4
5
naar de grootte van het inkomen. We proheren nu de
mensen met de lage inkomens in de goedkope huizen
te krijgen. Vroeger had men dus rekening te houden
met het aantal woningen, dat op een zeker moment
beschikbaar was. Men kan nu wel zeggen: het beleid
is fout geweest, want vele mensen kwamen in de ver
keerde huizen, maar als er weinig gebouwd wordt, kan
er ook weinig toegewezen worden en dan gaat het en
kel maar om de verdeling. Er werd gewerkt met voor
rangswoningen; er wordt van allerlei instanties een
beroep op het Gemeentebestuur gedaan: nu eens van
de kant van de industrie, dan weer van de kant van
de politie of van andere overheidsinstanties. Er moes
ten o.a. rijks- en gemeente-ambtenaren ondergebracht
worden en die kwamen dan bij gebrek aan een dure
woning op een zeker moment terecht in een goedkope.
Dat feit ligt er nu eenmaal.
Een schadevergoedingsregeling, zoals de heer Rijpma
die wil, zal niet eenvoudig te verwezenlijken zijn, want
de moeilijkheid is, dat tal van bewoners van goedkope
woningen deze hebben verbeterd. Als we dan de schade
zouden willen opmaken, zou er daarvoor wel een amb
tenaar bij mogen komen.
Mevrouw Visser kan ik zeggen, dat het aantal wo
ningzoekenden ongeveer 2000 is. Van hen willen 1000
graag een woning hebben van f 50,tot f 100,dus
een goedkope woning. Die woningen zijn er wel, maar
de bewoners hiervan willen we er voor een deel graag
uit hebben. Dat zal echter niet zo gemakkelijk gaan.
Als U denkt, dat ik heel gelukkig ben met deze door
stromingsregeling, dan hebt U het mis. In de eerste
plaats heb ik, noch het College die regeling uitgevon
den. Het is een rijksregeling, die niet alleen in Leeu
warden, maar ook in tal van andere gemeenten uitge
voerd moet worden. Ze loopt nog maar pas, erva
ring is nog nergens opgedaan. Daarover kan ik dus
niets mededelen. Er werd hier opgemerkt: Wij hebben
er niet zoveel fiducie in; nu, ik ook niet; we moeten
maar afwachten. Aan de andere kant heeft het Colle
ge gemeend te moeten doen wat mogelijk is, om in
ieder geval te trachten de mensen te bewegen uit de
goedkope woningen naar duurdere te gaan. En het Rijk
stelt daarvoor natuurlijk met bepaalde beperkingen
f 83.000,beschikbaar. Zouden wij bijv. ook de men
sen die een eigen woning krijgen, een premie geven of
aan degenen die naar een verzorgingshuis gaan, dan
zou dat nog veel en veel meer geld kosten. In art. 5
is de mogelijkheid gelaten in bijzondere gevallen van
deze regeling af te wijken en ik kan hier wel toezeg
gen, dat wij, als blijkt, dat deze regeling niet zal be
vallen, natuurlijk bij U terugkomen. Wij voelen zelf
wel aan, dat wij met het huisvestingsbeleid een andere
kant uit moeten. Ik herhaal: wij proberen zoveel mo
gelijk andere normen aan te leggen, n.l. meer naar het
inkomen te kijken dan voorheen. Wat er nog meer zal
gebeuren, weet ik niet. U kunt het van mij geloven,
dat wij de doorstroming zoveel mogelijk zullen bevor
deren; de thans voorgestelde maatregel is slechts
een onderdeel.
Voorlichting door middel van inrichting van model
huizen gebeurt regelmatig. Er wordt in advertenties
in de krant de aandacht op gevestigd en er wordt door
betrokkenen ook wel gebruik van gemaakt.
De heer Van Balen Walter vindt het toch ook wel
van belang, iemand, die in een goedkope woning zit
en zelf een huis gaat bouwen, ook deze premie te ge
ven. Ons College is dat nog niet van plan, omdat het
graag wil afwachten, hoe deze regeling zich zal ont
wikkelen en wat de consequenties daarvan zijn.
De heer Reehoom heeft nog gezegd: Als er nu eens
84 liefhebbers zijn in plaats van 83, nu, dan zal die
f 1.000,er ook wel komen. Maar wij hebben het aan
tal premies juist wat beperkt door slechts rekening te
houden met een bepaald soort woning.
Mevr. Visser was, meen ik, bang, dat er gevorderd
zou worden. (Mevr. Visser-van den Bos: Daar was ik
helemaal niet bang voor; misschien is het de enige op
lossing.) Er zijn verschillende wegen die naar Rome
leiden. (De Voorzitter: Is mevr. Visser het daar ook
mee eens? (Gelach). Nu is het natuurlijk niet prettig,
dat men bewoners naast zich krijgt, die men liever niet
heeft. Als men bij de woningverdeling naar het inko
men te werk gaat, heeft dit wel tot gevolg, dat men
sen met smallere beurzen (van wie ik niet wil zeggen,
dat het slechtere mensen zijn; integendeel, ze kunnen
wel beter zijn dan de mensen met een goed gevulde
beurs) in bepaalde buurten komen, wat wij bijv. heb
ben gezien m.b.t. de Linnaeusstraat en de Hollander-
dijk. Het Bureau Huisvesting houdt er natuurlijk re
kening mee, waar het de woningzoekenden plaatst.
Een juiste verdeling tot stand te brengen valt zeker
niet mee. De mensen van dit bureau hebben de laatste
jaren heus geen gemakkelijk werk gehad. Dat mag
ook wel eens in het openbaar gezegd worden. Er wordt
wel eens gezegd, dat die mensen nooit lachen, maar
ik geloof, dat, als daar een Johnny Kraaykamp zat,
deze misschien wel grappen zou kunnen maken, maar
dat de woningverdeling er niet beter door zou zijn.
Misschien dat Wethouder De Jong nog een aanvul
ling op mijn betoog kan geven.
De heer K. J. de Jong (weth.)Wat betreft het
feit, dat alleen degene, die de eerste bewoner is van de
duurdere woning, waarheen hij verhuist, de premie
krijgt, gaan wij uit van twee stellingen:
1. Hoe krijgen we de mensen boven de loongrens
van f 12 a f 13.000,die in de goedkope woningwet
woningen wonen, hieruit?
2. Wij hebben er behoefte aan, dat, als deze men
sen een andere woning zoeken, ze in de woningen ko
men, die het moeilijkst bezet raken, m.n. de flatwonin
gen die in het plan Bilgaard gebouwd worden, in de
toekomst nog gebouwd zullen worden en waarvoor re
latief de minste animo is. We zitten niet met dat pro
bleem t.a.v. koopwoningen en ook niet t.a.v. eenge
zinswoningen. Uiteraard heeft hierbij de vraag voor
gezeten: Hoeveel geld is voor deze regeling beschik
baar? Dat is f83.000,dus er kunnen nu 83 gevallen
mee geholpen worden en, naar we hopen, in 1967, voor
welk jaar deze regeling ook geldt, weer ongeveer dit
aantal, dus in totaal ongeveer 180 in twee jaar tijds.
Naar globale schatting is het aantal mensen, dat in
de woningwetwoningen van te lage huurklasse zit,
ongeveer 1.000, dus wij willen niet direct de
sluizen zo wijd open zetten, dat het gevoel
ontstaat, dat wij met dit fonds niet uitkomen. En bo
vendien is het niet noodzakelijk dit te doen voor ieder
een die een goedkope woning verlaat. Het is juist de
bedoeling van de opschuiving van een woning met een
lage naar een met een hogere huur, dat we meteen
kans hebben de moeilijk te bezetten flatwoningen be
woond te krijgen, iets, waar we ons inderdaad voor de
toekomst wel eens zorgen over maken. Bij het bouwen
van flatwoningen komen we n.l. steeds meer tot de
ontdekking, dat de huren niet gemakkelijk betaalbaar
zijn. De huren van de flatwoningen in het plan Bil
gaard, zoals die nu gebouwd worden, inclusief centrale
verwarming, waterleiding, bijdrage lift enz., komen
ongeveer te liggen voor een twee-slaapkamerswoning
op f 152,per maand, voor een drie-slaapkamerswo.
ning op f 162,en voor een vier-slaapkamerswoning op
f173,Er is gevraagd: Hoeveel woningen worden ge
bouwd? In het Lekkumerend en een stukje van het Bil
gaard door ïntervam ca. 1200 woningwetwoningen en
door de N.B.I. 480 en in andere plannen, in Outinord-
systeem en met N.B.I.-woningen, ruim 1000. De nu
eerst gereedkomende 500 woningen zitten dus juist in
deze duurdere huurklasse en daar zouden wij ons wel
graag met deze vergoeding op willen richten. Dan heb
ben we in ieder geval de kans, dat we onszelf bij de
woningtoewijzing zeer behoorlijk helpen.
Is dat bedrag van f 1.000,te hoog? Nee. Men kan
niet met f 100,aan komen, f 1.000,is een redelijke
vergoeding. En we meenden, dat we door ons te be
perken tot de twee genoemde doelstellingen, toch een
zeer duidelijk omgrensd beleid kunnen voeren. De heer
Heetla heeft al gezegd, dat we, als we de verstrekking
van deze premie zouden uitbreiden, juist voor de con
sequentie komen te staan, dat het geld gegeven zou
worden daar, waar het helemaal niet nodig is, omdat
men daarzonder ook wel uit zijn woning vertrekt. De
bedoelde opschuiving zal ook door voorlichting gesti
muleerd moeten worden. Er zijn niet alleen besprekin
gen met de makelaars geweest, ook met de woning
bouwverenigingen en het ligt inderdaad in de bedoeling
om meer aan voorlichting t.a.v. de kwestie: hoger in
komenniveau duurdere woning, te doen.
De heer Rijpma meent, dat het beleid scheef zal
groeien en heeft in dit verband aan Dik Trom gedacht,
maar heeft hij zich wel gerealiseerd, dat hij door ne
gatief te r eageren op een voorstel als dit, zelf als raads
lid niets positiefs doet? Hij kan wel zeggen, dat het
Rijk hier moet helpen, maar wij moeten hier een ge
meentebeleid voeren. We weten, dat er ongeveer 1.000
mensen in een woningwetwoning zitten, waarin ze
eigenlijk niet thuis horen, terwijl er aan de andere kant
ongeveer 1000 zeer urgente gevallen van woningzoe
kenden zijn, die met die woningen juist geholpen zouden
zijn. (De heer Rijpma: Met die premieverstrekking in
slechts 83 gevallen zullen wij dus niet veel verder ko
men.) Als wij als gemeentelijke overheid hier verant
woordelijkheid willen dragen, dan moeten wij de moed
hebben en hebben wij de plicht hier een financiële bij
drage voor beschikbaar te stellen, om toch maar iets
aan deze ongewenste situatie te doen. Dat is een ge
richt sociaal beleid. Als wij niets zouden doen, dan zou
den wij m.i. in gebreke zijn. Dit is bepaald geen verle-
genheidsbestuur.
Als onze hulp in 180 gevallen niet voldoende zou
zijn, dan zullen wij met aarzelen bij de Raad te komen
om terzake een aanvullend krediet te vragen, want ik
geloof, dat wij hier toch wel mee dooi' moeten gaan.
De heer Schönfeld heeft opgemerkt, dat er te veel
flats zijn en hij heeft nog gevraagd, waarom in de uit
breidingsplannen niet meer eengezinswoningen zijn ge
pland. Er zijn bij de bouw in het Bilgaard nogal veel
flatwoningen gebouwd, juist om daar 40% eengezins
woningen te creëren. In het Nijian ligt dit percentage
lager. Nu kan men vragen: Hadden het niet allemaal
eengezinswoningen kunnen worden, maar dan worden
de grondkosten te hoog (daarover is hier gisteren ook
al gesproken). Dat is een probleem, waarmee eigenlijk
de gehele woningbouw staat of valt.
De heer Janssen vroeg, of het mogelijk was in plaats
van f 1.000,vergoeding ineens, drie jaar lang f 30,
per maand te geven. Laten wij het alstublieft niet in
gewikkeld maken en geen administratieve rompslomp
aanhalen. Ik zou willen vragen: Is het niet mogelijk
dit voorstel, zoals het hier ligt, te aanvaarden? Men
kan ook f 1.000,op de spaarbank zetten en rente er
van trekken en er iedere maand f 30,afhalen als bij
drage in de woninghuur die men moet betalen! De een
wil zijn f 1.000,op deze, de andere op die manier
besteden en die mogelijkheid is toch altijd aanwezig.
De heer Kingma heeft gezegd: Laat de mensen maar
liever zitten, dan hun aansporen slechte woningen vrij
te geven. Ik zou juist willen stellen, dat, als de goed
kope woningwetwoningen, die vrijkomen, in slechte
staat zijn, èn het gemeentelijk woningbedrijf èn de wo
ningbouwverenigingen zich er op moeten richten gel
den voor voorzieningen beschikbaar te krijgen via „Pre
mie woningverbetering". Er zal toch op dit stuk van
zaken ingegrepen moeten worden. Het Rijk geeft daar
ook wel gelden voor. De overweging van de heer King
ma mag niet de blokkade zijn, waarom wij niet met
deze regeling zouden kunnen beginnen.
De heer Kiijnstra heeft duidelijk gesteld, dat niet veel
geld voor de onderhavige opschuiving beschikbaar is,
maar wij hebben getracht een zo goed mogelijke rege
ling te maken. Willen wij daar uitbreiding aan geven,
dan zullen de financiële consequenties ook op ons af
komen. Het is echter de vraag, of dat wel noodzakelijk
is. Als wij van de twee door mij zojuist genoemde cri
teria uitgaan, dan hebben wij duidelijke richtlijnen en
als we ons daaraan houden, dan dacht ik, dat we een
zeer positieve bijdrage aan de oplossing van dit nijpen
de vraagstuk hadden geleverd.
De heer Janssen: Wat de koopwoningen in dit ver
band betreft, kunnen wij ons wel aansluiten bij het
standpunt van het College. Maar op wat ik in eerste
instantie gezegd heb over de woorden „waarvan hij de
eerste bewoner is" (art. 1, lid 1, en art. 3) heb ik niet
een bevredigend antwoord gekregen. Vandaar ook, dat
ik U een tweetal voorstellen zou willen doen:
1. „De Raad van de gemeente Leeuwarden; in ver
gadering bijeen op 30 november 1966; bezig met het
vaststellen van een zgn. doorstromingsiegeling; besluit:
in artikel 1, lid 1, de woorden „waarvan hij de eer.
ste bewoner is", te schrappen."
2. „De Raad der gemeente Leeuwarden; in verga
dering bijeen op 30 november 1966; bezig met het vast
stellen van de zgn. doorstromingsregeling; besluit: de
in artikel 3, onder d, genoemde uitzonderingen weg te
laten."
De Voorzitter: Er staan twee handtekeningen on
der deze voorstellen. Het kan mede onderwerp van
de discussie vormen.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik dank de Wethouder
voor de volledige beantwoording van de meeste van
mijn vragen. Maar ik heb geen antwoord gekregen op
mijn vraag, die ik toch zeer belangrijk vind: Worden
ergens anders ook maatregelen overwogen om de door
stroming te bevorderen? Want we begrijpen uit deze
discussie nu allemaal wel, dat de oplossing van het
ontstellende probleem van de 1.000 woningzoekenden
die een g'oedkope woning moeten hebben, niet zal ko
men uit deze doorstromingsregeling. Wethouder Heetla
beluisterende, begrijpen wij wel, dat er in het verleden
onherstelbare dingen zijn gebeurd, maar het probleem
moet toch worden opgelost. Wij zouden dan ook heel
graag op zeer korte termijn voorstellen krijgen, betref
fende het nemen van maatregelen om die oplossing te
bevorderen. Ik zou in dit verband graag de aandacht
willen vragen voor het uitstekende rapport van het
C.B.B., dat ik met grote belangstelling gelezen heb. Ik
heb alleen even met verwondering stil gestaan bij de
suggestie van huuropzegging. Niet, dat ik dat zo ab
soluut onaanvaardbaar vind; noodtoestanden vereisen
waarschijnlijk ingrijpende maatregelen, maar belem
mert het huurbeschermingsbesluit enz. zulke maatre
gelen niet?
Wij ondersteunen beide amendementen van de heer
Janssen volledig. Ik zou er echter nog een amendement
betreffende art. 5 aan willen toevoegen: „De Raad;
gehoord de besprekingen van 30 november 1966 betref
fende de doorstromingsregeling; besluit: aan artikel 5
toe te voegen de zin of zinsnede: „Betrokkenen kun
nen van een beslissing van B. en W. in beroep gaan
bij de Gemeenteraad."."
De heer Reehoorn: Ik zou willen ondersteunen wat
hier t.a.v. art. 1, lid 1, gesteld is, want deze bepaling
zou de doorstroming kunnen remmen. Ik heb wel be
grip voor het feit, dat het College twee doelen in het
oog gehouden heeft, n.l. het vrijmaken van goedkope
en het kwijtraken van dure woningen, maar als men
voor de dure woningen alleen een bepaalde categorie
bewoners in aanmerking laat komen, n.l. hen, die daar
van de eerste bewoners zijn, dan doet men daarmee het
eerste doel wat tekort.
Ik ben niet voor het tweede amendement. We heb
ben maar beperkte middelen en die moeten een zo groot
mogelijk effect sorteren. En ik weet van andere ge
meenten, Heerenveen bijv., waar men al vrijwillig zo'n
fonds gevormd heeft, dat mensen, die op een gegeven
moment al bezig waren te verhuizen, nog gauw even
de f 1.000,kwamen incasseren. Zo moeten wij deze
middelen niet gebruiken.
Ik wil wel voor het derde amendement zijn, maar ik
zie er niet zoveel licht in.
De heer Kingma: Wethouder De Jong heeft gezegd,
dat het in orde is, als de goedkope woningen zouden
worden gerestaureerd, eventueel natuurlijk gemoderni
seerd. Ik heb echter bedoeld, dat men niet iemand met
een smalle beurs in een goedkope, verlaten woning moet
„drukken", terwijl men de slechte staat, waarin die
woning eventueel kan verkeren, niet verbetert. Maar
als de goedkope woning, voordat de nieuwe bewoner
er in komt, zodanig wordt opgeknapt en, zonodig,
gemoderniseerd, dan ben ik akkoord.
Uit de verdere woorden van de Wethouder heb ik
eigenlijk opgemaakt, dat we in Leeuwarden in het ver
leden te dure woningen hebben gebouwd en daar is men
nu nog mee bezig. We lossen dit vraagstuk nu op door
te proberen een serie te dure woningen, vooral flats,
die we anders eigenlijk niet kwijt kunnen, aan de man
te brengen, door het verstrekken van een zekere pre
mie. Ik had begrepen, dat het een voorzichtig begin
van een echte doorstromingsregeling was, en dat ieder,
die daaraan meewerkte door een goedkope woning te
ontruimen en een duurdere te betrekken, daarvoor in
aanmerking kwam. Maar er zit hier dus nog een an
dere reden achter.