4 5 naar de grootte van het inkomen. We proheren nu de mensen met de lage inkomens in de goedkope huizen te krijgen. Vroeger had men dus rekening te houden met het aantal woningen, dat op een zeker moment beschikbaar was. Men kan nu wel zeggen: het beleid is fout geweest, want vele mensen kwamen in de ver keerde huizen, maar als er weinig gebouwd wordt, kan er ook weinig toegewezen worden en dan gaat het en kel maar om de verdeling. Er werd gewerkt met voor rangswoningen; er wordt van allerlei instanties een beroep op het Gemeentebestuur gedaan: nu eens van de kant van de industrie, dan weer van de kant van de politie of van andere overheidsinstanties. Er moes ten o.a. rijks- en gemeente-ambtenaren ondergebracht worden en die kwamen dan bij gebrek aan een dure woning op een zeker moment terecht in een goedkope. Dat feit ligt er nu eenmaal. Een schadevergoedingsregeling, zoals de heer Rijpma die wil, zal niet eenvoudig te verwezenlijken zijn, want de moeilijkheid is, dat tal van bewoners van goedkope woningen deze hebben verbeterd. Als we dan de schade zouden willen opmaken, zou er daarvoor wel een amb tenaar bij mogen komen. Mevrouw Visser kan ik zeggen, dat het aantal wo ningzoekenden ongeveer 2000 is. Van hen willen 1000 graag een woning hebben van f 50,tot f 100,dus een goedkope woning. Die woningen zijn er wel, maar de bewoners hiervan willen we er voor een deel graag uit hebben. Dat zal echter niet zo gemakkelijk gaan. Als U denkt, dat ik heel gelukkig ben met deze door stromingsregeling, dan hebt U het mis. In de eerste plaats heb ik, noch het College die regeling uitgevon den. Het is een rijksregeling, die niet alleen in Leeu warden, maar ook in tal van andere gemeenten uitge voerd moet worden. Ze loopt nog maar pas, erva ring is nog nergens opgedaan. Daarover kan ik dus niets mededelen. Er werd hier opgemerkt: Wij hebben er niet zoveel fiducie in; nu, ik ook niet; we moeten maar afwachten. Aan de andere kant heeft het Colle ge gemeend te moeten doen wat mogelijk is, om in ieder geval te trachten de mensen te bewegen uit de goedkope woningen naar duurdere te gaan. En het Rijk stelt daarvoor natuurlijk met bepaalde beperkingen f 83.000,beschikbaar. Zouden wij bijv. ook de men sen die een eigen woning krijgen, een premie geven of aan degenen die naar een verzorgingshuis gaan, dan zou dat nog veel en veel meer geld kosten. In art. 5 is de mogelijkheid gelaten in bijzondere gevallen van deze regeling af te wijken en ik kan hier wel toezeg gen, dat wij, als blijkt, dat deze regeling niet zal be vallen, natuurlijk bij U terugkomen. Wij voelen zelf wel aan, dat wij met het huisvestingsbeleid een andere kant uit moeten. Ik herhaal: wij proberen zoveel mo gelijk andere normen aan te leggen, n.l. meer naar het inkomen te kijken dan voorheen. Wat er nog meer zal gebeuren, weet ik niet. U kunt het van mij geloven, dat wij de doorstroming zoveel mogelijk zullen bevor deren; de thans voorgestelde maatregel is slechts een onderdeel. Voorlichting door middel van inrichting van model huizen gebeurt regelmatig. Er wordt in advertenties in de krant de aandacht op gevestigd en er wordt door betrokkenen ook wel gebruik van gemaakt. De heer Van Balen Walter vindt het toch ook wel van belang, iemand, die in een goedkope woning zit en zelf een huis gaat bouwen, ook deze premie te ge ven. Ons College is dat nog niet van plan, omdat het graag wil afwachten, hoe deze regeling zich zal ont wikkelen en wat de consequenties daarvan zijn. De heer Reehoom heeft nog gezegd: Als er nu eens 84 liefhebbers zijn in plaats van 83, nu, dan zal die f 1.000,er ook wel komen. Maar wij hebben het aan tal premies juist wat beperkt door slechts rekening te houden met een bepaald soort woning. Mevr. Visser was, meen ik, bang, dat er gevorderd zou worden. (Mevr. Visser-van den Bos: Daar was ik helemaal niet bang voor; misschien is het de enige op lossing.) Er zijn verschillende wegen die naar Rome leiden. (De Voorzitter: Is mevr. Visser het daar ook mee eens? (Gelach). Nu is het natuurlijk niet prettig, dat men bewoners naast zich krijgt, die men liever niet heeft. Als men bij de woningverdeling naar het inko men te werk gaat, heeft dit wel tot gevolg, dat men sen met smallere beurzen (van wie ik niet wil zeggen, dat het slechtere mensen zijn; integendeel, ze kunnen wel beter zijn dan de mensen met een goed gevulde beurs) in bepaalde buurten komen, wat wij bijv. heb ben gezien m.b.t. de Linnaeusstraat en de Hollander- dijk. Het Bureau Huisvesting houdt er natuurlijk re kening mee, waar het de woningzoekenden plaatst. Een juiste verdeling tot stand te brengen valt zeker niet mee. De mensen van dit bureau hebben de laatste jaren heus geen gemakkelijk werk gehad. Dat mag ook wel eens in het openbaar gezegd worden. Er wordt wel eens gezegd, dat die mensen nooit lachen, maar ik geloof, dat, als daar een Johnny Kraaykamp zat, deze misschien wel grappen zou kunnen maken, maar dat de woningverdeling er niet beter door zou zijn. Misschien dat Wethouder De Jong nog een aanvul ling op mijn betoog kan geven. De heer K. J. de Jong (weth.)Wat betreft het feit, dat alleen degene, die de eerste bewoner is van de duurdere woning, waarheen hij verhuist, de premie krijgt, gaan wij uit van twee stellingen: 1. Hoe krijgen we de mensen boven de loongrens van f 12 a f 13.000,die in de goedkope woningwet woningen wonen, hieruit? 2. Wij hebben er behoefte aan, dat, als deze men sen een andere woning zoeken, ze in de woningen ko men, die het moeilijkst bezet raken, m.n. de flatwonin gen die in het plan Bilgaard gebouwd worden, in de toekomst nog gebouwd zullen worden en waarvoor re latief de minste animo is. We zitten niet met dat pro bleem t.a.v. koopwoningen en ook niet t.a.v. eenge zinswoningen. Uiteraard heeft hierbij de vraag voor gezeten: Hoeveel geld is voor deze regeling beschik baar? Dat is f83.000,dus er kunnen nu 83 gevallen mee geholpen worden en, naar we hopen, in 1967, voor welk jaar deze regeling ook geldt, weer ongeveer dit aantal, dus in totaal ongeveer 180 in twee jaar tijds. Naar globale schatting is het aantal mensen, dat in de woningwetwoningen van te lage huurklasse zit, ongeveer 1.000, dus wij willen niet direct de sluizen zo wijd open zetten, dat het gevoel ontstaat, dat wij met dit fonds niet uitkomen. En bo vendien is het niet noodzakelijk dit te doen voor ieder een die een goedkope woning verlaat. Het is juist de bedoeling van de opschuiving van een woning met een lage naar een met een hogere huur, dat we meteen kans hebben de moeilijk te bezetten flatwoningen be woond te krijgen, iets, waar we ons inderdaad voor de toekomst wel eens zorgen over maken. Bij het bouwen van flatwoningen komen we n.l. steeds meer tot de ontdekking, dat de huren niet gemakkelijk betaalbaar zijn. De huren van de flatwoningen in het plan Bil gaard, zoals die nu gebouwd worden, inclusief centrale verwarming, waterleiding, bijdrage lift enz., komen ongeveer te liggen voor een twee-slaapkamerswoning op f 152,per maand, voor een drie-slaapkamerswo. ning op f 162,en voor een vier-slaapkamerswoning op f173,Er is gevraagd: Hoeveel woningen worden ge bouwd? In het Lekkumerend en een stukje van het Bil gaard door ïntervam ca. 1200 woningwetwoningen en door de N.B.I. 480 en in andere plannen, in Outinord- systeem en met N.B.I.-woningen, ruim 1000. De nu eerst gereedkomende 500 woningen zitten dus juist in deze duurdere huurklasse en daar zouden wij ons wel graag met deze vergoeding op willen richten. Dan heb ben we in ieder geval de kans, dat we onszelf bij de woningtoewijzing zeer behoorlijk helpen. Is dat bedrag van f 1.000,te hoog? Nee. Men kan niet met f 100,aan komen, f 1.000,is een redelijke vergoeding. En we meenden, dat we door ons te be perken tot de twee genoemde doelstellingen, toch een zeer duidelijk omgrensd beleid kunnen voeren. De heer Heetla heeft al gezegd, dat we, als we de verstrekking van deze premie zouden uitbreiden, juist voor de con sequentie komen te staan, dat het geld gegeven zou worden daar, waar het helemaal niet nodig is, omdat men daarzonder ook wel uit zijn woning vertrekt. De bedoelde opschuiving zal ook door voorlichting gesti muleerd moeten worden. Er zijn niet alleen besprekin gen met de makelaars geweest, ook met de woning bouwverenigingen en het ligt inderdaad in de bedoeling om meer aan voorlichting t.a.v. de kwestie: hoger in komenniveau duurdere woning, te doen. De heer Rijpma meent, dat het beleid scheef zal groeien en heeft in dit verband aan Dik Trom gedacht, maar heeft hij zich wel gerealiseerd, dat hij door ne gatief te r eageren op een voorstel als dit, zelf als raads lid niets positiefs doet? Hij kan wel zeggen, dat het Rijk hier moet helpen, maar wij moeten hier een ge meentebeleid voeren. We weten, dat er ongeveer 1.000 mensen in een woningwetwoning zitten, waarin ze eigenlijk niet thuis horen, terwijl er aan de andere kant ongeveer 1000 zeer urgente gevallen van woningzoe kenden zijn, die met die woningen juist geholpen zouden zijn. (De heer Rijpma: Met die premieverstrekking in slechts 83 gevallen zullen wij dus niet veel verder ko men.) Als wij als gemeentelijke overheid hier verant woordelijkheid willen dragen, dan moeten wij de moed hebben en hebben wij de plicht hier een financiële bij drage voor beschikbaar te stellen, om toch maar iets aan deze ongewenste situatie te doen. Dat is een ge richt sociaal beleid. Als wij niets zouden doen, dan zou den wij m.i. in gebreke zijn. Dit is bepaald geen verle- genheidsbestuur. Als onze hulp in 180 gevallen niet voldoende zou zijn, dan zullen wij met aarzelen bij de Raad te komen om terzake een aanvullend krediet te vragen, want ik geloof, dat wij hier toch wel mee dooi' moeten gaan. De heer Schönfeld heeft opgemerkt, dat er te veel flats zijn en hij heeft nog gevraagd, waarom in de uit breidingsplannen niet meer eengezinswoningen zijn ge pland. Er zijn bij de bouw in het Bilgaard nogal veel flatwoningen gebouwd, juist om daar 40% eengezins woningen te creëren. In het Nijian ligt dit percentage lager. Nu kan men vragen: Hadden het niet allemaal eengezinswoningen kunnen worden, maar dan worden de grondkosten te hoog (daarover is hier gisteren ook al gesproken). Dat is een probleem, waarmee eigenlijk de gehele woningbouw staat of valt. De heer Janssen vroeg, of het mogelijk was in plaats van f 1.000,vergoeding ineens, drie jaar lang f 30, per maand te geven. Laten wij het alstublieft niet in gewikkeld maken en geen administratieve rompslomp aanhalen. Ik zou willen vragen: Is het niet mogelijk dit voorstel, zoals het hier ligt, te aanvaarden? Men kan ook f 1.000,op de spaarbank zetten en rente er van trekken en er iedere maand f 30,afhalen als bij drage in de woninghuur die men moet betalen! De een wil zijn f 1.000,op deze, de andere op die manier besteden en die mogelijkheid is toch altijd aanwezig. De heer Kingma heeft gezegd: Laat de mensen maar liever zitten, dan hun aansporen slechte woningen vrij te geven. Ik zou juist willen stellen, dat, als de goed kope woningwetwoningen, die vrijkomen, in slechte staat zijn, èn het gemeentelijk woningbedrijf èn de wo ningbouwverenigingen zich er op moeten richten gel den voor voorzieningen beschikbaar te krijgen via „Pre mie woningverbetering". Er zal toch op dit stuk van zaken ingegrepen moeten worden. Het Rijk geeft daar ook wel gelden voor. De overweging van de heer King ma mag niet de blokkade zijn, waarom wij niet met deze regeling zouden kunnen beginnen. De heer Kiijnstra heeft duidelijk gesteld, dat niet veel geld voor de onderhavige opschuiving beschikbaar is, maar wij hebben getracht een zo goed mogelijke rege ling te maken. Willen wij daar uitbreiding aan geven, dan zullen de financiële consequenties ook op ons af komen. Het is echter de vraag, of dat wel noodzakelijk is. Als wij van de twee door mij zojuist genoemde cri teria uitgaan, dan hebben wij duidelijke richtlijnen en als we ons daaraan houden, dan dacht ik, dat we een zeer positieve bijdrage aan de oplossing van dit nijpen de vraagstuk hadden geleverd. De heer Janssen: Wat de koopwoningen in dit ver band betreft, kunnen wij ons wel aansluiten bij het standpunt van het College. Maar op wat ik in eerste instantie gezegd heb over de woorden „waarvan hij de eerste bewoner is" (art. 1, lid 1, en art. 3) heb ik niet een bevredigend antwoord gekregen. Vandaar ook, dat ik U een tweetal voorstellen zou willen doen: 1. „De Raad van de gemeente Leeuwarden; in ver gadering bijeen op 30 november 1966; bezig met het vaststellen van een zgn. doorstromingsiegeling; besluit: in artikel 1, lid 1, de woorden „waarvan hij de eer. ste bewoner is", te schrappen." 2. „De Raad der gemeente Leeuwarden; in verga dering bijeen op 30 november 1966; bezig met het vast stellen van de zgn. doorstromingsregeling; besluit: de in artikel 3, onder d, genoemde uitzonderingen weg te laten." De Voorzitter: Er staan twee handtekeningen on der deze voorstellen. Het kan mede onderwerp van de discussie vormen. Mevr. Visser-van den Bos: Ik dank de Wethouder voor de volledige beantwoording van de meeste van mijn vragen. Maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag, die ik toch zeer belangrijk vind: Worden ergens anders ook maatregelen overwogen om de door stroming te bevorderen? Want we begrijpen uit deze discussie nu allemaal wel, dat de oplossing van het ontstellende probleem van de 1.000 woningzoekenden die een g'oedkope woning moeten hebben, niet zal ko men uit deze doorstromingsregeling. Wethouder Heetla beluisterende, begrijpen wij wel, dat er in het verleden onherstelbare dingen zijn gebeurd, maar het probleem moet toch worden opgelost. Wij zouden dan ook heel graag op zeer korte termijn voorstellen krijgen, betref fende het nemen van maatregelen om die oplossing te bevorderen. Ik zou in dit verband graag de aandacht willen vragen voor het uitstekende rapport van het C.B.B., dat ik met grote belangstelling gelezen heb. Ik heb alleen even met verwondering stil gestaan bij de suggestie van huuropzegging. Niet, dat ik dat zo ab soluut onaanvaardbaar vind; noodtoestanden vereisen waarschijnlijk ingrijpende maatregelen, maar belem mert het huurbeschermingsbesluit enz. zulke maatre gelen niet? Wij ondersteunen beide amendementen van de heer Janssen volledig. Ik zou er echter nog een amendement betreffende art. 5 aan willen toevoegen: „De Raad; gehoord de besprekingen van 30 november 1966 betref fende de doorstromingsregeling; besluit: aan artikel 5 toe te voegen de zin of zinsnede: „Betrokkenen kun nen van een beslissing van B. en W. in beroep gaan bij de Gemeenteraad."." De heer Reehoorn: Ik zou willen ondersteunen wat hier t.a.v. art. 1, lid 1, gesteld is, want deze bepaling zou de doorstroming kunnen remmen. Ik heb wel be grip voor het feit, dat het College twee doelen in het oog gehouden heeft, n.l. het vrijmaken van goedkope en het kwijtraken van dure woningen, maar als men voor de dure woningen alleen een bepaalde categorie bewoners in aanmerking laat komen, n.l. hen, die daar van de eerste bewoners zijn, dan doet men daarmee het eerste doel wat tekort. Ik ben niet voor het tweede amendement. We heb ben maar beperkte middelen en die moeten een zo groot mogelijk effect sorteren. En ik weet van andere ge meenten, Heerenveen bijv., waar men al vrijwillig zo'n fonds gevormd heeft, dat mensen, die op een gegeven moment al bezig waren te verhuizen, nog gauw even de f 1.000,kwamen incasseren. Zo moeten wij deze middelen niet gebruiken. Ik wil wel voor het derde amendement zijn, maar ik zie er niet zoveel licht in. De heer Kingma: Wethouder De Jong heeft gezegd, dat het in orde is, als de goedkope woningen zouden worden gerestaureerd, eventueel natuurlijk gemoderni seerd. Ik heb echter bedoeld, dat men niet iemand met een smalle beurs in een goedkope, verlaten woning moet „drukken", terwijl men de slechte staat, waarin die woning eventueel kan verkeren, niet verbetert. Maar als de goedkope woning, voordat de nieuwe bewoner er in komt, zodanig wordt opgeknapt en, zonodig, gemoderniseerd, dan ben ik akkoord. Uit de verdere woorden van de Wethouder heb ik eigenlijk opgemaakt, dat we in Leeuwarden in het ver leden te dure woningen hebben gebouwd en daar is men nu nog mee bezig. We lossen dit vraagstuk nu op door te proberen een serie te dure woningen, vooral flats, die we anders eigenlijk niet kwijt kunnen, aan de man te brengen, door het verstrekken van een zekere pre mie. Ik had begrepen, dat het een voorzichtig begin van een echte doorstromingsregeling was, en dat ieder, die daaraan meewerkte door een goedkope woning te ontruimen en een duurdere te betrekken, daarvoor in aanmerking kwam. Maar er zit hier dus nog een an dere reden achter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1966 | | pagina 3