Tzsm* OL< 4 gespeeld met de gedachte, of, als de uitslag van die enquête zou uitwijzen, dat toch een niet onaanzienlijke groep van de bevolking voor o.a. Fries-talig onderwijs zou voelen, in theorie niet de mogelijkheid zou kunnen bestaan het Fries onderwijs in één of ai naar gelang van de uitslag van zo n enquête in meerdere scholen te concentreren. In een dergelijke enquête zou dan wel licht de vraag opgenomen kunnen worden en mis schien is die ook al opgenomen of de ouders er be zwaar tegen zouden hebben, dat hun kinderen, als zij het onderwijs in de Friese taal kunnen volgen, een grotere afstand naar een „concentratieschool" moeten afleggen. De heer itijpma: Dij de eerste twee sprekers kan ik mij behoorlijk goed thuis voelen. Ik meen, dat wat B. en YV. voorscellen: „het facultatief stellen van het Fries in de hoogste klassen van de lagere school", heel weinig resultaat zal hebben. Daar wordt in de brief ook ai op geduid. Van het onderwijs in het Fries op de middelbare scholen kunnen we zeggen: Hier wordt sa laris uitbetaald, maar er zijn bitter weinig leerlingen die van dat geld profiteren, ik dacht, dat wij positiever konden zijn, dat wij zeker moeten stellen, dat leerlingen in Leeuwarden, vóór zij van de lagere school afgaan, het schrijven, spreken van- en zingen in het Fries in redeiijke mate moeten beheersen. Ik dacht, dat we dat aan Friesland verplicht zijn. En in dit verband noem ik mijn eigen kinderen, die, hoewel wij thuis niet Fries talig zijn, toch wat Fries kunnen lezen en in het Fries kunnen zingen. Dat hebben zij te danken aan het Fries, dat, facultatief gegeven, door ons als ouders verplicht gesteld werd. M.i. moeten wij er naar streven, dat in de öe en de 6e klas van de lagere school verplicht onder wijs in het Fries gegeven wordt. De heer Ten llrug (weth.)Men kan de brief van de Ried fan de Fryske Biweging op verschillende wijze benaderen. B. en W. hebben dit ietwat anders gedaan dan de raadsleden. Wel stellen ook wij ons positief op t.o.v. dit verzoek. En dan lopen de wegen tussen het College en de Raad een beetje uiteen, al lopen ze waar schijnlijk uiteindelijk toch wel weer parallel. M.i. moet men deze dingen ook met de nodige nuchterheid be kijken en aanpakken. De heer Pietersen heeft er al op gewezen, dat de kwesties van het Fries op school en de tweetalige school min of meer in het emotionele vlak liggen en dat moeten we nu juist echt niet hebben, wülen wij de zaak, waar het om gaat, dienen. Vanuit die gedachtensfeer hebben wij dit voorstel opgebouwd. In de stad is de situatie uiteraard anders dan op de dorpen. Het College en ik ook persoonlijk vinden het bijzonder plezierig, dat wij in Goutum een tweetalige school hebben. Ik zou het ook prettig vinden, in dorpen als Lekkum, Hempens en Wirdum tot tweetalig onder wijs te komen. De heer Klomp heeft gezegd: Daartoe kun je besluiten en dan is de zaak af. Ik dacht juist, dat dan de zaak niet af was, want dan ontstaat er veel rumoer en dienen we het Fries helemaal niet. Dan komt er weer een schoolstrijd en we weten allemaal wel, hoe onzalig een schoolstrijd kan zijn. Ik dacht, dat het het verstandigst is eens met de oudercommissies op de dorpen te praten. Ik geef toe, dat het ook ver standig is contact te leggen met het Pedagogisch Ad viesbureau van de Fryske Akademy en voorlichting te geven over de pedagogische aspecten van het tweetalig onderwijs, opdat men goed in de gaten heeft, dat het hier niet om een aardigheid van een aantal frisiasten gaat. Ik dacht, dat uit de raadsbrief wel een zachte aandrang bleek men mag die dan wat tè zacht vin den om wat de dorpsscholen betreft, in de richting te gaan van de mogelijkheid van tweetalig onderwijs en wat de stadsscholen aangaat, van de mogelijkheid van Fries in de hoogste klassen. Nu redeneerde men zojuist, voor wat de stadsscholen betreft, vanuit de wij ziging die de z.g. Wet-Cals heeft gebracht (vak w, art. 2 L.O.-wet). Maar het is toch duidelijk, dat zulks in de situatie van Leeuwarden vrij moeilijk is te be reiken. De heer De Leeuw zou een enquête wensen naar de Fries-taligheid van de gezinnen. Dan is men er natuur lijk nog niet, want dan moet daar wel de vraag bij, of men voorstander is van Fries-talig onderwijs. Daar voel ik persoonlijk niet zoveel voor, omdat dan echt de kwestie wordt gesteld. Het zou, gezien de afstanden, in Leeuwarden, bijzonder moeilijk zijn tot een concen tratie van scholen (één Friestalige openbare school in het stedelijk gedeelte) te komen. Ik wil echter wel be loven, de schoolraad over een en ander te horen. (Stem: Misschien bij het bijzonder onderwijs?). Het bijzonder onderwijs is uiteraard een zaak die de Raad niet aangaat, dus het gaat hier alleen over het open baar onderwijs. Maai- ook bij het bijzonder onderwijs heeft men tot nu toe blijkbaar deze mogelijkheid niet gezien. Misschien echter zal deze zaak nu n.a.v. de brief van de Ried fan de Fryske Biweging ook daar aan de orde komen. Het geven van vakonderwijs (art. 2, letter w) is ook niet gemakkelijk, want daar moeten bevoegde leraren voor Komen en dan zal dit ook, zoals in het leerplan staat, ais de overgrote meerderheid van de ouders dat wenst, in overleg met de onderwijzers gebeuren. Ik persoonlijk zou meer in de richting van de Wet-Slotemaker de Bruine willen gaan en pogen van net Nederlands één of twee uur in de week af te ne men en daarvoor in de plaats Fries te geven. Ais dat mogelijk zou zijn, dan zouden wij wat geruisloos naar een situatie gaan, waarvan ik het belang wel inzie. Dat gaat niet zo ver, als de heer Rijpma veronderstelt; hij zei n.l., dat de jeugd in de hoogste klas toch zoveel onderwijs in het Fries moet krijgen, dat ze, als ze van school komt, Fries kan schrijven, spreken en kan zin gen in het Fries. Het zingen zal wel gaan, want bij elke aubade wordt een aantal Friese liederen gezongen. Schrijven is uiteraard wat moeilijker. Ik dacht, dat het al bijzonder belangrijk was, als we het zover kunnen krijgen, dat de kinderen, als zij de school verlaten, Fries kunnen lezen. Dan kunnen ze ook de Friese ar tikelen in de kranten volgen, Friese tijdschriften lezen en ook van de Friese literatuur kennisnemen. In die zin, zie ik ook nog wel een mogelijkheid, wat betreft het onderwijs in de stadsscholen. De heer Klomp zegt: Er zijn weinig leerkrachten die de akte Fries hebben en bij het vragen van personeel zou als eis of als wenselijkheid kennis van het Fries moeten worden vermeld, maar er zou dan moeten staan: „bezit van de akte Fries L.O. is wenselijk." Voor de dorpsscholen zou dat misschien wel wenselijk zijn, vooral wat de eerste klassen betreft, ook al is het geen tweetalige school en al wordt het vak Fries daar niet onderwezen. De voertaal van de kinderen is Fries en het lijkt mij een kwestie van goede opvang, dat die kinderen eerst hun „memmetael" kunnen spreken. Maar om ook voor de stad een beperking aan te leg gen bij het aantrekken van goede sollicitanten, lijkt mij bezwaarlijk. Als een sollicitant Fries-talig is of nog mooier zijn akte Fries L.O. heeft, bij overigens gelijk gewicht, dan kan ik mij indenken, dat we hem de voor keur geven. Maar het eerste punt is uiteraard, dat, bij niet gelijke sollicitanten, men toch wel aan de beste de voorkeur moet geven. De hear Boomguardt: De Wethalder seit, wakker foarstanner to wêzen fan dit en dat. Dat is lippetsjinst, hwant praktysk wêzc troch yn de advertinsje foar it freegjen fan persoaniel to setten: bikendheit mei Frysk (ik haw noch net iens frege: Fryske akte, mar dat is in kwestje fan ütwurkjen), wol hy net en dat fyn ik gewoan ynkonsekwint. Jimme bitreure it as Kolieezje it stiet yn de stikken dat der mar sa'n bytsje binne, dy't de Fryske akte hawwe; doch dan in stap en animearje it. De Voorzitter: Ik neem aan, dat Wethouder Ten Brug U zeker zal zeggen, dat hij niet inconsequent is. De heer Ten Brug (weth.)Dat moet ik natuurlijk wel. Ik geloof ook niet, dat het waar is, dat ik incon sequent ben. Ik heb het slechts in het algemeen willen stellen: voor het geven van onderwijs in de 5e en 6e klas zullen we inderdaad niet een rasechte Amsterdam mer moeten hebben, hoewel er uiteraard ook velen van geboorte niet-Friezen zijn, die zich uitstekend met het Fries kunnen redden. Die inconsequentie is er, geloof ik, niet. Bovendien, het is niet waar, dat wij niet alle mogelijke moeite doen om de onderwijzers tot studie van het Fries en voor de akte Fries L.O. te brengen. Ik dacht, dat wij daar een voorbeeld van hebben ge geven met de vaststelling van een bijzonder gunstige regeling voor de honorering van die akte. We hebben flMlP-'fT'Tir iI/iÜéÏI'W t MKi I 5 er wel oog voor en we willen deze zaak ook met het onderwijzend personeel bespreken. We willen er, zoals men uit het geheel van mijn verhaal heeft kunnen be grijpen, alle mogelijke moeite voor doen, maar het lukt niet. En ik wil er geen strijdzaak van hebben. Ik ge loof, dat we dan verder van huis zijn dan ooit. De Voorzitter: Dan kunnen we concluderen, dat het College zal handelen, zoals staat in de op één na laatste alinea van de raadsbrief; dat het College, mede reke ning houdend met de discussies in de Raad, zoveel mo gelijk stimulerend zal optreden. Het zal de heer Klomp zijn gebleken, dat wij dit stuk niet met een hamerslag hebben afgedaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 137). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 132). De Voorzitter: Ik heropen de discussie over dit punt en geef net woord aan Wethouder Tiekstra voor net aiieggen van een verklaring namens het College van l>. en W. De heer Tiekstra (weth.)Het zal de Raad nog wel in net geheugen liggen, dat de vorige keer de stemmen met ib tegen ±b staakten. Op net ogenblik zou zich dat bezwaar niet voordoen; het zou nu 16 tegen 17 of i7 tegen 16 voor of tegen net voorstel Bakker-Stek zijn geworden. Uiteraard geeft zo'n uitslag geen bevre diging, omdat de elementen die in de discussie een rol spelen, bij de grootst mogelijke minderheid niet goed tot uitdrukking komen. Het College heeft zich dan ook intern even georiënteerd over de vraag, in welke mate het mogelijk zou zijn tegemoet te komen aan de zo na drukkelijk naar voren gebrachte behoefte aan jeugd- abonnementen. Het heelt daaromtrent een bepaalde ge dachte gekregen. Verder kan ik de Raad nog medede len, dat deze zaak dan ook nog een punt van overleg is geweest in de Commissie van advies en bijstand van de Dienst voor Sport en Recreatie, waarin ik aan de orde heb gesteld de mogelijkheid boven datgene wat bestaat en wat is toegezegd m de vorige raadsvergade ring, n.l. de 10 badenkaart, voor jeugdige personen van 4 t.e.m. 15 jaar een seizoenabonnement van f 15,in te voeren. We hebben daarmee heel eenvoudig en wetenschappelijk vermoedelijk volstrekt onverantwoord het midden genomen van de bedragen van de heer Bakker; deze stelde n.l. voor f 12,50 bij voorverkoop en f 17,50 in het seizoen. Nu is het seizoen toch al begon nen we hebben er daarom heel simpel f 15,van ge maakt. Het verheugt mij, dat de Commissie van advies en bijstand zich volledig ermee kan verenigen en ik kan dus aan de Raad mededelen, dat het College de Raad voor 1967 de tarieven voorstelt, die hij op tafel heeft gekregen: voor personen van 4 t.e.m. 15 jaar dagkaar ten voor f 0,50; 10 badenkaarten voor f4,25 baden- kaarten voor f 10,(dat blijft dus zoals het is); sei zoenabonnementen voor f 15,voor personen van 16 jaar en ouder; op maandag t.e.m. vrijdag dagkaarten voor f 0,50, 10 badenkaarten voor f 4,25 badenkaar ten voor f 10,op zaterdagen en zondagen dagkaar ten voor f 1,Voor een houder van een 10 badenkaart of een 25 badenkaart zal één bezoek aan het bad in de week-ends gelijk staan met twee bezoeken op de overige dagen. Dit is het complete voorstel, dat ik nu namens het College mag doen, en ik neem aan, dat dit de heren Bakker en Stek aanleiding zou kunnen geven hun voorstel in te trekken. De heer Bakker. Nu de beide open zwembaden in onze gemeente ook echt open zijn, moeten we snel be slissen en voor dit jaar in ieder geval niet meer met ingewikkelde voorstellen komen, die een hoop admi nistratieve rompslomp meebrengen. Daarom zijn de heer Stek en ik erg blij met deze tegemoetkomende houding van het College. Het ging ons inderdaad in de eerste plaats om meer zwemmogelijkheden voor de jeugd voor minder geld; dat is nu via het jeugdabonne- ment gewaarborgd, zodat wij ons voorstel intrekken. Waar ik ook blij mee ben, is het feit, dat ik bij dit punt ditmaal de enige woordvoerder van de P.v.d.A. ben, omdat onze gehele fractie zich nu kan verenigen met dit opgefriste tarievenstelsel. Nu moet alleen nog blijken, hoe de Leeuwarders zullen reageren op de mo gelijkheid de abonnementen te kopen. Hun reacties moeten medebepalend zijn voor de definitieve regeling voor het volgende seizoen, die tijdig tot stand moet komen, ik verwacnt met alles van de abonnementen verkoop dit jaar. Zoiets moet wennen en we zijn al laat, maar toch nog niet tè laat, meen ik. Na het Pink- ster-gebadder moet het badseizoen echt nog beginnen. Maak de jeugdabonnementen dus maar gauw klaar. Ik wilde nog wel even van het College weten, wanneer ze te koop zijn. De heer Tiekstra (weth.)lk kan natuurlijk niet datum en uur opgeven, maar ik kan de heer Bakker wel verzekeren, dat, zo de Raad vanavond mocht besluiten conform het voorstel van B. en W., dan zeer snel tot uitgifte van deze abonnementen kan worden overge gaan. De heer C. de Vries: Ik sluit me graag aan bij wat mijn fractielid Bakker gezegd heeft. Ik zou alleen nog wel even met nadruk willen vragen, de zaak tijdig op nieuw ter discussie te stellen, opdat we niet in dezelf de situatie komen als dit jaar. De Voorzitter: Wethouder Tiekstra kon vanmiddag niet aanwezig zijn op de vergadering van B. en W., die omtrent deze zaak is gehouden en daarom neem ik hierover even het woord. Er is vanmiddag besloten, dat wij tijdig voor het volgend jaar met deze zaak bij Uw Raad terug zullen komen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 146). De heer Heidinga: Het was oorspronkelijk niet mijn bedoeling hierover te spreken. Ik las echter in de krant, dat wordt voorgesteld de wedden van de Gedeputeerden op te trekken tot f 38.000,In de eerste tijd, dat ik raadslid was, was er tussen de wedden van G.S. en die van de wethouders slechts een verschil van hoogstens een paar duizend gulden. In de loop van niet zo heel veel jaren zijn ze meer dan f 10.000,uiteikaar ge lopen en dat vind ik een vreemd verschijnsel. Ik ben daarom even wat dieper in deze materie gedoken. Ik had misschien wethouder De Jong wel kunnen vragen, maar ik breng mijn vraag liever in openbare discussie. Ik heb er veel op tegen, dat wij onze mensen zouden onderbetalen, dat heb ik ook t.o.v. het personeel in mijn eigen bedrijf. Hebben de wethouders dezelfde re gelingen als de ambtenaren? Hebben ze bijv. vakantie geld en zijn ze aangesloten bij de I.Z.A.? Ik heb laatst in het z.g. seniorenconvent al gevraagd, of de mogelijk heden er waren, dat de wethouders bepaalde vergoe dingen kregen, die ik dan representatiekosten wilde noemen, of dat dit al gebeurde en U heeft toen al ge zegd, mijnheer de Voorzitter, dat het niet het geval was. Verdienen zij dus gewoon „it neakene lean" De heer Schönfeld: Hoewel het hier een procentsge- wijze verhoging betreft, waaraan het bezwaar verbon den is, dat de hoogstbezoldigden ook de grootste hap erbij krijgen, zal ik toch mijn stem aan dit voorstel geven. Tijdens de bespreking met de fractievoorzitters vóór de wethoudersverkiezingen heb ik reeds naar vo ren gebracht, dat het wethouderschap een full time-job behoorde te zijn. Aangezien de werkzaamheden toen plm. 80%. van de dagtaak bedroegen, kon er door uit breiding van deze dagtaak tot 100% een wethouders- salaris worden bespaard. Hiermee zijn wij de goede weg ingeslagen. De salarisverhoging vergt een totaal bedrag van f 7.300,hetgeen tussen een derde en een kwart (en dan dichter bij een kwart) van een volledig wethouderssalaris ligt oftewel 27%. De laatste loonont wikkeling en de nacalculatie-trend 1966 rechtvaardigen m.i. dan ook meer dan volledig deze voorgestelde ver hoging.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 3