13
gen voor bepaalde groepen gehandicapten of groepen,
die op het ogenblik overal buiten vallen, dan zou men
behoefte kunnen hebben aan hen, die juist op dat
punt bepaalde kennis van zaken hebben. Als wij mijn
suggestie zouden volgen om de beperking: „drie leden
benoemt hij (de Raad) uit zijn midden", te laten vallen,
dan geven we ons niet een onmogelijkheid om raads
leden te benoemen, doch alleen maar meer vrijheid.
Wij kunnen net zo veel raadsleden in het bestuur zet
ten, als we willen, maar we behoeven het niet
te doen. Het is dus alleen een verruiming van onze
mogelijkheden.
Wat art. 11 betreft, ben ik er niet helemaal uit ge
komen. Dit betreft misschien inderdaad dagelijks be
heer en het bedrag, dat jaarlijks ter beschikking is, is
ook niet van die omvang, dat er voor de besteding
daarvan allemaal raadsvoorstellen moeten komen,
maar dit artikel geeft op het ogenblik, in lid 2, eigen
lijk een beetje het idee, dat dit een potje is, dat ter
beschikking staat van het College, dat toch al een
zware stem in dit geheel zal hebben, neem ik aan.
Dan mag de Raad achteraf over de financiële gege
vens, die het oplevert, zijn oordeel geven. Ik heb vrede
met dit potje voor B. en W., maar men kan zich ook
voorstellen, dat de Raad eerst maar eens zou moeten
beslissen, of hij het geld voor een bepaald doel wil
aanwenden. En ik begrijp, dat dat niet de bedoeling is.
De heer Rijpma: De c.h. fractie zou het standpunt
van de heer Van der Veen willen ondersteunen. Als de
benoeming van raadsleden niet expliciet geregeld is,
dan kunnen we van bijzondere kwaliteiten van bepaal
de mensen royaal gebruik maken, méér dan wanneer
we de bedoelde beperking handhaven.
De heer C. de Vries: N.a.v. de gedachte, die de
heer Van der Veen geuit heeft t.a.v. de artt. 3 en 4
m.b.t. het benoemen van raadsleden in dit bestuur,
moet ik zeggen, dat zijn betoog vrij sterk is en zijn
argumentatie op zichzelf ook niet onjuist. Ik dacht
ook, dat het wel van belang en nuttig is bij het ge
meentelijke werk zoveel mogelijk burgers te betrekken.
Maar er staat toch tegenover, dat ik er op dit mo
ment bezwaar tegen zou willen maken, omdat wij al
tijd nog de toezegging hebben i.z. een discussie in
deze Raad over de nota van 28 mei 1965, waarin het
gaat om het totale beeld van het inschakelen van de
burgerij bij het werk van de Gemeente. Ik zou dus op
dit moment de bedoelde beperking willen laten staan,
om na de debatten over genoemde nota in de Raad
al onze verordeningen, reglementen e.d. er nog eens
op na te slaan, vóór wij tot wijziging komen. Volgens
mij moeten we niet reeds tevoren allerlei incidentele
wijzigingen aanbrengen.
Ik ben mij ervan bewust, dat ik buiten de orde ben,
als ik vraag, wanneer ongeveer de bedoelde nota in de
Raad in discussie komt.
De heer Kdngma: Ik heb nog geen antwoord ge
kregen op mijn vraag, of het niet tijd werd, ook een
nieuwe naam te bedenken voor een organisatie, die
zich op een heel ander terrein gaat bewegen, die dus
een functieverandering ondergaat. Gelukkig immers is
steunverlening op het terrein, waarop men zich vroe
ger bewogen heeft, niet meer nodig.
Ik wil er voorts nogmaals op wijzen, dat ik me hele
maal niet kan aansluiten bij hen, die er zo van over
tuigd zijn, dat deze voogden en voogdessen zo ontzet
tend hun best gedaan hebben, dat dat niet beter ge
kund had. Men hoort heel andere(De Voorzitter:
Mijnheer Kingma, het beleid van voogden en voogdes
sen in het verleden staat hier verder niet ter discussie.)
Alleen maar als hun lof toegezwaaid wordt. (De heer
Ten lirug (weth.)Ik dacht, dat dat terecht ge
beurde.) Dus men mag het hier niet mee oneens zijn?
(De heer Ten Brug (weth.): Jawel.) Men mag het
althans niet in het openbaar zeggen, als men het daar
mee oneens is, want dan hoort men hier: Dat beleid
is niet ter discussie. Ik stél dat beleid niet ter discussie.
Ik maak alleen de opmerking, dat ik daar anders over
denk dan anderen en ik meen, dat hier ook wel
eens kritiek geoefend mag worden op een dergelijke
instelling en op het gevoerde beleid. Daarom zal ik
blij zijn, dat we eindelijk eens een heel andere samen
stelling van het bestuur krijgen. En daarom had ik
ook graag gezien, dat men van deze gelegenheid ge
bruik had gemaakt dit tot uitdrukking te brengen door-
naamsverandering.
De hear Santema: De hear Van der Veen sjocht de
ynstelling fan de nije stifting as it abslute ein fan
de funksje fan it Nije Stêdsweeshüs. Ik soe dêr tsjin.
oer allinnich freegje wolle: Is it yndied wol in died
fan piéteit, as wy fan de founsen fan dizze stifting
foar elke mooglikheit fan subsydzje foar rékréative of
kulturele doeleinen gebrük meitsje soene? Dat is wol
sa alderforskriklikste rom steld, dat byg. ek de fraech
by jin opkomt: Is it, as skylk in subsydzje frege
wurdt foar Cambuur, mooglik, it ek üt dizze founsen
to jaen Ik soe tsjin dyjingen oer, dy't yn 'e rin fan 'e
ieuwen in neilittenskip tamakke hawwe oan dizze stif
ting, har doel foar eagen halde wolle en as sadanich
it doel ek wol hiel krekt bipale wolle.
De Voorzitter: Ik heb zojuist een beroep op zelf
beperking gedaan. Ik hoop, dat U daarnaar streeft.
De heer G. de Vries: Ik zal heel kort zijn. Er is nu
eenmaal haast met de afwikkeling van deze zaak.
Daarom denk ik, dat we er verstandig aan zullen doen,
de statuten, zoals ze voor ons liggen, aan te nemen.
Wel moet ik opmerken, dat ik graag meega met het
voorstel van de heer Van der Veen om in art. 3, lid 4,
de door hem bedoelde clausule te schrappen.
De heer Van Balen Walter: Ik zou mij graag wil
len aansluiten bij hetgeen de heer G. de Vries zei. Ik
vind, dat de argumenten van de heer C. de Vries
eigenlijk niet tegen het voorstel van de heer Van der-
Veen pleiten. Wij zouden m.i. wel bijzonder dom doen
ons nodig te beperken t.a.v. het benoemen van be
stuursleden.
De heer Heetia (weth.)Het College stelt voor art.
3, lid 4, aldus te lezen: „De overige leden worden be
noemd door de Gemeenteraad van Leeuwarden." Mag
ik aannemen, dat de heer Van der Veen daarmee ak
koord gaat? (De heer Van der Veen: Ja, graag ak
koord, dank U. Mag ik aannemen, dat dan het 4e lid
van art. 4 vervalt?) Dat is bij de koop inbegrepen.
De heer Kingma sprak over de naamgeving. Het
bestuur van het Nieuwe Stadsweeshuis stelt er te
recht prijs op, dat er nog een boekwerkje komt,
waarin het werk, dat het verricht heeft, beschreven
zal worden en, gezien het vele werk, dat het gedaan
heeft, meent het College, dat men de nieuwe instelling
de naam „Nieuwe Stadsweeshuis" niet mag onthouden.
De heer Santema, die erop gewezen heeft, dat het
beheer goed moet zijn, kan ik zeggen: Het komt dik in
orde, maar ik weet natuurlijk niet, hoeveel vertrouwen
hij in mij heeft.
De Voorzitter: Deze zaak is in tweede instantie be
sproken, met inbegrip van de door de heer Van der
Veen voorgestelde en door B. en W. overgenomen wij
ziging.
Wil de Raad, voor zover de voorgestelde wijziging-
gevolgen mocht hebben in de verdere artikelen van de
statuten, het College machtigen dienovereenkomstig te
handelen
De Raad verleent B. en W. die machtiging.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., zoals het nader is gewijzigd, en, in sa
menhang daarmee, eventueel nog verder gewijzigd zal
moeten worden.
Punt 27 (bijlage no. 339).
Mevr. Joustra-Bijker: Wij geloven, dat de Ge
meenteraad goed zal doen dit voorstel tot overneming
van de Muziekschool aan te nemen. Immers de taak
van het bestuur is dusdanig verzwaard, vooral na de
instelling van de vakopleiding per 1 januari 1965, dat
het moeilijk zal zijn steeds bekwame bestuurders te
vinden, die hiervoor de tijd beschikbaar zouden kunnen
stellen. Dit zou door het gemeentelijk apparaat beter
gerealiseerd kunnen worden, terwijl de bestuurders van
de stichting in de commissie van toezicht toch hun
adviezen kunnen blijven geven. Verder kan de Gemeente
de rechtspositie van de leraren beter verzekeren, bijv.
t.a.v. de pensioensvoorzieningen. Waarschijnlijk zal
trouwens het Rijk na het in werking treden van de
Mammoetwet gaan meebetalen in de salarissen van de
leraren.
Overigens zijn er nog wel een paar kleine vragen
over, o.a. inzake art. 12 van de verordening op de hef
fing en invordering van lesgeld. De huidige muziek
school heeft last van het euvel, dat leerlingen wegblij
ven. Ik vraag me echter af, of dit artikel het wegblijven
niet vergemakkelijkt. Zou het niet beter zijn te stellen,
dat voor leerlingen, die bij de aanvang van het cursus
jaar worden ingeschreven, het lesgeld voor het gehele
jaar verschuldigd is? Alleen zou ik dan in zeer bijzon
dere gevallen, o.a. bij overlijden en verhuizing naar el
ders, Kwijtscnelding willen. En in verband daarmee zou
iü het volgende voorstel willen doen: „De Raad der
gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 30 no
vember 1966, gehooid de besprekingen i.z. de overne
ming van de muziekschool; besluit: art. 12, lid 1, van
de verordening op de heffing en invordering van les
geld als volgt te doen luiden:
Ontheffing van betaling van schoolgeld wordt ver
leend bij: a. overlijden; b. verhuizing naar elders; c.
als de directeur tot de conclusie komt, dat de leerling
onvoldoende begaafd is om de lessen voort te zetten;
d. andere bijzondere omstandigheden, ter beoordeling
van de commissie van toezicht, in overleg met de di
recteur."."
Veelal is de school gesloten gedurende de maanden
juli en augustus. Men zou bijv. m mei kunnen opzeg
gen en dan kwijtschelding van schoolgeld kunnen krij
gen over juni, juii en augustus, terwijl de leerlingen die
de schooi blijven voigen en alleen nog les krijgen in
juni, wel voor drie maanden moeten betalen. Dit is
voigens mij een beetje ongunstig.
Verder zouden wij nog willen vragen de mogelijkheid
te onderzoeken de lesgeldregeling af te stemmen op
het jaarinkomen van de ouders, eventueel van de leer
lingen zelf.
Tenslotte zouden we alle ambtenaren, die bij de be
handeling van de overname betrokken zijn geweest,
willen complimenteren en bedanken voor het accurate
werK, dat zij geleverd hebben.
De heer Heidinga: Tegen de overname van de
Stichting „De Leeuwarder Muziekschool" hebben wij
geen bezwaar. Wij zien zeer wei, dat deze schooi een
belangrijke functie heeft in het Leeuwarder of mis
schien reeds in het gehele provinciale leven. En mede
daarom achten wij de overneming wel noodzakelijk.
De indruk zou echter gewekt kunnen worden, dat de
kosten van dit instituut toch wel wat onevenredig zwaar
op de Leeuwarder begroting drukken. Het is natuurlijk
mogelijk, dat wij ons erop verzien, maar als nu al reeds
een belangrijk aantal leerlingen uit de provincie komt,
dan zou het o.i. voor de hand liggen, dat het subsidie,
dat de Provincie aan deze school geeft, en dat maar
zeer gering is, groter zou moeten zijn. Kunnen wij ook
bevorderen, dat dit verhoogd wordt? Is het voorts niet
mogelijk, dat deze school zal uitgroeien tot een volledig
door het Rijk gesubsidieerde school? Wij willen daar
over wel graag worden ingelicht, want wij ontveinzen
ons niet, dat de financiering van dit instituut van be
hoorlijke importantie op onze begroting zal zijn.
Ik weet wel, dat we hier vanavond niet op kunnen
ingaan en het beïnvloedt onze stemming ook niet
maar wij stellen er toch wel prijs op, mede i.v.m. het
subsidie voor het orkest, dat straks nog behandeld zal
worden, een overzicht te hebben van alle grote ver
plichtingen, die we zo incidenteel aangaan. Kan dat
alles nog in het raam van wat wij ons kunnen veroor
loven? Wij zouden toch wel iets meer van het geheel
moeten kunnen overzien. En als nu dat overzicht niet
gegeven kan worden, dan zouden we het graag bij de
begroting hebben.
De hear Santema: Us fraksje stiet efter dit ütstel.
De skiednis dêrfan giet al oer forskeidene jierren. Wy
hawwe de hiele üntjowing fan de Muzykskoalle mei
makke en hieltiten kamen der, ek by it kulturele founs,
forsiken om dizze saek to stypjen. Nou komme wy
dus fia biskikberstelling fan it gebou troch de Ge
meente ta it feit, dat ek de hiele ynrjochting
in gemeentlike saek wurdt. Wy binne ek fan
bitinken, dat it provinsiale subsydzje yn dizzen
yndied wol hwat oan de lytse kant is en it forsyk, dat
de hear Heidinga üt namme fan de a.r. fraksje dien
hat om sa folie mooglik wurksum to wêzen
foar heger provinsiael subsydzje, moatte wy
stypje. Ik fyn trouwens ek de hiele halding, dy't it
Ryk tsjin sa'n kulturele ynstelling oer ynnimt, eigent-
lik mar oan de sunige kant, mar dat is in saek, dy't
hjir uteraerd net oan 'e oarder komt. Lykwols, wy
binne der bliid om, dat Ljouwert nou in ynstelling
krijt, dy't in forsoargingsgebiet hat, dat de hiele pro-
vinsje omfiemet.
De heer Yv'eide: Ik wil graag aansluiten op de
woorden die de heer Heidinga en later ook de heer
Santema heeft gesproken n.a.v. de fmanciëie bijdrage
van de Provincie. Die vinden wij, gezien het feit, dat
ue Leeuwarder Muziekschool ook van bijzonder grote
waarde is voor de provincie, wel zeer gering. En wij
zouden het College dan ook heel graag willen verzoe
ken bij het Provinciaal Bestuur aan te dringen op een
groter subsidie.
vVij hebben zojuist van de Wethouder van Financiën
genoord, dat de financiële positie van Leeuwarden m.ii.
uie van 1966, bijzonder slecht zal blijken te zijn en in
de begroting van 1967, die nog steeds niet is aangebo
den, hebben wij nog geen inzicnt. Daar de kosten voor
oe Leeuwarder Muziekschooi in een jaar een stijging
van ruim een ton te zien geven, willen we toch graag
de financiële consequenties i.v.m. de begroting 1967
weten.
Mevr. Visser-van den Bos: Wij vinden het jam
mer, dat een particulier instituut, waar hard gewerkt
is, nu moet overgaan in handen van de Gemeente. Een
oplossing door een groter subsidie, zo die mogelijk was,
en het beheer in particuliere handen was ons wel zo
nef geweest. Wij begrijpen echter wel, dat hier conse
quenties aan verbonden zijn voor de leerkrachten en
daarom moeten wij natuurlijk wel achter dit voorstel
staan.
VVij waren een beetje verwonderd over de redactie
van de raadsbrief, waarin ons eerst wordt verteld, dat
het bestuur zich gaarne ontheven zag van zijn verant
woordelijke taak en naderhand, dat het bestuur vooral
de leiding van de school zal moeten behouden. Het zal
waarschijnlijk wel iets anders bedoeld zijn dan het hier
staat. Maar nog veel meer werden wij verrast door wat
staat op blz. 6, n.l., dat het ons duidelijk zal zijn, „dat
de Sticnting reeds in 1966 i.v.m. de overbrenging van
de school naar het pand Schrans 44" enz., „aanzienlijk
hogere kosten heeft moeten maken", terwijl er nu zo
veel geid gevraagd wordt op een moment, dat er niets
meer aan te veranderen valt. Wij menen, dat het eigen
lijk ook op de weg van het College had gelegen, eerder
met een voorstel tot subsidieverhoging te komen. Dan
hadden wij daar ja of neen op kunnen zeggen. Maar
nu zijn de verplichtingen alle reeds aangegaan en is
het volkomen onlogisch hier nog over een andere op
lossing te praten.
Dan zouden wij ons nog willen aansluiten bij het
voorstel van mevr. Joustra-Bijker om het schoolgeld
te heffen overeenkomstig het inkomen van de ouders.
Wij zien n.l. niet in, waarom, nu de school een gemeen
telijke instelling wordt en een belangrijke aanslag op
overheidsmiddelen zal doen, het lesgeld in verschillen
de gevallen verlaagd zal worden.
De heer Ten Brug (weth.)Ik mag met dankbaar
heid constateren, dat het voorstel op zichzelf bij de
Raad een goed onthaal heeft gevonden.
Mevr. Joustra heeft terzake een argumentatie ge
geven, die vrijwel overeenkomt met de onze. Inderdaad
zal deze school straks en dat geldt m.n. de vakop
leiding onder de nieuwe wet voor het voortgezet
onderwijs vallen. Ik mag daar misschien meteen aan
toevoegen, dat de Provincie daar, wat het provinciaal
subsidie betreft, ook op zit te wachten. Er is van de
zijde van het bestuur inderdaad wel aangedrongen op
een verhoging van het provinciale subsidie voor de
vakopleiding en voor de amateuropleiding. G.S. hebben
op dit moment evenwel bezwaar hierover een beslissing
te nemen, omdat men nog niet precies weet, hoe dit
straks komt. Vermoedelijk zal de vakopleiding door het
Rijk worden betaald.