6
te maken hebben weegt ons zo zwaar, dat ik dit nog
eens even heel duidelijk wil onderstrepen. Ik weet, dat
B. en W. hiervoor het excuus zuilen aanvoeren, dat het
bouwbeleid van de Rijksoverheid door de extra-con-
tingententoeslag, die men kon krijgen voor woningen
in de industriële of semi-industriële sector B. en W.
hebben gedwongen om vooral die toeslagen in de wacht
te slepen. Dat is op zichzelf een zaak die onze waar
dering heeft, maar door deze ontwikkeling komt het
knelpunt m.b.t. het huurniveau hoe langer hoe duide
lijker voor ons te staan. Het zal dus zaak zijn, dat wij
naast dat extra-contingent en de toeslag daarop, toch
vooral het element van dat lage huurniveau in de ga
ten houden, want anders lopen wij absoluut vast. En
in verband daarmee hebben wij in december vooral aan
gedrongen op het bouwen van woningen in de traditio
nele sector. Ik heb toen een overzicht van het C.B.S.
van medio 1964 geciteerd, waaruit bleek, dat in Fries
land in de traditionele sector de woningbouw gemid
deld f 17.410,heeft gekost. In de sector systeembouw
was dat f 22.130,Deze beide cijfers liggen ongeveer
f 5.000,uiteen. Landelijk waren deze cijfers f 17.570,
en f 18.480,dus landelijk lagen de traditionele sector
en de systeemsector niet zover uit elkaar. In Leeuwar
den waren de cijfers f 15.800,en f 21.500,Dit ver
schil in bouwkosten begint zich nu geleidelijk te ma
nifesteren in een steeds groter wordende discrepantie
tussen huurniveau en de huren, die de mensen kunnen
betalen. Hiermee zullen we de komende vijf jaar in het
bijzonder geconfronteerd worden. En wanneer we
dit beleid gaan bestendigen, lopen we gevaar, dat we
dit knelpunt niet voldoende afknijpen en inbinden; en
juist daarom hebben wij in december gevraagd: B. en
W., wanneer U straks nog een contingent beschikbaar
krijgt, buigt U dan het beleid alstublieft meer in de
sociale richting, zodat in de traditionele sector een be
langrijk deel van onze woningbouw opgevangen kan
worden en wij weer in de richting van maximaal f 25,
per week terecht komen met onze bouw. Ik zou graag
van het College willen vernemen hoe het gesprek n.a.v.
de brief van de Nederlandse Aannemers- en Patroons
bond voor de Bouwbedrijven in Nederland, die hier 9
november is binnengekomen, tussen het College en de
aannemers is verlopen. Dit is een eerste vraag en ik
kom er met des te meer aandrang mee, omdat in de
brief van de Minister van Bouwnijverheid en Ruimte
lijke Ordening op pagina 9 gezegd wordt, dat, wanneer
binnen de thans aanwezige mogelijkheden een speciale
maatregel op het gebied van contingenteringen moet
worden getroffen om de achterstand zo snel mogelijk
in te halen, de Minister dit wil overwegen. Wanneer nu
de Minister de deur een beetje openzet i.v.m. het feit,
dat wij misschien op 1 september 1967 nog niet hele
maal klaar zijn met dit evenwicht, dan denkt men hier,
dat de deur open staat in de zin van: Heeft
U te weinig woningen gebouwd, kom dan maai
bij me. Maar dan moeten we ook zorgen, dat,
wanneer er meer contingenten beschikbaar zijn, die
extra.contingenten gericht zijn op een laag huur
niveau. Het betreft hier 90% van de woningzoe
kenden, die niet meer dan f 25,huur per week kun
nen betalen; dus moeten het geen woningen worden van
f 35,of f 40,per week. In de traditionele sector
is veel van dit knelpunt op te vangen en af te grende
len. B. en W. hebben in de brief ook gesproken over
het N.B.I.- en het Outinord-systeem. Ik zou wel eens
willen weten of er al iets bekend is omtrent de huur
prijzen van die N.B.I.- en Outinord-woningen. Die
huren vragen terdege onze aandacht. Wanneer ze
te hoog zouden zijn zou ik ervoor willen pleiten: B. en
W., gaat U naar de Minister en probeert U contingen
tentoeslag te krijgen voor goedkopere woningen, die
niet kleiner behoeven te zijn of minder wooncomfort be
hoeven te hebben, maar die alleen al tengevolge van
het feit dat het traditionele bouw is, een stuk goedko
per kunnen zijn.
Nog één opmerking: Wanneer wij straks grotere vrij
heid krijgen, zullen we vooral onze aandacht moeten
richten op de vrije sector en de premiesector. Wij heb
ben ons in het verleden hier te weinig op gericht. Er
moeten voor die vrije sector- en voor de premiebouw
de nodige terreinen beschikbaar komen. Nu zult U zeg
gen, dat we in de premiesector wel iets gedaan hebben,
maar juist in de vrije sector-bouw hebben we weinig ge
daan en hebben we de toezeggingen toegespitst op één
aannemingsbedrijf en één beleggingsmaatschappij.
Hierdoor zijn mogelijke andere activiteiten afgeremd.
Wij zullen nu de vrije-sector-bouw sterk moeten stimu
leren. Inderdaad speelt de hoge rentestand een grote
rol, maar het is niet alleen die hoge rentestand. Uit
eindelijk worden er elders ook woningen gebouwd. Het
zou ook zo kunnen zijn, dat wij, doordat wij met de
woningbouw de laatste jaren op een vrij hoog huur
niveau gemikt hebben, juist de vrije sector-bouw afge
remd hebben. Men moet de woningwetwoningen vaak
toewijzen aan een groep mensen die er eigenlijk niet
in hoort. De overheveling van de woningwetsector naar
de vrije sector wordt juist belemmerd door dit te wei
nig sociaal gerichte woningbouwbeleid. Ik zou toch wel
even de aandacht willen richten op de gevaren, die aan
een dergelijke ontwikkeling zouden kunnen zitten. En
een beleid, dat de keuze laat tussen erfpacht of eigendom
kan ook stimulerend werken. Ook moeten wij geen bin
ding hebben met maar één aannemingsbedrijfdeze zaak
moet breed opgezet worden. Men moet aan alle kanten
mogelijkheden stimuleren, om een beleid te kunnen
krijgen, dat aanslaat. Wij moeten ons dan vooral rich
ten op woningen met minder dan f 60.000,stichtings-
kosten. De laatste jaren zijn wel verschillende terrein-
tjes beschikbaar gesteld voor bungalowtjes, maar als
de grond daar alleen al dertig- tot veertigduizend gul
den kost, komt zo'n bungalowtje toch minstens op een
ton. Wij moeten mikken op de tussengroep, met bouw
kosten tussen dertig- en zestigduizend gulden, inclu
sief grond. Dan komen we tegemoet aan een behoefte
die er is. (De heer Vellenga: Denkt U dan aan kopen
of aan huren, in de middenklasse?) Ik denk in de eer
ste plaats aan kopen, maar wanneer hier eventueel
kleine beleggers zijn, die hier iets bouwen om te gaan
verhuren, moet die mogelijkheid er ook in zitten, want
ik wil de mensen die nog in woningwetwoningen wo
nen, maar die er eigenlijk niet thuis horen de gelegen
heid geven een passende woning te huren of te kopen.
Vandaag de dag is deze overgang in Leeuwarden niet
in voldoende mate aanwezig.
Nu zou ik over het huurbeleid een paar opmerkingen
willen maken. De nieuwe woningwetwoningen, voldoen
niet aan de norm: 20% van het netto inkomen van de
woningzoekenden. Dat is één van de grieven, die we
goed in de gaten moeten houden. Dus in de woning
wetwoningen komen veel mensen, die er eigenlijk niet
in thuis horen. Dat blijft de eerstkomende vijf jaren
zo. Dat is een situatie die we eigenlijk niet kunnen
hebben. De stukken tonen aan, dat we voor huur in de
komende vijf jaren moeten rekenen op f 160,tot
f 180,per maand. Dat botst met het belang van het
grote aantal mensen, dat maximaal f 25,per week
kan betalen. Dat is een punt, waar we aandacht aan
moeten besteden.
Een tweede punt is, dat de particuliere bouw wordt
belemmerd. Wij moeten de schuld niet uitsluitend bij
de particulieren zoeken, want ik geloof, dat er meer
dan één oorzaak is. Ik zou er wel iets voor voelen dat
het College van B. en W. dit eens nader uitwerkte, zo
dat we eens weten wat hier allemaal voor mogelijkhe
den zijn. Het gemeentebeleid moet daar meer op ge
richt zijn. Wanneer we de doorstroming willen bevor
deren, dan moet het een doorstroming zijn, waarbij de
mensen van een woningwetwoning in een premie- of
vrije-sector-woning terecht komen. Wij zullen onze aan
dacht ook moeten richten op de „koopmarkt", zoals die
zich vandaag de dag hier en daar ontwikkelt. In de
Cronjéstraat, de Vegelindwarsstraten enz. ziet U thans
woningen leeg staan. Ze zijn niet meer te verkopen.
De koopprijs is tienduizend gulden. Toch kan men ze
haast niet meer kwijt. Het zijn leuke huisjes, maar een
belegger zal ze niet kopen, want hij kan er geen droog
brood aan verdienen. We moeten de marktverhoudin
gen zien te herstellen, die door de ontwikkeling van de
laatste jaren scheef gegroeid zijn. Hiervoor zullen we
het toewijzingsbeleid nu alvast hebben te versoepelen.
Wij moeten met dat toewijzingsbeleid niet wachten tot
1 september '67, want dan wordt, als we die datum
zouden aanvaarden, alles vrijgelaten. Wij moeten ons
nu alvast de vraag stellen of er voor bepaalde onder
delen al een beetje soepeler gehandeld kan worden dan
tot nu toe het geval is geweest. Mag ik een voorbeeld
noemen? Uit het staatje blijkt, dat er mensen zijn, die
7
meer dan f 25,huur kunnen betalen. Dat zijn er maar
350. Als ik nu zie hoeveel woningen er na 15 dec. 1965
gebouwd worden die meer dan f 25,huur moeten
opbrengen dan geloof ik dat we alvast moeten zeggen:
laten we daar de normen zoveel mogelijk afschaffen en
ons alleen beperken tot registratieplicht bij het Bureau
Huisvesting. De normen van dit bureau zouden mis
schien in verband hiermee eens bekeken moeten wor
den. Hierdoor krijgen we een geleidelijker liberalisatie
i.p.v. een liberalisatie, die pas gaat optreden met het
gehele beleid wanneer dat evenwicht volledig bereikt
is. Ik zou naar dit evenwicht toe willen gr oeien en voor
de groep mensen, die hierdoor in de knel dreigt te ra
ken en dat zijn de mensen met de kleinste beurzen
de bescherming zolang gehandhaafd willen zien tot
wij inderdaad het evenwicht bereikt hebben.
De Voorzitter schorst de vergadering.
De Voorzitter heropent de vergadering.
De heer liingma: Na wat er allemaal gezegd is door
de heren Vellenga en De Jong, heb ik niet zoveel meer
op te merken. vVij zien in de raadsbrief, dat de con-
trngentering van onze gesubsidieerde woningen zal wor
den urtge breid, terwijl er slechts een beperking zal gel-
uen voor tweeae wonrngen en voor zeer ruxueuze wonin
gen. Volgens mij zou er eigenlijk, zolang het werkelijke
wonrngtekort nret is opgeheven, een verbod voor zeer
luxueuze woningen en zogenaamde tweede woningen
moeten zijn. Wij zouden liever zien, dat die grotere
mate van vrijheid een ruimere contingentering van de
woningwetbouw tot gevolg zou hebben. In de toelich
ting van het College lezen we, dat die grotere vrijheid
op net gebied van de particuliere bouw helemaal niet
zo nodig is, want de particuliere bouwers zouden in het
geheel geen kansen hebben om te bouwen. Ik zie eigen
lijk niet in waarvoor dit nodig is. Het gaat o.i. niet
om een kwantitatieve oplossing van het bestaande wo
ningtekort in wat voor klasse dan ook, maar het gaat
om een oplossing van het werkelijke woningtekort. Als
we het zo stellen zouden we juist terecht moeten ko
men bij een groter contingent woningwetwoningen.
Juist in deze klasse is de grootste behoefte aan wonin
gen. Ik geloof niet, dat we met die ruimere mogelijk-
neden voor particuliere bouw gebaat z(jn.
De heer Engels: Na de uitvoerige betogen van de
heer Vellenga over de maatregelen zelf en na die over
het woningbeleid in het algemeen van de heer De Jong
zou ik mij tot een paar essentiële punten uit de vraag
stelling van de Minister wilien beperken. Wij praten
vandaag niet over het feit, dat de woningnood over
wonnen is, maar vanuit de zekerheid, dat deze binnen
kort overwonnen zal zijn en over de wijze waarop en
het tempo waarin we de distributie op het terrein van
de woningbouw kunnen gaan opheffen.
Welke maatregelen denkt de Minister te gaan ne
men? Hij wil beginnen met een ietwat lossere vorm
van contingentering. Maar zo, dat hij de woningwet
woningen veilig stelt. Na een half jaar wil hij begin
nen met het iets losser laten van de huurprijsbescher
ming en -regeling. Daartoe wil hij de rechter gaan in
schakelen om zo toch nog een uitlooptijd van twee jaar
te krijgen. Anderzijds wil hij bereiken, dat nieuwe wo
ningen wel degelijk van onze nieuwe huurprijs kunnen
worden gebouwd. Daartoe wil hij de Woonruimtewet
buiten werking stellen.
Nu stelt het College aan de hand van cijfers, dat het
evenwicht, waarvan de Minister uitgaat, in Leeuwarden
nog niet bereikt is. Op grond van maatstaven die nogal
afwijken van die van de Minister, komt het College tot
de conclusie, dat er op het ogenblik een tekort is van
7%. Als het College de maatstaf van de Minister han
teert komt men tot een tekort van iets meer dan 1%.
Dte Minister gaat uit van 3 overschot als maatstaf
om tot liberalisatie over te gaan en het is dus duidelijk,
dat de maatstaf die de Minister zelf stelt, ook volgens
zijn eigen berekeningen, op dit moment in deze stad
ontbreekt. De Minister geeft het College een uitwijk
mogelijkheid, want hij stelt: Als de termijn tekort zou
zijn, doordat de situatie te ongunstig is, zijn er extra
injecties mogelijk. En als dat niet zou helpen wil ik de
data nog wel verschuiven, mits dat in het geheel van
de provincie en van het noorden gezien mogelijk is.
Ik krijg uit de stukken van het College de indruk,
dat het natuurlijk die extra injecties graag wil hebben.
Anderzijds constateer ik uit de veie cijfers, dat juist de
vrije sector en niet de woningwetsector achter dreigt
te blijven. Ik krijg de indruk, dat U niet zo veel
bezwaar zou hebben tegen enigszins vrijer laten van
de huurprijs, om daardoor te bereiken, dat de parti
culiere woningbouw weer los komt. Rechtstreeks in te
genspraak daarmee is het betoog van de heer Vellenga
die stelt, dat je op die manier de zaak uit haar even
wicht trekt en wel eens een enorme stijging van huur
prijzen zou kunnen krijgen die averechts zou kunnen
werken. Van daar ook, dat de heer Vellenga punt 3 wat
uitwerkt en zegt: wij willen niet alleen de data vaststel
len, wij willen bijzondere voorzieningen hebben; en pas
wanneer die bijzondere voorzieningen effect hebben ge
sorteerd, willen wij de data vaststellen, waarop wij ach
tereenvolgens het schema van de heer Bogaers gaan af
werken. Die uitbreiding van de heer Vellenga lijkt mij
fundamenteel in tegenstelling met het punt C van Uw
nota.
Ik geloof niet, dat het alleen maar een kwestie van
tekst is, maar van een fundamenteel andere benade
ringswijze. Vandaar dat ik het bijzonder op prijs zou
stellen om van het College te vernemen, of men het
inderdaad mogelijk acht, dat door uitneming van een
bepaald element uit het plan-Bogaers m.n. de kwes
tie van de huurbeheersing de meest bedreigde sector
in onze woningbouw in de stad een extra impuls zou
kunnen krijgen. Ik vind dit van bijzonder belang, om
dat ik de heer Vellenga hoorde suggereren, dat hij
straks een uitspraak van de Raad op dit punt zal vra
gen. Ik acht het nog van meer belang, gezien het be
toog, dat de heer De Jong gehouden heeft en waaruit
blijRt, dat juist in deze bepaalde sectoren bij ons be
paalde moeilijkheden aanwezig zijn. Ik dacht, dat we
met uitzondering' van één persoon allemaal uitgespro
ken hebben, dat wij inderdaad aan liberalisatie toe zijn.
Ik dacht ook, dat we allemaal uitgesproken hebben,
dat de maatstaf, zoals de Minister deze geeft in deze
stad ontbreekt en dat we dus naar bijzondere maatre
gelen toe moeten. Het is voor mij alleen een vraag, of
wij de Minister moeten suggereren om een bepaalde
maatregel uit zijn pakket reeds eerder voor deze stad
te laten gelden, dan wel, of wij, overeenkomstig de sug
gesties van de Minister moeten handelen, maar dan
met een zeker uitstel wat de tijd betreft.
De hear Santema: Us fraksje is tankber foar de
goede, wiidweidige nota, dy't B. en W. üs n.o.f. it brief
fan de Minister tastjürd hawwe. Wy moatte sa njon.
kenlytsen ta liberalisaesje komme. Dizze saek duorret
al sünt de oarloch en der moat ris in ein fan komme.
Nou steane hjir twa stanpunten neist elkoar: it stan-
punt fan B. en W. en it stanpunt fan de foriening fan
makelders. De makelders riede oan: Gean op it ütstel
fan de Minister yn.
Hwat hat eigentlik de reden west, dat Minister Bo
gaers nou yn it bisünder ü.m. Fryslan oanwiisd hat,
om dér it earst to bisykjen fan de wenromtebipalingen
ensfh. óf to kommen? De Minister giet üt fan de ge
gevens sa't dy foarkomme yn de sifers van it C.B.S.
Wy geane üt fan de sifers, dy't de gemeentlike yn-
stansjes üs jown hawwe. Mar de sifers fan de Gemeente
sille dochs ek wol oan it C.B.S. trochjown wurde en
wêze Is hjir nou tusken dizze twa in tsjinstelling to
kréearjen, sadat de sifers oan de iene kant foar B. en
W. en oan de oare kant foar de Minister pleitsje Wy
binne fan bitinken, dat dizze list foar üs fan tige folie
bitsjutting is en oan de iene kant sizze wy: Lit üs sa
gau mooglik ta liberalisaesje oergean. Fan de biheinen-
de bipalingen moatte wy op 'en dür óf. Mar myn fraksje
en ik binne it der oer iens, dat wy, lyk as üt dit rieds-
brief bliken docht, op dit stuit op de data dy't de Mi
nister neamt, noch net yngean kinne. Wy sille noch
neijere gegevens öfwachtsje moatte om fan de gunstich-
ste gelegenheit gebrük to meitsjen fan biskate bipalin
gen en bisluten óf to reitsjen. Dit is foarlopich it stan
punt fan de c.h.
De heer Van der Veen: Aan de hand van wat ik hier
vanavond gehoord heb rijst bij mij het vermoeden, dat
er over een materie die hiermee verwant is vragen zijn
gesteld door de heer Heidinga. Als ik de interruptie van