden heb kunnen vaststellen. Er wordt gesproken
over het vaststellen van de verantwoordelijkheid. Deze
zou vastgesteld moeten worden door een financieel-
technisch deskundige van de Gemeente en één van de
Heidemaatschappij. Dat is op zichzelf al een vrij moei
lijk punt, om door deze twee instanties onderling te
laten uitmaken. Men kan hoogstens proberen iets op
elkaar af te schuiven, maar het zuiver vaststellen van
de verantwoordelijkheid door een vertegenwoordiging
van deze twee partijen, lijkt me eigenlijk min of meer
onmogelijk. In één van de volgende brieven spreekt U
tenminste zo heb ik het genoteerd niet meer over
de verantwoordelijkheid, maar over de gevolgen. Op
de brief van de Heidemaatschappij, waarin gesproken
wordt over het vaststellen van die verantwoordelijk
heid, was toch wel een antwoord noodzakelijk, dacht ik.
Ik wil me verder verzetten tegen de redenering die
aanvankelijk is opgezet door Mr. Van der Veen en die
door U min of meer is onderstreept dat, wanneer
de kosten, die hieruit voort zouden vloeien, bleven bin
nen het raam van de kosten welke gemaakt hadden
moeten worden om het bad onmiddellijk aan de goede
eisen te laten voldoen, deze door de Gemeente als re
delijk aanvaard en door haar gedragen zouden moeten
worden. Dat lijkt mij een heel vreemde redenering.
Je kunt dit hoogstens stellen wanneer het de Gemeente
geweest zou zijn, die erop aangedrongen had om be
zuinigingen in te voeren, waardoor afgeweken zou zijn
van het oorspronkelijke plan. Maar noch uit de nota,
noch uit de andere mededelingen, die ons hieromtrent
hebben bereikt, valt op te maken, dat er van de kant
van de Gemeente op een dergelijke bezuining zou zijn
aangedrongen. Integendeel, ik meen te mogen conclu
deren, dat er juist van de kant van de Gemeente be.
paalde wijzigingen zijn voorgesteld, omdat men meen
de, dat dit beter was. Daarom verzet ik mij tegen
het standpunt van Mr. van der Veen.
De Raad zou niet onredelijk willen zijn. Alvorens
echter te oordelen over de redelijkheid of de onrede
lijkheid, zou men toch tot op de bodem over deze hele
kwestie geïnformeerd moeten zijn.
Wat de heer Van der Schaaf hieraan toegevoegd
heeft mag de positie van de Gemeente een klein beetje
hebben gesterkt, maar ik meen toch erop te moeten
aandringen, dat U op die geciteerde brief, waarin ge
sproken wordt over het vaststellen van die verant
woordelijkheid en deszelfs gevolgen, toch een antwoord
stuurt, waarin dit nog eens terdege wordt bevestigd.
De heer Van der Veen: Het lijkt mij zinloos om al
die veronderstellingen nu te bespreken, omdat we al
leen maar met supposities kunnen werken. Wij weten
n.l. niet hoe de zaak in elkaar zit. Dat kunnen we pas
achteraf bezien. Dat is het juiste moment, om te gaan
praten. Indien het bad ter plaatse alleen gebouwd had
kunnen worden op een kostbaarder manier dan nu ge
beurd is en wij straks komen te zitten met een bad,
dat aan de eisen, die wij stellen, voldoet, maar wat we
dus redelijkerwijs alleen kunnen krijgen met een kost
baarder konstruktie, zou het naar mijn smaak de Ge
meente een ongerechvaardigde verrijking opleveren,
wanneer wij ons aan de extra kosten, die we toch had
den moeten maken, als we het in het begin goed ge
daan zouden hebben, zouden onttrekken. Dat zou onre
delijk kunnen zijn.
Ik heb dit zostraks alleen gezegd, omdat hier eigen
lijk al te vlug gesproken wordt over de verdeling van
de kosten. Dat moet je nu niet doen. Dat moet je doen
als je precies weet hoe het zit en wat het extra gekost
heeft. De verantwoordelijkheden, die door de technische
deskundigen van Gemeente en Heidemaatschappij sa
men uitgezocht zullen worden, zijn andere verantwoor
delijkheden dan de verantwoordelijkheid, waar wij op