3
2
Sub B.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub C.
De mededelingen worden voor kennisgeving aange
nomen.
Sub D t.e.m. G.
De verzoeken worden in handen gesteld van B. en W.
om preadvies.
Sub H.
De heer Schönfeld: Gaarne zou ik nog iets willen
toevoegen aan het beroepschrift van de fa. J. F. Wier-
sma Kzn. en Zn., alhier. De fa. Wiersma heeft in haar
beroepschrift gesteld, dat aan haar thans de voorrang
is ontnomen bij het innemen der standplaatsen voor
huurauto's voor het Leeuwarder station. Tevens is de
nieuwe vergunning niet aan bepaalde auto's gebonden,
maar(De Voorzitter: Er wordt voorgesteld dit stuk
in handen van B. en W. te stellen om preadvies. We
behandelen de inhoud dus nadat dit preadvies zal zijn
uitgebracht. Hebt U bezwaar daartegen?) Daar heb ik
geen bezwaar tegen. (De Voorzitter: Dan zou ik U
willen voorstellen om Uw opmerkingen voor een vol
gende keer te bewaren. Akkoord?) Ja.
Het beroepschrift wordt in handen gesteld van B. en
W. om preadvies.
Slib I.
Deze circulaire wordt in handen gesteld van B. en W.
om preadvies.
Sub J.
Dizze sii'kulaire wurdt foar kennisjowing oannom-
men.
Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 324 en 325).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 5.
Sub ft. (bijlage no. 320).
Aanbeveling:
Drs. C. W. J. van der Keemel, alhier.
Sub b. (bijlage no. 324).
Voordracht:
1. R. Boomgaardt, alhier;
2. W. S. P. P. de Leeuw, alhier.
Sub c. (bijlage no. 325).
Aanbeveling:
1. Mr. J. van der Schaaf, alhier;
2. Mevr. L. H. Douma-Beekhuis, alhier.
De heer Vellenga: Ik heb er wel behoefte aan op
een enkel punt een informatie van U te krijgen, mo-<
gelijk ook het gevoelen van de Raad te vernemen over
datgene, wat ik nu naar voren ga brengen. Als ik mij
goed herinner, is er destijds, om Aldlanstate letterlijk
en figuurlijk van de grond te krijgen, contact opgeno
men met een aantal figuren uit deze gemeente, en ook
met indien dit mogelijk zou zijn een aantal fi
guren, die nauw gelieerd waren aan de Gemeente,
het Gemeentebestuur en het Stadhuis. En toen zijn ook
pogingen aangewend een aantal prominente raadsle
den, verschillende fracties en groeperingen vertegen
woordigend, in dit bestuur te krijgen, m.a.w. de groep
mensen, waaraan ik nu denk, zijn gekozen vanwege
hun persoonlijke kwaliteiten, maar ook vanwege het
feit, dat ze raadslid waren. Als die gedachtengang juist
is, zou zich thans de vraag kunnen voordoen: Is het
bestuur daar om bepaalde redenen nu van af gestapt?
Denkt men nu nog alleen maar aan vertegenwoordi
ging van mensen met kwaliteiten? Dit blijkt uit de
twee hier voorgedragenen. Dat is dus buiten iedere
twijfel, wat mij betreft. Ook blijkt uit deze twee namen,
dat bepaalde groeperingen zijn vertegenwoordigd. Maar
de voorgedragenen zijn geen raadsleden. Ik acht het
op zichzelf juist, dat als vertegenwoordigers van de
Gemeente in schoolbesturen, in commissies en in orga
nisaties zoveel mogelijk raadsleden worden gekozen,
mensen dus, die ook op dit moment actief zijn in het
gemeentelijk bestel. Wij hebben daar in de vergadering,
waarin wij tal van vacatures hebben vervuld, ook reke
ning mee gehouden, met één uitzondering t.a.v. een be
paalde figuur, die om zeer bijzondere omstandigheden
bestuurslid van „Het Baken" werd. In zijn algemeen
heid acht ik het dus juist, dat ook zij, die niet meer
lid zijn van de Raad, hun stoel ter beschikking stellen,
opdat wij vanuit de Raad vacatures kunnen vervullen.
Dat geldt niet zo volledig voor de vacature, die nu
aan de orde is, maar ik hecht er aan als gevoelen van
mijn fractie naar voren te brengen, dat wij het óók
in dit geval op prijs zouden stellen, dat er mensen uit
de Raad worden voorgedragen, tenzij er bij het bestuur
bepaalde overwegingen zijn de lijn die vroeger gevolgd
is, te verlaten.
De Voorzitter: Ik heb de voorgeschiedenis natuur
lijk niet meegemaakt, maar ik dacht, dat de gemeen
telijke gedelegeerden in het bestuur van de Stichting
Aldlanstate zijn gekomen, doordat de gemeente Leeu
warden indertijd een lening van negen miljoen voor
het tot stand brengen van de stichting heeft gegaran
deerd. Zij hebben toe te zien, of het financiële risico,
dat de Gemeente met deze daad op zich heeft genomen,
inderdaad gedragen kan worden door de wijze, waarop
het bestuur zijn bevoegdheden uitoefent. Het gaat hier
dus om een toezichthoudende taak. Ik ben het met U
eens, dat het in vele gevallen gebruikelijk is terug te
grijpen op leden van de Gemeenteraad. Bij de benoe
ming van commissies en gedelegeerden in instellingen
voor nijverheidsonderwijs op 6 september j.l. hebben
wij in op één na alle gevallen raadsleden benoemd.
De voordracht waarom het nu gaat, is echter zuiver
een zaak van het bestuur van Aldlanstate. En dit
oefent geen druk uit op de Raad of op het College.
Integendeel. Het gaat er om, dat de Gemeente, die een
lening van negen miljoen voor de stichting gegaran
deerd heeft, de zekerheid wil hebben, dat er met dit
geld op verantwoorde wijze wordt gehandeld en uit
dien hoofde heeft de Raad twee gedelegeerden in het
bestuur willen hebben die op de hoogte zijn. Tegen
deze achtergrond heeft het College in dit geval kan
didaat gesteld als no. 1 Mr. van der Schaaf en als no. 2
mevr. Douma-Beekhuis. T.a.v. Mr. Van der Schaaf
heeft de overweging gegolden, dat het iemand is, die
niet alleen belangstelling heeft voor deze zaken, maar
die bovendien volledig thuis is in de keuken van de
Gemeente, doordat hij jarenlang raadslid en wethou
der is geweest. De gemeentesecretaris is bovendien
voorzitter van het bestuur; er zijn dus allerlei bindin
gen van de kant van het Gemeentebestuur met dit
stichtingsbestuur. Zou echter dit bestuur toch onver
hoopt eens op verkeerde paden wandelen, dan zijn B.
en W. er van overtuigd, dat de heer Van der Schaaf
en ook mevr. Douma zou dat wel doen stellig te
gelegener en te rechter tijd de vinger zal opheffen en
het Gemeentebestuur zal inlichten.
Er speelt een tweede overweging in dezen. U stelde
en dat is juist dat het in de regel raadsleden
zijn geweest, die met deze delegaties zijn belast, maar
aan de andere kant U weet het ongetwijfeld even
goed als ik is de Gemeentewet er tegenwoordig,
vooral bij de laatste wijziging, i.z. de gemeentelijke
decentralisatie, nogal op uit te trachten zoveel moge
lijk ook anderen, niet rechtstreeks bij het Gemeente ben
stuur betrokkenen, bij dit bestuur te betrekken. Deze
wijziging maakt het mogelijk, dat zelfs de Raad of
Burgemeester en Wethouders zaken overdragen aan
derden, dus aan niet-leden van de Raad en aan niet-
Wethouders, die zaken namens het Gemeentebestuur
kunnen uitvoeren. Uit dien hoofde behoeven beslist
niet alleen aan de rechtstreeks tot gemeentebestuur
der gekozenen dergelijke gemeentelijke taken te wor
den opgedragen. In dit geval nu is als no. 1 aanbevo
len de heer Van der Schaaf, iemand, die in het verle
den wèl nauw bij het Gemeentebestuur betrokken is
geweest. Het zijn deze overwegingen, die tot deze aan
beveling hebben geleid. Aan de andere kant kan de
Raad, die besloten heeft een garantie voor een lening
van negen miljoen te verlenen en daaraan de voor
waarde heeft verbonden van twee gedelegeerden van
het Gemeentebestuur in het stichtingsbestuur ter uit
oefening van toezicht, in volle vrijheid diegenen be
noemen, die hij daarvoor het meest geschikt acht.
De heer Vellenga: Ik ben erg erkentelijk voor de
prettige en duidelijke beantwoording, maar het is voor
mij niet een overtuigende redenering. Dat de heer Van
der Schaaf als oud-wethouder gezag heeft in deze Raad
en dat hij thuis is in de gemeentelijke keuken, is juist,
hoewel de ervaring leert, dat, hoe verder men van de
status van een actief wethouder of actief raadslid af
komt, hoe sneller ook het opsnuiven van geuren uit
de keuken enz. gaat verdwijnen. Dat is een keihard
feit en dat is ook begrijpelijk. Het gaat dus niet tegen
hem hij heeft stellig de kwaliteiten, die U,
mijnheer de Voorzitter, noemt. En U heeft ook
gelijk, als U zegt, dat men, als het kan, naast
het groepje raadsleden ook mensen uit de bur
gerij bij instellingen als de onderhavige moet betrek
ken. Ik dacht, dat deze gedachte op dit moment ook
al in de bestuurssamenstelling aanwezig was. Men kan
echter niet iedere keer, als er een raadslid tussentijds
een zetel prijsgeeft, de redenering van de Voorzitter
toepassen. Men houdt altijd een gemengd gezelschap
over, niet alleen, wat de dames en heren betreft, maar
ook wat raadsleden en niet-raadsleden (uit de burgerij
gekozenen) betreft. Juist op de gronden die U noemt,
achten wij het van belang, dat ook in dit bestuur raads
leden benoemd blijven. Hoe waardevol een aantal ele
menten in Uw uiteenzetting ook zijn, ik meen toch,
dat wij, als wij U volgen, de weg er vrij voor maken,
dat èn in dit bestuur èn mogelijk in andere besturen
minder raadsleden terecht komen dan wenselijk zou
zijn en uit dien hoofde zou ik er voor willen pleiten,
los van de man en in overeenstemming met bepaalde
inzichten van U, deze aanbeveling op dit punt terug
te nemen en te overwegen, of het niet mogelijk is, dat
uit de raadsfractie, die dicht bij de voorgedragenen
staat, een voordracht wordt gemaakt. Min of meer uit
principe zou ik het mogelijk willen maken, dat ook
actieve raadsleden van het moment naast de burgers,
niet-raadsleden, in dit bestuur een plaats zullen vinden.
Ik geloof, dat we, als we dit nu niet doen en in andere
gevallen ook niet, een weg opgaan, die ik niet hele
maal juist acht.
De heer Van der Veen: Ik ben toch van een andere
gedachte dan de heer Vellenga. Het gaat over een ver
zorgingsflat, die, dacht ik, toch niet tot de typische
gemeentezaken behoort. De Gemeente heeft toch niet,
met het oog op haar eigen positie daarbij en de renu-
meratie die ze daarbij kreeg, in eerste instantie het
initiatief tot deze flat genomen. Vroeger gebeurde dat
door het oprichten van coöperaties, die zo'n flat in
eigendom kregen, maar nu de markt op dat punt zo
langzamerhand verzadigd is, heeft men geprobeerd
en met succes hier in Leeuwarden en op andere
plaatsen ook de exploitatie van zo'n flat op te dragen
aan een stichting; die bezigt daarvoor de vorm van
huurflats. De Gemeente financiert niet, maar garan
deert de leningen die nodig zijn, hoewel dat in prin
cipe natuurlijk toch op financieren neerkomt. Iedereen
kan geld krijgen, als hij een borg heeft van de kwali
teit als de gemeente Leeuwarden, misschien van an
dere gemeenten ook wel, maar Leeuwarden is een al
tijd goed en zuinig beheerde gemeente geweest, dus
kredietwaardig. Nu vind ik het op zichzelf al een grie
zelige zaak, als men degene die het geld schiet, een
positie geeft, waarbij hij tegelijkertijd de geldnemer is;
de man die daar zit, zit met twee voeten in één kous.
We hebben in vele gevallen gezien, dat, als de gemeen
telijk gedelegeerde en dat geldt nog veel sterker voor
de leden van het College van B. en W. dan voor de
raadsleden dat geef ik onmiddellijk toe een po
sitie inneemt als controlerend orgaan van de Gemeente
in de instelling die het moet hebben van de steun van
de Gemeente, de belangen van instelling en Gemeente
af en toe kunnen botsen en dan is het voor de Raad
niet altijd duidelijk, dat de man die met zoveel vuur
en warmte in de instelling opereert, dat altijd doet met
de afstand, die wij als Gemeenteraad graag daartegen
over ingenomen zouden zien. Ik ben helemaal niet zo
dol op deze combinatie. Ik geloof, dat die ons in dit
geval ook alleen maar gepresenteerd is, om het, ge
zien vanaf het standpunt van de man die de garantie
wilde hebben, voor de Gemeente aannemelijker te ma
ken „er in te trappen". Ik weet niet, of het normaal
gesproken op de weg van de Gemeente ligt dit soort
dingen te financieren, maar, als dat zo zou zijn, dan
is het toeschuiven van een aantal plaatsen in een be
stuur aan wat leden van de Gemeenteraad een gebaar
vanaf degene die het krediet vraagt, waar eigenlijk
nauwelijks iets reëels tegenover staat. Ik geloof, dat
de moeilijkheden die zo'n bestuur zou moeten oplossen,
niet eenvoudiger worden doordat een lid van de Raad
er in zit. Die moeilijkheden vragen om bepaalde lieden,
die de gave hebben daar tegenop te boksen, die vol
doende commercieel inzicht hebben om te weten, hoe
ver ze kunnen gaan, maar die ook voldoende en liefst
dagelijks bij de zaak betrokken zijn, zodat zij zich ge
heel in de problemen, die zich daar voor kunnen doen,
kunnen begeven. En het feit, dat iemand raadslid is,
maakt hem daarvoor m.i. nog niet geschikt. Wat dus
ook de efficiency van het werk betreft, vind ik het
niet voor de hand liggen, dat het een raadslid moet
zijn. Deze activiteiten van de kant van de Gemeente
zijn niet zo duidelijk een gemeentetaak, dat de raads
leden daar actief aan zouden moeten deelnemen. Wij
hebben nu eenmaal de garantie gegeven en laat dat
genoeg zijn. De stichting heeft een voorzitter, dacht ik,
die voldoende relaties met de Gemeente heeft om in
de gaten te houden, wanneer de zaak scheef gaat lopen.
Ik zou zeggen: Laten wij ons verder maar van deze
zaak distantiëren en het overlaten aan de Stichting
zelf. Ik wil niet graag, dat de Raad belast wordt met
functies die zouden kunnen voortvloeien uit alle garan
ties, die wij gegeven hebben en die wij in de loop der
tijden nog zullen geven. Dan wordt het raadslidmaat
schap zo langzamerhand een ontilbare zaak.
De heer Engels: Het overvalt mij een beetje die zaak
nu van alle kanten te moeten belichten. Ik vind n.l.,
dat de door de heer Van der Veen genoemde bezwaren
eigenlijk niet gericht zijn tegen wie er gedelegeerd
wordt, maar tegen de delegatie op zichzelf. Wat dat
betreft, sta ik vrij dicht bij de heer Van der Veen. Ik
herinner mij nog, dat ik in een discussie over Cam-
buur, hoe zeer ik ook Cambuur een goed hart toedraag,
wel eens gesteld heb, dat ik het fundamenteel onjuist
vond, dat hetzij een wethouder, hetzij een raadslid op
grond van financiële overwegingen gedelegeerd was in
het Cambuur-bestuur, omdat hij daardoor mede-verant
woordelijk wordt voor het beleid van dat bestuur. Het
was destijds in een bepaalde conciliefase en ik heb
toen er is daarbij even gegrinnikt het woord
„toehoorder" genoemd. In een geval als dit, waarin het
gaat om een financiële zekerheidsstelling van de kant
van de Gemeente waarvoor dus ook een financieel toe
zicht van de Gemeente noodzakelijk is, zou ik in plaats
van gemeentelijke gedelegeerden te benoemen, liever
„toehoorders" (als men een andere term vindt, all
right) van gemeentewege aanwijzen, functionarissen
van de Gemeente, financieel kundig, die de faits et
gestes van het bestuur van Aldlanstate kunnen vol
gen, die volledig inzage krijgen in de beleidsbeslissin
gen van het bestuur en daarmee ook de financiële con
sequenties kunnen overzien en rapporteren aan B. en
W. zonder dat zij aan het beleid van het bestuur als
zodanig gebonden zijn. Dan kan het College de zaak
financieel volgen, eventuele onzekerheden onderkennen
en dienovereenkomstig beslissingen nemen. Dat lijkt
mij een veel gezonder standpunt. Hardopdenkend
want ik ben er nog niet helemaal uit vind ik, dat
wij een beetje gevaar lopen, indien wij veronderstellen,
dat wij in de Raad zonder meer gekwalificeerde des
kundigen hebben voor bepaalde functies. Dat is na
tuurlijk een vraag, vooral als men het fractiegewijs
gaat opdelen. In de redenering van de heer Vellenga
past iets beter het volgende: Als wij de beslissing ge
nomen hebben, raadsleden te delegeren in een bepaald
bestuur en de delegatiebeslissing ligt er op dit mo
ment dan is dat, om als raadsleden inzage in de be
treffende materie te krijgen. Als wij hier niet-raads
leden benoemen, waar is dan de communicatie met en
de beoordelingsmogelijkheid van de Raad, factoren ten
grondslag liggend aan de delegatiebeslissing Nogmaals,
ik vind de delegatiebeslissing niet juist, maar als ze