n.l. een uitvloeisel van ongeveer de laatste huurvoor-
stellen die Minister Bogaers heeft gedaan. In zijn af
bouw van de subsidiepolitiek maant ook dit punt van
10 jaar 4% een onderdeel uit. Mijn partij in de Tweede
Kamer heeft destijds o.m. om die reden gemeend zich
tegen die huurvoorstellen te moeten verklaren dit
terloops er tussendoor: ik geloof, dat daar het punt
zit maar aan de andere kant: als dat zo is en als
dat dus vanuit de landelijke politiek als het ware op
gelegd is, dan kan het ook zin hebben, dat het Gemeen
tebestuur dat doorgeeft aan de betrokkenen.
Deze beide plannen voorzien in het bouwen van een
groot aantal woningen volgens een bepaald systeem.
Dn nu is in deze Kaad, maar ook daarbuiten, hierb.j
naar voren gebracht het punt van de werkgelegenheid
en van de werkloosheid en ik wil daar ook stellig op
deze plaats niet aan voorbij gaan, omdat hier is ge
sproken over het onder ogen zien van de mogelijkheid
dit plan om te werken naar het traditionele scnema.
Ik zou daarover dit willen opmerken: Men moet op
het punt van de werkgelegenheid nooit de klok terug
draaien. Er zijn en ik acht dat een gelukkig ver
schijnsel op het terrein van de bouwnijverheid nieu
we technieken en nieuwe methodieaen en m.i. zou men
aan de research in de bouwnijverheid nog veel meer
moeten doen. Wij moeten doorgaan met de nieuwe teen-
nieken en methodieken te benutten. De klok terugdraai
en is in elk geval fout. De landelijke vakbeweging heeft
dat altijd wel ingezien en staat nog op dat standpunt
en ik meen, dat wij als Raad er oog voor moeten heb
ben, dat, als wij dit zouden willen en ik ben er aan
stonds geen voorstander van dit tijdsverlies zou be
tekenen. Men zou dit gehele plan technisch moeten om
werken en de gehele procedure opnieuw moeten begin
nen. Men zou dan een nieuwe aanbieding moeten heb
ben en opmeuw moeten gaan praten met het betrokken
Ministerie. Dat kost echter zoveel tijd, dat op het ogen
blik dat dat misschien klaar zou zijn, de seizoeninvloe
den van het moment uitgewerkt zijn en ook op een
andere manier de zaak van de bouwnijverheid weer vol
doende op gang gekomen kan zijn. Deze suggestie, die
ik me best kan voorstellen, is niet reëel genoeg om ook
hier geaccepteerd te worden, waar nog bij komt, dat
het om betrekkelijk kleine aantallen mensen zou gaan.
Zou men hier echt de werkloosheid willen bestrijden,
dan moet men naar heel andere middelen grijpen.
Ik geloof, dat er genoeg andere mogelijkheden zijn.
Daarvoor zijn wij niet aangewezen op dit project, zelfs
niet alleen op de huizenbouw. Er liggen ook buiten de
sfeer van de aanvullende werken bij tal van gemeen
ten, ook bij deze, wel een aantal geschikte objecten ge
reed. Als men daarvoor goedkeuring zou kunnen krij
gen, m.n. als men daar financieringsmogelijkheden voor
zou hebben, dan moet het mogelijk zijn daar voldoende
emplooi te vinden.
Deze drie redenen brengen mijn fractie ertoe om bij
alle bezorgdheid, die wij ons kunnen voorstellen, te zeg
gen, dat, vanuit de zorg voor de werkgelegenheid en
bestrijding van de werkloosheid, de omwerKing van dit
project niet gewenst is en ook niet het gewenste resul
taat zou hebben. Ik heb er wel belang bij gehad deze
zaak hier ietwat uitvoerig in te voeren, omdat bekend
zal zijn, dat de zorg voor de werkgelegenheid mijn par
tij en ook mijn fractie in hoge mate interesseert. Wij
weten, dat tal van leden van het C.N.V., dat wetende,
ook hun stem wel in die richting hebben uitgebracht
en dat mogelijk weer gaan doen.
Een laatste opmerking is deze: Wij zijn wel ingeno
men met de positie van de woningbouwcorporaties in
dit geheel. Wij hebben begrepen en wij wisten dat
ook wel uit het verleden dat er behoorlijke vormen
van samenwerking zijn tussen Uw Gemeentebestuur en
deze woningbouwcorporaties, dat het bouwteam vrij ge
regeld draait, eerst onder voorzitterschap van Uw voor
ganger, mijnheer de Voorzitter, en thans zo nu en dan
onder Uw voorzitterschap.
Er blijft natuurlijk wel een enkele vraag over. Ik
denk aan het verschil in prijs, wat de liftinstallatie be
treft in het ene en in het andere geval. De geluidshin
der komt natuurlijk bij deze hoogbouw altijd opnieuw
naar voren en vermijding daarvan is het punt, dat, in
kosten uitgedrukt, nogal wat vraagt, maar misschien
kunt U daarover ook een enkele inlichting verschaffen.
In zijn algemeenheid dat heeft U aan de teneur
van mijn betoog wel bespeurd bestaat er bij mijn
fractie wel instemming met deze plannen. Wij achten
het goede plannen; het is een continuering van het be
leid van de laatste jaren, zoals de grote meerderheid
van de Raad dat altijd graag heeft gezien. Als wij er
toe zouden kunnen komen om, wat de gehele bouw
nijverheid in deze gemeente betreft, aannemers en, wat
mij betreft, ook Leeuwarder aannemers in te schakelen
voor bouwprojecten-oude-stijl, dan zal dat bij ons ook
op geen ennele tegenstand stuiten. Dat is begrijpelijk,
omdat iedere mogelijkheid in deze gemeente de
woningnood te bestrijden met beide handen moet wor
den aangegrepen. Dat brengt mijn fractie er toe
met instemming tegenover beide voorstellen van Uw
College te staan.
De heer De Leeuw: Ik zal kort zijn. nu in de voor
gaande betogen al duidelijk de verschillende standpun
ten zijn uiteengezet.
Een aantal vragen: Kunt U aangeven, hoe de verge
lijking ligt tussen de woningen die op het ogenblik in
bespreking zijn en soortgelijke, die wij in onze stad
hebben, wat betreft de bouwkosten en de huren die
daarvoor worden berekend Zijn bij de totstandkoming
van deze plannen ook vanuit Leeuwarden bepaalde ini
tiatieven gekomen? Als onze informatie juist is en
dat zouden we wel van U willen horen dan zou
deze noordelijke onderneming zich voorstellen een heel
belangrijk gedeelte van haar uitvoerders uit de stad
Leeuwarden te betrekken. En voorts hadden we dat
is ook in het voorgaande, meen ik, herhaalde malen
gevraagd een uiteenzetting willen horen over de
eventuele meerkosten van de traditionele bouw, ver
geleken bij de ruim in behandeling geweest zijnde
systeembouw van dit moment. Zal het effect van uit
stel niet zijn, dat het werk lange tyd wordt stilgelegd
met alle schade van dien voor de woningzoekenden in
onze stad? Als wij door over te stappen van systeem
bouw op traditionele bouw, de 25% toeslag voor
systeembouw zouden verspelen, zouden wij dan door het
feit, dat er door traditionele bouw extra werkgelegen
heid wordt geschapen, die 25% niet mogen behouden?
De hear Sanlema: Dat de wenningbouforieningen
hjir goed foar sizze, is by üs dochs wol in argumint dat
hiel earnstich nommen wurde moat. As dit it by dizze
korporacsjes noch net sa bést die, dan hie dit rieds-
brief net foar üs lein. De wenten yn dy toerbou
tolve lagen boppe it ünderhüs moatte in hiel hegc
hier opbringe, yn tsjinstelling mei gebouwen fan in
lytsere öfmjitting. De trije-keamer-wenten dy't der
ek by neamd wurde, binne, tink ik, bistimd foar bi-
paelde gadingmakkers, byg. frijgesellen of jonge hüs.
haldings. Hwat stelle B. en W. harren fan dy takom-
stige gadingmakkers foar? Ik krij dochs wol de yn-
druk. dat wy it bistan fan dizze forskillende wennin
gen foaral mei dy fiif en fjouwer keamers, ornearje
moatte foar gadingmakkers, dêr't wy oant nou ta noch
net folie wenten foar hiene. It is de fraech, hwat op'en
dür en foaral yn dizze efterütgeande tiden, oer dizze
wenten bislist wurde sil. Ik wit fansels net en it
Kolleezje faeks ek net hoe't de üntjowing fan de
tiid dat biynfloedzje sil. Byg. der soc him hjir in
yndustry of ynstelling fêstigje kinne, dy't in bulte
topfunksionarissen hat en dêrfoar soksoart wenten
freegje soe. Yn 't Nijlan sitte hast gjin wenten yn de
hicrklasse, dy't foar de toerwenten neamd is. Ik haw
ek in eagenblik, n.o.f. it léste brief, dat üs fan de Chr.
Besturenbond tastjürd wie, tocht, dat wy foar de kate-
goaryen, neamd yn de riedsbrieven by de twa punten
dy't wy nou bihannelje, in middenwei sykje soene, sa-
dat beide systemen oan de oarder komme: de yn-
dustriéle en de tradisionele bou en ek ik haw in eagen
blik tocht, oft byg. ek in dieling tapast wurde koe,
mar yn oanmerking nimmend hwat ik hjir heard haw
en dan foaral yn oerienstimming mei hwat de hear
Vellenga hjir hiel düdlik oantoand hat, n.l. dat for-
traging op dit stuit funest wêze soe, leau ik, dat wy
yn dizze omstannichheden it alderforstannichste dogge
dizze ütstellen beide con amore oan to nimmen en dan
by in fierdere bou rekken to halden mei de düdlike op
merkingen yn it brief fan de Chr. Besturenbond. Hwant
der spilet ck in hiel oare faktor mei, n.l. dat wy üs
boufakarbeiders it wurk jowe, dêr't sy spésiael foar
roppen binne.
13
Men wit, dat üs fraksje sa'n twa, trije jier forlyn,
doe't it plan mei dy buorren-ienheden nei foaren kaem,
dér net bipaeld enthousiast oer wie, ek yn forban mei
de ófwiking fan de styl fan üs stêd. Mar nou't dat dan
oannommen is troch de Rie, sitte wy dér op it eagen
blik ek mei en der moast al in kontra-ütstel komme
fan de hjoeddeiske Rie om üs dêrfan öfstappe to litten,
mar ik sjoch op it eagenblik persoanlik ek net de
mooglikheit fan dat systeem öf to kommen en op in
oar systeem oer to gean. De ienige mooglikheit foar
üs is om dit ütstel sa't it foar us leit, oan to nimmen.
De Voorzitter: De heer Vellenga heeft terecht
gesteld, dat de nu voorliggende voorstellen een logisch
gevolg zijn van het woningbouwbeleid, zoals het door
de meerderheid van de Raad aanvaard is. Vanzelfspre
kend nandelt de overheid telkens opnieuw m.b.t. de ont
wikkeling van een woningbouwprogramma in een si
tuatie, die haar specifieke moeilijkheden heeft. En daar
mee kom ik tot de vraag, op weike wijze dit program
ma past in de huidige situatie. Zolang op dit niveau
niet door anderen gebouwd wordt en met dat ge
geven hebben we hier te maken blijft er voor de
overheid geen keus over; dan zal men, hetzij met in
schakeling van woningbouwverenigingen, hetzij zelf
moeten pogen, een woningbouwprogramma tot stand
te brengen. Wil men op grote schaal tegemoet komen
aan de woningbehoefte, zoals die zich aan ons mani
festeert, dan is dit in de huidige situatie naar de me
ning van het College, de enige weg. Een heel andere
vraag is natuurlijk, of deze situatie in de toekomst zal
kenteren, van welke omvang de veranderingen zullen
zijn en in welke richting de ontwikkeling dan gaat.
Ik geloof, dat het niet juist is te stellen, dat woning-
wetbouw alleen maar kan zijn goedkope woningwet-
bouw. Er is immers altijd opnieuw geweest de span
ning tussen de prijs en de kwaliteit van de woningwet
woningen. Er is terecht een aantal jaren aaneen ern
stig geklaagd over de kwaliteit en over het bouwkun
dige stripteaseproces dat moest worden gehanteerd om
aan de curveprijs te komen. Er is dus in de afgelopen
jaren een zeer sterke aandrang geweest m.i. terecht
- om de kwaliteit en de voorzieningen van de woning
wetwoningen op te voeren, wat geresulteerd heeft in
de nieuwe wenken en voorschriften, zoals door de heer
Vellenga gememoreerd. En daarom ben ik van mening,
dat het terugdraaien van de klok in dat opzicht be
paald niet in het belang van de volkshuisvesting is,
integendeel.
De heer Heidinga had het over de besprekingen van
een paar jaar geleden m.b.t. de buurteenheden die toen
nog beschikbaar waren in het Bilgaard. Ik moet even
in mijn herinnering teruggaan. Op dat ogenblik liepen
er besprekingen met particuliere bouwers over woning
bouw buiten de woningwetsector, maar daarvan is
niets terecht gekomen, wat men kan betreuren. Ik stel
echter vast, dat dat niet heeft gelegen aan de Gemeen
te. Het zal aan de omstandigheden hebben gelegen,
en aan de voor de bouwers gebleken onmogelijkheid
om te bouwen, om kopers voor de woningen te vinden,
hetzij beleggers, hetzij eigen bewoners. Allerlei omstan
digheden kunnen meegespeeld hebben; de opmerking
van de toenmalige Wethouder van Openbare Werken
zal op dat overleg betrekking hebben gehad. Is er op
het ogenblik nog overleg met enkele particuliere bou
wers met betrekking tot woningbouw in het Bilgaard?
Deze twee plannen omvatten niet alle beschikbare
grond voor woningbouw in het Bilgaard; over een aan
tal woongebouwen bestaat op het ogenblik nog over
leg met bepaalde bouwers of promotors. De huren van
deze woningen zijn inderdaad vrij stevig, maar op zich
zelf genomen zijn ze nogal redelijk, m.n. die van de
woningen gebouwd in het systeem Outinord. De heer
Heidinga moet mij ten goede houden, dat ik slechts de
thans in uitvoering zijnde 486 woningen van de N.B.I.
en de 1196 woningen van Intervam vergelijk met de
oude huren. Op het ogenblik heb ik als basishuur ge
noteerd voor de drie-slaapkamer-etagewoningen
N.B.I. f 127,40 (Daar komen uiteraard de verdere toe
slagen nog bij); voor de 1196 woningen van Intervam,
de vier-slaapkamer-split-level, f 132,83; voor de vier-
slaapkamer-eengezinswoningen f 139,53.
De 438 N.B.I.-drie-slaapkamer-etagewoningen in het
nieuwe plan zullen f 147,07 basishuur doen, ongeveer
f 20,duurder; de twee-slaapkamer-etagewoningen
systeem Outinord f 111,79; de vier-slaapkamer-eenge-
zinswoningen Outinord f 173,40. Daarbij moet men zich
wel realiseren, dat al deze huren op basis van de nieu
we wenken en voorschriften zijn berekend. Gegevens
daaromtrent wil ik U bepaald niet onthouden, als ik
ze zo gauw kan vinden. Men heeft mij van verschillen
de kanten uit de Raad voorzien van spiekbriefjes. De
gemiddelde oppervlakte van het totale plan in het
Outinord-systeem is 112 ma per woning, voor de flats
Outinord is het 92,40 ma en voor de eengezinswoningen
Outinord 125,84 ma. Voor de 438 galerij-woningen
N.B.I.het nieuwe plan, is het 100,36 ma en voor de
486, dus het oude plan, dat al in aanbouw is, is dit
85,22 ma, een oppervlaktewinst derhalve van 15 ma.
Dus ook in de hogere huurprijzen vindt U het feit ver
disconteerd, dat deze woningen zijn geprojecteerd op
basis van de nieuwe wenken en voorschriften en ik
dacht, dat dat een zeer duidelijke verbetering was. Dat
de beide aannemingssommen door het departement
aanvaard zijn, is op zichzelf een zeer belangrijk punt.
Het is juist, dat door deze ontwikkeling de hogere hu
ren zich in de woningwetsector manifesteren. Min of
meer nolens volens komt men in deze sector tot de
bouw van huizen met de hogere huren, omdat deze
woningen op dit ogenblik in andere sectoren niet op
de huurmarkt aangeboden worden. En zolang dat ver
schijnsel zich in Leeuwarden voordoet, zullen wij moe
ten zorgen, dat toch woningen met hogere huren wor
den aangeboden. Doen we dat niet, dan doen wij aan
de samenstelling van ons woningbestand tekort. De
schrijver van een artikel in een te Leeuwarden ver
schijnend dagblad moet mij ten goede houden, dat hij
de zaken toch wel heel erg zwart-wit ziet door het
voor te stellen, alsof de doorstroming alleen maar be
trekking zou hebben op de alleroudste woningvoorraad.
Zulke schrijverij behoeft men bepaald niet meer se
rieus te nemen. Een feit is n.l., dat de doorstroming
zich vooral manifesteert in de na-oorlogse woning-
wetbouw. Cijfers daarover zal Wethouder De Jong
straks wel willen geven, als de Raad daar nieuwsgierig
naar is. De heer Heidinga vraagt, of het gewenst is
op deze weg voort te gaan. Ik ben het met hem eens,
dat het moment, waarop wij kritisch moeten gaan kij
ken naar de samenstelling van het woningbouwpro
gramma, steeds dichterbij komt, maar dan zal er m.n.
voor de huursector en dat is het voortdurend terug
kerende thema ook een reëel aanbod moeten zijn
buiten de woningwetbouw. Als dat reële, concrete,
aanbod er niet is, dan zullen wij daar zelf voor hebben
te zorgen en dat betekent, dacht ik, ook voor de rijks
overheid, dat juist de particuliere bouwers voor de be
legging, voor de huurmarkt, hun kansen moeten krij
gen. Een groot deel van de Nederlandse bevolking
voelt nu eenmaal niet voor een koopwoning. En als
dat een gegeven is, dan moet men er voor zorgen, dat
voor deze categorie goed uitgeruste huurwoningen aan
wezig zijn. Uiteraard wordt ook in de particuliere
sector vooruitgezien en ik ben ook wel gelukkig met
de omstandigheid, dat het er op lijkt, dat m.n. voor
het Westeind een ontwikkelingsteam tot stand komt,
dat misschien in de behoefte zal voorzien. Daarover
kan ik op het ogenblik nog niet veel mededelingen doen,
maar ik vertrouw, dat deze zaak eind januari toch wel
een definitieve vorm krijgt.
De heer Heidinga roerde ook de kwestie van de huur
verhogingen aan. Het Gemeentebestuur stelt geen hu
ren vast. De Minister van Volkshuisvesting en Ruim
telijke Ordening heeft de uitsluitende bevoegdheid daar
toe. Deze Minister heeft een regeling in het leven ge
roepen, die beoogt de huren van de woningwetwoningen
in een periode van 10 jaren telkens met 4% op te trek
ken. Welnu, het is deze regeling, die op het moment,
dat de Raad de huurprijzen van het eerste complex
werden gepresenteerd, nog niet bekend was, maar die
op dit complex, dat nu in uitvoering is, wel van toe-4
passing is. Dat is echter niet zo ernstig, omdat de huur,
die de Raad toenmaals is genoemd, lager is geworden.
Er is dus een cumulatie van huurverhogingen binnen
10 jaar. Ik wil de bedragen wel noemen; ze zijn mis
schien als vergelijkingsmateriaal wel geschikt. Het ba-
siscijfer voor de drie-slaapkamer-flats van de 486 in uit
voering zijnde woningen van de N.B.I. is f 155,13 (na
10 jaar dus)voor de split-level-woningen met vier