Misschien mag ik U een paar suggesties doen.
Als men de vakken maar van één zijde laat inrijden
misschien verkeerstechnisch ook nog beter kunt U
in de lengterichting van het terrein twee volledige par-
keerstroken winnen. Dan kunt U daar 70 auto's par
keren, dat is meer dan er nu lijken gezet te kunnen
worden.
Nog een andere suggestie: U kunt de wegbreedte
ook heel goed verkleinen en daarvoor niet 6.75 m, maar
6 m nemen. Ik denk aan auto's van 4.50 m (en een
Volkswagen is maar 4.07 m), dan krijgt U, als U ten
minste de eerste suggestie overneemt, de mogelijkheid
in eik vak, dat daar in de breedte gemaakt is, nog 2
auto's bij te plaatsen, ook al een winst van 20 par
keerplaatsen. Dat maakt in totaal 50 en dat is op de
261 heel wat.
Een nog heel andere suggestie is deze, dat U de
auto's onder een schuine hoek laat insteken en par
keren. Bij een hoek van 90 gr. vraagt dit 21.9 m- per
auto, bij een hoek van 60° 21.8 m-. Dat geeft m.i.
dus geen verschil in rendement. De ervaring is echter,
dat het inrijden bij een hoek van 60° veel gemakke
lijker en vlotter gaat. Op deze manier zouden misschien
ook wel meer plaatsen te maken zijn, maar dit zou een
totaal andere indeling van het gehele parkeerterrein
vragen. Is U bereid Uw dienst nog eens te laten onder
zoeken, of de indeling nog voor verbetering vatbaar is,
zodat de parkeergelegenheid een hoger rendement kan
opleveren
De heer Bakker: Wanneer zal, als dit feest door
gaat, het plein opgebroken worden? Op 15 april a.s.
wil de Wielerclub „De Friesche Leeuw" hier n.l. weer
graag start en finish hebben van de Ronde van Fries
land. (De Voorzitter: Dat kan nog wel.) De werk
zaamheden zullen echter ook samenvallen met de Lu-
nato en ik zou het op prijs stellen, als U er rekening
mee zou kunnen houden, dat het plein dan niet op
gebroken is.
De Voorzitter: Ik ben er zeker van, dat de Lunato
vergunning is gegeven het pretpark te houden op de
door de heer Bakker al genoemde data in april. We
zouden dit stellig niet hebben gedaan, als we ervan
overtuigd waren geweest, dat dit plein reeds in april
op de schop zou zijn genomen. Bovendien heeft dit
plein nog een zeer nuttige functie, n.l. voor het par
keren op zondag, wanneer Sportclub Cambuur thuis
speelt. (De heer Bakker: Dat wilde ik niet noemen).
Dat noem ik dan maar. Ik dacht, dat ik wel twee klem
mende redenen heb genoemd om het plein niet in april
op te breken. Overigens zijn we er wel mee vertrouwd,
dat dit soort plannen, ook na aanneming door de Raad,
nu eenmaal wat langer in de molen pleegt te zijn, dan
de luttele weken die ons nog scheiden van april.
Wat de suggestie van de heer Hogendijk betreft, ik
zou willen volstaan met te zeggen, dat ik bereid ben
die nog eens met de Commissie voor de Openbare Wer
ken en de Dienst te bekijken, mits en dat zal de
heer Hogendijk mij stellig niet kwalijk nemen daar
door de eventuele uitvoering van het plan niet in ern
stige mate vertraging ondervindt, wat volgens mij,
voor zover ik het nu kan bezien, ook niet nodig be
hoeft te zijn. Alleen wil ik wel, gezien de lange duur
van de behandeling van dit plan, als uitgangspunt
nemen de m.i. ook op feiten gebaseerde veronderstel
ling, dat men naarstig gezocht heeft naar een maxi
male parkeercapaciteit, verbonden aan een zo goed
mogelijke verkeersbeweging. Men moet voor het plein
een soort van harmonie of compromis zoeken tussen
deze twee gegevens.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 20).
De heer Van der Veen: Op zichzelf is dit plan wel
aanvaardbaar. Ik vind alleen, dat wij bij het treffen
van parkeervoorzieningen toch nog iets meer moeten
gaan denken aan afzonderlijke parkeerterreintjes, zo
dat dus niet alle auto's in de lengte van de straat
komen te staan en iedereen er tegenaan moet kijken.
Ik dacht, dat die mogelijkheid in deze buurt wel aan
wezig geweest was, n.l. aan de overzijde van de Kurke-
meerstraat en van de Murkstraat. Misschien kan het
College dat de volgende keer bekijken.
De Voorzitter: M.i. moet men in een uitbreidings
plan, zoals het Lekkumerend en het Bilgaard, tevoren
beide soort voorzieningen treffen. Doorgaans zit de
ruimte er bij oudere uitbreidingsplannen, zoals dit, niet
zo goed in. Ik vestig er de aandacht op, dat, voor zover
ik het uit het hoofd kan zeggen, het terreintje dat de
heer Van der Veen op het oog heeft, voor enige be
scheiden wijkaccommodatie voor sportbeoefening is be
stemd en het zou dus jammer zijn, dat op te offeren
aan parkeerruimte, maar waar mogelijk kan aan deze
suggestie aandacht worden geschonken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 19).
De heer Kingma: Een enkele opmerking.
Ik las, dat voorlopig de fecaliën zullen worden ge
loosd in het Nieuwe Kanaal. Is het ook mo
gelijk meteen de hoofdleiding te leggen of verwacht U,
dat dit rioleringsstelsel klaar zal zijn, voordat tot in
gebruikneming van de zuiveringsinstallatie kan worden
overgegaan
De heer Heidinga: Ik heb dezelfde vraag als de heer
Kingma. Het lijkt mij van groot belang, dat dit riole
ringsplan wordt afgestemd op het gereed komen van
de zuiveringsinstallatie. Ik geloof wel ik heb daar
in de Commissie O.W. ook al over gesproken dat
dit de bedoeling is, maar dit is een vrij ingewikkeld
plan, hier zit nogal wat werk in en na het gereedko
men van dit plan moet dan nog de verbinding ge
maakt worden van het pompstation achter de vee
markt, dat het opgepompte naar het Kanaal stuwt en
voorts moeten nog wat zijtakken worden gemaakt. Wij
zouden het wel op hoge prijs stellen, dat het werk zo
gepland werd, dat, als de zuiveringsinstallatie eind 1968
klaar is ik meen, dat de bouw heel goed verloopt
dan ook het centrale rioleringsstelsel, voor zover nodig,
gereed is. En dat brengt mij tot de volgende vraag.
Ik neem aan, dat het College op het ogenblik zijn
uiterste best doet voor dit werk financiering te vin
den of tenminste subsidie van Den Haag te krijgen.
Dat doet U altijd; dus dat zult U in dit geval ook wel
doen. Maar stel nu het geval, dat het niet zo heel vlot
afkomt, besteden wij dit werk dan evengoed aan?
Want als we dit niet doen, komen we in tijdnood t.a.v.
de aansluiting van de zuiveringsinstallatie en dat zou
ook beslist niet mogen gebeuren. Ik benijd U niet bij
het proberen dit alles te plannen en rond te krijgen
en wel zo, dat het voor de Gemeente het beste is.
Maar het lijkt mij toch wel zaak, dat we, ook als on
verhoopt de nodige subsidies niet binnen komen, toch
een mogelijkheid zoeken, wel tot de aanleg van deze
diepriolering over te gaan. Ik wilde wel graag Uw
mening hierover horen.
De hear Santema: Ik foründerstel, dat it B. en W.
harren plan dochs wol is dit sa fluch mooglik to réali-
searjen. Mar in lyts sintsje yn it riedsbrief hie myn
bisündere oandacht: „Verder merken wij nog op, dat
de plannen ervan uitgaan, dat de Camminghabrug,
vooruitlopend op de demping van het Vliet, zal wor
den opgeruimd en vervangen zal worden door een
dam met duiker." It is üs allegearre bikend, dat de
Rie yndertiid yn birop gongen is by de Kroan tsjin it
feit, dat it Fliet op de list fan monuminten set is. En
hwannear't wy yn üs tiidsbistek dizze saek sa fluch
mooglik réalisearje soene, dan meije wy wol witte,
hwat wy dogge. It soe n.l. hiel sneu wêze, as wy, hwan
near't de daem. der ienkear leit en in lieding dertroch,
de saek der wer üt skuorre moasten op Den Haech
syn bifel. Ik wit net, oft B. en W. omtinken by dizze
saek hawwe. Persoanlik witte Jo wol, dat ik der in
bilang foar de stêd Ljouwert yn sjoch en dat ik it ta-
jüchje soe, dat der yn dizze sin in bislüt fait.
De Voorzitter: Het is, dacht ik, ook U wel duide
lijk, dat het onmogelijk is in één jaar al de werkzaam
heden die nog nodig zijn ter completering van het diep-
rioleringsstelsel, in uitvoering te brengen. Wij hebben in
1966 het westen overhoop gehad. De tracering van dit
7
systeem heeft door de omstandigheden en ook wel door
bepaalde zeer smalle straten van de stad grote moeilijk
heden ondervonden. Dat blijkt reeds uit de tekeningen
die voor U ter inzage hebben gelegen. Het is ook dui
delijk, dat bij de aansluiting van het westen uit naar
het oosten toe m.n. de Zuidergrachtswal een zeer bij
zondere moeilijkheid oplevert. Op het ogenblik van het
gereedkomen en het in gebruik nemen van de rioolwa
terzuiveringsinstallatie moet ook het complete riole
ringsstelsel kunnen worden aangesloten. Daaraan blij
ven wij doorwerken. Of dit alles gelukt, is natuurlijk
een heel ander punt.
De heer Kingma zou ik willen zeggen: de lozing op
het Nieuwe Kanaal duurt zo lang tot het riolerings
stelsel aangesloten kan worden op de eind '68 gereed
zijnde rioolwaterzuiveringsinstallatie. Zij is dus van
zeer tijdelijke aard.
De heer Heidinga stelt een vraag omtrent de finan
cieringsmiddelen. Ik weet niet, of de heer De Jong het
goed vindt, dat ik daar een globaal antwoord op geef;
misschien wil hij deze vraag beantwoorden. Het is van
zelfsprekend, dat, naar de mate waarin wij in dit fi
nanciële programma de mogelijkheid hebben grotere
investeringssubsidies van het Rijk te verwerven, onze
financiering verlaagt, maar ook des te gemakkelijker
wordt. Of wij dan nog evenwel tijdig aan de benodigde
financieringsmiddelen kunnen komen? Men zou op een
bepaald ogenblik eventueel met vlottende middelen
moeten blijven financieren, omdat dit werk, naar mijn
overtuiging en ook de overtuiging van het College, be
paald geen uitstel kan lijden. Iets heel anders is, of
men nog kan inspelen op, naar wij hopen, zeer tijdelijk
aanwezige rijkssubsidiëringsmogelijkheden door uitvoe
ring in D.A.W.-verband, wat ook in de raadsbrief staat.
Dat behoeft overigens uitvoering in vrij werk niet te
gen te gaan.
Hwat de hear Santema sein hat omtrint de Cam.
minghabrêge leit yn it forlingde fan de daem by de
Poppebrêge; wy hienc in Poppebrêge, wy hawwe nou
in Poppedaem; wy hawwe noch in Camminghabrêge,
wy krije strak in Camminghadaem. Dit is allinnieh
mar om to birikken, dat it forkear net mear oer in
hege brêge hoecht, mar rjochtüt ride kin. Ik sjoch dus
alhiel net it probleem, dat de hear Santema sjocht.
De Camminghabrêge is op it stuit wier net in histoa-
ryske bisjenswurdichheit. It is in gewoan stiennen
ding, dat dér üngefear 30 jier leit. De situaesje wurdt
hwat maklikcr, mar foar it each wurdt it net sa botte
oars. De funksje fan it Fliet wurdt ek hielendal net
oars, it bliuwt sa't it nou is. En mocht Den Haech
dochs ta de konklüzje kommc, dat de daem der wer
üt moat, nou, dat sjogge wy dan wol wei'. Den Haech
is sterk en machtich, dan moat Den Haech seis mar
komme om de daem der üt to heljen.
Ik kan mij voorstellen, dat de Raad over dit project
zo heeft gesproken als hij heeft gedaan. Wij delen vol
ledig zijn opvatting, dat dit werk zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd en wij hopen ook nu nog, dit jaar
de resterende plannen bij U te kunnen brengen. Ik ont
veins mij echter niet, dat het nog een heel grote moei
lijkheid zal kunnen opleveren.
De heer Engels: Ik heb begrepen, dat er een dam
met duiker in het Vliet komt en dat de eventuele
demping daar niet mee in relatie staat. Ik heb het
antwoord aan de heer Santema niet goed begrepen.
Maar ik moet U er op attenderen, dat er een vrij grote
minderheid in de Raad was, die niet veel voor de dem
ping voelde en ik vind het niet zo leuk, dat nu het
gevaar zou dreigen, dat er badinerend over gepraat
wordt. Ik zou graag alle mogelijkheden open zien om
het Vliet open te houden.
De Voorzitter: Ik moet nadrukkelijk stellen, dat
de Raad destijds met een zeer grote meerderheid de
plannen voor de demping van het Vliet heeft aanvaard.
(De heer Engels: Dat was de oude Raad.) Ja, dat is
allemaal goed en wel, maar de tegenwoordige Raad
zou dan ook kunnen besluiten andere werken, die in
middels zijn uitgevoerd, weer af te breken. (De heer
Engels: Zo heb ik dat niet gesteld, maar het zou ju
ridisch inderdaad kunnen.) Dat zou kunnen, maar
die uitspraak heeft het College van de Raad niet
gekregen en we behoeven er ook niet op vooruit te
lopen. Op het ogenblik is er slechts sprake van het
maken van de Camminghadam en dat verandert aan
het Vliet totaal niets.
Ik heb reeds categorisch gezegd, dat het Vliet blijft,
zoals het nu is. Maar het raadsbesluit tot demping
blijft recht overeind staan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 6, 7 en 1).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 12).
De heer HogendykHet lijkt me, dat de Wethou
der van Onderwijs een compliment verdient voor dit
voorstel. Toen in 1920 de financiële gelijkstelling van
het openbaar en bijzonder onderwijs is aangenomen,
had dit niet tot doel om het openbaar onderwijs ten
achter te stellen bij het bijzonder, maar in de praktijk
komt het nog wel eens voor, dat dit een achterstand
krijgt. Toen nu de Wethouder een achterstand zag,
heeft hij ogenblikkelijk ingegrepen en ons een voorstel
doen toekomen, om deze te doen inlopen. Gaarne zul
len we dan ook daaraan onze goedkeuring geven.
De heer Heidinga: Het blijkt mij, dat de heer Ho
gendijk de voorgeschiedenis van deze zaak totaal on.
oeKend is. Destijds was er n.l. een aanvraag van twee
bijzondere scholen voor een naadloze vloer. Op grond
van een bepaalde waarneming van Openbare Werken,
waarbij de wijdte van de naden aangegeven was, werd
toen geadviseerd het verzoek af te wijzen en dat heeft
de Raad dan ook prompt gedaan. Ik had mij echter
intussen in die scholen zelf op de hoogte gesteld en de
wijdte van de naden bleek veel groter te zijn dan in
het voorstel aan de Raad werd aangeduid. Toen heeft
de Raad later terecht besloten, dat in die scholen wél
naadloze vloeren moesten komen. Dat heeft met voor
trekken of iets dergelijks van het bijzonder t.o.v. het
openbaar onderwijs absoluut niets te maken. Dat ziet
U helemaal verkeerd en ook erg klein. (De heer Ho
gendijk: Ik heb het niet gezegd, zoals U het weer
geeft.) (De Voorzitter: Mijnheer Hogendijk, U kunt
in tweede instantie antwoorden.)
De heer Ten Brug (weth.): Ik wil niet in de dis
cussie tussen deze twee heren treden. De vraag, of de
heer Hogendijk dit voorstel niet heeft begrepen, laat
ik aan hem zelf ter beantwoording over. De heer Ho
gendijk zegt, dat de Wethouder van Onderwijs een
compliment verdient voor dit voorstel. Ik zou hierbij
willen opmerken, dat deze wethouder lid is van het Col
lege van B. en W., welk College dit voorstel heeft ge
daan. Hij bedoelt dus, dat het College een compliment
verdient.
De heer Heidinga wil ik zeggen het staat ook wel
in de raadsbrief dat wij, toen de vloeren van de
school in de Fonteinstraat en de scholen in de Robert
Kochstraat later alsnog in orde zijn gemaakt, na nader
onderzoek tot de conclusie zijn gekomen, dat zich
in een aantal openbare scholen eenzelfde situatie voor
doet en dat de billijkheid nu meebrengt, dat wij die
vloeren ook gaan .herstellen. Dat is niet zozeer een ge
lijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, maar
ditmaal misschien meer van bijzonder en openbaar.
De heer Heidinga: Dan is de redactie van deze
raadsbrief toch wel erg ongelukkig uitgevallen. (De
hear Booingaardt: Dy is bitizend. Dat komt wol fa
ker foar.) Het is vanavond niet de eerste keer, dat
de Raad dat constateert. Hier staat: Op deze aanvrage
werd aanvankelijk een afwijzende beschikking geno
men op grond van de overweging, dat zich bij de vloe
ren van deze scholen slechts een geringe naadvorming
voordoet. (De hear Booingaardt: Der stiet: „Gjin
brede naden".) en dat vloeren in openbare scholen, die
in een overeenkomstige situatie verkeren, niet voor ver
betering in aanmerking komen. (De Voorzitter: Dat
klopt.) Dat is helemaal niet waar; dat is beslist nooit
zo geweest. Er is gewoon geconstateerd, dat de naden,
nader bezien, veel breder waren, dan uit het advies
van Openbare Werken blijkt en op grond daarvan heeft