3 het College van B. en W. zou bestaan uit vertegen woordigers van drie politieke partijen: één niet-confes- sionele partij, de P.v.d.A., één confessionele partij, de A.R.P., en één partij, de K.V.P., die wat ik toejuich midden in een proces van deconfessionalisering ver keert (ik zie dit in structuurrapporten) (De heer Engels: Goed zo). In die stroming overweegt men de gangbare binding tussen kerk en confessie en politieke praktijk te verlaten. Ik stel mij deze denkbeeldige situa tie, die ik nu even oproep, voor. De heer Engeis en ik zouden een keur van argumenten hebben tegen die genen, die ten onrechte zouden spreken over een ker kelijk georiënteerd college. Wij hebben dus politieke voorkeur voor de K.V.P. Slechts zakelijke overwegingen brengen ons er toe toch die voorkeur niet tot werke lijkheid te maken. Welke overwegingen zijn dat? Leeu warden is een gemeente met zo'n slordige 86.000 in woners. Het dagelijks bestuur van de Gemeente wach ten grote taken. In het overleg van de fractievoorzitters is gezegd, dat wij voorshands met vier wethouders toe zouden kunnen en dat betekent, dat van de wethouders naast de burgemeester stuk voor stuk veel wordt ge vraagd, maar dat het mogelijk moet zijn met een even wichtige taakverdeling toch het werk te verzetten. Ik dacht, dat men in de eerste plaats aan de kandidaten- wethouders de eis mag stellen, dat zij beschikken over de nodige ervaring in deze Raad en dat zij ook bereid zijn zich volledig aan het wethouderschap te geven. Op één van deze punten meenden wij, dat de kandidaat van de K.V.P. tekort schoot, overigens buiten zijn schuld, maar ik hecht er aan, hier nadrukkelijk te zeg gen, dat noch politieke overwegingen, noch bezwaren in het persoonlijke vlak, doch louter zakelijke overwe gingen ons tot dit standpunt hebben gebracht. Er zijn 10 negertjes in het bekende voorbeeld, maar hier zijn er maar drie met excuses -en er blijven 2 over. Als ik de K.V.P. dus voorbij moet zien, dan blijven over de V.V.D. en de C.H.U. Politiek gezien is dat om een groot man te citeren voor ons lood om oud ijzer. Dat is niet snerend bedoeld; ik wil best zeggen, dat het ons goud om oud zilver is. Ik wil alleen dit maar be weren, dat politiek-maatschappelijk gezien zowel de A.R.P. als de K.V.P. dichter bij ons staan dan de C.H.U. en de V.V.D. Toen wij dus moesten kiezen tussen een kandidaat van de V.V.D. en een kandidaat van de C.H.U., hebben wij slechts koel-objectieve maatstaven gehanteerd. Wij hebben ons afgevraagd: Wie had bij de kiezers de meeste stemmen? Dat was de C.H.U. Kan die C.H.U. een kandidaat leveren, die in principe door die fractie capabel wordt geacht voor het wethou derschap, die over raadservaring beschikt en die be reid is 100% van zijn tijd aan zijn wethouderschap te geven? Kon die vraag met ja beantwoord worden en dat is gebeurd dan kon mijn fractie met die kan didaat akkoord gaan en wij zullen dat dus straks ook doen. Nu hecht ik er aan bij voorbaat toch nog in het kort in te gaan op een mogelijke opmerking, dat er dan toch straks vier wethouders in dit college zitten, die kerkelijk georiënteerd en protestant zijn. Dat is feite lijk juist, maar toch is het een foute redenering. Ik wil daar drie opmerkingen over maken: 1. De 16 raadsleden van de P.v.d.A. inclusief onze twee kandidaten-wethouders vertegenwoordigen al onze onkerkelijke en kerkelijke kiezers van de P.v.d.A. in deze gemeente, zoals de fractie van de V.V.D. al de kerkelijke en onkerkelijke kiezers van de V.V.D. in deze gemeente vertegenwoordigt. En dat geldt ook voor de P.S.P. Ik moet t.a.v. de confessionele partijen een iets andere redenering toepassen, maar die heb ik nu niet nodig. 2. Inderdaad horen de twee kandidaten-wethouders van de P.v.d.A. thuis in de protestantse sector van de kerk. Ze zijn niet, zoals ik ergens heb gelezen, protes tantse beginselen toegedaan. Ik denk niet eens, dat ze weten wat voor rare dingen dat zijn en iets wat je niet weet kun je ook niet toegedaan zijn. Ze horen in de protestantse sector van de kerk thuis, maar daarom stellen wij ze niet kandidaat voor het wethouderschap. Wij hebben ze alleen maar kandidaat gesteld, omdat wij meenden, dat het overtuigde socialisten zijn en om dat wij ze capabel achten voor het wethouderschap. Voor hetzelfde geld en dat is dan een interessant beeld in dit geval zouden het één kerkelijke en één onkerkelijke of twee onkerkelijken of twee r.k. kun nen zijn. Al deze dingen hebben bij de kandidaatstelling geen rol gespeeld; slechts de genoemde twee overwe gingen. 3. Een College van B. en W. is een politiek college, dat bestuurlijke arbeid verricht en als het gaat, zoals ik graag zou willen, dan zou het Leeuwarder college er uit kunnen zien als volgt: naast de burgemeester twee socialistische wethouders, 1 a.r. wethouder en 1 c.h. wethouder. Conclusie: Wij zullen graag onze steun geven aan de a.r. kandidaat. Wij zullen ook onze steun geven aan de c.h. kandidaat en onze eigen kandidaten zullen zijn: de heren Tiekstra en Ten Brug. De heer Engels: Aangezien onze fractie één van de drie fracties is, die met hun drieën één kandidaat zul len stellen voor één wethouderszetel, dacht ik, dat het van belang kon zijn op de opmerking, die door de heer Vellenga i.z. de positiename van de P.v.d.A. gemaakt is, in te gaan. Deze heeft een aantal objectieve criteria opgesomd, waarvan zijn fractie is uitgegaan bij het vaststellen van haar standpunt. Ook onze fractie heeft bij het vooroverleg, dat gepleegd is tussen de fractie voorzitters, naar objectieve criteria gezocht en ook de criteria, in deze openbare raadszitting door de heer Vel lenga naar voren gebracht, mee in haar beschouwingen betrokken. Deze laatste zijn: le. het voor 100% be schikbaar zijn; 2e. de ervaring in de Gemeenteraad, en ik zou de bijzondere aandacht ook van de fractie van de heer Vellenga willen vragen voor een derde punt, n.l. de politieke kleur, die de beleidsopvatting van de betrokkenen bepaalt en mede bepaalt, of de samenstel ling van het College een zo goed mogelijke afspiegeling is van de samenstelling van de Raad. T.a.v. het eerste door de heer Vellenga gehanteerde criterium, n.l.: het full time beschikbaar zijn voor het ambt van wethouder, moet ik constateren, dat de kandidaten, die door de C.H.U. en de K.V.P. in het vooroverleg naar voren wer den gebracht, aan die voorwaarden voldeden, de kan didaten van de V.V.D. echter niet. Neem ik de ervaring in deze Raad in ogenschouw, dan moet ik constateren, dat de kandidaat, naar voren gebracht door de V.V.D., ver uitliep op de anderen, dat op enige afstand de C.H.U.-kandidaat volgt en de rij gesloten wordt door de K.V.P.-kandidaat. De stelling, dat ervaring in deze Raad van groot belang is voor het vervullen van het wethouderschap, is ietwat boud; wij hanteren hier een criterium, dat echt niet in hetzelfde vlak ligt als het eerste criterium, n.l. dat van de vrije tijd. Het wethou derschap, zoals de heer Vellenga stelde, vereist, dat het bestuurlijke werk wordt verricht (en dat is iets anders dan het raadslidmaatschap), maar de stelling, dat een goed raadslid vanzelfsprekend een goed wet houder zou zijn, gaat in haar algemeenheid niet op. Hoogstens kan men zeggen, dat degene, die bestuur lijke capaciteiten heeft, een voorsprong heeft, als hij daarnaast enige ervaring in deze Raad heeft opgedaan. De K.V.P.-fractie stelt een kandidaat, een jongere van 28 jaar weliswaar, maar een jongere, die op het be stuurlijke terrein wel degelijk zijn sporen heeft ver diend. Zes jaar geleden is hij begonnen met de oprich ting van de Jongeren-K.V.P. in Leeuwarden; twee jaar later is hij voorzitter geworden van de Politieke Jon gerenorganisatie op Provinciaal Niveau van de K.V.P.; een jaar daarna voorzitter van de Politieke Jongeren Contactraad in Leeuwarden en daarmee voorzitter van de Jeugdgemeenteraad van Leeuwarden en weer een tijd later lid van een voorbereidingscommissie van het Jongeren-Parlement. Deze jongere en m.i. is het in deze tijd van belang, indien enigszins mogelijk, in het bestuurlijke werk van deze gemeente zo intensief mo gelijk jongeren te betrekken heeft een zodanige er varing, interesse, doorzettingsvermogen en ook kennis van zaken gedemonstreerd in deze stad en in deze pro vincie, dat onze fractie na naar eer en geweten één en ander overwogen te hebben, een man meent te kunnen leveren voor het wethouderschap, die voor de gemeente Leeuwarden van nut en groot belang zou kunnen zijn. Als ik deze maatstaf wat uitbreid ik heb~van de heer Vellenga begrepen, dat hij mij in dat opzicht wel volgen kan dan moet ik stellen, dat ook onze kan didaat aan deze eisen kan beantwoorden. Ik kan niet zeggen, dat hij daaraan beter beantwoordt dan een kandidaat van de C.H.U. of één van de V.V.D. Ik kan alleen stellen, dat hij beantwoordt aan de eisen, die naar onze mening aan het wethouderschap gesteld moecen worden. Ais ik de twee criteria: full time en ervaring, ga combineren en opnieuw de drie kandida ten naast elkaar zet, dan geloof ik, dat eigenlijk alle drie kandidaten aan die criteria bijna gelijkelijk vol doen. In de gegeven situatie kunnen m.i. de politieke facetten aan deze zaak van zeer groot, wellicht zelfs van doorslaggevend, belang worden. Nu kom ik terug op de opmerking, door de heer Vel lenga gemaakt: In 1958 lagen de kaarten gemakke lijker en duidelijker, omdat toen de verhouding in de Raad was: 5 V.V.D., 3 C.H.U., 4 K.V.P. In 1962 is daarin verandering gekomen. Toen werd de verhou ding 4 4 4 en heeft men de V.V.D. de gelegenheid gegeven het wethouderschap te laten bekleden door de wethouder, die zich tevoren had ingewerkt en die be reid was deze functie nog 4 jaar te blijven vervullen. Thans heeft deze wethouder zijn plaats opengelaten; er bestaat een vacature. Ik kan mij dus voorstellen, dat de C.H.U.- en de K.V.P.-fracties, die in 1962 voor rang hebben gegeven aan de V.V.D., er bijzonder prijs op stellen deze keer hun bijdrage in het dagelijks be stuur van de Gemeente te gaan leveren. Uit het aftel- voorbeeid van de heer Vellenga volgt voor mij, dat in dit geval de V.V.D. afvalt. Daar komt dit bij: De P.v.d.A. is in de Raad met een belangrijke groep ver tegenwoordigd; ze heeft 16 zetels, maar de gezamen lijke christelijke partijen hebben 6 4 4 14 zetels. Als de P.v.d.A. vanwege het feit, dat zij 16 zetels heeft, een claim meent te kunnen leggen op twee wethouders, een claim, die onze fractie volledig volgt, evenals zij graag het stellen van één kandidaat door de A.R.P. zou onderstrepen, dan kunnen m.i. de gezamenlijke christelijke partijen een claim leggen op twee wethou ders en zeker ais men aanneemt, dat onze voorzitter, uiteraard volstrekt boven de partijen staande, toch niet zijn partijkleur zal willen verloochenen. In die situatie komt dus de keuze in de richting van de C.H.U. en K.V.P. De C.H.U. heeft in de verkiezingsstrijd enige honderden stemmen meer gekregen dan de K.V.P. Ik ben geneigd daar niet zo zwaar aan te tillen. Maar bovendien als men tegen de achtergronden, waartegen en lettende op de tijd, waarin deze verkiezingen zich hebben afgespeeld, gewicht hecht aan die winst bij deze verkiezingen, waarin de landelijke situatie toch een be langrijke rol heeft gespeeld, dan hechtt ik in het bij-j zonder gewicht aan de stabiliteit van de K.V.P., die haar vier zetels volledig heeft behouden en dan weegt dat voor mij minstens even zwaar als de enige honder den stemmen winst van de C.H.U. Ik kan de heer Vellenga volgen, als hij zegt, dat de redenering van vier kerkelijk georiënteerden in het college en dan nog wel vier protestants-christelij- ken niet helemaal houdbaar is. Je moet hier partij politiek denken. Ik wil hem graag volgen (op gevaar af, dat het Friesch Dagblad hier iets over schrijven zal) en ik wil nochtans stellen, dat, als er een a.r.- en een c.h.-wethouder zouden komen (gezien vanuit de visie van de gezamenlijke christelijke partijen, die door hun getal recht zouden hebben op 2 zetels), dit toch een te eenzijdig protestants-christelijk georiënteerd col lege wordt en niet een juiste afspiegeling van het to taal van de christelijke groeperingen in deze Raad. Er zou dan een te zwaar accent liggen op de protestants- christelijke partijen in deze Raad met voorbijgaan van de rooms-katholieke christelijke partij. Als een K.V.P.- wethouder gekozen werd, zouden eveneens twee chris telijke partijen in het College vertegenwoordigd zijn, maar dat zou een juistere, een betere afspiegeling van de Raad betekenen. Ik dacht en ik meen ook dezelf de gevoelens bij de heer Vellenga beluisterd te hebben dat, politiek gezien, in het geheel van het college de K.V.P. en dus ook de K.V.P.-kandidaat dich ter bij de P.v.d.A. en de A.R.P. ligt dan de C.H.U. Ik handhaaf dus de kandidaatstelling van de heer De Leeuw voor wethouder van de gemeente Leeuwarden. Men kan zich de vraag stellen, of dat handhaven nog veel zin heeft na de categorische uitspraken in de eerste ronde, gedaan door de woordvoerder van de P.v.d.A. Het is volkomen duidelijk, dat de P.v.d.A. (16 zetels), een van het drietal kiezend en 4 erbij denkend, zegt: dat is 20 (dus de helft plus één) en dat zij vindt dus, dat de keuze van de P.v.d.A. doorslaggevend is. Ik hecht er toch aan de P.v.d.A., die straks haar be slissing neemt, werkelijke alternatieve mogelijkheden te geven, zodat het voor de kiezers duidelijk wordt, welke keuze de P.v.d.A. maakt. Ik hecht er ook aan, dat velen van onze kiezers, die denken in de richting van een zeer grote samenwerking tussen protestants-christelijke par tijen en de K.V.P., met zeer grote belangstelling de keuze van de a.r.-fractie zullen volgen. De heer Weide: ïk houd er van de zaken kort en duidelijk te stellen en geen ellenlange betogen te hou den. Wij gaan, al is de invloed van de P.v.d.A. bij de laatste verkiezingen aanzienlijk verminderd, toch ak koord met de beide kandidaten, die zij stelt. Aangaande de kandidatuur van de heer De Jong zou ik het volgende willen opmerken: de a.r.-fractie zit op dit punt wel op rozen en wij zullen zijn kandidatuur ook gaarne ondersteunen. Het grote struikelblok zal vermoedelijk de kandidaat voor de vierde wethouderszetel zijn. Kandidaten hier voor zijn gesteld door: de K.V.P. (de heer De Leeuw), de C.H.U. (vermoedelijk de heer Heetla) en de V.V.D. (de heer Van der Veen). Er is vanavond gesproken over de bestuurlijke ervaringen, de capaci teiten van de leden en de eenzijdige protestantse sa menstelling van het College. Wij vinden dit alles bijzonder belangrijk. Wat onze kandidaat betreft, wij kennen niemand, die meer bestuurlijke ervaringen heeft dan juist hij. Hij is één van de oudere, zo niet het oudste raadslid naar anciënniteit in Leeuwarden en hij was tevens geruime tijd het jongste in leeftijd. Hij is reeds jarenlang lid van de Provinciale Staten en ook was hij Kamerlid. Ik zou niet anders kunnen zeggen dan dat op bestuurlijk niveau niet een betere wethou der te vinden is. De heer Vellenga drong er bijzonder sterk op aan, dat het wethouderschap een full time.werkkring moet zijn. Dit gaat echter in zijn algemeenheid niet op. Iemand, die meer capaciteiten heeft dan een ander, kan in een bepaalde tijd veel meer presteren dan die ander. De heer Van der Veen kan rustig met een min der percentage tijd voor het wethouderschap toe dan een andere kandidaat. Bovendien verdriet het ons heel erg, dat het juridische element, dat sinds de oorlog in het College aanwezig is geweest, bij de nu voorgestelde kandidaturen geheel verloren gaat. Wij hebben in onze oud-burgemeester, de heer Van der Meulen, een voor treffelijk jurist gehad en ook de heer Van der Schaaf was jurist. Ik begrijp dan ook niet helemaal de moti vering van de heer Vellenga, die stelt, dat juist om zakelijke redenen de voorkeur van de P.v.d.A. uitgaat naar de C.H.U. Ik geloof, dat de socialistische fractie t.o.v. de burgerij van Leeuwarden niet goed doet juist een c.h. kandidaat te steunen. Hierdoor neemt ze een bijzonder grote verantwoordelijkheid op zich. Ik zou de Raad van Leeuwarden onze kandidaat, de heer Van der Veen, van harte willen aanbevelen. De hear Santema: Folie haw ik yn dizzen net to sizzen, mar as wy de hear Heetla kandidaet stelle, dan dogge wy dat mei tige folie klam. Ien fan de bilang- rykste redenen, dy't yn alle politike libben eigentlik noch jildt, is, dat de forkiezingsütslach dér alle frij- moedichheit foar jowt. De hear Engels sei niis al, dat de C.H.U. yn 1958 trije setels hie. Yn 1962 is hja fan trije setels op fjouwer kommen. Sjoen de ütslach fan de gemeenteriedsforkiezingen, sitte wy sa'n 600 stim- men boppe de K.V.P. Wy hiene 5400 en ik mien, dat de K.V.P. 4800 hie. Dit is foar üs reden genöch to sizzen, dat de C.H.U. wol goed fanwegen kaem. En wy miene dus ek in seker rjocht to hawwen om dizze kan didaet by de forskillende fraksjes oan to bifeljen. Us kandidaet is in man dy't yn de léste tiden nochal bi- kendheit krigen hat, op in bipaeld mêd seis it hiele lan troch. Dat is foar üs in reden tomear om him oan to bifeljen. Wy hoopje dan ek, dat üt de ütslach fan de stimming bliken dwaen sil, dat oaren üs kandidatuer ünderstreke hawwe. De heer Heidinga: In grote lijnen is het standpunt van onze fractie aldus: De P.v.d.A. is weliswaar van 17 op 16 zetels teruggevallen, maar blijft toch in ieder geval veruit de grootste fractie van deze Raad. En

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2