4 aard minstens in een zeer ver gevorderde staat van voorbereiding is. Er moet, meen ik, nog met Rijkswa terstaat gepraat worden over wat strookjes grond er gens bij de brug. Zodra het gereed is, zullen we het in de Raad brengen, zo dit al niet gebeurd is. (De heer Vellenga: Dan veranderen we het weer.) (Gelach.) Neen, dan krijgen we het opnieuw in de Raad; dan doen we het precies zo, als het al vastgesteld is. Wat de plaats van de invoegstroken betreft, we moeten ons realiseren, dat een regeling van het motor- voertuigenverkeer want daar gaat het om bij de voorsortering niet gedoogt, dat zich op de ventweg ook motorrijtuigen bevinden. Dat betekent in feite een geslotenverklaring voor motorrijtuigen van de ventwe- gen voor dit gedeelte. Bovendien geldt voor verkeer, dat van de ventweg af komt, altijd, dat men voorrang heeft te geven aan de hoofdrijbaan. De Raad heeft het ook kunnen zien: op de tekeningen staan de be kende zwarte straks op de weg witte driehoe ken, wat betekent, dat dit verkeer pas kan invoegen, nadat de golf die voorgesorteerd stond, weg is. Wan neer men dit heel ver op de ventweg doet, dan sluit men een groot gedeelte van die ventweg voor het lang zame, o.a. het ventverkeer, af en dat lijkt mij niet de juiste oplossing. Ik geloof, dat het punt op een redelijke afstand van het kruispunt gelegen moet zijn, maar toch weer niet te ver. Wat de Julianalaan betreft, meen ik er op te moe ten wijzen, dat daar sprake is van een gegeven situa tie. Onmiddellijk daarbij is een eiland met benzinepom pen, met wat er allemaal bij behoort, zodat daar dus toch al uitvoegend of invoegend verkeer is. Ik kan t.a.v. de drempels alleen maar zeggen, dat wij destijds meenden het bijzonder goede idee te heb ben om bij de Beurs met die drempels te beginnen het is inmiddels een jaar of 15 geleden, geloof ik maar het is een falikante mislukking geworden. Het waren prachtig mooie drempels, maar ze deden het niet; het licht bleef altijd op rood of altijd op groen staan of er moest altijd een monteur bij staan. Tech nisch waren ze toen niet te testen. Op het ogenblik zijn die installaties veel betrouwbaarder. Mèt de heer De Vries kan ik geen wijs woord zeg gen over de drie seconden-fase. Ik geef toe, dat men niet moet veiwachten, dat in drie seconden zo'n 30 auto's door het groene licht zijn gegaan. Het lijkt me waarschijnlijker, dat die drie seconden-fase betrekking heeft op de telling van auto's in een file, maar waai de limiet ligt voor de overschakeling van rood op groen, weet ik niet. Een heel andere vraag is, of deze capaciteit regelbaar is, in die zin, dat men haar kan aanpassen aan de lengte van de file, die men doorlaat. Drie seconden kunnen bij wijze van spreken al een be hoorlijke passeertijd betekenen en men zou deze drie seconden ook kunnen opvoeren tot bijv. 30 sec. of zelfs tot 3 minuten. Wij weten echter allen wel, dat een wachttijd van drie minuten bij een kruispunt heel erg lang is. Ik ben graag bereid, aan de directeur der Energiebedrijven te vragen, hoe het precies zit; alleen ik kan het nu niet doen; ik kan dus nu geen antwoord op de desbetreffende vraag geven. De groene golf is een interessant element in het stadsverkeer en wij zijn al jaren bezig na het tot stand komen van de verschillende installaties te pogen het groene golf-systeem op te bouwen. De Raad moet zich daar wèl bij realiseren, dat dit vrij nauwkeurige af stemming van de opeenvolgende verkeerslichtinstalla ties verlangt. Die afstemming is in de lengte van de golf niet zo'n groot probleem; het grote probleem is de frequentie van de kruising van die golf. M.n. bij een kruispunt als de Westerplantage is dat niet zo eenvoudig. Als men een groene golf gaat hanteren, dan zou die zich moeten uitstrekken van Goutum tot Stiens, misschien wat ver geschat, maar we komen er dicht in de buurt. (De heer Vellenga: Een lange golf in ieder geval!) De heer C. de Vries: T.a.v. de statistische gegevens nog een enkele opmerking. De Wethouder heeft wel gezegd, dat men over de cijfers van mening kan ver schillen. Natuurlijk, dat kan altijd. Maar toen een aan tal jaren geleden „E.S.B." met een prognose kwam over de verwachte toeneming van het verkeer en m.n. over de toeneming van het wagenpark, werd er gezegd: Er wordt ook maar een slag naar geslagen; die toe neming is natuurlijk nooit te halen. Maar ze was drie jaar eerder dan de voorspelling was, gehaald. En op het ogenblik kan men weer zeggen, dat het statistiek bureau niet zo erg optimistisch of misschien moet men zeggen: pessimistisch in zijn verwachting is, omdat men nu eenmaal een aantal bezwaren ontmoet, als het verkeer wel toeneemt, maar onvoldoende ver keersmaatregelen worden genomen. We kunnen er best over enige jaren weer naast zitten en dan bewe ren, dat hier te pessimistische cijfers zijn gegeven, doch de toename van het wagenpark is bijzonder groot; dat hebben we de laatste jaren gemerkt. En ik dacht, dat wij toch wel in de gaten moeten houden, dat de definitieve oplossing of die nu op deze of op een andere plaats gevonden moet worden (dat acht ik op zichzelf niet belangrijk) zo spoedig mogelijk tot stand komt, opdat we ook de verkeersstroom die wij nu eenmaal hebben te verwachten, kunnen opvangen. Nogmaals: zijn we dan iets eerder klaar dan het tijd stip waarop die stroom komt, nu, laten we dan eens vooroplopen, dat zou ik helemaal geen ramp vinden. In de regel lopen we nu eenmaal met dit soort voor zieningen achteraan. De Wethouder verwacht dus met een eventuele over steekplaats voor voetgangers aan de zuidkant van de kruising nog opnieuw bij de Raad te moeten komen. Ik had toch echt het gevoel, dat, als men deze in het geheel inpast, die nu gelijk „meeneemt", dit althans bij mij bepaald geen bezwaar ontmoet. Ik heb echt niet behoefte aan een nieuw voorstel van het College. Ik dacht, dat zo'n oversteekplaats ook in de ontwikke ling van het geheel volkomen terecht was. En uit de raadsbrief had ik ook begrepen, dat het College van daag zou weten het öf wel óf niet te willen en ik ver wonder me er eigenlijk over, dat de Wethouder nu zegt, dat het in studie is. Wat de invoegmogelijkheid voor motorrijtuigen op de ventweg betreft, men kan inderdaad niet op een te grote afstand van het kruispunt al afvoeren dat ben ik wel met de Wethouder eens omdat men daarmee de ventweg tot een tweederangs ventweg maakt. Maar ik dacht, dat er een middenweg was tus sen de huidige situatie, zoals die op de tekening staat, en de mogelijkheid om tussen ventweg en hoofdweg nóg een invoegmogelijkheid te geven. De Wethouder zegt wel: Men kan pas invoegen, als het verkeer bij het stoplicht weg is; hij gaat er dus van uit, dat er dan op dat moment ook niets aan komt. Maar er zal in tussen dan toch wel wéér een stroom zijn, die gaat af remmen, doordat het licht inmiddels op oranje staat. Dat komt langzamer aan en de invoegmogelijkheid wordt dus weer kleiner-. Ik zou daarom een invoegmo gelijkheid op een redelijke afstand van het kruispunt: niet al te ver weg, maar ook niet al te dichtbij, wen selijk achten. De benzinepomp is uiteraard een pro bleem en ik weet niet, of de moeilijkheden daar- al op te lossen zijn met de nieuwe verordening betreffende het plaatsen van benzinepompen op of aan openbare wegen die we in onze vorige vergadering hebben aan genomen. (Stemmen: Dat punt is aangehouden; dat weten we zeker!) Dat zal het College dan wel uitzoeken. Waar we dus ook verschil van mening over hebben in deze Raad is, of de onderdoorgang wel of niet in de Raad aan de orde is geweest. Naar mijn gevoel niet, maar hoe dan ook, ik wil wel bij het College aandrin gen op spoedige behandeling van dit punt. De heer Tiekstra (weth.): De prognoses kunnen uit komen, maar ook niet uitkomen. Daarover kunnen we eindeloos filosoferen en dat lijkt me niet vruchtbaar; de toekomst zal het uitwijzen. Op het ogenblik staan wij voor het feit, dat de situatie op de kruising Ald- lansdyk - Julianalaan - Verlengde Schrans - Overijs selsestraatweg dringend noodzakelijk om voorzienin gen vraagt. Dat is voor ieder die de situatie kent, duidelijk. Wij moeten bepaalde voorzieningen treffen en wij proberen deze de maximale capaciteit te geven, d.w.z. de capaciteit, nodig bij een inwonertal van 100.000. Het is vanzelfsprekend, dat de definitieve voorziening, die hier of elders tot stand zal worden gebracht, zal worden uitgevoerd op het ogenblik, dat we er aan toe zijn, hopelijk eerder. Maar dat hangt 5 dat weet de heer De Vries net zo goed als ik van een dusdanig complex van omstandigheden af, dat nie mand daar zijn hand voor in het vuur kan steken, nog afgezien van de vraag, hoeveel vingers wy daar voor in de pap kunnen krijgen. T.a.v. de opstelstroken, de lengte van de „invoegrij", moge ik opmerken, dat de bestaande situatie uiteraard op dit moment niet kan worden veranderd, gezien de eventuele veranderingen die bij het benzinestation zul len plaats vinden. Als het nodig is, dan zal het moe ten, maar op het ogenblik is het niet zo dringend no dig. Ik heb het even nagemeten op de kaart; voor de Aldlansdyk geldt bij drie opstelstroken een lengte per strook van 44 tot bijna 50 m; daar kunnen voorshands ruim voldoende auto's en file staan en het licht nog passeren in de tijd, dat het groen is, want dat is de essentie van deze zaak. Of de invoegstrook 2 of 6 m verder moet liggen, het is allemaal zo betrekkelijk. Ik geloof, dat we daar niet al te lang over moeten pra ten en mocht blijken, dat de file de neiging heeft zo aan te groeien, dat de invoegstrook wat verder moet liggen, dan leggen we die heel eenvoudig verder, want dat betekent niets anders dan een nieuw „doorbraakje", dat kost misschien f700,(De heer Vellenga: Da's niks.) (De heer Engels: Voor een doorbraak niet.) (Gelach.) Dat merkt de heer De Vries niet eens. Hier mee heb ik in tweede instantie geantwoord. De Voorzitter: Ik wil niet verder gaan dan mijn itaak, maar toch even opmerken, dat B. en W. al iets verder waren; misschien heeft U zich dat ondertussen al herinnerd. (De heer Vellenga: Met de ventweg?) Nee, met de voetgangersoversteekplaats. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb op dit ogenblik niet verder willen gaan dan de raadsbrief vermeldt, omdat ik van de ontwikkelingen, die zich mogelijk na die tijd hebben voorgedaan, vanwege mijn afwezigheid niet zo bar veel afweet. Bij dit soort voorzieningen doet zich altijd weer opnieuw dit voor: de Energiebedrijven zorgen voor de lampjes, kabels e.d., Openbare Werken voor de indeling. Het gaat zo: als er voetgangerslich ten moeten komen, moeten er ook paden komen, als er paden moeten komen, dan moeten er ook lichten komen; het is eigenlijk een vicieuze cirkel. Er zou dus in het nader overleg van Wethouder De Jong met de Energiebedrijven nog iets uit de bus gekomen kunnen zyn en dan is het wel leuk voor de Raad om dat nu te horen. De heer De Jong (weth.): Inderdaad is ook in het College de wenselijkheid bepleit om die oversteekplaats ook direct maar in orde te maken. Dan hebben we de zaak aan vier kanten in orde. Dat was toen in het kader van dit raadsvoorstel, dat al gereed lag, niet klaar te krijgen. Dit wacht op de dienst van Openbare Werken, die ervoor moet zorgen, dat de trottoirs aan sluiten, zodat de bewoners van Aldlanstate via het trottoir de oversteekplaats kunnen bereiken en in het Nijlan hun weg over het trottoir zouden kunnen ver volgen. En het leverde nog wel enige bezwaren op, dat uit dit krediet te bestrijden. Toen hebben we besloten dit voorstel maar aan de Raad aan te bieden zoals het gereed lag; dan weet de Raad, dat wij met deze over steekplaats en met wat hieraan vast zit: aan beide kanten trottoirs enz., nog bezig zijn en dat daarom trent op korte termijn een nader voorstel bij de Raad komt. Misschien dat de Energiebedrijven de zaak nog rond hadden kunnen krijgen, want daar heeft men niet met grote investeringen te maken. Het gaat slechts om een kabeltje en dat zal wel bestreden kunnen worden uit het krediet, maar juist wat Openbare Werken zal moeten doen zit in dit krediet niet opgenomen. Daar wordt U dus op heel korte termijn wel mee geconfron teerd. De Voorzitter: Ik zou nog graag in aansluiting op datgene wat Wethouder Tiekstra heeft gezegd, willen opmerken, dat ik met grote belangstelling heb geluis terd naar de uiteenzetting van de heer De Vries om trent de filosofie t.a.v. de periode, waarin de huidige voorziening al of niet voldoende zou zijn. Ik heb U zo begrepen, dat U geen bezwaar hebt tegen de voorstel len die er liggen, dat U ook van mening is, dat zal moeten worden opgeschoten, maar dat U graag wilt, dat wij ons als College niet binden aan een bepaalde periode of een bepaald getal, maar bijzonder attent zijn en zo snel als noodzakelijk zou zijn met nieuwe voorstellen komen t.a.v. een definitieve oplossing. Dat is toch juist De heer C. de Vries bevestigt dit. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 110). De Voorzitter: Ik zou, alvorens wij dit punt in be handeling nemen, de Raad er op attent willen maken, dat punt 13 van de agenda zal worden afgevoerd op grond van het feit, dat ondertussen van de Vereeni- ging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden schriftelijk bericht is ontvangen, dat zij besloten heeft haar aanvrage in te trekken. In Uw discussie is het wellicht van belang dit te weten. De heer Visser: Dit voorstel, dat onze volle instem ming heeft, biedt mij de gelegenheid tot Uw College het verzoek te richten binnen afzienbare tijd, liefst zo gauw mogelijk uiteraard, met een nota bij de Raad te komen m.b.t. de gehele situatie op het terrein van de lichamelijke oefening in deze gemeente. Ik richt dat verzoek tot U mede namens de a.r. fractie. Wij zijn van mening, dat de situatie momenteel vrij onover zichtelijk is en dat hier de nodige duidelijkheid moet komen. Deze zal het College kunnen brengen door middel van een nota. Wij stellen ons voor, dat daarin aandacht zou kunnen worden geschonken aan de plan ning en dat is o.i. een vanzelfsprekende zaak. Een ander punt echter is het gebruik van de lokalen door scholen van verschillend type. Ik denk hierbij aan het g.l.o., het v.g.l.o., het u.l.o. en het b.l.o. Wij zouden graag een toezegging terzake van het College hebben. De heer Ten Brug (weth.): Na meegedeeld te heb ben, dat dit voorstel de volle instemming heeft van de a.r. fractie, vraagt de heer Visser om een nota m.b.t. de gymnastieklokalen. Ik kan zeggen, dat wij zonder meer van plan zijn die nota over te leggen. De planning van gymnastieklokalen zit in dit voorstel en in het volgende voorstel, dat wordt ingetrokken, verweven. We kregen een verzoek om medewerking voor de bouw van een gymnastieklokaal bij de Willem de Zwijgerschool en bij de Marnixschool en toen had den wij reeds de Inspecteur van de lichamelijke opvoe ding opdracht gegeven eens te onderzoeken, hoe de verhouding was tussen de nog bestaande behoefte aan gymnastieklokalen en het aantal gymnastieklokalen dat wij hebben. Zijn rapport, dat nog niet in B. en W. is besproken, kwam ongeveer gelijktijdig binnen met de vraag van dit schoolbestuur. In het daarop gevolg de gesprek van mij met het schoolbestuur werd de vraag besproken, of het niet dienstig zou zijn deze twee aanvragen maar in te trekken en ons te buigen, uiteraard met alle andere schoolbesturen in de stad, over de planning van nieuw te bouwen gymnastieklo kalen, ongeveer op dezelfde wijze, als dat gebeurt met de lagere scholen in het noorden van de gemeente. Dat leek aanvankelijk ook wel gehoor te vinden bij het schoolbestuur, maar daarna kwam een brief van dit bestuur, waarin het mededeelde deze aanvrage te willen intrekken onder twee voorwaarden, n.l. dat deze school de eerste urgentie zou hebben en dat wij nu al duidelijk zouden uiteenzetten, op welke uren men ge bruik zou kunnen maken van de gymnastieklokalen rondom deze twee scholen. Aan die voorwaarde dat zult U begrijpen konden wij moeilijk voldoen, want dat zou dan een onderhandeling tussen gemeentebe stuur en één schoolbestuur zijn en als wij over plan ning gaan praten, zijn er meer schoolbesturen bij be trokken. Nu is mij niet helemaal duidelijk het staat ook niet in deze brief wat precies de motieven zijn van de intrekking van de tweede aanvraag. Alleen de manoeuvre is wel een beetje vreemd. Wij mochten bij de eerste bespreking verwachten, dat beide aanvragen werden ingetrokken. Wij hebben over de gestelde voor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 3