8 1^ de Raad besloten, dat er wèl naadloze vloeren in die scholen moeten komen. Ik zou het wel uit mijn hart laten te zeggen: En nu mag het in openbare scholen niet. Ik vind het prachtig, ik vind het prima. De Voorzitter: Heeft de Wethouder van Onderwijs nog behoefte aan een weerwoord De heer Ten Brug (weth.) ziet van het woord af. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 3). De heer Vellenga: Ik geloof, dat wij hier met een duidelijk voorstel hebben te maken. Er is sprake van een schenker en niemand behoeft zich af te vragen, wie dat in dit geval is. Er is sprake van een geschenk, zijnde een bank, en er is sprake van de gemeente Leeuwarden, die dit mooie cadeau mag ontvangen, een cadeau, dat de omgeving van de Provinciale Biblio theek siert. Dat houdt dus ook wel verband met de status van diegene, die ons deze bank doet toekomen. Ik heb zonet de vererende opdracht ontvangen van de fractievoorzitters, om de Raad, bij wijze van spreken uit één mond, tegen het Provinciaal Bestuur te laten zeggen: Dank U wel. Bij een volgend punt maar dat is aan een ander adres zal ik nog eens in deze zin het woord moeten voeren. De Voorzitter: Wij zullen ons haasten om in pas sende bewoordingen deze dank van de Raad aan het Provinciaal Bestuur over te brengen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 17). De heer Vellenga: Ik heb zopas onder enige spanning al aangekondigd, dat ik nog eens het woord zou voeren. Dit is dan bij een punt, waarbij sprake is van dezelfde opdrachtgever, zijnde de Raad. Ook dit voorstel is zeer duidelijk, de schenker is evenwel een heel andere dan zopas; ook de schenking is heel anders. En om nu de schertsende toon te laten varen, ik geloof, dat het ons alleen maar deugd kan doen, dat wij in de gelegenheid gesteld zijn, mee door dit min of meer vorstelijke ge schenk, in het recreatiegebied 't Nijlan deze atletiek baan aan te leggen. Daar is al heel lang behoefte aan geweest. Wij zijn destijds op een prachtige zomeravond bij de opening van deze baan aanwezig geweest met een vrolijk gezelschap, waarbij ook nog aanwezig was de door U zopas in Uw voortreffelijk nieuwjaarsspeechje gememoreerde burgemeester Harmsma. Ik geloof, dat wij, in heel andere zin dan bij het vorige voorstel, als Gemeente en Gemeenteraad alleen maar erg dankbaar kunnen zijn voor dit aanbod en dit geschenk. En ik mag daaraan de wens verbinden, dat deze atletiek baan nog lange jaren mag voldoen aan stellig levende behoeften. En in deze tijd van het jaar en op dit mo ment krijgt deze wens een dubbele bodem. De heer Bakker: Op gevaar af, dat ik buiten de orde ben, zou ik willen vragen, hoe het met de sproei- baan op die atletiekbaan is. (Gelach) De Voorzitter: Ik haast mij t.a.v. de woorden van de heer Vellenga hetzelfde te zeggen, zij het dan aan het adres van een andere instantie, als ik zoéven bij punt 17 heb gezegd. Ik wil daar graag aan toevoegen dat geldt in andere zin overigens voor de autoritei ten van punt 17 dat wij het zeer op prijs stel len, zulke bijzonder goede relaties te kunnen onder houden met- en zo te profiteren van de diensten van de Ned. Sportfederatie. Wij stellen het daarom zo op prijs, omdat ook bij andere subsidiabele projecten juist de adviezen van de Ned. Sportfederatie van zo groot belang zijn. De vraag van de heer Bakker is natuurlijk wel bui ten de orde; dat heeft deze ook zelf begrepen, of beter: de heer Vellenga had het voor hem begrepen, toen hij sprak over een dubbele bodem. Ik kan daarom wel kort zijn. De raadsleden hebben waarschijnlijk de kran ten gelezen; een goed raadslid doet dat natuurlijk elke dag zo spoedig mogelijk, maar een goed raadslid heeft het ook druk en het kan dus ook best zijn, dat men net niet tijd heeft gehad. De dubbele bodem bestaat hieruit: U weet wat bomijs is; het ontstaat heel vaak als zich onder de ijsvloer, die zich vormt, geen dragen de substantie, hetzij in de vorm van sintel dat zou hier het geval zijn -, hetzij in de vorm van water, be vindt, en dan is de onaangename ervaring, dat men er doorheen gaat. Bomijs doet zich ook heel vaak voor op een sneeuwlaag en daar hebben we des Pudels Kern. Er lag sneeuw op de baan en die liet zich niet bevriezen; de baan werd niet koud genoeg, doordat de sneeuw er op lag. Het gevolg is, dat men vanmiddag met spoed de sneeuw heeft verwijderd en vanavond probeert te sproeien. Ik heb echter, misschien net als de raads leden, met enige zorg nog het weeroverzicht van 7 uur beluisterd. Erkentelijk zijnde voor de warmte, die eraan komt, heb ik mij gerealiseerd, dat dat dooi inhoudt. Dat is het risico van een sproeibaan. Ik hoop, dat ik hiermee de heer Bakker heb ingelicht en via hem uiteraard de Raad. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: koffiepauze. Ik schors de vergadering voor de De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Punten 19 en 20 (bijlagen nos. 4 en 5). De Voorzitter: Misschien mag ik U, om tot een zo compleet mogelijke behandeling te komen, voorstellen daar ik aanneem, dat het overleg toch over de twee voorstellen zal gaan beide punten gezamenlijk te behandelen. Dat is misschien ook gemakkelijker voor de raadsleden. Nu zie ik, dat er verschillende opvattingen zijn. Geeft de Raad er de voorkeur aan de punten achtereenvol gens te behandelen? Het maakt mij niet veel uit, maar ik zou willen voorkomen, dat er vier instanties nodig zijn. (Stemmen: Nee, nee, niet apart.) Combineren dus (Stemmen: Ja.), om een zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van de beschikbare tijd, neem ik aan. De heer Heiclinga: Hoewel dit voorstel aan de Raad niet meer inhoudt dan het verlenen van financiële mede werking aan de woningstichtingen voor de 928 wonin gen in het plan Bilgaard, zou ik dit plan toch wel in wat ruimer zin willen bespreken en omdat ook het Col lege in de raadsbrief vrij uitvoerig op de diverse aspecten ingaat, lijkt het mij meer verantwoord dat te doen. In de aanbiedingsbrief bij de begroting 1966 heeft het College de Raad voor het eerst mededeling gedaan van besprekingen over het uitvoeren van woningen in het systeem Outinord. De besprekingen, die hebben ge leid tot dit voorstel, hebben dus ongeveer twee jaar geduurd. Het is wel bekend, dat onze fractie t.a.v. het plan 2000 woningen, door Intervam gebouwd, indertijd nogal een gereserveerde houding heeft aangenomen, die tenslotte heeft geleid tot het tegen het desbetreffende voorstel van B. en W. stemmen. Ik heb de notulen van die vergadering, waarin dit aan de orde was, nog eens doorgelezen en daarin heb ik gezien, dat de Wethouder van Openbare Werken, in antwoord op een betoog van de heer Santema, mededeelde, dat er na het plan-Inter - vam nog 5 buurteenheden in het plan Bilgaard moesten worden gebouwd. En toen heeft de Wethouder tot de heer Santema gezegd: „Wy binne as Kolleezje der op üt elc de Ljouwerter oannimmers binnen de mooglik- heden, dy't hjir binne, ek noch to binen, en dat sil foar in diel miskien yn 't Ielan wol mooglik wêze." U be grijpt, dat dus mijn eerste vraag t.o.v. dit voorstel is: Welke pogingen zijn door het College in deze geest ondernomen en wat zijn de resultaten Het lijkt mij n.l. ook voor de Raad van zeer groot belang, dat er een overweging van meerdere mogelijkheden zou kunnen zijn. Ook willen wij graag enige inlichtingen hebben over het woningbestand. Deze woningen moeten naar onze mening passen in de totale woningbehoefte van de stad. En wij hebben in het plan het Lekkumerend en het plan Bilgaard ruim 2000 woningen in aanbouw, die T 9 door Intervam worden gebouwd en voorts nog 500, die door de N.B.I. worden gebouwd. De huren van deze woningen zijn voor Leeuwarden vrij stevig. Dat is niet alleen onze mening, maar ook die van het College. Ik citeer weer uit de reeds eerder aangehaalde notulen. De Wethouder van Openbare Werken zegt daar: ,,In antwoord op de vragen van verschillende raadsleden, die hun verontrusting over de hoge huren uitspreken: Dit is nu echt iets voor de niet al te dunne en niet al te dikke beurs. U had liever goedkopere woningen mee genomen, maar dat zat er nu eenmaal niet in." Gezien het feit, dat het College op de ingeslagen weg is door gegaan en dat hier weer hogere huren uit de bus ko men, lijkt ons de vraag gewettigd: Passen de woningen uit dit voorstel in het totale woningbestand van de stad? En is werkelijk aan te nemen, dat er zoveel men sen van de - wat ik zou willen noemen middenklasse in Leeuwarden zijn, dat al deze woningen zullen wor den verhuurd? In dit verband moge ik opmerken, dat ook de Minister van Volkshuisvesting na ons schrijven van 2 januari j.l. aan de Colleges van B. en W. van de gemeenten heeft geschreven, dat de stichtingskosten van sommige complexen van woningwetwoningen zo hoog worden, dat de huren van de woningen niet meer betaalbaar zijn voor hen, voor wie deze woningen in de eerste plaats bedoeld zijn, n.l. voor de handarbeiders en, wat inkomen betreft, daarmee gelijk te stellen groe pen van de bevolking. Als dit ook voor Leeuwarden geldt en het College was reeds in 1964 deze mening toegedaan, blijkend uit het citaat uit de genoemde no tulen dan is er slechts één alternatief. Dit wordt treffend beschreven in een van de te Leeuwarden ver schijnende dagbladen; het zegt er dit van: „Het ingrij pen van Minister Witte terzake van de bouw van te dure woningwetwoningen verdient instemming; men denke er b.v. aan, dat in een van de grote gemeenten speciaal ter sprake is gekomen, dat er steeds meer wo ningwetwoningen worden gebouwd, die voor arbeiders te duur zijn. Dat hindert niet, zo zei men, er trekken anderen in, die het wèl kunnen betalen, en de huizen die zij ontruimen, komen voor de arbeiders vrij." In meer realistische taal vertaald: Voor de minder draag- krachtigen komen de door anderen afgedankte wonin gen beschikbaar, woningen met een gering woongerief, in Leeuwarden in de regel met de fameuze ton, en meestal verkerend in een zeer slechte staat van onder houd. Vaak is er in jaren door de eigenaar niets aan gedaan. De Woningwet wordt dus nu blijkbaar zo ge lezen: Het Rijk verleent financiële steun voor de bouw van middenstandswoningen, opdat er meer aanbod komt van afgedankte woningen, waarvan de arbeiders dan zolang kunnen profiteren. Het is goed, dat Minister Witte deze vreemde ontwikkeling een halt toeroept en de gemeenten wijst op haar taak en verplichtingen. Mijn fractie is van mening, dat dit een niet te aanvaar den ontwikkeling is en dat wij het uiterste zullen moe ten doen om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Wij zouden het op prijs stellen, van B. en W. te vernemen, dat dit ook hun mening is. Daarom stel ik hier meteen de volgende vraag: Is het gewenst door te gaan op de weg, die we de laatste jaren hebben bewandeld, of wordt het nu ook hoog tijd, het beleid om te buigen en meer te richten op werkelijk goedkope woningwetbouw Voorts is de raadsbrief betreffende de huren, die de woningen zullen moeten opbrengen, uitermate vaag. Er wordt gesteld, dat daarover geen uitspraak kan worden gedaan, maar dat voor de huizen bepaalde huren zou den kunnen worden gevraagd. Dat zegt naar onze me ning toch wel erg weinig. Bovendien is ons gebleken, dat bij de woningen die door de N.B.I. gebouwd wor den in het plan Bilgaard en die thans zo successievelijk worden betrokken, in de huurcontracten de bepaling wordt opgenomen, dat de huren gedurende 10 jaar met 4% per jaar zullen worden verhoogd. Dit heeft in onze fractie eigenlijk wel wat ontstemming gewekt, want was het nu niet redelijk geweest, dat men dit destijds, toen men met de huurvoorstellen bij de Raad kwam, ook aan de Raad had medegedeeld? Deze ontwikkeling is dus volledig buiten de Raad om gegaan en geeft ook een heel andere kijk op de huren, want door de ge noemde bepaling zijn de huren na 10 jaar van f 180, op f 240,k f 250,gekomen. Dit lijkt ons toch wel zo belangrijk, dat de Raad dit wel had behoren te we ten. Maar er kan natuurlijk best een omstandigheid zijn, die maakt, dat het College het de Raad niet kon mededelen, maar dan zullen we dat in ieder geval wel horen. Ik vraag nu, terugkomende op het voorstel i.z. de bouw van 928 woningen, en speciaal wat betreft de huren: Welke waarde kan er worden toegekend aan het voorstel van de huurberekening dat ons is over gelegd? En bevindt zich hier ook een 10-jaarlijkse pro centuele verhoging op de achtergrond, die nu nog niet aan de Raad wordt medegedeeld, maar die misschien als een verrassing in petto wordt gehouden? Dat zou ik nu wel heel graag willen weten. Wij zouden ook wel graag wat meer willen weten over het bouwbedrijf, dat deze woningen zal bouwen. Er wordt ons in de stukken over dit bedrijf totaal niets medegedeeld. Is het College bekend, wat dit in de laatste zes jaar heeft gebouwd? Is dit vlot en op tijd klaar gekomen en tot volle te vredenheid van de opdrachtgevers? Heeft dit bedrijf enige ervaring met systeembouw? Dat het College naar Franrijk is geweest om de bouw volgens het systeem Outinord te bezien is natuurlijk prima, maar dat zegt nog niets t.a.v. het bedrijf, dat hier dat systeem zal uitvoeren. Voor zover ons bekend, heeft dit nog nimmer met deze bouwwijze gewerkt. Als het anders is, dan horen we het aanstonds wel. De twee ondernemingen, die thans hier bouwen, n.l. de Intervam en de N.B.I.bouwden in Leeuwarden ook voor het eerst met hun systeem. En dan moeten er in den be ginne vele kinderziekten worden overwonnen; dat kost tijd, moeite en geld. En is het nu aanvaardbaar, dat Leeuwarden in een tijdsverloop van enkele jaren voor de derde maal dienst doet als proefkonijn voor een bouwsysteem? Daar moet niet te licht over gedacht worden. Bij de bouw van de N.B.I.-woningen is duidelijk gebleken, dat het organiseren en inwerken een tijds- verlies van wel een jaar heeft opgeleverd. Nu is dat het bedrijf niet te verwijten, maar dat is een noodzake lijk gevolg van het werken met een nieuw systeem. Men moet het heel gewoon leren. Ook bij de Intervam is een heel groot tijdsverlies opgetreden, mede doordat men het systeem moest leren. En nu staat er in het bestek van deze Outinord-woningen, dat ze zullen wor den gebouwd volgens een bij de inschrijving over te leggen tijdsschema. Daar zou die onderneming zich dus aan moeten houden. Maar dit schema lag niet bij de stukken en ik denk, dat het ook niet is geproduceerd. En toch zouden wij als raadsleden daarvoor wel grote belangstelling moeten hebben. Ik heb er destijds bij het voorstel over de Intervam-woningen ook reeds op ge wezen, dat een te lange bouwtijd vele onaangename kanten heeft. Om slechts drie te noemen: het rentever lies, de huurderving en de belangrijke bijbetaling van de risicofactor. Dat is echt zo gering niet. Nu staat er in de beschrijving van het Outinord-systeem b.v., dat het beton 2 x 24 uur na het storten ontkist moet worden. Ik dacht, dat dat volgens de voorschriften hier niet is toegestaan en in de praktijk zal wel blijken, dat het ook niet gaat vanwege het hier heersende klimaat. Het zal maar blijken, dat het in plaats van 2 x 24 uur na 3 x 24 uur zal moeten worden ontkist, dan verlengt dat de bouwtijd met een jaar. En wie betaalt dat? De huurders krijgen het op hun dak. Wij moeten er dus beslist niet overheen lopen, dat Leeuwarden hier nu weer als proefkonijn, ditmaal voor het Outinord-systeem zal moeten fungeren. Ik sta in deze mening ook echt niet alleen. Ook in de door U ontvangen brief van de Minister van Volkshuisvesting, gedateerd 13 december 1966, wordt duidelijk gesteld, dat woningwetwoningen binnen de gestelde termijn dienen te worden gebouwd en dat vertragingen in de bouw in het algemeen leiden tot verhoging van de bouwkosten. De Minister atten deert de Colleges van B. en W. van alle gemeenten daar zeer nadrukkelijk op. Ik heb dat destijds bij de Intervam-woningen ook uitvoerig betoogd. Het College heeft toen echter geen tijdslimiet willen stellen, maar laten we nu in vredesnaam niet op deze weg doorgaan, want, nogmaals, de huurders moeten de lasten dragen. Wij willen ook graag weten, hoe het zit met de bouw van woningen door de Gemeente. Hoe groot zijn de toewijzingen voor 1967? En hoe wordt het aantal Outinord-woningen verdeeld over de jaren '67, '68 en '69? Ik neem tenminste maar aan, dat ze uit die drie contingenten zullen moeten komen. En we willen nu ook graag weten, hoeveel van het bouwvolume van '67 er nog nodig is om de Intervam-bouw af te maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 5