3 2 21. Wijziging van de gemeentebegroting en van de begrotingen van het Grondbedrijf en het Woningbedrijf voor het dienstjaar 1966 (bijlage no. 290). De Voorzitter: Ik open onze vergadering en heet U allen hartelijk welkom. Punt 1. Ir. B. O. van Balen Walter legt in handen van de Voorzitter de voorgeschreven eden af. De Voorzitter: Mijnheer Van Balen Walter, van harte gelukgewenst. Punt 2. Sub A en B. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub C. Deze rapporten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub D. Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub E, F en G. Besloten wordt deze verzoeken in handen te stellen van B. en W. om preadvies. Sub H. De heer C. de Vries: Over dit punt zou ik toch nog wel enkele opmerkingen willen maken. Dat betreft dus de brief van een aantal bewoners van de Van Loon- straat en omgeving m.b.t. de centrale antennevoorzie- ning. Destijds waren wij bijzonder gelukkig met het voorstel om deze voorziening alsnog in die woningen aan te brengen. Ik meen, dat door het verdwijnen van een bos van t.v.-antennes in de betreffende wijken het aanzicht van de stad bepaald wel is verbeterd, m.n. ook als men vanuit de flats op de laagbouw kijkt. Het is dan ook een goed besluit geweest, waarbij wij mo gelijk door de vreugde van dat besluit ons op dat mo ment iets minder met de details hebben beziggehouden. Op dit moment worden wij daarop geattendeerd door de brief van de bewoners van de Van Loonstraat e.o. Voor dit probleem wil ik iets meer aandacht vragen dan het College in het voorstel doet. Het antwoord ach ter dit adres vind ik vrij summier. Voorop wil ik stellen, dat wij duidelijk onderscheid moeten maken tussen twee groepen woningen. In de eerste plaats de groep woningen, waarin deze voor ziening direct bij de bouw kan worden ingebouwd en waarvan de huurders dus op het moment, dat zij in zo'n woning komen, kunnen profiteren. T.o.v. deze wo ningen is het, dacht ik, volkomen juist ook deze bij drage voor de kosten van alle huurders, zowel ge bruikers als niet gebruikers, te vragen, want het is immers een voorziening, zoals er een aantal andere in die woningen zijn en men heeft zelf de keuze van al of niet gebruik maken van deze voorziening. Maar t.o.v. de tweede groep, die groep, waarin het huurders be treft, die in een later stadium de voorziening in hun woning krijgen, ligt de zaak misschien toch iets an ders. Als de Raad tot het aanbrengen van deze voor ziening besluit en als die wordt uitgevoerd, moeten wij, dacht ik, er wel van uitgaan, dat alle woningen deze voorziening krijgen, omdat je nu eenmaal geen wonin gen kunt overslaan. Dat zou ook het totale beeld wel bijzonder moeilijk maken bij een latere aansluiting. De vraag komt dan echter wel aan de orde, of we ook de niet-gebruikers moeten laten bijdragen in de kosten (dat is dus het vraagstuk, waarover deze brief gaat). Immers, zij huren een woning zonder deze voorziening, waaraan men, zo blijkt daaruit, kennelijk ook geen be hoefte heeft en het opleggen van de bijdrage, zoals wij dat tot nu toe heben gedaan, zou misschien kunnen worden uitgelegd als een eenzijdige wijziging van het huurcontract. Voor deze woningen zou misschien een overgangsregeling een oplossing kunnen bieden, in die zin, dat de voorziening bij de niet-gebruikers wel wordt aangebracht, maar gelijktijdig wordt verzegeld. In dat geval zal deze bijdrage niet worden geheven tot een bepaald moment, maar dan zal er een tweetal momen ten zijn, waarop men dan zal moeten zeggen: En nu zou die bijdrage toch wel juist zijn. Het ene moment waarop dat kan zijn, is, als de huidige bewoners van het perceel overgaan tot het wèl gebruiken van de aan sluiting. In dat geval is het ook alleszins billijk nog een bepaald bedrag aan aansluitingskosten in rekening te brengen, omdat men dan dus een extra dienst vraagt voor die aansluiting. Het tweede tijdstip waarop men tot het vragen van de bijdrage kan overgaan, is het moment, dat een andere huurder de woning betrekt, want op dat moment wordt het een woning gelijk aan een nieuwbouw-woning, die verschillende voorzieningen heeft, wat men weet bij het aangaan van de huur. De consequentie van een dergelijke regeling, die ik op zichzelf wel op prijs zou stellen, is op dit moment ech ter niet te overzien, omdat wij eigenlijk te weinig ge gevens daaromtrent hebben. Daarom sprak ik ook van een wat summier antwoord van de kant van het Col lege. Want, los van deze brief, geldt het natuurlijk voor alle bewoners van woningen, waarin in een later sta dium deze voorziening is aangebracht. En om die zaak dus te kunnen bekijken, zullen we moeten beschikken over het gegeven hoeveel niet-gebruikers er in feite in deze woningen zijn. En dat hebben we op dit moment niet, maar mogelijk heeft het College enig idee over hoeveel woningen dit ongeveer zou kunnen gaan. In dat geval zou te overzien zijn, welke financiële con sequenties de vrijstelling van de bijdrage heeft; in de eerste plaats wat betreft de financiering van het totale object en in de tweede plaats wat de bijdrage van de wei-gebruikers betreft. Mogelijk kan het College ons inlichten; misschien heeft het ook de gegevens op dit moment niet. In dat geval zou het misschien toch nut tig kunnen zijn te weten, of het niet van belang is dit vraagstuk toch nog nader te bestuderen, m.n. wat be treft de door mij genoemde overgangsregeling met de twee tijdstippen, waarop alsnog de bijdrage geheven zou kunnen worden. De hear BoomgaardtAs men de saek prinsipieel bisjocht, dan leit jin dy net sa lekker. Lykwols yn it kader fan alderhanne mienskipsfoarsjenningen dy't üs maetskippij freget, sil dizze foarsjenning ek wol in plak krije moatte. Steatkundich en hielendal polityk bisjoen, fyn ik it in to fier geande oantaesting fan de frijheit fan de boarger om to sizzen: Wy bringe dy foarsjenning oan en as Jim dy brüke wolle of net, bitelje moatte Jim dochs. Dat moast net foarkomme hoege. Oan de oare kant moat men bigryp hawwe foar de üntjowing yn de maetskippij. Dizze gefallen yndivi- dueel bisjen is suver in ünmooglikheit, hwant dan moat men earst in omslach hawwe foar it oantal dielnimmers. Men kin ek net sizze: Hwannear't Jo net bitelje, dan krije Jo gjin oansluting, hwant as der dan in hierder yn komt of in hierder dy't it nou net hawwe wol, mar mei fjirtjin dagen wol, dan soe men dy oansluting dêr apart yn bringe moatte; dat is praktysk in ünmoog- like saek. Yn hwat de hear De Vries suggerearret, kin ik wol in bytsje meifiele. Hwat it foar my makliker makket oer myn biswier hinne to stappen is, dat de finansjele konsekwinsjes foar dizze hierders sa lyts binne, dat men der min in saek fan meitsje kin. Ik kin wol akkoart gean mei it ütstel sa as B. en W. üs dat foarlein hawwe. Mar it giet al in bytsje mei pine yn it liif. De heer De Jong (weth.)De heer De Vries zegt, dat hij bijzonder gelukkig is met het feit, dat indertijd besloten werd deze voorzieningen aan te brengen. Ik meen ook, dat wij blij mogen zijn met dit door ons gekozen systeem, omdat wij nu verder deze kant uit gaan. Het is mij n.l. bij de bestudering van de stukken gebleken, dat in 1961 bij het kiezen van dit systeem, dus bij de wijziging van de huurverordening, die vast gesteld werd op 24 mei 1961, de bewoners van de per celen, in beheer bij het Woningbedrijf, die tot nog toe niet een centrale antenne hebben, eerst gevraagd zijn in hoeverre zij bezwaren tegen die wijziging hadden. Er zijn wel een aantal bezwaren binnengekomen, maar nu juist niet tegen het punt van de centrale antenne. Het ligt dus niet zo eenvoudig als hier wel gesugge reerd is n.a.v. het feit, dat hier een kort, maar krach tig antwoord gegeven is. Ik moet echter zeggen, dat de bewoners wel een meer omschreven antwoord ge kregen hebben dan deze enkele zin, die hier vermeld staat. Bovendien heeft de Rijksoverheid, m.n. in de Troonrede van 1964, er nog op aangedrongen, dat de centrale antennes inderdaad ingevoerd zullen worden, niet alleen voor de nieuwbouw-woningen, maar ook voor de oudere. In het nummer van maart 1966 van „De Woningbouwvereniging", orgaan van de Nationa le Woningraad, staat zeer uitdrukkelijk: ,,Is er een maal in de woning van de huurder een centrale anten ne-aansluiting, daargelaten of hij er gebruik van maakt (het gaat er alleen om, of de huurder een centrale an tenne-aansluiting aanvaard heeft), dan is dat een ver betering in de zin van art. 4 der Huurwet, jo. art. 10 van het Besluit Bijzondere Huurprijzen, of wel een extra dienst in de zin van art. 9 der Huurwet. Daar kan dan een bijdrage ofwel een huurverhoging voor worden gevraagd. Als wij de suggesties van de heer De Vries zouden volgen, zouden de financiële conse quenties voor hen, die een televisietoestel hebben, niet te overzien zijn; zij zouden ook de volle lasten van die centrale antenne moeten dragen. Bovendien aanvaard ik het uitgangspunt bepaald niet, want het gaat niet om het gebruik maken van het centrale antennesysteem, maar om het toelaten van de centrale antenne in of op de woning of op het complex woningen en daar zijn geen bezwaren tegen ingebracht. Ik meen, dat hier be paald niet gesproken kan worden van een aantasting van de vrijheid van de bewoners. Ik acht het ook niet juist om, zoals de heer De Vries wil, op het moment, dat een andere huurder de woning betrekt, de vergoe ding voor de centrale antenne te laten ingaan. Laten wij ook dan zeggen: Het gaat om het aanvaarden van een centrale antenne en het hebben van de gelegenheid om er gebruik van te maken. De dienst van de Ge meente dient betaald te worden. Ook volgens de Huur wet is dit het juiste criterium. En het is ook verreweg het gemakkelijkste een uniforme bijdrage van alle be woners te innen. De heer C. de Vries vraagt: Kunt U mij vertellen, hoeveel bewoners wel of niet gebruik van de aanslui ting maken? Dat weet ik niet, maar het is in mijn redenering ook geen element van dusdanige waarde, dat daarom het reeds ingenomen standpunt zou moeten worden gewijzigd. Mei de hear Boomgaardt soe ik sizze wolle, dat dit wol in oantaesting fan de frijheit is, mar op groun fan in üntjowing dy't men bipaeld net foarsjoen hie, doe't men 25 of 40 jier lyn de hieroerienkomsten op stelde; doe wie der foar sa'n sintrael antennesysteem noch gjin plak. De hear Boomgaardt sil it mei my iens wêze, dat in oare oplossing enoarm folie biswieren op- leveret. Hy sil fierder graech erkenne, dat wy net in bosk fan antennes op de huzen hawwe moatte; der moat in uniformearring wêze: per wenningblok ien sin- trale antenne. Dêrfan moatte wy de konsekwinsjes ak- septearje sünder dat it in oantaesting fan de frijheit wurdt dy't greater is as strikt needsaeklik en boppe. dat moatte wy leafst foardat wy de oansluting meitsje, de minsken goed yn de gelegenheit stelle har biswie ren nei foaren to bringen. Dat is ek bard. De hear Boomgaardt hat sein, dat hy it bilang fan dizze saek heger achte as de oantaesting fan de frijheit op him- sels en miskien sil hy nou troch myn wurden dêr't düdlik üt blykt, dat it Kolleezje dochs mei hiel folie soarch en ek foarsichtichheit ta dizze maetregel kom men is, makliker oer syn biswieren hinne holpen wurde. De heer C. de Vries: Wethouder De Jong beschikt ook niet over gegevens t.a.v. de aantallen en daarom is het moeilijk de totale consequenties te overzien. Het is intussen wel duidelijk, dat de tegenwoordige situatie een gevolg is van het besluit, dat wij destijds hebben genomen. Ik heb bepaald niet willen spreken van de aantasting van de vrijheid, integendeel. Ik heb alleen willen zeggen, dat we voor de groep bewoners, die in een overgangssituatie zit, een bepaalde regeling moe ten maken, al ben ik wel van mening, dat wij dat mis schien reeds in een eerder stadium hadden moeten doen. Ik heb verder tot mijn verwondering van de Wet houder gehoord misschien a slip of the tongue dat de bewoners een meer omschreven antwoord heb ben gekregen. Ik neem aan, dat de bewoners nog een antwoord zullen krijgen en ik hoop, dat dit inderdaad wat gedetailleerder zal zijn dan de kort geformuleerde mededeling aan ons. De heer De Jong (weth.)Als het antwoord nog niet verzonden is, dan lijkt het mij juist toe, dat het duidelijker gemotiveerd wordt. Ik meen, dat ik er een brief van gezien heb, maar het is ook mogelijk, dat het een concept geweest is. (De Voorzitter: Het Col lege is wel voortvarend, maar zo voortvarend niet.) Dan is dit het eerste, waarmee rekening gehouden zal worden. Besloten wordt adressanten te antwoorden in de geest van het door B. en W. voorgestelde, met dien verstande, dat het antwoord duidelijk zal worden ge motiveerd. De Voorzitter: Dan kan ik nog mededelen, dat ik, overeenkomstig art. 1 van het Reglement van Orde, heb benoemd tot leden van de Commissie tot onder zoek der geloofsbrieven tot september 1970 de heren Ir. B. C. van Balen Walter, O. Heidinga en J. T. Vel- lenga. Punt 3 (bijlage no. 283). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 277). De Voorzitter: Ik zou U nu willen voorstellen ge lijktijdig in behandeling te nemen de punten 4 en 5 van deze agenda, met uitzondering van de onderdelen 4a, 4e en 4g. Het is U bekend, dat de fractievoorzitters bijeen geweest zijn ter bespreking van de benoeming van de leden van de verschillende commissies en de gedelegeerden en men is daarbij tot een communis opi nio gekomen voor alle punten, met uitzondering van de genoemde drie. Punt 4b: Benoemd worden de heren Ir. C. L. Rijpma, J. Klijn- stra, K. Weide en P. Faber, allen met alg. stemmen. Punt 4c: Benoemd worden de heren W. Miedema, Ir. B. C. van Balen Walter, mevr. L. Ringenaldus-van der Wal en de heer L. Visser, allen met alg. stemmen. Punt 4d: Benoemd worden de heren K. Weide, J. Klijnstra, J. F. Janssen en O. Santema, allen met alg. stemmen. Punt 4f Benoemd worden de heer P. W. Pietersen, mevr. Mr. E. Veder-Smit, mevr. M. M. Th. Visser-van den Bos en de heer O. Santema, allen met alg. stemmen. Punt 4h: Benoemd worden de heren R. Boomgaardt, O. San tema en C. de Vries, allen met alg. stemmen. Punt 4i: Benoemd worden de heren Joh. Venema, J. P. Ree hoorn en H. D. M. Stek, allen met alg. stemmen. Punt 4j: Benoemd worden de heren R. Boomgaardt, voorzit ter, J. A. Schönfeld, L. Visser, M. Tjerkstra en K. Weide, allen met alg. stemmen. Punt 4k: Benoemd worden de heren R. Boomgaardt, Ir. C. L. Rijpma, W. S. P. P. de Leeuw, Mr. D. Lijzen en Mr. B. P. v. d. Veen, allen met alg. stemmen. Punt 41: Benoemd worden mevr. L. Ringenaldus-v. d. Wal, voorzitter, en de leden mevr. M. M. Th. Visser-v. d. Bos, B. Kingma, J. P. Reehoorn en L. Atema; als plv. voorzitter de heer J. Venema en als plv. leden de heren Ir. B. C. van Balen Walter, L. Visser, R. Boomgaardt en A. Kiestra, allen met alg. stemmen. Punt 4m: Benoemd worden de heren J. Tiekstra, en K. J. de Jong en J. T. Vellenga, plv., allen met alg. stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 2