10 De heer De Jong (weth.): De heer Van der Veen loopt niet warm voor verhoging van de leges. Ik geloof dat dit een kwestie is van hoe vinden we elkaar i.v.m. het feit dat we toch de dekking niet kunnen missen van die 240.000,Het College heeft er geen bezwaar tegen wanneer de Raad deze richting uit wil. Wanneer mij gevraagd wordt wat hieronder valt dan kan ik U antwoorden: paspoorten, toeristen- kaarten, uittreksels bevolkingsregister en burgerlij ke stand, bouwvergunningen e.d. De heer Boom- gaardt wil de norm niet loslaten; ik dacht dat die norm toch niet zoveel zou losgelaten worden. We zouden hoogstens kunnen stellen, dat wij des te eer der weer aan het bijtrekken van deze post toe zijn wanneer die niet op het niveau is van de 60 pet. maar dat bekijken we volgend jaar of in 1969 dan nog wel eens. Ik ben het eigenlijk wel met de heer Boomgaardt eens en wil toch wel graag in de buurt van het dekkingspercentage blijven zitten. Het zwaar ste punt voor het College is: hoe krijgen wij voldoen de dekking die een sluitende begroting waarborgt, zodat wij bij Gedeputeerde Staten geen moeilijkhe den krijgen? De heer De Vries zou de samenhang nog graag bekijken; ik hoop dat de Raad wel vertrouwen in het College heeft, dat het zal trachten de verhoging van de rechten zodanig te maken dat er inder daad ook iets van een lagere verhoging van de huis- vuil rechten uitrolt. Het is mogelijk dat de cijfers die de heer Engels genoemd heeft over de dekkingspercentages, te laag zijn wat Leeuwarden betreft, omdat wij in deze begroting verschillende rechten verhoogd hebben. Wij willen ook dit graag nader bekijken. De heer Vellenga: De motie die ik zou willen in dienen is gisteravond nog door mij uitvoerig toege licht. Ik heb begrepen aan de reactie van het Colle ge, dat men een uitspraak van de Raad op prijs zou stellen. Ik heb dus het genoegen de motie in te die nen die behalve door mij ook is ondertekend door de heren Heidinga, Engels, Kingma, Visser, Schön- feld en Van der Veen, van de volgende inhoud: De Raad van de gemeente Leeuwarden, in verga dering bijeen ter behandeling van de gemeentebegro ting 1967, doet een klemmend beroep op de regering om voor gemeenten als Leeuwarden die in het ka der van de ontwikkeling van het Noorden nieuwe taakstellingen in ruimer verband op zich moet ne men, bijzondere vormen van financiële medewerking in het leven te roepen naast of ter aanvulling of ver betering van de nu reeds bestaande regelingen. De Voorzitter: Ik geloof dat het niet nodig is dat ik deze motie nogmaals voorlees. Het College kan zijn instemming betuigen met deze motie. Ik vraag of iemand er stemming over verlangt. Zo niet dan is deze motie met algemene stemmen aangenomen. Hiermede zijn dan de algemene beschouwingen de finitief tot een eind gebracht. Aan de orde is de begroting van het Grondbedrijf. De hear Miedema: Op bis. 68 wurdt yn de mem. f. a. in fraech steld oer it ynstellen fan in eventuele kommisje fan bystan en het Kolleezje antwurdet dêr- op: „Wy kinne dat better ris bisjen, as wy alle kom- misjes op 'e helling hawwe". Ik kin dêr alle bigryp foar opbringe en dochs needsaket it my der op dit momint hwat fan to sizzen, hwant as wy strak de nota oer de kommisjes krije, kinne wy deroer prate, oft der in kommisje nedich is of net. Mar oer de problematyk fan it Grounbidriuw kinne wy fan 'e middei better prate as dan. B. en W. sizze, dat de bisetting fan it Grounbidriuw, foaral yn de sektor fan oankeapen, eigentlik to licht is; men is dêr feitlik mei oankeapen efterop. It Kolleezje hat altyd steld: „Wy wolle graech dy tsjinst ütwreidzje, mar de bitüfte minsken binne net to krijen." Eartiids waerd dit soar te fan saken in bulte troch partikuliere taksateurs dien. Wy hawwe doe in eigen tsjinst krigen, mei in eigen direkteur, mei in eigen stêf, dy't it wurk ófhannelen. Wy hawwe dus yn üs eigen gemeente noch wol in team bisün- der akseptabele minsken sitten, dy't nei myn oer- tsjüging foar dit wurk hiel bést ynsteld wurde koene. Ik soe it dan ek wol op priis stelle, as B. en W. by bipaelde saken, dy't net flot genöch geane, dochs in birop op harren dogge. Ik fyn it spitich, dat Jo de tsjinst ünderbiset neame, wylst wy de mooglik- heit hawwe op frij ienfaldige wize de swierrichheit op to lossen. Ik soe dêr de bitrutsen wethalder strak wol- ris oer hearre wolle. Wy hawwe by de algemiene biskögingen alris praet oer de frije sektor-bou. Elk is it deroer iens, dat dy ütwreide wurde moat. Kin der ek troch it Grou bidriuw eat mear dien wurde dy ris fan 'e groun to krijen? Men heart noch wolris, dat immen in hüs yn Ljouwert bouwe wol en freget: „Hwer kin ik in stik groun krije?" Dan krijt sa immen faek in ünt- wikend antwurd; men wit it net. Kin dêrom it Groun bidriuw net mear foarljochting jaen oan de boarge- rij, dus mear reklame meitsje troch terreinen oan to bieden? De heer C. de Vries: Ik zou een enkele opmer king willen maken over de totstandkoming van de grondprijs. Hierbij denk ik nu zo sterk niet aan de prijzen zelf als wel aan het systeem van het tot stand komen. Sommige raadsleden hebben daarbij steeds moeilijkheden als het gaat over het begrip classificaties: het is een vrij ingewikkelde materie. Het vorige College heeft dan ook over dat punt al eens een toezegging aan de Raad gedaan, om in een uitvoerige nota mede te delen hoe een en ander tot stand kwam. Wij kunnen dan op pagina 23 van het sectieverslag lezen, dat enkele leden hierop aan dringen en het College antwoordt daarop, dat men vooralsnog meent te kunnen volstaan met antwoorden op de vragen 3 en 4 op pagina 68. Daar staat dan hoe het gegaan is t.a.v. de concrete situatie van het plan Ielan. Maar de toezegging betreffende een al gemene informatie hoe de grondprijzen tot stand ko men, mis ik. De heer Kingma: Het laatste halfjaar zijn enkele gevallen bekend van woningen die door het Grond bedrijf worden verhuurd en waarbij volgens mijn in lichtingen het onderhoud volkomen voor rekening is van de huurders. Hoever gaat dit? De hear Tiekstra (weth.): Oer it ynstellen fan in kommisje fan bystan foar it Grounbidriuw hawwe wy yn prinsipe gjin forskeel fan miening en de Rie is wiis genöch om strak by de bihanneling fan de Nota oer de kommisjes ek oan dit ünderdiel fan it gemeentlik bilied tige oandacht to skinken. Ik bin mei de hear Miedema fan miening, dat it in öf- gryslik wichtich elemint is fan dat bilied. Hwat de bisetting fan de tsjinst oangiet, dy moat men by it groeijen fan de taken yn it each halde. N.o.f. de suggesty fan de hear Miedema wol ik derop wize, dat wy it nou ek net sünder partikuliere tak sateurs dogge. Hwat de boumooglikheden oanbilanget, in groun bidriuw soarget der allinnich foar, dat de groun der is. Der binne natuerlijk folie mear bibouwingsmoog- likheden as grounütjeften en ik tocht, dat de bilang- hawwenden ek ynformearje moatte by de Siktarije- öfdieling. Dat is yn de measte gefallen effektiver. De hear Miedema hie it oer reklame-meitsjen. Mar groun is roversguod en reklame-meitsjen foar in ar tikel, dêr't dochs al sa'n bytsje foarrie fan is, is net in forstannige saek; der sil earst foar soarge wurde moatte, dat wy genöch oan to bieden hawwe en dan soene wy miskien propaganda fiere moatte. De heer De Vries heeft gevraagd om een nadere toelichting op de methode van calculatie. Nu geloof ik dat de zaken op zichzelf genomen minder moeilijk zijn dan het lijkt. Ik weet wel, dat door de wijzigin gen, op aandrang van het departement, van de me thode van berekening van de grondprijzen de zaak wat nieuw is geworden. Werkten wij vroeger inder daad met het befaamde begrip classificatie-vierkante 11 meters, nu wordt er gewerkt met het wooneenheden- begrip. Het neemt niet weg, dat het nut van een volledige voorlichting van de Raad uiteraard altijd groot is en ik wil mij graag beraden over de meest effec tieve vorm van voorlichting, daarbij ook rekening houdende met het feit, dat wij straks bij de nieuwe bestemmingsplannen genoodzaakt zijn om bij elk plan een exploitatie-overzicht te overleggen. Ik vraag mij wel af of een nota over deze stof, los van een exact voorbeeld, op zichzelf wel instinctief is. Het zou best kunnen zijn dat bijeenkomsten zoals ook met betrek king tot de gemeentebegroting worden gehouden, voor belangstellende raadsleden vermoedelijk instruc tiever zouden zijn. Dan is door de heer Kingma een opmerking ge maakt over woningen die door het Grondbedrijf wor den verhuurd met het volledige onderhoud ten laste van de huurder. Dat betreft woningen die gekocht zijn met de bedoeling om ze te amoveren. Om toch deze woningen mee te laten functioneren in het totale woningpakket worden deze doorgaans te gen een zeer lage prijs verhuurd omdat uiteraard het Grondbedrijf niet de mankracht heeft om het onder houd te verzorgen. De Voorzitter: Ik heb toch goed begrepen, mijnheer De Vries, dat wij het woordje „vooralsnog" zo mo gen vertalen, dat van onze zijde één of, wanneer daar behoefte aan is, meer voorlichtingsavonden wor den gehouden; dan kunnen wij het schrijven van een uitvoerige nota achterwege laten. De heer C. de Vries: Op die wijze de raadsleden omtrent deze materie in te lichten, zou ongetwij feld gaan maar dan graag aan de hand van concrete gegevens op papier. De Voorzitter: Het college zal graag meewerken en dus wel dergelijke avonden willen organiseren. De heer Kingma: Ik heb gevraagd: hoever gaat het onderhoud? Is dit het totale onderhoud of is er ergens een grens gesteld, bijv. bij bepaald groot on derhoud? De heer Tiekstra (weth.): Het gaat om het totale onderhoud. Als het zo slecht is dat de woning onbe woonbaar wordt, geef ik de voorkeur aan het niet opnieuw verhuren en het pand maar afbreken. De begroting van het Grondbedrijf wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en W. vastge steld. De heer Visser: In de sectievergadering heb ik de vraag gesteld m.b.t. de overdracht van woningwet woningen en of het College bereid zou zijn dit te stimuleren. Tot mijn spijt kan ik in het sectieverslag geen antwoord vinden. Ik kom er ongetwijfeld in twee de instantie op terug. Aan de orde is de begroting van het Woningbedrijf. De heer Stek: Het is in onze gemeente voorge komen, dat leeg gekomen woningen in saneringsge- bieden worden afgebroken, terwijl een aangrenzende woning nog wordt bewoond. Dit heeft dan voor het bewoonde huis vaak tot gevolg, dat het zijn steun kwijt raakt. Het gaat verzakken, zodat tocht en lek kage optreden. Ook schade aan eigendommen van de bewoners is niet denkbeeldig. Bent U het niet met mij eens, dat iets dergelijks toch moet worden voor komen? En dat wij van de ambtenaren, die deze gevallen behandelen, in zo'n situatie een klein beetje begrip mogen verwachten? Vooral ook, omdat de be woners van dergelijke woningen vaak geen eigenaars zijn, maar huurders. Het lijkt mij toe, dat zij graag zo'n saneringsgebied willen verlaten, maar en daar heb ik zeer zeker begrip voor de Gemeente kan hen niet altijd direct aan een huis helpen. Mag ik voor dergelijke gevallen wel Uw speciale aandacht vragen? De heer C. de Vries: N.a.v. de vragen van de heer Visser wil ik nog een opmerking maken. Onder nr. 10 op pagina 14 staat een vraag over het aankopen van goedkope woningen om op die wijze de gemeente aan meer mogelijkheden te helpen goedkopere wonin gen te kunnen aanbieden en de doorstroming te be vorderen. Wat de heer Visser bedoelt t.a.v. de verkoop van woningwetwoningen staat niet op pagina 14 maar op pagina 72. Op pagina 31 staat voorts een opmer king die op de verkeerde plaats gezet is want die slaat namelijk niet op de voorgaande vraag maar duidelijk op de vraag van pagina 72. Het is zo dat er in de sectie gepleit is voor het kopen van woningen om het goedkope woningbestand van de gemeente te vergroten. Dat is naar mijn gevoel in strijd met elkaar en dat is in het sectieverslag op pagina 31 weergegeven. Nu de heer Visser dat aanhaalt voel ik mij genoodzaakt even dit uitstapje door de m.v.a. te maken omdat ik meen dat men twee dingen verlangt die in strijd zijn met elkaar. De heer Reehoorn: Het kan wel zijn dat de vraag over de verkoop van goedkope woningen van mij ge weest is omdat ergens in de aanbiedingsbrief staat dat onvoldoende gereserveerd wordt voor het onder houd van de nieuwe woningen omdat de oude wo ningen nogal wat onderhoud vergen. Daarom heb ik gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om die wonin gen te verkopen, niet om die mensen nu maar het onderhoud in de maag te splitsen maar omdat eigen bewoning vaak tot een lager onderhoud leidt dan huur- bewoning. De heer De Jong (weth.): Wat de vraag van de heer Visser betreft m.b.t. de overdracht van woning wetwoningen zou ik dit willen stellen, dat taak en doel van de bouw van woningwetwoningen zijn dat we voor de minder draagkrachtigen woningen ter be schikking moeten stellen. Wanneer we nu die wo ningwetwoningen zouden verkopen, lopen wij het ri sico dat men aan die taak voorbij gaat. Daar staat tegenover de mogelijkheid van verkrij ging van goedkope woningen, eventueel met garan tie van gemeentewege, ingevolge het besluit bevor dering eigen woningbezit. Middels een woningbouw vereniging of een bouwkas is de mogelijkheid van verkrijging van eigen woningbezit vandaag de dag reeds aanwezig. De mogelijkheid van overdracht van woningwetwo ningen aan bewoners is mogelijk volgens een schrij ven van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouw nijverheid van 8 februari 1961 maar dat schrijven geeft de richtlijnen aan waaraan voldaan moet wor den wil men tot verkoop van woningwetwoningen over gaan. Die richtlijnen hebben betrekking op: 1. de leef tijd van de bewoners, ik meen dat die 55 jaar is; 2. het inkomen van die bewoners; men heeft daarbij de sociale verzekeringsgrens als grens gesteld naar ik meen; 3. het moet eigen bewoning zijn. Een ander punt dat ter sprake gebracht is betreft niet zo zeer de verkoop van goedkope woningwet woningen maar van die woningen die wij als gemeen te in bezit hebben en die gesitueerd zijn in de omge ving van de Bildtsestraat, Menaldumerstraat, Harlin- gerstraatweg. Dat zijn 75 woningen die destijds van een stichting overgenomen zijn en die nu niet in di recte zin bewoond zijn door mensen beneden de loon grens van de sociale verzekeringen. Wanneer de ge meente iets zou willen afstoten zouden deze woningen er eerst voor in aanmerking komen, omdat zij niet tot de woningwetwoningen behoren. Maar nogmaals met verkoop van woningwetwonin gen moeten wij niet het risico lopen onze taak als gemeente voorbij te schieten. En de grenzen die ge steld zijn in de genoemde beschikking zijn wel dus danig dat er niet zo veel mensen voor in aanmerking komen. Ik zei reeds dat het Besluit bevordering ei gen woningbezit voor het verkrijgen van eigen wonin gen ook mogelijkheden geeft met garantie van ge meentewege. De inspectie heeft t.a.v. leeg gekomen woningen in saneringsbuurten de aandacht van het College gevraagd om, daar het leed toch al groot

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 6