6 waarden met het schoolbestuur gesproken en van onze kant gezegd: U bent volkomen vrij om een aanvraag al dan niet te handhaven. Daarop is bericht binnen gekomen, dat beide aanvragen werden gehandhaafd. U heeft ook in ons raadsvoorstel gezien, dat wij ge wezen hebben op het overleg, dat gaande is, en nu wordt een van beide aanvragen ingetrokken. Ik hoop, dat het schoolbestuur alsnog bereid zal zijn de even tuele urgentie die na dit besluit van de Raad zal moe ten worden aangevraagd en het is ook nog niet zo gemakkelijk een urgentie te krijgen met alle andere urgenties, die nog zullen worden aangevraagd, in één pool te brengen, opdat wij dan samen alsnog tot een planning kunnen komen. Ik ben graag bereid, nadat wij de nota van de Inspecteur van de lichamelijke op voeding in het college hebben besproken, met een over zicht bij de Raad te komen. Ik denk, dat het straks bij de behandeling van de begroting mogelijk zal zijn. De heer Vellenga: Niemand in mijn fractie was van plan over dit punt te spreken, maar na datgene wat ik nu van de heer Wethouder van Onderwijs hoor, meen ik een paar dingen niet te begrijpen. In de eerste plaats is er op een bepaald ogenblik overleg geweest tussen het betrokken schoolbestuur en ik neem aan de Wet houder van Onderwijs, als persoon, maar ook als lid van het College van B. en W. Toen is waarschijnlijk uitgebreid gesproken over de planning, waarover onze Wethouder nu een paar dingen heeft gezegd en een duidelijke, uitvoerige nota heeft toegezegd. Als ik nu goed heb geluisterd, was dus het betrokken schoolbe stuur in dat stadium niet bereid de aanvragen in te trekken. En nu kan ik dus niet nagaan, wanneer U voor het laatst hebt gesproken met dit schoolbestuur. Ik begrijp van U, dat er tussen dat onderhoud en het uur waarop wij nu vergaderen, dus toch nog onver wachts, althans vrij onverwachts, een brief bij U is binnengekomen, maar niet met de mededeling, dat bei de aanvragen worden ingetrokken, hoewel dat zou kun nen passen in datgene wat de heer Visser nu, namens de a.r.- en c.h.fracties, naar voren heeft gebracht be treffende de behoefte bij deze beide fracties aan plan ning t.a.v. de lokalen voor lichamelijke oefening. En tegen die achtergrond zou de brief te verklaren zijn, als daarin zou staan: Wij trekken beide aanvragen in. Men krijgt dus nu de gedachte, dat dit bestuur hand haaft begrijpelijk de aanvrage, waarvan het Col lege zegt: akkoord, en ten aanzien waarvan, neem ik aan, de wettelijke voorschriften ook niet een andere mogelijkheid toelaten. Er ligt echter een bepaald ac cent op van „dit's binnen" en men maakt schijnbaar een groot en royaal gebaar door het andere verzoek in te trekken. Als ik dat alles nu zo eens in kaart pro beer te brengen, treft het mij, dat wij in deze vergade ring ineens een gemeenschappelijke verklaring horen van beide fracties, die in het verleden maar deels is de leiding misschien wat anders geworden ook wat dit soort gevallen betreft, altijd nogal separaat op traden. En nu maak ik uiteraard deze opmerkingen niet tegen welke achtergrond van gevoeligheden dan ook. Zaken van openbaar en bijzonder onderwijs heb ben in deze Raad in alle opzichten goddank nooit een rol behoeven te spelen. Maar de Wethouder en de heer Visser goed beluisterend en ons iets van die briefwis seling voorstellend, moet ik zeggen, dat er ergens bij mij een onvoldaan gevoel overblijft. Is er de heer Visser lijkt mij iets beter op de zaak ingeschoten dan waarschijnlijk de meeste raadsleden iets van een gesprek of overleg geweest tussen dit schoolbestuur en de a.r.- en c.h. fracties? Dat zou op zichzelf een bonafide zaak kunnen zijn, hoewel ik mij zou kunnen voorstellen, dat, gezien dit een aangelegenheid is, die de Raad aangaat, en gezien ook de toepassing van de wet en de planning van alle gymnastieklokalen, het schoolbestuur wijzer had gedaan contact te zoeken met alle raadsfracties, omdat het, als ik gelijk zou hebben, een ietwat eenzijdige vertoning zou zijn. Dit waren zo een paar opmerkingen tegen de ach tergrond van de reuzenzwaai van dit schoolbestuur. Overigens stelt mijn fractie een nota over de planning zeer op prijs. De heer Visser: Ik had er anders geen behoefte aan gehad in tweede instantie hierop terug te komen, maar nu de heer Vellenga het woord gevraagd heeft over deze kwestie en daarin de intrekking van punt 13 heeft betrokken, is het misschien goed hier even te verklaren, dat er inderdaad een gesprek heeft plaats gevonden tussen de a.r. fractie en onze fractie met het betreffende schoolbestuur. (De hear Boomgaardt: Né.) (De heer Vellenga: Dat is wat onvolledig. Er zijn méér fracties. Heeft U dat gezegd tegen het schoolbestuur?) Dat is natuurlijk in de eerste plaats een zaak van het betreffende schoolbestuur. (De heer Vellenga: U zegt: Dat schoolbestuur heeft contact met ons gezocht; dat is natuurlijk helemaal een zaak van het schoolbestuur, zonder mis en jawis. Maar per interruptie wilde ik de zaken duidelijk stellen en ik hoop, dat U dit goed vindt, mijnheer de Voorzitter, maar we deden het anders ook wel, hoor!) (Gelach.) (De Voorzitter: U mag het niet te bont maken.) (De heer Vellenga: Dat doe ik haast nooit. Maar ik dacht, dat het misschien op de weg van de gecombineerde fracties had kunnen liggen tegen het schoolbestuur te zeggen: We vinden het fijn, dat jullie met ons komen praten, maar er zijn méér raadsfracties.) (De heer Heidinga: Niet op ingaan.) Wat de verdere gang van zaken betreft, ik wil hier alleen kort zeggen: Wat het schoolbestuur uiteindelijk besluit, is een zaak van het schoolbestuur zelf en niet van de fracties. Wij hebben onze eigen positie daar ge kozen en wat het schoolbestuur wil doen of laten (De heer Vellenga: Ze doen iets en ze laten iets.) is zijn zaak. Het blijkt wel, dat het tot gevolg gehad heeft, dat men de ene aanvrage heeft ingetrokken en de andere niet, maar dat is volkomen de zaak van het schoolbestuur. De heer Engels: Niet om in de discussie te treden tussen de heren Vellenga en Visser, vraag ik het woord. Als een fractie of meerdere fracties advies gevraagd wordt door een bepaald bestuur, lijkt het me mogelijk, dat men ook over zaken, als de heer Vellenga aanroert, ongevraagd advies geeft. Men kan erover van mening verschillen, of het dienstig is of niet, maar wat ik wel een nog belangrijker zaak vind, dat is, dat, nu punt 13 wegvalt, punt 12 gehandhaafd blijft. Het ietwat onbe vredigende van de situatie dat voor mij ook in de gehele discussie naar voren is gekomen, dat is, dat gevraagd wordt om planning en dat meteen ook een zekerheids stelling wordt geclaimd; althans men vraagt de Raad daarover vanavond te beslissen. Degenen, die om plan ning vragen, stellen hun eigen gymnastieklokaal eerst veilig en vragen dan om planning. Dat is het gevaar lijke, dat er in de loop van de discussie nu in gekomen lijkt te zijn. Als dat niet zo is, zou ik graag hebben, dat weerlegd wordt, èn van de zijde van het College èn van de zijde van de twee fracties uiteraard, dat die intentie niet aanwezig is. Dat vind ik een belangrijke zaak. Dan kan men nog feitelijk een fout gemaakt hebben, maar in ieder geval is dan de indruk weggenomen, dat het met die intentie gebeurde. Ik ben nu toch wel een zeer groot voorstander- van planning en van een dis cussie over verdere uitbreiding van gymnastieklokalen aan de hand van een nota met een behoefte-schema, waarbij alle onderwijsinstellingen in deze stad gelijke lijk betrokken worden en gelijkelijk aan hun trekken komen. U kent de uitspraak: gelijke monniken, gelijke kappen. De hear Boomgaardt: Ik kin hiel koart antwurdzje op de fraech fan de hear Engels, dat it nei üs yndruk net de bidoeling fan it skoallebistjür is om it iene yn to pikken, dat goed leit, en it oare dan mar sjitte to litten mei in hoflik gebeart. De heer Ten Brug (weth.): De heer Vellenga heeft in eerste instantie gevraagd, hoe het dan zit met de onderhandelingen met het schoolbestuur. Als vertegen woordiger van het College heb ik op 3 maart een be spreking gehad met dit bestuur, waarbij wij ik dacht, dat ik dat ook wel duidelijk gezegd had, maar ik wil het nog wel even herhalen afspraken, dat men deze aanvrage zou „intrekken", hoewel dat eigenlijk niet het woord was. (De heer Engels: De twee aan vragen?) Inderdaad, beide aanvragen, gezien tegen de achtergrond die ik met het schoolbestuur heb be sproken van de nota die ik op dat moment voor handen had. Ik ben uiteraard het onderhoud begonnen 7 met te stellen: Zoals de kaarten nu liggen, zal ik de Raad voorsteilen, om, wat de Willem de Zwijgerschool betreft, deze medewerking ex art. 72 te verlenen en t.a.v. die andere (wat dan nu punt 13 was) voor te stellen dit niet te doen. Daarna heb ik gezegd, dat er nog een heel andere kant aan de zaak is. Zouden wij niet verder komen, als wij deze zaak voor heel Leeu warden gaan bekijken, zodat wij hier komen tot een planning van de nog te bouwen gymnastieklokalen over de stad En vermoedelijk is het bij het departe ment zo liggen de kaarten gemakkelijker urgen ties te krijgen, als men zou kunnen zeggen: Wij gaan deze lokalen uitvoeren in repetitiebouw. Het departe ment is een groot voorstander van systeembouw, ook wat betreft de scholenbouw, en ze zijn nu zover we hebben dat ook begrepen bij de onderhandelingen, die wij hebben gevoerd over de bouw van kleuterscholen dat zij repetitiebouw eigenlijk wel gelijk willen stel len met systeembouw. Dus dat was eigenlijk het uitgangspunt en wij meen den toen te mogen verwachten, dat het schoolbestuur beide aanvragen zou intrekken, maar op zichzelf had het natuurlijk het volste recht daar achteraf op terug te komen. Wij kregen toen op 16 maart bericht, dat het schoolbestuur de verzoeken om medewerking wilde intrekken onder die en die voorwaarde. Dat was na tuurlijk een beetje een zaak van „gelijk oversteken". „Gelijk oversteken" was hier uiteraard helemaal niet bij, want het bleef, ook wanneer wij over repetitie bouw, gepland over heel de stad, zouden praten, een zaak van de Gemeente en alle schoolbesturen met el kaar. Die brief is 21 maart in het College behandeld en toen moest op korte termijn, omdat de verzoeken in deze Raad moesten worden behandeld, i.v.m. het verlopen van de drie maanden, een bespreking plaats vinden. Op donderdag 23 maart in de namiddag (om dat na Goede Vrijdag deze stukken aan de Raad moes ten worden toegezonden) is door mij met een delega tie van het schoolbestuur gesproken, 's Morgens kwam er bericht, dat het schoolbestuur beide aanvragen hand haafde en toen konden dan ook beide voorstellen naar de Raad verzonden worden. Vanmorgen is vervolgens het bericht gekomen, dat het schoolbestuur de aan vraag voor de bouw van een gymnastieklokaal bij de Mamixschool en de Juliana van Stolbergschool intrekt, waarvan een kleine verduidelijking wordt gegeven, die mij nog niet helemaal duidelijk is. Er zal uiteraard echter wel weer een gesprek met het schoolbestuur volgen en ik blijf altijd bereid met dit schoolbestuur en met alle andere schoolbesturen te praten over de plan ning, omdat ik die juist van zo groot belang vind. De motivering die men hierbij geeft, is: „Het zal van de ontwikkeling van bepaalde omstandigheden afhangen, of wij deze aanvraag opnieuw zullen indienen." Dat is natuurlijk nog niet zo'n bijster vreugdevolle medede ling, maar de ontwikkeling van bepaalde omstandig heden zal misschien nog en dat hoop ik van harte kunnen meebrengen, dat wij elkaar toch weer kun nen vinden en dat dit schoolbestuur ook inziet, dat de weg die het is voorgesteld, niet afgedwongen daar hebben wij het recht ook niet toe een betere weg is dan die, welke men misschien op het ogenblik nog op het oog heeft. Maar dat is iets, waar ik nu nog niets van weet. Ik hoop, dat ik zo de vragen heb be antwoord. (De heer Vellenga: Een derde termijn is niet gebruikelijk.) De Voorzitter: Dat is mij bekend, maar de Raad kan zelfs besluiten in derde termijn een onderwerp te be spreken, als hij daar behoefte aan heeft. En dat zal dan t.a.v. méér raadsleden moeten blijken. Gezien onze agenda zou ik geen bezwaar togen een derde termijn willen maken, als die de duidelijkheid kan bevorderen. Maar aan Uw Raad is de beslissing. Kan de Raad er mee akkoord gaan, dat er in derde termijn over dit onderwerp wordt gesproken? De Raad gaat hiermee akkoord. De heer Engels: Ik zou de Wethouder willen vragen en misschien kan hij daar dan meteen antwoord op geven, dan hoef ik niet een vierde instantie te vragen of mijn indruk juist is, als ik veronderstel, dat deze schoolvereniging bij een totaalplanning voor één gym nastieklokaal in aanmerking komt en dat dit dan wel het gymnastieklokaal in kwestie zal zijn. Dan heb ik er vrede mee, dat wij op dit moment dit voorstel aan nemen. Maar dan wens ik wel uitdrukkelijk te stellen, dat er verder ook een planning wordt gemaakt en dat daarbij in aanmerking wordt genomen, dat deze school vereniging dit ene gymnastieklokaal reeds in het ka der van een soortgelijke planning heeft ontvangen. (De hear Boomgaardt: Dat is nochal logysk.) Niet hele maal. Ik neem aan en ik ben er erg blij mee dat de a.r. fractie hier unaniem achter staat, maar het is iets anders dan in de brief van het schoolbestuur vermeld is. En daarom wens ik het hier uitdrukkelijk te stellen en ik ben er dan ook blij om, dat het ge notuleerd kan worden dat de a.r. fractie daar geheel achter staat. De heer Ten Brug (weth.): Op de vraag van de heer Engels wil ik antwoorden: Ik hoop, dat het zo is. En ik zal ook mijn best doen, dat het zo wordt. Maar meer kan ik van mijn kant niet doen. (De heer Engels: Bon.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 14 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 92, 104 en 91). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 102). De heer Weide: Als lid van de Commissie heb ik geen vraag aan haar voorzitter, maar wel aan het College. Ik wil eens graag definitief van B. en W. we ten, wat ze nu van plan zijn met de boerderij, waar mee de nieuwe straatnaam iets te maken heeft. De Voorzitter: Dit punt is op zich niet aan de orde, maar misschien wil de heer Tiekstra zo vriendelijk zijn U er toch iets over te zeggen. Wij zijn erg be minnelijk vanavond. (Gelach.) De heer Tiekstra (weth.): Dan ben ik zeer vriende lijk, maar ook wat bevreesd, want de heer Weide weet als lid van de „andere" commissie, dat het is ook in de Raad aan de orde geweest bij het bepalen van de plaats van de verschillende kleine sporthallen o.m. deze boerenbehuizinge moet sneuvelen. En ik heb toenmaals terzake wel een enkele droeve opmerking gehoord, maar geen verzet tegen het beleid van het College. Dit kan dus niet anders zijn dan het beleid zoals de Raad het toen ook goedgevonden heeft, wat be tekent, dat ook op de plaats van deze boerderij een sporthal komt, zodat de boerderij wel moet worden afgebroken. De heer Weide: De Wethouder kan het nu allemaal wel prachtig stellen, maar wij hebben destijds wij dwalen intussen helemaal af van het punt: verlenen van een straatnaam maar één besluit genomen, n.l. om een sporthal te bouwen bij de Van Loonstraat. En er is een planning aan de orde geweest van de overige sporthallen, maar een definitief besluit is daarover nooit genomen. Ik zou daarom nu toch wel graag van het College willen weten omdat er altijd nog stem men voor het behoud van deze boerderij pleiten wat het nu definitief van plan is. De Voorzitter: Wij hebben goede nota genomen van Uw vraag. Het desbetreffende punt komt t.z.t., op een gepast moment, wel weer aan de orde. Ik neem aan, dat U op dit ogenblik wel genoegen met de beantwoor ding neemt. Verlangt iemand het woord of stemming over het punt, dat nu aan de orde was? De Raad verlangt dit niet. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: kwartier. De Voorzitter: aan de orde: Ik schors de vergadering voor een Ik heropen de vergadering en stel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 4