17
en in het besluit van 16 maart 1966 van de Raad is
uitdrukkelijk gesteld, dat men het aanvankelijk over
die 5% niet eens was geweest, maar dat desalniettemin
de organisaties in het Centraal Overleg hadden mede
gedeeld, geen bezwaar te hebben tegen het doen van
een aanbeveling aan de aangesloten gemeenten om voor
het personeel een overeenkomstige salarismaatregel te
trefien als per 1 januari 1966 voor het rijkspersoneel
was getroffen. Per 16 maart heeft de Raad dus in
principe het voorstel van de nacalculatie aanvaard. Bo
vendien heeft ook het C.O. het principe van de nacal
culatie steeds gevolgd. Dus wat konden B. en W. in
dit geval anders doen dan redeneren: Het principe-be
sluit is al genomen. Er is bovendien over de na-uitke-
rmg van 2,95% overleg geweest en de Minister heeft
medegedeeld, dat het 2,95% zou worden. Er was dus
in principe al besloten, dat de Raad het Rijk zou vol
gen. Zo gezien, was het addertje al onder het gras van
daan.
De heer Heidinga zou ik willen zeggen: Laten wij
dit nu toch maar accepteren. Als lnj bezwaar heeft
tegen het systeem van nacalculatie en dat kan ik
mij wel indenken dan zou ik hem willen mededelen,
dat in het C.O., dat eind vorige week vergaderd heeft,
de vraag aan de orde gekomen is, of het ook tijd wordt
met het systeem van de nacalculatie te breken en in
de richting te gaan, die de heer Venema aangegeven
heeft. Dat zal een punt van bespreking worden m be
gin januari, als deze zaak verder behandeld wordt.
Over de nacalculatie zelf kan men verschillend denken,
maar het is niet juist op een principe-besluit terug te
komen.
Blijft het bezwaar van de heer Heidinga: B. en W.
hadden toch eerst wel eens kunnen wachten met deze
uitkering, totdat de Raad hiertoe besloten had. Maar
als er een duidelijk principe-besluit is geweest en als
men weet, dat het Rijk ook al uitgekeerd heeft, is er
dan, ook met het oog op de goede verhouding met het
personeel, dat op deze uitkering gerekend had, zoveel
op tegen om de uitkering, bij wijze van voorschot, nog
voor Sinterklaas uit te betalen Zou de Raad de uit
kering niet willen geven, dan zou men het voorschot
moeten terugbetalen. Ik heb gemeend, dat B. en W. die
verantwoordelijkheid rustig konden accepteren, omdat
de Raad op zijn eigen principe-besluit toch niet terug
zal komen. Ik zou de neer Heidinga en mèt hem de
Raad dan ook willen vragen dit goed te vinden en het
voorstel zonder hoofdelijke stemming aan te nemen.
De heer Heidinga: Ik ga volkomen voor het argu
ment van Wethouder De Jong' aan de kant: Als wij net
bedoelde besluit hebben genomen we hadden het
beter moeten nazien dan staan wij daar voor; ik
ook.
De heer Venema: Ik wilde nog vragen: Doelt de
heer Heidinga op de nacalculatie of op de procentuele
verhoging
De heer Heidinga: Ik wilde dit stellen: Het besluit
van 16 maart is door de Raad aanvaard, dus dat heb
ik mee aanvaard.
De Voorzitter: Ik zou ook willen zeggen: Laten we
het vraagstuk van de nacalculatie laten rusten, tot
dat dit aan de orde is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W-
Punt 33 (bijlage no. 359).
De heer Weide: Er worden drie auto's aangeschaft
voor een totale waarde van f 30.000maar ik meen,
dat er, als men een nieuwe wagen koopt en drie oude
(ook Volkswagens) inruilt, toch ook een ontvangst
tegenover de uitgave staat.
Verder zou ik, mijnheer de Voorzitter, graag Uw
mening willen weten, voor zover U mij die kunt geven
het is politie over de ervaringen met de porto
foon. Ik meen ergens gelezen te hebben, dat een aan
tal gemeenten deze ook al weer afgeschaft hebben.
De Voorzitter: De ramingen betreffen hier netto
bedragen. Volgens informatie van de commissaris van
politie functioneert de politiedienst aanmerkelijk beter,
nu de portofoons er zijn, dan voor die tijd. Zolang er
dus geen andere feiten en omstandigheden bekend zijn,
is er geen aanleiding aan het nut van deze aanschaf
fing te twijfelen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 34 (bijlage no. 348).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 35 (bijlage no. 367).
De heer Weide: Dit is natuurlijk wel een punt, waar
over we heel lang kunnen praten, maar ik geloof niet,
dat het noodzakelijk is. Het Frysk Orkest is niet meer
uit Leeuwarden en uit Friesland weg te denken. Het
levert ongetwijfeld een zeer grote bijdrage tot de cul
tuurvorming in onze stad en ver erbuiten, maar de
gemeenschap moet hiervoor wel bijzonder zware offers
brengen, zelfs zoveel, dat het haast griezelig wordt.
Leeuwarden zal 40% van deze lasten moeten dragen,
de Provincie neemt ook 40% voor haar rekening en de
andere gemeenten betalen 20% en dit laatste lage per
centage zal wel zijn oorzaak vinden in het feit, dat op
het platteland de aantrekkingskracht van het Orkest
en van de muziek die het brengt, nu eenmaal niet zo
groot is. Wij kunnen dit alleen maar betreuren en het
Frysk Orkest zal dan ook alle mogelijke pogingen moe
ten doen om ook op het platteland de bevolking met
dit soort muziek vertrouwd te maken, zodat uiteinde
lijk de subsidies uit de plattelandsgemeenten ook hoger
kunnen worden.
Wat de bestuurssamenstelling betreft, ik wil niet be
weren, dat raadsleden eventueel bestuursleden moeten
worden, maar als wij per jaar een aanzienlijk
bedrag aan het orkest geven, dan mogen wij m.i. daar
toch wel een paar wensen, zoals die uit de Raad komen,
aan verbinden. We vernemen, dat het orkest tot een
maximum sterkte zal worden opgevoerd. Onze goede
Harmonie, waar wij zo bijzonder trots op zijn, die wer
kelijk geheel op particuliere basis berust, zal vermoe
delijk echter deze bezetting niet kunnen verwerken. En
het Frysk Orkest speelt hoofdzakelijk in de Harmonie.
Welke zijn nu de consequenties van het opvoeren tot
maximum sterkte? En worden die wel reëel onder ogen
gezien? (De Voorzitter: U heeft beloofd kort te zijn;
dat doet U natuurlijk nog beter, als U er geen onder
werpen bij haalt, die vreemd aan de orde van de dag
zijn.) Ik praat over de uitbreiding van het orkest, zoals
in het voorstel is gesuggereerd. (Gelach.) Er is een bij
zonder groot gedeelte van de bevolking van Leeuwar
den, dat deze muziek totaal onbekend is, m.n. de jeugd.
Op de jeugd oefent o.a. de beatmuziek wel enorm veel
aantrekkingskracht uit. Daar heeft ze bijzonder grote
bedragen voor over. Ik geloof echter, dat wij het is
maar een suggestie door zgn. promenadeconcerten,
die de populair-klassieke muziek onder de jeugd trach
ten te brengen, aandacht voor deze muziek moeten
vragen. Jaarlijks kunnen wij voor de televisie genieten
van de grote concerten ter besluiting van het seizoen
in de Royal Albert Hall in Londen, waar bijzonder veel
mensen naar zitten te kijken. Iedereen is daarvan on
der de indruk. In Rotterdam en in Haarlem worden
eveneens dergelijke concerten gegeven. Ik zou graag
zien, dat wij aan dit subsidie dat vrij hoog is, de voor
waarde van het geven van populair-klassieke program
ma's zouden kunnen verbinden.
Verder gaan wij als fractie, hetzij met enige schroom,
toch wel akkoord met dit voorstel.
De heer Schönfeld: Met dit voorstel ga ik volledig
akkoord, mede gezien het culturele belang, en het nut,
dat dit subsidie heeft t.a.v. het voortbestaan van het
Frysk Orkest. In het voorstel staat echter vermeld,
dat, om het peil van het Frysk Orkest te waarborgen,
wordt gestreefd naar geleidelijke uitbreiding van het
aantal orkestleden tot de maximum bezetting, die vol
gens de rijkssubsidienormen mogelijk is. Mede gezien
de grote bedragen, die hiermee gemoeid zijn, en de
huidige economische omstandigheden, zou ik graag
willen, dat deze uitbreiding zeer geleidelijk plaats
vindt.
De heer Van Balen Walter: Ik zou, gezien het zeer
hoge bedrag, dat het Frysk Orkest ons gaat kosten,
graag willen weten, welke invloed en welke controle
de Gemeente op het financiële beheer van het orkest
heeft.
De heer De Leeuw: Het Frysk Orkest bepaalt in
belangrijke mate het culturele aanzicht niet alleen van
de stad, maar ook van de gehele provincie en heeft een
belangrijke invloed daarbuiten. We zitten in dit geval
een beetje geklemd tussen enerzijds het lage rijkssub
sidie voorzover ik ben ingelicht omvat dit de helft
van de salarissen, waarbij niet zijn inbegrepen de sala
rissen van dirigent en administratief personeel en de
pensioenen en de slechte betaling van een aantal
participerende gemeenten, in het verleden gebleken,
en anderzijds het hartstochtelijk verlangen om het or
kest te behouden. En in dit verband vragen wij ons
ook af, gezien de situatie in de provincie, of de bij
drage van de Provincie niet hoger zou kunnen zijn.
Leeuwarden heeft in vele opzichten al telkenmale
voorop moeten lopen en wij zijn ons bewust van de ver
antwoordelijkheid van onze gemeente als vestigings
plaats van het orkest; Leeuwarden moet in dezen
voorzieningen treffen, maar we vragen ons toch af,
waarom men altijd op deze gemeente moet terugvallen.
Er zijn in het verleden duidelijke overeenkomsten met
andere gemeenten geweest, maar die hebben nagelaten
en dat is bepaald teleurstellend daarin hun, naar
ik aanneem, afgesproken bijdrage te leveren. Welke
garantie hebben wij, dat, als deze regeling doorgang
zal vinden, de betaling door de mede-participerende ge
meenten thans inderdaad zal worden nagekomen?
Is de onderhavige verdeelsleutel noodzakelijk Ik
heb al de vraag gesteld, of het in het licht van de om
standigheden niet mogelijk is, dat de Provincie duide
lijk meer doet. Zij zou dan o.i., landelijk gezien, geen
uitzonderingspositie innemen.
De noodzakelijkheid van de uitbreiding van het or
kest is volkomen duidelijk. Het orkest bepaalt, zo
als gezegd, een zeer belangrijk deel van ons cultureel
gezicht en het heeft voor tienduizenden in onze pro
vincie een grote waarde. Wij menen ook, dat orkest
en bestuur de volledige mogelijkheid moet worden ge
geven het zal mettertijd ongetwijfeld ook voor ons
moeten leiden tot verhoging van de bijdrage om tot
uitbreiding tot de maximale, voor de provinciale orkes
ten gestelde, bezetting te geraken.
Wij willen overigens, als wij t.a.v. het deelnemen van
de Provincie in de kosten een antwoord gekregen heb
ben, wel meegaan met het voorstel, zoals dat aan ons
is voorgelegd.
De hear Booingaardt: Wy binne it der fansels alle-
gearre wol oer iens, dat de hiele üntjowing by it Frysk
Orkest de gemeente Ljouwert stadichoan foar sokke
forplichtingen stelt ek hwat foar üs leit, jowt dêr
bliken fan dat men freget: Wurdt it hast net to
slim? Sa giet it tominsten üs fraksje wol. Wy fine
dit wol in hiel swiere saek. Wy sizze ek net: Dan
dogge wy mar net mear mei; dat soe üs ek to fier
gean. Ik kin my lykwols wol oanslute by foarige sprek-
kers, dy't, sij it mei de nedige huver, dizze greate
forplichting op har nimme. Ik soe yn dit forban ek
wol myn spyt ütsprekke wolle oer dy gemeenten, dy't
yn 'e rin fan 'e jierren it akkoart net neikommen binne.
Se sille dêr har motiven wol foar hawn hawwe en
miskien ek wol bigryplike motiven, mar ik leau dochs,
dat de gemeenten wol in great risiko op har nommen
hawwe mei it akkoart op to sizzen, hwertroch de hiele
saek fêstroun; to great, nou't hja net wisten, oft in
oar byspringe woe. Nou kinne de gemeente Ljouwert
en ek de Provinsje wer sa goed wêze by wize fan
sprekken om dat op to fangen. Ik wit net
hokker mooglikheden der yn de takomst binne, hwat
subsydzje fan it Ryk oangiet, mar ik leau wol, dat it
de muoite wurdich wêze soe, dat it Kolleezje, resp. it
bistjür fan it Frysk Orkest tige diligint wiene om nei
to gean, oft der by it Ryk net mear to hel jen is. As
men de bidragen heart, dy't ek oan de orkesten op
oare plakken fan rykswegen jown wurde, dan komme
wy der frij bikaeid foar wei. Dêr komt noch by de
faktor, dat wy der mei it hjir ütstelde subsydzje net
wêze sille yn de takomst. It hat wer greate kans, dat
de ütjeften noch in hiel ein omheech rinne. Dy tendins
sit yn üs maetskippij en dan freget men jin in kear
öf: Komt dat op'en dür wol goed?
Yn it riedsbrief wurdt ek noch steld, dat stribbe
wurde sil nei in greatere bisetting, de maksimum bi-
setting dy't neffens it rykssubsydzje mooglik wêze
soe. Ik soe hjir dochs wol in fraechteken sette wolle.
Der stiet net, dat de maksimum bisetting neffens de
ryksnoarmen n e d i c h, mar wol, dat dy m o o g-
1 i k wêze soe. Moat dit per se trochgean mei sa'n
great subsydzje fan üs kant? As de forhaldingen de
earste jierren bliuwe lyk as se nou binne, bin ik dêr
huverich foar. Is dit yn earste ynstansje in saek fan
it Frysk Orkest Mar dan soe ik hjir dochs ynspraek
fan de Gemeente yn hawwe wolle. Dan is it forant-
wurde om nei de ütwreiding to stribjen. Binne lyk.
wols de foardielen wol sa great, dat dy tsjin de nei-
dielen, d.w.s. de kosten, opwage As wy aensen kans
op in suver folslein rykssubsydzje hawwe soene, dan
leit it lykwols oars.
Oer de fordieling kin men fansels lang diskussiearje
en dat sil ek wol dien wêze, mar men kin fan al dit
soarte fan dingen sizze: Is dat wol reéel Wy hawwe
gjin arguminten üs dêrtsjin to forsetten. Ik leau, dat
wy oannimme moatte, dat dit wol aerdich ütbalan-
searre is.
Wy kinne dus wol sij it huverjend akkoart
gean mei it ütstel, mar wy soene wolle, dat neijer bi-
sjoen waerd, oft it Ryk net better üt 'e hoeke komme
koe en dat foarsichtichheit yn acht nommen waerd,
oangeande de fierdere ütwreiding fan it orkest.
De heer C. de Vries: De vorige sprekers hebben al
op de culturele en andere aspecten van het Frysk Or
kest gewezen en terwille van de tijd zal ik daar maar
aan voorbijgaan. Niet, omdat mijn fractie het belang
daarvan niet zou onderschrijven; dat blijkt duidelijk
als men bedenkt, dat onze Gemeente sinds de oprich
ting van het F. O. regelmatig aan haar financiële ver
plichtingen t.o.v. het orkest heeft voldaan. Natuurlijk
heeft Leeuwarden, als vestigingsplaats van het F.O.
uiteraard ook wel een aparte verantwoordelijkheid
daarvoor, en dat een groot deel van de kosten op de
Gemeente drukt, is ook alleszins duidelijk.
Nu ligt er een nieuw voorstel voor ons, dat in drie
delen uiteenvalt. Tegen het rekening-courant-krediet
van f 150.000,bestaat onzerzijds geen enkel bezwaar.
T.a.v. de subsidieregeling moet men zich inderdaad
wel afvragen: Hoever kan de Gemeente uiteindelijk
gaan? Men moet dan ook het voor en tegen afwegen.
De financiële lasten, die op onze Gemeente drukken,
zijn uiteraard groot, en zij heeft met haar centrum
functie toch ook al vele andere lasten op haar schou
ders moeten nemen. Het is dus niet een eenvoudige
zaak. Toch meent onze fractie, dat zij met de nu voor
gestelde regeling in de verhouding 404020 akkoord
kan gaan. Er zullen bij de nieuwe gemeenschappelijke
regeling ook t.a.v. de financiering grotere duidelijkheid
en zekerheid ontstaan dan tot nu toe. En die zijn zeer
belangrijk om het Frysk Orkest voor de toekomst
veilig te stellen. En daarom is het juist, een dergelijke
regeling voor een aantal jaren te treffen. Ik heb daar
nog wel één vraag bij: In hoeverre bestaat er zeker
heid, dat de andere gemeenten op dit punt zullen vol
gen? Want als deze gemeenschappelijke regeling niet
wordt ondersteund door vele gemeenten, dan wordt het
een moeilijke zaak. Ik heb in de pers gelezen, dat en
kele gemeenten de regeling reeds hebben aanvaard en
ik dacht, dat wij meteen tegenover de andere
moeten stellen, dat wij, evenals in het verleden, be
reid zijn het Frysk Orkest te steunen en daarbij moeten
vragen: Steunt U mee op basis van deze gemeenschap
pelijke regeling?
Met het derde deel van het voorstel gaan wij dus
ook akkoord.
Wat het tweede deel betreft, de kwestie van de bij
drage van f 75.000,in de opheffing van de schuld,
dit ligt een aantal van mijn fractiegenoten toch wel
wat zwaar op de maag. Ik herhaal: Leeuwarden heeft
steeds aan zijn verplichtingen voldaan en de regeling
volledig uitgevoerd. Volkomen buiten onze schuld is er
dus een tekort ontstaan. Aan deze schuld uit het ver
leden hebben wij geen schuld. En toch gaan wij die
nu op onze schouders nemen. Ik ben er nog niet hele-