26 moet mij dan ten goede houden, dat achter het woord: keuringseisen 1965 de dikwandigheid van de ze buizen schuilgaat en, voorzover mij bekend, zijn er geen P.V.C.-hulpstukken van dezelfde wanddikte. Hier geldt bijlage F, art. F 2, standleiding voor huis houd- en bedrijfs'water en drekstoffen; dit is een zeer categorische en duidelijke regeling voor degenen, die deze hebben te hanteren. De heer De Jong (weth.): Mevr. Visser heeft in ver band met de doorstromingsregeling gevraagd naar de re den, waarom er van de 136 aanvragen 31 waren afgewe zen. Mag ik het zo formuleren, dat dit afwijzingen zijn, waarvan de aanvragers niet hebben voldaan aan de nor men die de Raad heeft vastgesteld? Aanvragers wil den wel graag doorstromen, maar kwamen niet in aanmerking voor de doorstromingsregeling zelf. Een voorbeeld: Iemand die naar buiten de stad verhuist en een goedkope woning achterlaat, komt niet voor de doorstromingspremie in aanmerking; hij heeft wel een aanvraag ingediend; dat is nu één geval en zo zijn er die 31 zeer gevarieerde aanvragen. Het gevolg van die afwijzingen is bepaald niet, dat men dan niet gaat doorstromen, soms misschien niet maar in de meeste gevallen wel, dacht ik. In het jaar 1965 was het totaal aantal toewijzingen bij het bureau Huisvesting 2886. Het totaal aantal doorstromingen hetzij van te kleine woningen naar gro tere woningen, hetzij interne opschuivingen, bedroeg toen 1480 samen. In 1966 was het 1393 en in 1967 tot vorige week 671. Wij zijn dus in 1967 zeer be hoorlijk op de goede weg met de doorstroming, mee doordat wij dit sterk trachten te stimuleren. De 34 doorstromingsgevallen die ingewilligd zijn, vormen in verhouding tot de directe doorstroming clie bij bureau Huisvesting aanwezig is, maar een klein aantal: het zwaartepunt ligt bij de directe doorstro ming. Voor de door mevr. Visser genoemde huur prijzen van f 50,tot f 70,en van f 70,tot f 90, kunnen wij geen nieuwe woningen bouwen; dat is op het ogenblik praktisch onmogelijk. Wij zullen het dus voor die lagere huurgroepen van de doorstroming moe ten hebben. Een doorstroming die sterk bevorderd kan worden, wanneer wij de normen van bureau Huisvesting voor deze laagbezoldigde groepen voor die lagere huren ook binden aan lagere inkomens en gericht kunnen doorstromen. Ik heb de indruk, dat dat bijzonder gunstig werkt op het ogenblik. De moei lijkheid is alleen, dat wij ongeveer blijven op het niveau van het aantal woningzoekenden in deze huur- klasse, omdat er regelmatig nieuwe aanvragen bij komen. Kunnen wij met de nieuwbouw-huizen de mensen voldoende opvangen? Ik moet zeggen, dat mij dit bijzonder meevalt. Het was eerst wel even een kwestie van wennen en het opschuiven gaat in het bijzonder wel goed naar de eengezinshuizen, iets minder goed naar de etagewoningen. Maar daar heb ben wij die doorstroming ook juist voor gecreëerd; die zit niet alleen vast aan het prijsgeven van lagere woningen met een lagere huurklasse, maar is ook gecombineerd met het betrekken van de flatwonin gen. Wij hebben van onze kant nooit de indruk gekregen, dat er behoefte aan een avondspreekuur be staat en ik voel er eigenlijk weinig voor de dienst daarmee op te schepen; de consequenties hiervan zijn niet zo gemakkelijk. Mocht die behoefte duidelijk blijken, waarvan ik niet overtuigd ben dan zullen wij daar inderdaad iets aan moeten doen. Ik geloof, dat wij in deze dingen toch echt nog wel een tikje meer service geven dan bijv. aan het postkantoor. Men kan bij Huisvesting de gehele dag wel terecht. (De heer C. de Vries: Het postkantoor is tot 7 uur open.) Niet voor alles; dat is dan een bevoorrechte situatie. Wat de bouw van eigen huizen betreft, dat zou eigenlijk sneller moeten gebeuren, dan zouden wij ook meer kunnen doorstromen. Wij hebben een besluit „Bevordering eigen woningbezit", dat men kan toe passen eventueel door tussenkomst van een woning bouwvereniging dan wel het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, dat ook iedere week spreekuur houdt. 30 pet. van de bewoners van een woningwetwoning zou een inkomen hebben boven de weistandsgrens. Het College heeft dit percentage van 30 niet gesteld, maar het is in de vragen op pag. 29, punt 18, van het sectieverslag gesteld als vraag van een lid. Hoe komt men aan die 30 pet? Ik heb dat laten onderzoek bij het Woningbedrijf. Daar hebben wij 3853 woningen en voorzover wij globaal hebben kunnen nagaan, waren daar ongeveer 900 mensen die boven die f 12.750,zaten; dat was dus het percentage van 22 a 23 pet. Als een raadslid daar nu 30 pet. van maakt, dan is dat een tikje aan de hoge kant. Toch moet dit punt wel onze aandacht hebben; wij zullen meer moeten gaan doen aan een zekere vorm van enquêtering van de bewoners, waarvan wij de indruk hebben, dat die tot die 23 pet. behoren, die voor doorstroming in aanmerking komen. Dat zou dan weer beleidsmotieven kunnen vormen voor ons eigen bouwprogramma, waarvan wij dan wisten, dat we het ook gericht hadden op de concrete behoefte, die wij zelf eerst geconstateerd hadden. Welke mensen in goedkope woningen moeten, is een kwestie, waar ook bij betrokken is de woninginspectrice, die, wat het woningbezit van de Gemeente en de doorstro ming betreft, bijzonder goed werk doet. Wanneer wij bij de doorstroming en de toewijzing in het bijzon der uitgaan van de gedachten van inkomensniveau, gekoppeld aan een bepaald huurniveau, werken wij zeer in het bijzonder de doorstroming in de hand. Ik geloof, dat dat duidelijker motieven zijn dan die tot voor enkele jaren hier gebruikt werden, waar bij vooral de leeftijdsnormen en het aantal vertrek ken nogal sterk bepalend waren. Dit in antwoord op de vragen van mevr. Visser. De heer Venema heeft geattendeerd op het vooral verstrekken van inlichtingen. Ik meen ook, dat het werk van onze woninginspectrice hier niet bij verge ten mag worden. Ik heb ook nog de gedachte, dat het misschien in de toekomst van bijzonder veel be lang zou kunnen zijn, dat dit beleid niet alleen door het Woningbedrijf gevoerd wordt, maar zo mogelijk in nauwe samenwerking ook met de woninbouwcor- poraties, zodat we één uniform gericht beleid zou den kunnen voeren, waarbij wij uiteindelijk een zo snel en zo doelmatig mogelijke oplossing van de woning nood zouden kunnen organiseren. De heer Rijpma: Ik ben bijzonder blij met de uit spraak van de wethouder dit is meer dan in de m.v.a. staat in antwoord op een vraag van mij, of er praktisch geen mogelijkheden zijn. De heer Venema: Met een enquête waar de Wethouder het over had, kan ik volkomen akkoord gaan. Voor wat dat andere betreft, zou ik u toch willen vlagen, wanneer blijkt, dat er wel iets in kon zitten, of niet de gelegenheid voor meerdere informatie kan worden geschapen. Mevr. VisserVan den Bos: Hartelijk dank voor de zeer uitvoerige en duidelijke beantwoording van mijn vragen. Er is nog één wens overgebleven, n.l. het avondspreekuur, waar ik wel in geloof. Misschien zou u dat toch nog eens kunnen bekijken. In zaken sluit men b.v. wel in de morgenuren om dan 's avonds te werken. Zo'n oplossing zou toch kunnen zonder de dienst te belasten. Ik zou voorts nog wel willen, dat de woninginspectrice een beetje selectie ging toe passen en eens op bezoek ging bij die mensen, die naar haar inzicht in te goedkope woningen zitten, en daar eens een praatje houden om te vragen, of ze niet naar nieuwe woningen willen verhuizen. De heer De Jong (weth.): Wanneer de behoefte aan een avondspreekuur duidelijk aanwezig zou zijn, ben ik bereid dat idee nog eens tot mij te nemen; nogmaals, ik heb helemaal niet de indruk gehad, dat er behoefte aan bestaat. Indien dat zo was, zou dat wel duidelijker gebleken zijn, maar het gaat om de belangrijkste vraagstukken waar de mensen mee te maken hebben. Ik vrees, dat de consequenties zijn, dat dit extra bemanning gaat kosten; dat hebben wij hier wel voor over, maar de uiteindelijke consequenties die aan deze dingen vast zitten, n.l. het houden van avondspreekuren, wilde ik dan eerst ook nog wel 27 eens bekijken. Ik ben er niet van overtuigd, dat die roep zo duidelijk is. Zou de behoefte duidelijk aan wijsbaar zijn, welnu, wij zijn er voor het publiek en zouden dit uiteindelijk wel eens kunnen proberen, maar ik ben er nog niet van overtuigd. En wat dan verder het werk van de woninginspec trice betreft, zou ik willen antwoorden op de vraag van mevr. Visser, dat de woninginspectrice tot nog toe nooit een bepaalde taak heeft gekregen betref fende de doorstroming. Haar taak is te onderzoeken, of mensen die een woning toegewezen krijgen, ge schikt zijn om in die woning te wonen. Wat mij persoonlijk in het bijzonder interesseert, is juist, dat wij een beetje een nieuwe richting uit moeten i.v.m. de komende liberalisatie. Daar moeten wij ons nu alvast op voorbereiden en daar wou ik liever niet een woninginspectrice mee belasten, die een andere taak heeft. Beter acht ik het een man te zoeken die speciaal in dat enquête-werk is getraind. De heer Faber: Het gaat mij niet zo zeer om het dikwandige van de hulpstukken van de rioolafvoeren, maar ik aacht, dat het normaal was, dat wanneer men signaleert, dat men in andere gemeenten verder is dan wij hier, men B. en W. daar op wijst, en dat heb ik gedaan. Is het College bereid om na te gaan, hoe het gebruik van P.V.C. en waarschijnlijk dan dun- wanaig, in andere gemeenten waar het wordt toege past, bevalt? Ik wil als voorbeeld noemen de ge meente Assen, waar men bezig is met een woning bouwcomplex, waar afvoeren al in aangelegd zijn voor eventueel te plaatsen afwasmachines voor een afval- watertemperatuur van 100 gr. C. Dit is ook P.V.C., dat aan andere eisen moet voldoen, maar het is le verbaai' voor dit doel. Ik vraag dus aan B. en W. om dat na te gaan en mogelijk kunnen wij er hier dan ook met een gerust geweten toe overgaan. De heer Visser: De commissie van bijstand voor de Energiebedrijven heeft vorig jaar o.m. een be zoek aan de buizenfabriek Wavin te Hardenberg ge bracht en van die gelegenheid heb ik gebruik ge maakt om de bedrijfsleider een vraag te stellen om trent de kwestie van de omstreden hulpstukken. De betreflenae persoon heeft mij meegedeeld, dat deze dikwandige hulpstukken niet gemaakt worden; er zou geen vraag naar zijn. Ook in de andere vier of vijf buizenfabrieken zouden deze hulpstukken niet ge maakt worden. Ik meen dan ook, dat het College geen hoge verwachting kan koesteren van een toekom stige fabricage van deze dikwandige hulpstukken. De heer Heidinga: over dat plastic bestaat er in Leeuwarden een heel langdurige strijd en tenslotte is het College tot de conclusie gekomen, dat we hier het plastic dan toch maar moesten toelaten. De des tijds in functie zijnde directeur van Bouw- en Woning toezicht heeft echter een uitlaatmogelijkheid gevon den om het toch nog te verhinderen, door in de uit voeringsmaatregelen, die B. en W. kunnen stellen, te laten opnemen, dat die hulpstukken van dezelfde dik te moesten zijn als de rechte buizen. Daardoor was tevens het gebruik van plastic onmogelijk. Onder diezelfde regelen werken wij nu nog. In de nieuwe bouwverordening staat, dat het plastic mag worden gebruikt, maai* B. en W. zijn prompt, zodra de Raad deze bouwverordening, die voor heel Nederland geldt, had aangenomen weer met uitzonderingsmaatregelen gekomen. Ik ben het echter met de heer Visser eens: de fabrieken maken geen aparte hulpstukken voor ons, zijn ook niet van plan om ze te maken, want de investering daarvoor is enorm. Dus één van tweeën, óf wij blijven ten eeuwige dage geen plas tic gebruiken, óf wij moeten een keer toegeven. De heer Tiekstra (weth.): Bij de nieuwe bouwver ordening (Stem: Nieuwe wethouder!) (Gelach) betrekkelijk nieuw, dat heb ik gisteren begrepen hebben wij een nieuwe directeur. Morgenochtend om 9 uur is hij bij mij en ik zal onmiddellijk deze zaak met hem opnemen. De hear Klomp: Yn post 606 sit in bidrach fan f 190.000,foar it bitelle fuotbal. Us fraksje hat der forlet fan op to merken, dat üs biswieren noch altyd like great binne as op it momint, dat it bislüt fallen is om Cambuur üt de gemeentekas in subsydzje to forlienen fan maksimael 80 pst. fan it bruto eksploi- taesjetokoart. Wy sille lykwols net tsjinstimme, om't dizze post birêst op in bislüt fan de mearderheit fan de Rie. Wol wolle wy noch opmerke, dat dit nou krekt in foarbyld is fan in stimulearringssubsydzje, dat yn oanmerking komme koe om in öfrinnend karakter to hawwen ta stimulearring fan eigen ini- tiativen. De heer Stigter: Ik wil spreken over de posten 578, 586, 610 en 618 en daarbij aanhaken op pag. 117 van het sectieverslag over een aantal vragen van hoofdstuk VIII. Op de vraag omtrent een inventarisatie van de ge bouwen, waarin culturele activiteiten worden bedre ven, wordt meegedeeld, dat een allesomvattende inven- tarisiatie op dit moment niet verschaft kan worden. Op het terrein voor de sport wordt de accommoda tie steeds beter; op cultureel terrein is het omge keerde het geval. Het is te verwachten, dat het Princessehof binnen afzienbare tijd i.v.m. de restau ratie voor een lange periode dicht gaat. De exploitan ten van Zalen Schaaf trachten, indien de geruchten op waarheid te berusten, aan het zalencomplex een andere bestemming te geven. De Harmonie is sterk aan het verouderen; de akoestiek is voor muziek uitvoeringen slecht, terwijl ook de overige voorzie ningen wel het een en ander te wensen overlaten. De Prinsetün is te excentrisch gelegen om een rol van betekenis te kunnen spelen. De Westerkerk, die voor kooruitvoeringen en orgelconcerten nog een func tie te vervullen heeft, raakt meer en meer in ver val. De Openbare Leeszaal heeft dringend een nieuwe huisvesting nodig, terwijl de Waag al sinds jaren geheel buiten gebruik is. Al met al een weinig op wekkende balans. Voor de leefbaarheid van de stad, nu en zeker in de nabije toekomst, is het dringend noodzakelijk met nieuwe initiatieven te komen. Bij het aantrekken van bepaalde vormen van het hoger onderwijs zal het noodzakelijk zijn, dat aan de stu denten meer mogelijkheden op cultureel terrein kun nen worden geboden. Op korte termijn zullen er naar mijn mening wel voorstellen gedaan moeten worden om te komen tot de bouw van een cultureel centrum, waarin men zich op de hoogte moet kunnen stellen van wat er op artistiek en cultureel terrein op een bepaald moment gaande is, terwijl men daarnaast zelf actief allerlei expressie-mogelijkheden moet kun nen benutten. De mens van de toekomst zal over meer en meer vrije tijd gaan beschikken en in die vrije tijd zal hij zich creatief willen uiten. Hiertoe is een cultureel centrum een van de meest aange wezen plaatsen. De behoefte hieraan zal toenemen, naarmate de werkende mens zich steeds minder in eigen creativiteit zal kunnen uitleven. Het centrum zal centraal gelegen moeten zijn en over voldoende parkeergelegenheid moeten kunnen beschikken. Het zal zo dicht mogelijk moeten komen bij de andere gebouwen met culturele functies, zoals bibliotheken, Fryske Akademy en Fryske Kultuerried. In dit cul tuurcentrum zal o.m. plaats moeten zijn voor toneel zaal, concertzaal, kleinere ruimten voor kamermu ziek en cabaret, een bioscoop en een expositiezaal. Voorts een goed geoutilleerd service-restaurant te vens hotel en natuurlijk ateliers en werkplaatsen voor de zelfexpressie-mogelijkheden. Het is belangrijk dit alles in één gebouw onder te brengen. Zij die het centrum bezoeken om b.v. een film te zien zullen waarschijnlijk tevens een tentoonstelling in hetzelfde gebouw bezoeken of van de werkplaatsen gebruik ma ken. Veel van de jeugdbaldadigheid is terug te bren gen tot verveling en gebrek aan mogelijkheden, om zelf actief bezig te zijn en tot aversie tegen het pas sieve televisiekijken. In tal van plaatsen zijn deze plannen al gerealiseerd en de belangstelling van de inwoners heeft de verwachtingen overtroffen. Het kan noodzakelijk zijn, indien dit centrum tot stand komt, om naast de zakelijke leiding een fulltime cul-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 14