3 De heer K. J. de Jong: Ook in onze fractie is dit adres met enige koelte besproken. Ik geloof, dat wij het College niet kwalijk kunnen nemen, dat het het adres opgesteld heeft zoals het nu voor ons ligt. Ik geloof, dat het College inderdaad gehouden is de wetsvoorschriften ook in dat opzicht in acht te nemen. Aan de andere kant ben ik het met de heer Weide eens, dat dit voor de per soon in kwestie een beetje hard is. Ik zou de heer Weide in overweging willen geven niet zonder meer te stellen, dat dit tegen moet worden gegaan, maar er een voorstel van te maken en op deze manier, zij het dan in strijd met wat het College ervan gezegd heeft, te proberen deze man tegemoet te komen. Want ik heb het idee, dat wat hij vraagt een ontzettend kleine afwijking is van wat de verordening voorschrijft. Ik zou me kunnen voorstellen dat, wanneer de Raad geconfronteerd wordt met zo'n voorstel, misschien een groot deel van de Raad wel zal zeggen: Wij kunnen ons ermee verenigen. En het zou de moeite waard zijn om eens af te wachten of dat misschien voor de man succes heeft. Ik zou graag willen, dat de heer Weide zo'n voorstel indient. De hear Santema: Formeel hawwe B. en W. yndied gelyk. Mar ik woe eigentlik hwat mear souplesse; en it tsjüget ek minofto mear fan in swak sté yn 'e rid- denearring fan B. en W., as hja yn it brief it ütwrei- dingsplan fan Huzum yn Ljouwerteradiel fan 1941 noch oanhelje. Wy soene, hwannear't wy de hear Talsma to wille wêze wolle, in bipaeld bitingst stelle kinne mei bitrekking ta syn foarmmmen dêr in garaezje to stift- sjen, dy't al hielendal foar syn eigen rekken komt. Moat de Gemeente byg. gebrük meitsje fan dat terrein, dan kin yn 'e bitingsten fëstlein wurde, dat dit al hielen dal foar syn eigen risiko is en dat de Gemeente dus ek net skeaforgoeding foar it öfbrekken fan de ga raezje jowt. Ik fiel ek wol in protte foar it idé, dat de hearen Weide en De Jong hjir op it aljemint brocht hawwe. Fan myn kant soe ik in eventueel ütstel yn dizze geast dan ek graech stypje wolle. De heer Kamstra: Dit voorstel heeft mij ook eigen lijk een beetje tegen de haren in gestreken. Het College komt hier wel met zwaar geschut. Het stelt zes pun ten, waarmee het motiveert, dat het niet mogelijK is aan het verzoek van de heer Talsma te voldoen. Maar of ze allemaal waar zijn geloof ik niet. Eén van de voorgaande sprekers heeft er al op gewezen, dat de weigering ook nog verband houdt met het uitbreidings plan van Huizum. Telt dat werkelijk nog? Het bestaat nog wel, maar houden we daar nog altijd rekening mee Deze man weet, dat straks zijn huis moet ver dwijnen. Hij heeft tegen dit plan geen bezwaar ge maakt. Nu maakt men het nog erger. Deze man wil zijn garage wat uitbreiden en dat mag niet. Nu vraag ik me echt af: Zou het nu niet mogelijk zijn geweest dit een klein beetje anders te trakteren? Straks moet die boel daar weg, maar dat „straks" kan ik weet niet hoeveel jaren duren en al die tijd kan die man nog plezier hebben van deze verbouwing. Wanneer men toestemming geeft, moet men regelingen treffen, waar aan deze man zich straks heeft te houden. Deze ver bouwing valt buiten de schadevergoeding die eventueel moet worden gegeven. Wanneer er nog een weg voor te vinden is, zouden wij U daarvoor zeer dankbaar zijn. De heer Bootsma: Ik wil er niet veel aan toevoegen. Volgens de verordeningen zit dit waterdicht. Ik geloof, dat het ook weinig zin heeft, dat de Raad een besluit zou nemen, dat andersluidend is, want dat komt dan uiteindelijk wel voor vernietiging in aanmerking. Er ligt een nieuw uitbreidingsplan, dat nog lang niet gereali seerd wordt. Hier is ruimte en een afwijking als de onderhavige is niet hinderlijk, maar is in strijd met de letter van de verordening. Ik geloof, dat de heer Kam stra dicht in de buurt zit, waar ik ook naar toe zou willen, n.l. een soort voorwaardelijke vergunning af te geven, waardoor de reclamant in die overbruggings periode, waarin er nog geen sprake is van verwezen lijking van dit uitbreidingsplan, toch het genot van zijn eigendom zal kunnen hebben. De heer Van der Schaaf (weth.): Het treft mij, dat eigenlijk alle sprekers het er over eens zijn, dat het College hier formeel op een goede basis staat. Wan neer men de bebouwingsvoorschriften en de Bouwver ordening nauwkeurig hanteert, moet dit wel leiden tot deze conclusie. Aan de andere zijde is duidelijk gewor den, dat bij verschillende sprekers de wens leeft om in dit geval nog te zoeken naar een mogelijkheid. Die mo gelijkheid is, als we de zaak theoretisch benaderen, ge legen in het wijzigen van het uitbreidingsplan. Het Col lege heeft zich op het standpunt gesteld, dat dit inci dentele geval een voorstel tot wijziging van het uit breidingsplan niet rechtvaardigt. Dat zou dan wèer in gaan tegen het nog niet zo lang geleden vastgestelde uitbreidingsplan. Het bezwaar is, dat dit de gedachte zou kunnen wekken, dat, wanneer men bij de Raad in hoger beroep gaat men dan daaruit als in dit geval niet alleen het verlenen van een bouwvergunning, maar zelfs een wijziging van het uitbreidingsplan kan halen. Verschillende sprekers hebben gezegd, dat dit wel wat soepeler toegepast had kunnen worden. Ik meen me te herinneren, dat ik in een soortgelijk geval ook al heb gezegd, dat zoiets toch wel moeilijk is, omdat het Col lege ervan moet uitgaan, dat de besluiten van de Raad, voorzover die betrekking hebben op een uitbreidingsplan en dus inclusief de bebouwingsvoorschriften, toch echt zo zijn bedoeld, zoals ze zijn gesteld en dat daar niet lichtvaardig van kan worden afgeweken. Bovendien is er het gevaar, dat, wanneer aan de één iets wordt toe gestaan, het aan de ander uiterst moeilijk kan worden geweigerd. Daarom heeft het College gemeend, dat in dezen geen andere beslissing kon worden genomen. Ik wil U wel zeggen, dat ik voor het bepalen van mijn standpunt de kanten die de verschillende sprekers naar voren hebben gebracht ook heb overwogen, maar ik heb toch gemeend binnen de geldende bebouwings voorschriften niet anders te kunnen. Ten overvloede hebben wij nog eens gekeken naar de nieuwe uniforme bouwverordening, die op het ogenblik in voorbereiding is en deze wijziging daaraan getoetst. De conclusie was, dat het verzoek dan ook niet kon worden toegestaan. En in deze omstandigheden heeft het College gemeend niet anders te kunnen. Er zijn voorstellen, die men met groter enthousiasme kan verdedigen, maar het gaat hier tenslotte om de geldigheid van besluiten van de Raad. Ik dacht, dat de Raad van Leeuwarden niet te recht moest komen in de situatie, waarin de gemeente raad van Ferwerderadeel is gekomen, die in een soort gelijk geval een bouwvergunning heeft verleend in af wijking van een geldig plan, welk besluit door de Kroon is vernietigd. Er is door twee sprekers gezegd, of dit niet met een voorwaardelijke vergunning gekund had, waarbij even tuele hogere schadevergoeding niet ten laste van de Gemeente komt. Een vergunning onder die voorwaarde is niet mogelijk. Bovendien zou men dan natuurlijk weer het verwijt kunnen krijgen dat de Gemeente zich op een onelegante wijze van de schadevergoedingsplichten wil afmaken. Wij hebben in dit geval niet anders ge kund en ik geloof dat de adressant dit uiteindelijk ook zal moeten inzien. Ik hoop, dat hij zich erbij zal kunnen neerleggen. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat wij nu hele maal op de verkeerde weg zijn. Hetgeen door de Wet houder namens het College is gezegd, is een formalisme, waarvan mijn haren recht overeind gaan staan. Zelfs de hoogheid van de Raad is in het geding gebracht. De Raad heeft een uitbreidingsplan vastgesteld. Nu zou er dus iets gewijzigd moeten worden om dit verbouwingsplan in overeenstemming met het uitbreidingsplan te brengen. Ik ben van mening, dat het standpunt van het College niet acceptabel is. Ik geloof, dat dit behoort bij die kleinigheden, waarvan wij vroeger leerden: de minimis non curat pretor: met onbenulligheden houdt de over heid zich niet bezig. Dit is een verandering van zo ge ringe betekenis, dat het beneden de waardigheid van Raad en College is, om zich daar zorgen over te maken. Ik wil niet praten over de hantering van de Bouwver ordening. Ik geloof, dat het College had kunnen zeggen: Dit soort onbenulligheden is van zo ondergeschikte be tekenis, dat daarvoor geen richtlijn in een uitbreidings plan of bouwverordening te vinden is. Hier wil een eigenaar van een woning een kleine uit breiding plegen, waar niemand enige last van heeft. Dit had dus moeten leiden tot het afwegen van het particuliere belang tegenover het gemeentebelang. Het belang van de Gemeente heeft in dit geval in mijn ogen geen enkel gewicht, maar de andere schaal slaat ver door, want daar ligt het belang van de particulier, die zijn eigendom wil gebruiken zoals hij meent dat het goed is. Als er afgewogen moet worden tussen de parti culiere belangen en de gemeentelijke belangen, moeten we dit redelijk doen en geen denkbeeldig, uitsluitend uit formaliteiten bestaand gemeentebelang in de schaal gooien en laten opwegen tegen een reëel particulier be lang. Ik heb begrepen, dat gespeeld is met de gedach te, dat het uitbreiden van de garage de Gemeente t.z.t. een paar centen zou kunnen kosten als die ont eigend moet worden en als de waarde van de eigendom door die verbouwing iets groter zou zijn. Dat is een ge dachte die door de heer Santema geuit is. Ik heb zopas van de heer Van der Schaaf gehoord, dat het College niet ziet langs welke weg enig soelaas te vinden zou zijn. Ik geloof, dat dit ook juist is, want ik ben van mening, dat, wanneer door gemeentelijke bebouwings voorschriften., uitbreidingsplannen e.d. aan toe te jui chen oogmerken van een particulier afbreuk gedaan moet worden, diezelfde particulier aanspraak kan ma ken op een schadeloosstelling van de kant van de Ge meente, op grond van de bekende schadevergoedings verordening, die in werking treedt als gemeentelijke ruimtelijke ordeningsplannen indruisen tegen het parti culier belang. Ik geloof alleen, dat deze formele redenering niet opgaat. We moeten het niet in dit soort formaliteiten zoeken. Als het zo is, dat hier alleen een vergunning gegeven zou kunnen worden door het be staande uitbreidingsplan te wijzigen, ben ik bereid daar aan mee te werken. Ik zou dat helemaal geen aantas ting vinden van de hoogheid van de Raad, zoals de Wet houder van Openbare Werken schijnt te menen, maar dat zou ik de normale houding vinden, die een inwoner van de gemeente Leeuwarden van zijn eigen Gemeente bestuur mag verwachten, wanneer het om zijn belangen gaat. Wij hebben hier vaak genoeg uitbreidingsplannen gewijzigd, waar particuliere belangen mee gemoeid wa ren. Deze onbenulligheid is beneden de waardigheid van de Raad en daarmee zullen we onze eigen ingezetenen tekort doen. Ik vind dit gebrek aan souplesse in het be leid van B. en W. ten hemel schreiend. Ik hoop, dat in derdaad een voorstel gedaan zal worden door de heer Weide en dat de Raad daarmee akkoord zal gaan. De heer Miedema verschijnt ter vergadering. De heer Weide: Ik zou graag het volgende voor stel willen indienen: „De Raad besluit de heer Talsma de gevraagde bouwvergunning wel te verlenen." Dit voorstel is ondertekend door de heren K. J. de Jong, Kamstra, Santema en mijzelf. De Voorzitter: Dit voorstel kan deel uitmaken van de beraadslagingen. De heer K. J. de Jong: Na het betoog van de heer Van der Veen heb ik er behoefte aan iets van mijn kant hierover te zeggen. Ik vind het eigenlijk een opmerke lijke situatie, dat eerst de Wethouder stelt, dat hij het de Raad niet kan aandoen om van iets wat de Raad zelf vastgesteld heeft af te wijken. Het is dus uit een zekere hoogachting tegenover de Raad, dat de Wethou der dit zo stelt. En dat neemt één van de leden van de Raad onze Wethouder kwalijk. Ik zou van mijn kant juist willen zeggen, dat ik blij ben, dat er bij het Col lege zoveel achting voor de Raad is en dat het College zich niet zomaar van de besluiten die de Raad heeft aangenomen met een Jantje van Leiden wil afmaken. Maar dat impliceert ook, dat het College het waarschijn lijk helemaal niet erg zal vinden, wanneer dan de Raad als het hoofd der Gemeente op een bepaald moment op een onbenullig puntje van de verordening als het onder havige af zal wijken, omdat hij meent daarmee de be langen van de burgerij te dienen. Willen G.S. dit be sluit eventueel niet aanvaarden, dan moeten zij dat maar weten. Dat moeten we dan maar riskeren. Ik heb dan ook de volle vrijmoedigheid gehad het voorstel van de heer Weide mede te ondertekenen en ik hoop, dat we in dit opzicht de heer Talsma recht doen weder varen en dat het College op het standpunt zal staan, dat wanneer de Raad dit wil, hij dit zelf maar moet weten. De heer Bootsma: Ik zou ei' ook wel voor voelen om hier een mogelijkheid te vinden, maar ik zou graag van het College willen weten wat de consequenties zijn, als de Raad een dergelijk besluit zou nemen. Formeel is het misschien niet eens mogelijk, maar de Raad staat aan het hoofd van de Gemeente, dus wij zouden van avond kunnen zeggen, dat die vergunning gegeven moet worden. Maar als die vergunning niet gegeven kan wor den dan is het een leeg gebaar en daar heeft niemand iets aan. Ik zou graag van de kant van het College hieromtrent duidelijk worden ingelicht. De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Van der Veen heeft te fors op de toetsen geslagen. Hij heeft ge zegd: onvruchtbaar formalisme, ten hemel schreiend, enz. Al die dikke woorden, die bij het publiek in de smaak vallen, heeft hij ten onrechte gebruikt. Nu kan mijnheer Van der Veen in een gloedvol be toog, dat waarschijnlijk hier en daar wel bijval zal vin den, wel zeggen dat deze houding onzin is, maar ik heb mij deze vrijheid t.o.v. een besluit van de Raad niet willen permitteren. De garage op zichzelf is natuurlijk het belangrijkste niet. Deze garage en deze woning zullen zonder de uitbreiding natuurlijk ook wel be woonbaar blijven, maar wij moeten inderdaad in het al gemeen de burger die om medewerking komt vragen, zover mogelijk tegemoet treden. Daar zijn we het hier wel over eens. (De heer C. de Vries: Waar ligt de grens?) Juist, waar ligt de grens als men aan B. en W. zegt dat er wel van afgeweken mag worden, waar U dat goed dunkt. Zet U dat eens in een uitbreidingsplan en in de bebouwingsvoorschriften! (De heer Kamstra: Dat vind ik niet erg.) U vind dat niet erg, maar zoiets wordt gegarandeerd geschrapt. Dat is ge woon niet te doen, want dan heeft het College geen maatstaf. Er wordt een grens gesteld en die grens mag U met souplesse toepassen, maar het blijft een grens. Ik beklaag soms de Wethouder, die deze grenzen moet hanteren. Dit is geen plezierig werk, maar ik heb ge meend dat ik het me niet kon permitteren van dit be sluit van de Raad af te wijken. Nu kan de Raad zeggen, dat toch maar een bouwvergunning moet worden ge geven. Daar maak ik geen halszaak van. Maar ik wil U wel zeggen, dat, wanneer de Raad dit doet en dat is een antwoord op de vraag van de heer Bootsma de kans bestaat, dat dit besluit wordt vernietigd zoals een dergelijk besluit van de gemeenteraad van Ferwerderadeel. Uiteindelijk moet U het zelf weten de Raad is autonoom maar ik moet U erop atten deren, dat dit het gevolg kan zijn. Mijnheer Talsma heeft ook niets aan een leeg gebaar en daarom zie ik echt in dit geval geen andere oplossing dan dat even tueel het uitbreidingsplan zou moeten worden gewij zigd. Als de Raad dat zou besluiten, wil ik weer op de consequenties wijzen. Mijnheer Talsma heeft de gele genheid om in verzet te komen tegen het uitbreidings plan onbenut gelaten en nu zou op grond van die bouw vergunning het uitbreidingsplan gewijzigd moeten wor den. Zoiets zal snel algemeen bekend zijn bij de bur gerij. Ik moet aannemen, dat de Raad zich aan zijn eigen verordeningen wil houden. Als de Raad zegt: Dat uitbreidingsplan deugt niet, dat moet worden gewijzigd en de Raad besluit hiertoe, dan wordt het gewijzigd. Maar ik moet als Wethouder van Openbare Werken toch aannemen, dat de Raad zich ook aan zijn besluiten wenst te houden. De Voorzitter: Ik zou nog graag één opmerking wil len maken. Er is hier even gesproken over het afwegen van belangen. Welk gemeentebelang wordt er nu ge schaad en welke belang van mijnheer Talsma wordt er geschaad? Ik geloof toch niet, dat de zaak zó juist gesteld is. De Raad is op het ogenblik bezig met recht spraak over iets dat in de wet en in de verordeningen is vastgelegd. Als de Raad een uitbreidingsplan of een bouwverordening vaststelt zijn dat voor alle burgers gelijkelijk bindende voorschriften. Daar ontlenen de bur gers hun recht aan, want men mag een bouwvergunning alleen maar weigeren als die in strijd zou zijn met de bouwverordening of met de uitbreidingsplannen. Dat geldt voor ieder gelijk. Als men in bepaalde gevallen als

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2