in de m.v.a. reeds toegezegd dat wij binnen afzien
bare tijd met een nota hierover komen. En daarin
zal aan de G.S.D. aandacht worden besteed. Het Col
lege is echt door wethouder Heetla overtuigd van het
moeilijke probleem van de huisvesting van de G.S.D.
daarvan kan niet alleen hij maar ook de Raad ver
zekerd zijn.
De heer Weide: Ik zou aan de Wethouder willen
vragen n.a.v. die enquête of hij zich persoonlijk met
mevrouw Veder even in verbinding zou willen stel
len.
Mevrouw Visser-van den Bos: Het probleem is hier,
dat mevrouw Veder uit de enquête de indruk heeft
gekregen, dat hier toch wel weer heel erg veel ge
vraagd wordt van de bejaarden, zodat dezen zich be
dreigd voelen. Ik heb het zelf meermalen beluisterd,
dat mensen die tegen de 65 lopen, het gevoel krijgen:
nu word ik in een apart vakje geplaatst en nu gaat
iedereen zich (wel om bestwil, maar dat zien ze dan
niet zo) met mij bemoeien en van alles over mij
vragen. Als men een enquête instelt, wordt dat dan
echt wel met heel veel voorzichtigheid gedaan en is
het ook mogelijk om die enquête, die dan toch van
de Gemeentelijke Sociale Dienst uitgaat, ter inzage
te leggen voor de raadsleden? Dat is de bedoeling,
zoals ik het begrepen heb, van mevrouw Veder.
De heer Heetla (weth.): Die enquête woi'dt bij ie
der rusthuis door de betrokken ambtenaar persoon
lijk toegelicht. Als daar moeilijkheden rijzen gaat de
directeur van de Sociale Dienst er zelf naar toe. De
enquête is al een hele tijd onderweg en het heeft ni,
toch eigenlijk weinig zin dit nog bij de raadsstukken
te leggen. Ik zal het in de gaten houden en met ple
zier nog een keer met mevrouw Veder spreken.
De begroting van de Gemeentelijke Sociale Dienst
wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en
W. vastgesteld.
Aan de orde is de begroting van de Energiebedrijven.
De heer Vellenga: Het is al enkele jaren geleden
dat in deze raad meer dan eens m.b.t. de aardgas
voorziening vrij uitgebreid gesproken is over het
vraagstuk van de samenwerking tussen een groep Frie
se gemeenten die bij het aardgas betrokken waren, en
het Provinciaal Bestuur. Die zaak is een klein beet
je buiten ons gezichtsveld geraakt. Vandaar dat in
de sectievergaderingen hierover een vraag is gesteld
waarop het College antwoordt dat het overleg nog
geen concrete resultaten heeft opgeleverd, maar dat
de Raad zodra dit mogelijk is hierover nader geïnfor
meerd zal worden. Dat is erg prettig maar is mis
schien ook te zeggen in welke richting B. en W. zich
voorstellen dat dit beraad zal gaan dan wel of con
tacten in de verstreken periode reeds zijn gelegd?
Dan kunnen wij t.z.t. met enige kennis van zaken
uitgebreider over die aangelegenheid gaan spreken.
De heer Schönfeld: Ik zou het op prijs stellen te
vernemen of er al resultaten geboekt zijn aangaan
de het aanbrengen van reclame op de bolgashouder.
De heer C. de Vries: Bij het raadplegen van bijla
ge 3 bij de m.v.a. betreffende de beschikbaar gestel
de, maar nog niet bestede, kredieten, kwam ik tot
de gelukkige slotsom dat daarbij niet meer voorkwa
men die voor de uitvoering van werken voor open
bare verlichting. Die zaak is dus kennelijk rond. Op
pagina 88 van de m.v.a. omtrent de stand van zaken
met betrekking tot de openbare verlichting lees ik
echter dat er vertraging is ontstaan in de uitvoering,
o.m. doordat de vereiste goedkeuring van het raads
besluit op zich liet wachten. „Liet wachten": dat be
tekent dus dat ze inmiddels is verleend? Nu is mijn
vraag: is dat inderdaad waar en waarom is er dan
nog een achterstand op dit punt?
De heer De Jong (weth.): Er is m.b.t. de vraag
die de heer Vellenga gesteld heeft, eigenlijk wel een
ontwikkeling geweest die bijzonder moeilijk was.
Aanvankelijk leefde hier de gedachte dat men stre
ven moet naar een provinciaal gasbedrijf. Uit een on
derzoek hiernaar bleek dat er van verschillende ge
meenten in Friesland gelijkluidende antwoorden bin
nenkwamen. Er was een deel dat hier wel voor voel
de en er was een deel dat hier niet voor voelde.
Dus daarmee was meteen het punt van een provin
ciaal gasinstituut van de baan. Toch moest er iets
tot stand gebracht worden, maar de wijze waarop
zou veel meer tijd en moeite vragen dan aanvanke
lijk gedacht werd. In het bijzonder heeft burgemees
ter Harmsma zich hiermee bemoeid omdat hijzelf in
Zuid-oost-Frieslancl destijds nogal bemoeienis had
met de bedrijven die daar gesitueerd waren. Dat is
door het ontijdig verscheiden van burgemeester Harm
sma blijven liggen. In die tussentijd heeft men kun
nen constateren dat met name in Sneek een regio
naal orgaan met betrekking tot de gasvoorziening
steeds meer vorm gekregen heeft. Steeds meer ge
meenten in die omgeving hebben zich daarbij aan
gesloten. Ook Heerenveen heeft zich bereid verklaard
om naar een centraal gasbedrijf te koersen. Dok-
kum heeft intussen ook doen blijken bepaalde taken
gemeenschappelijk te moeten gaan doen, geleidelijk
aan deze richting een beetje uit te koersen.
Dan zijn er een aantal gemeenten die mee willen gaan
met een provinciaal gasinstituut, namelijk die ge
meenten die op zich zelf aangewezen zijn en die
vaak een noodlijdend of een verliesgevend bedrijf
hebben. Het is dus een vrij heterogene massa waar
hier mee gewerkt moet worden. Willen we wat be
reiken dan zal op grond van het verzamelde materiaal,
dat heel verschillend van inhoud is, ernaar gestreefd
dienen te worden die taken gemeenschappelijk te ver
richten.
Ik heb de indruk dat dit hier en daar wel mogelijk
zal zijn, met name dat Noord-oost-Friesland in deze
richting wel denkt en het is onze bedoeling ook be
wust te koersen in die richting. Wanneer de Raad
ons daarin zou kunnen volgen zouden wij in deze
richting verder willen gaan. Een provinciaal bedrijf
zit er op het moment bepaald niet in.
Naar mijn mening zullen wij het beste kunnen
aanknopen bij die mogelijkheden die er nog wel zijn
en dat trachten verder uit te bouwen langs de weg
van geleidelijkheid.
De heer Schönfeld heeft nog gevraagd hoe
ver het is met de reclame op de bolgashou
der. Ik hoop dat wij binnen enkele weken daarmee
tot resultaat kunnen komen. Zoals het nu lijkt zijn
er mogelijkheden aanwezig, alleen de Schoonheids
commissie moet zich er nog over buigen.
Wat de kosten van de openbare verlichting be
treft, is het zo dat deze in nieuwe wijken komen ten
laste van het Grondbedrijf. Dat heeft de heer De
Vries misschien direct niet gezien. Die worden met
toestemming van de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening in de grondkosten doorbe
rekend. Voor het overige hebben wij een plan voor
de openbare verlichting dat successievelijk afgewerkt
wordt.
De programma's van 1964 en 1965 zijn door Gede
puteerde Staten goedgekeurd; dat van 1966 niet,
maar toch is het in uitvoering. Dit is nu net een ob
ject waarvan men moet zeggen dat het moet door
gaan ook al lijkt het met de financiering wel eens wat
moeilijk.
De begroting van de Energiebedrijven wordt z.h.st.
overeenkomstig het voorstel van B. en W. vastge
steld.
Aan de orde is de begroting van de Algemene Dienst.
Volgno.: 60.
Mevrouw Joustra-Bijker: Ik heb op pagina 5, on
der 19, gevraagd of het niet mogelijk is om in
diverse gemeentegebouwen zodanige voorzieningen te
treffen, dat deze door invaliden beter kunnen worden
betreden. Het antwoord daarop is dan, dat bij ver
bouwingen zal worden nagegaan of aan dit verzoek
kan worden voldaan. Het is natuurlijk een loffelijk
streven om bij verbouwingen na te gaan of voorzie
ningen als deze kunnen worden getroffen. Want het
17
is erg belangrijk, dat invaliden en bejaarden zo on
afhankelijk als maar mogelijk is kunnen optreden
en daarom komt bij mij de vraag naar boven: waar
om alleen bij verbouwingen? Is het niet mogelijk na
te gaan of er in gebouwen die niet aan verbouwing
toe zijn ook dergelijke voorzieningen getroffen kun
nen worden? Ik denk hier b.v. aan het aanbrengen
van leuningen, het verwijderen van drempels, het
plaatsen van banken opdat het wachten minder ver
moeiend wordt. En verder vraag ik me af of het
mogelijk is er bij te bouwen gemeentegebouwen
rekening mede te houden dat het gedeelte dat voor
het publiek toegankelijk moet zijn, wordt geconcen
treerd op de begane grond.
De heer G. de Vries: Op de vraag die wij gesteld
hebben bij volgno. 14, of het te overwegen zou zijn
de ontvangsten door het Gemeentebestuur alcoholvrij
te maken teneinde de bestuurders van motorrijtui
gen niet in de verleiding te brengen met een „glaasje
op" achter het stuur te gaan zitten heeft het ant
woord van het College mij persoonlijk niet zo bijzon
der bevredigd. Inderdaad bestaan er verschillende
mogelijkheden voor het gebruik maken van andere
dan eigen vervoermiddelen maar aan de vraag waar
het hier eigenlijk om gaat wordt voorbijgegaan. Er
had eigenlijk bij moeten staan: we geven de verze
kering, dat er geen mensen vanuit onze recepties
onder invloed achter het stuur gaan zitten. Waar het
om gaat is, dat we vanmiddag hebben gesteld dat de
verkeersveiligheid en de straatongevallendienst een
stuk verantwoordelijkheid is voor de Gemeente. De
verkeersonveiligheid die veroorzaakt wordt door on
verantwoordelijke mensen die met een „glaasje op"
achter het stuur gaan zitten, regardeert ook de ge
meenschap. Daarom had ik eigenlijk graag een posi
tiever antwoord verwacht, n.l. dat wij onze recep
ties alcoholvrij maken. Wij hebben nog niet zo lang
geleden een verslag kunnen lezen van een rechtbank
zitting betreffende een veekoopman die ergens op de
Afsluitdijk een rijksambtenaar van het leven be
roofd heeft doordat hij deze aanreed(De
heer Van der Veen: Kwam die van een receptie uit
Leeuwarden?). Die man kwam niet van een receptie;
hij kwam van de veemarkt maar daar gaat het hier
niet om. Het gaat om het feit, dat deze man 8 glaas
jes op had. Deze mentaliteit komt niet alleen voor
bij veekooplieden, die vinden wij ook elders en nu
kan men in Friesland constateren, dat door de ge
meentebesturen hierover verschillend wordt geoor
deeld.
In Heerenveen is deze zaak aan de orde geweest
en daar heeft het College gezegd een taak te hebben
t.a.v. verkeersveiligheid. Wij vinden het een daad
van verantwoordelijkheidsbesef onze recepties in ie
der geval alcoholvrij te maken.
De heer Kingma: Ik zou mij graag aansluiten bij
wat de heer De Vries gezegd heeft omtrent het alco
holvrij maken van de ontvangsten door de Gemeen
te.
De heer Van der Veen: In verband met volgno.
56 moge ik opmerken, dat ik een beetje bang word
voor de scheuren die zo langzamerhand toenemen in
het plafond van de zaal en in de muren en ik zou
eigenlijk wel eens willen weten of er aan gewerkt
wordt dat het archief, dat dit blijkbaar veroorzaakt,
binnenkort gaat verhuizen.
De heer Tiekstra (weth.): Vanzelfsprekend bestaat
bij het College evenveel begrip als bij mevrouw Jou-
stra voor de voorzieningen die ten behoeve van de
invaliden moeten worden getroffen voor de ruimten
waar het publiek wordt ontvangen in de gemeente
gebouwen. Een andere zaak is uiteraard, dat in de ge
bouwen, waarin de gemeentediensten gevestigd zijn,
in het verleden met deze voorzieningen niet is gere
kend. Nu deze voorzieningen aan te brengen zou ge
paard gaan met vrij hoge kosten. Ik geloof dat het
doelmatig is, met alle begrip voor het verlangen, daar
waar we deze gebouwen onder handen nemen aan
dacht te schenken aan dit soort voorzieningen; dat
lijkt mij doelmatiger dan het ad hoe treffen daarvan
omdat men dan voor extreem hoge kosten komt te
staan. Ik zeg nog eens: zonder enig verschil van waar
dering t.a.v. deze voorzieningen tussen Mevrouw Jou-
stra en ons.
De Voorzitter: De opmerkingen van de heer De
Vries, die volgens hem zouden betreffen volgno. 14,
maar die gingen over volgno. 110 van het volgende
hoofdstuk, wil ik meteen wel beantwoorden. Ik kan
mij indenken, dat de heer De Vries bezwaren tegen
het door het College ingenomen standpunt heeft de
meningen t.a.v. dit probleem zijn ten zeerste ver
deeld maar ik kan moeilijk instemmen met zijn
zienswijze dat de taak t.o.v. de verkeersveiligheid zich
ook zou uitstrekken tot hetgeen verschillende men
sen op recepties tot zich nemen. Dat gaat mij toch
wel wat te ver en ik dacht, dat dit toch niet direct
de verantwoordelijkheid is van het bestuur van de
Gemeente, doch dat dit primair de verantwoordelijk
heid is van diegenen, die zich naar een receptie be
geven en zich bewust moeten zijn van het
feit dat ze op een bepaald moment weer naar
huis zullen moeten. Wij bieden op een recep
tie hier in het Stadhuis voldoende gelegenheid zich
te bedienen van niet alcoholische dranken, zodat dus
ieder zich veilig, wat dit punt betreft, van het Stad
huis weer naar huis kan begeven.
Ik geloof dat het weinig zinvol is hier dieper op in
te gaan; nogmaals, ik heb er begrip voor, dat de heer
De Vries misschien teleurgesteld is, doch er zijn ook
heel wat mensen die er heel anders over denken dan
de heer de Vries.
Het College meent hier de geschetste weg te moeten
bewandelen en wanneer ik het zie in het kader van
het geheel van recepties, zowel bij de overheid als
bij het bedrijfsleven, niet alleen in het Stadhuis in
Leeuwarden maar ook elders, dan geloof ik dat het
minder juist is wanneer wij van onze ontvangsten
alcoholische dranken zonder meer zouden verbannen.
Ik heb hiermee meteen gereageerd op uw mede
stander, de heer Kingma.
De heer Tiekstra (weth.): De toestand waarin de
Nieuwe Zaal verkeert wordt in hoge mate gelijk de
heer Van der Veen heeft opgemerkt, veroorzaakt
door de belasting van het archief en de Gemeen
te-bibliotheek op de daarboven liggende verdieping.
Over de huisvesting daarvan zijn wij al een aantal
jaren bezig. Naar verwacht mag worden kan daar
voor binnen niet al te lange tijd een definitieve op
lossing worden gevonden. Als dit zover is, ben ik het
volledig met de heer Van der Veen eens, dan wordt
het tijd dat wij die Nieuwe Zaal eens een flinke
beurt geven. Maar ik deel de vrees die de heer Van
der Veen heeft uitgesproken niet dat de stukken straks
op onze hoofden zullen vallen.
De Voorzitter: Met de heer Van der Veen denk ik
ook wel eens dat dit de nodige aandacht moet heb
ben en dat wij van tijd tot tijd er voldoende zorg
aan moeten besteden de gebouwen bruikbaar te hou
den. Uw vrees is mij nogal duidelijk, mijnheer Van
der Veen, maar u hebt het antwoord van wethouder
Tiekstra en daar wilt u op het moment wel genoe
gen mee nemen, neem ik aan.
Mevrouw JoustraBijker: Ik ben uiteraard wel
blij met het antwoord van de wethouder, maar het
komt mij voor, dat het aanbrengen van b.v. leunin
gen en het plaatsen van hier en daar een bank
meer, toch echt niet zo heel veel hoeft te kosten,
vooral als we per jaar eens één gebouw onder han
den zouden nemen.
Dit zou een belangrijke service zijn aan de invali
den en bejaarden.
De heer Tiekstra (weth.): Aan de door mevrouw
Joustra genoemde bescheiden voorzieningen kan ver
moedelijk op korte termijn wel aandacht geschon
ken worden. Meer ingrijpende voorzieningen zullen
uiteraard meer voorbereiding en meer kosten vra
gen, maar ik ben best bereid om in het College en