*36 11, geeft mij de aanleiding ertoe. Ik kan het standpunt van het College, gebaseerd op het K.B. van 7 decem ber 1966 niet delen. Ik heb het K.B. hier voor mij en als ik de overwegingen van dit besluit na ga komt toch wel heel duidelijk tot uitdrukking, dat de Kroon van oordeel is dat het bedrag dat een bepaalde ge meente voor de administratie van de openbare scho len uitgeeft niet nauwkeurig vast te stellen is. Nu heb ik één vraag. Ik zou het College wil len verzoeken, nog eens kritisch te bezien of deze exploitatievergoeding, deze ene compo nent ervan, wel goed is. Ik moet daarbij op grond van de l.o.-wet het openbaar onderwijs betrekken om dat daar nu eenmaal de basis is voor de vaststelling van de exploitatievergoeding voor de bijzondere scho len. Als ik me beperk tot het openbaar gewoon la ger onderwijs, dan moet ik uitgaan van glo baal 4400 leerlingen. Het bedrag dat in de exploitatie vergoeding is opgenomen aan administratiekosten is J 3.50 volgens de definitieve begroting, en dan kom ik op een bedrag van rond 15.000,Ik zou het Col lege willen vragen of het dit bedrag voldoende acht voor de administratie van een 25-tal scholen voor ge woon lager onderwijs in onze gemeente. Mevr. JoustraBijker: Van het antwoord van het College in de m.v.a., blz. 37, op vraag 2 ben ik niet veel wijzer geworden. Dat er bouwbesluiten voor scho len zijn, wist ik wel. En hoe de gang van zaken is om tot de bouw van scholen te komen, is mij ook wel bekend, maar ik wilde graag weten, hoe groot een school kan worden, hoeveel lokalen zij kan be vatten. Als ik zie, welke scholen hier op het ogen blik gebouwd worden, dan vraag ik mij toch wel af, of wij er wel rekening mee houden dat de eisen van het lager onderwijs moeten veranderen. En hoe kan dan in deze eenvoudige scholen verantwoord onder wijs worden gegeven in bijv. de expressievakken? Deze zullen meer en meer een belangrijke plaats gaan innemen. Ze zijn niet alleen van belang voor de persoonlijke vorming van de leerling, maar ook een belangrijke voorbereiding op een zinvolle vrije-tijdsbe steding, die belangrijker wordt dan thans het geval is. Nu zijn de schoollokalen zo ingericht, dat er voor de expressievakken maar weinig ruimte is. T.a.v. post 264, blz. 114, vraag 1, van de m.v.a. zou ik het College toch nog willen vragen inzake het aanbrengen van zonneschermen alles te doen wat mo gelijk is. Het is in veel scholen en m.n. in de houten, bij langdurige zonneschijn ondraaglijk warm. Het valt dan heel moeilijk om nog behoorlijk les te geven in deze lokalen; het zijn vaak broeikassen gelijk. Verder zou ik nog willen vragen om bij eventuele nieuw bouw met wat minder glas te werken, als dat kan. Misschien is het mogelijk de scholen zo te plaatsen, dat ae lokalen niet pal op het zuiden liggen, maar meer op het oosten, zodat er alleen maar ochtend zon naar binnen komt. I.z. de post no. 372, blz. 45, vraag 13, van het sec- tieverslag meen ik even voor alle duidelijkheid te moeten constateren, dat mijn vraag n.a.v. het ver strekken van schoolmelk blijkbaar niet goed is door gekomen. Ik had n.l. gevraagd: Waarom wordt er geen schoolmelk gedronken? Ik weet dus niet wat het standpunt is van het College, waarvan hier staat dat het niet gewijzigd is. Met het eerste deel van Uw antwoord kom ik dus niet veel verder. Maar ik wil toch nog wel even voor het grote belang van het ver strekken van schoolmelk de aandacht vragen. Het is in ons land gebruikelijk in de morgenuren tussen het ontbijt en de brood- of warme maaltijden iets te drin ken en soms daarbij iets te eten. Voor volwassenen thuis of op het werk is het meestal geen vraag wat ze zullen nemen en ook niet voor de niet-schoolgaande kinderen. Maar de schoolgaande kinderen zijn in een belangrijke groeiperiode en hebben heel veel energie nodig voor de groei en om de lessen op school naar behoren te kunnen volgen. Het drinken van melk zou hier veel goeds kunnen doen, want het voorziet in de behoefte van het kind tussen het ontbijt en de lunch. Melk bevat belangrijke voedingsstoffen en na gebruik van melk in de loop van de ochtend kunnen de kinderen zich weer beter concentreren. Ik zou graag willen, dat het College zich opnieuw zou willen beraden n.a.v. deze materie. En nu nog een heel kleine opmerking n.a.v. blz. 39, vraag 1, van het sectieverslag, waarbij ik heb gevraagd, of het mogelijk is hoogtezon in de speello kalen van de nieuw te bouwen kleuterscholen aan te brengen. Ik ben heel blij met het antwoord hierop en ik hoop, dat dit de Raad tot positieve daden zal lei den. In de gemeente Enschede heeft men hiermee al jaren ervaring. De heer Rijpma: Ten antwoord op vraag 3 blz. 48 van het sectieverslag staat: Het ligt in de bedoeling, dat een afzonderlijke commissie zich o.m. met het vraagstuk van de coördinatie zal bezig houden. Mijn vraag is: Wanneer: vandaag, morgen of overmorgen? De heer Heidinga: Wij hebben een dezer begro- tingsdagen de toezegging van de Wethouder van On derwijs gehad van een nota over de gymnastiekzalen bij de begrotingsbehandeling. Nu heb ik er alle begrip voor, dat die er nog niet is, want U zult het ongetwij feld smoordruk gehad hebben om dit allemaal voor elkaar te krijgen. Alleen: Ik wil maar zeggen: Ver geet het niet. De heer Ten Brug (weth.): De heer Hogendijk is gekomen met een aantal beschouwingen over de vernieuwingen van het onderwijs op allerlei terrein. De schoolverzorgingsdienst doet zijn intree en verschil lende nieuwe schooltypen. Ik geloof mét hem, dat dit een gelukkig verschijnsel is en ik dacht, dat hij uit wat wij in de aanbiedingsbrief en ook in de m.v.a. hebben gezegd weet, dat wij inderdaad op dit punt actief zijn en pogen de stroom bij te houden. Hij is daarna begonnen met de kwestie van het leermiddelenbedrag en heeft tot mijn genoegen ge constateerd, dat wij inderdaad een behoorlijk bedrag uittrekken, waarbij wij in vergelijking met andere gemeenten een goed figuur slaan. Het bedrag voor handenarbeid is daarin begrepen. Dat wil niet zeggen, dat wij dit vak niet belangrijk achten. Wanneer men aan een school handenarbeid wil invoeren, dan is dat mogelijk en worden er ook dit tevens in antwoord op de vragen van de heer Kingma van onze kant kredieten voor eerste aanschaf beschik baar gesteld. Dat gebeurt op alle scholen. Bij nieuwbouw mogen wij mevrouw Joustra en ook de heer Kingma heeft hierover gesproken zoals de si tuatie op het ogenblik ligt, geen vaklokalen in een complex inbrengen. Maar hier en daar worden oplos singen gevonden, zodat men toch met handenarbeid bezig is. Dit is eigenlijk een keuzesituatie van de zijde van de school; gaat men handenarbeid invoeren, dan heeft men voor de rest een geringer bedrag be schikbaar dan degene die het niet doet. Er is te over wegen, of wij stimulerend zouden moeten optreden door een bedrag voor handenarbeid uit het bedrag van de leermiddelen beschikbaar te stellen. Ik weet niet of dit wel aanbeveling verdient, want men zou dat natuurlijk met meer vakken kunnen doen, bijv. met zingen. Ik wil het wel eens bekijken. Het scholencomplex dat wij denken te bouwen in 't Aldlan, zal omvatten het huidige gymnasium, de meisjes h.b.s. en de m.m.s. en de h.b.s.-a. Dat scho lencomplex moet gezien worden als een vervanging van de huidige gebouwen, waarin deze scholen zijn gehuisvest. Het Ministerie heeft medewerking willen verlenen dat wij voor die gebouwen, die inderdaad aan vervanging toe zijn en waarvan het gymnasium nog in de meest redelijke staat verkeert, een totaal nieuw complex bouwen. Omdat dit een zaak van ver vanging is, zit daar uiteraard geen m.a.v.o. in. In de tegenwoordige situatie dan geen u.l.o. Ik geef toe, dat het vakkenpakket niet alleen voor het tegenwoor dige v.h.m.o., het gymnasium en de h.b.s., die dan straks andere namen krijgen, maar ook voor de nieu we u.l.o., de m.a.v.o., in de brugklas gelijk zal zijn. Dit om het inderdaad mogelijk te maken, dat er in dat eerste leerjaar een doorstroming zal plaats vinden, eigenlijk een naselectie bij gebleken verkeer de keuze. Op zichzelf zou het inderdaad aantrekke -93? lijk kunnen zijn om in dat complex ook een m.a.v.o. - school onder te brengen. Om praktische redenen is dat niet goed mogelijk, omdat wij in dit complex, ge zien de toestemming van het Ministerie, niet meer mogen bouwen dan wij nu gaan doen. De heer Hogendijk heeft er op gewezen, dat wij zit ten met een aantal oudere u.l.o.-scholen in de stad. Het is zo: in 't Nijlan hebben we een nieuw gebouw de u.l.o. gekregen; er komt in het westen een nieuwe openbare u.l.o. en dan blijven er in de binnenstad 2 u.l.o.-scholen over: de tegenwoordige Keizersgracht- school en die aan de Wissesdwinger. Wij bezien nog, in overleg met het personeel van de Keizersgracht- school, of het aanbeveling zou verdienen om die school naar de Wissesd winger of elders over te brengen, maar dat is een zaak helemaal apart. Ik zie echter op dit moment niet de mogelijkheid om een derde nieuwe u.l.o. te krijgen. Wij moeten afwachten, hoe het met het m.a.v.o. in de toekomst gaat. Het is n.l. niet helemaal zeker, of de m.a.v.o. een behoorlijke ontwikkeling zal krijgen, gezien de komst van de h.a.v.o. De h.a.v.o. wordt dan eigenlijk de tegenwoor dige m.m.s. dat klinkt wat vreemd ook voor jongens. Een dergelijk schooltype voor jongens ont brak nog. Ik geloof, dat veel leerlingen bij het ont breken van dit schooltype naar de u.l.o. zijn gegaan. Aan de andere kant heb ik er ook hoop op, wanneer Leeuwarden wat meer zal blijven groeien, dat wij de vierde openbare u.l.o. kunnen handhaven. Helemaal zeker ben ik hiervan nog niet. Maar ik heb ook om an dere reden toch wel bezwaar in dit complex ook een m.a.v.o. onder te brengen. Dat zal in feite dan zijn één van de vier m.a.v.o.-scholen. En ik geloof, dat die m.a.v.o.-school dan wel wat een vreemde positie zou krijgen t.o.v. de andere m.a.v.o.-scholen, want je blijft zitten met het probleem van een goede coör dinatie met de andere drie scholen. Het zal noodza kelijk zijn, dat wij met de brugklassen in overleg met de directies van de scholen de zaak zo regelen, dat de doorstroming mogelijk is, waar die m.a.v.o.- scholen dan ook zijn gevestigd. Nu een van de ge meentelijke u.l.o.-scholen als een proef-m.a.v.o. is aangewezen dit jaar, kan ik mij indenken, dat er eni ge druk op die school zal komen, maar als in 1968 de Mammoetwet in werking zal treden, is die discri minatie, die men toch wel enigszins voelt tussen de verschillende scholen, voorbij. Er zijn inderdaad bij het nieuwe K.B. m.b.t. het b.l.o. meer mogelijkheden gekomen en ik kan de heer Hogendijk zeggen, dat wij doende zijn te bekijken, welke mogelijkheden het biedt om meer differentiatie te brengen op het terrein van het b.l.o. dan wij nu hebben. Een eerste bespreking met het hoofd van de l.o.m.-school heeft inmiddels plaatsgevonden en op kor te termijn zal die ook gehouden worden met de hoof den van de andere b.l.o.-scholen. Er doet zich natuur lijk wel een apart probleem voor dat, wanneer wij voor meer leerlingen een i.v.o.-kop op die school zul len aanbrengen, ook de huisvesting daar zal moeten worden aangepast, want op het ogenblik is er geen ruimte meer in de l.o.m.-school. Maar ik dacht, dat wij er ook om andere reden naar moeten streven dit gebouw uit te breiden, want ik meen, dat er ook nog voor een normale l.o.m.-klas plaats is. De heer Hogendijk heeft verder zijn waardering uit gesproken voor de positieve instelling die wij hebben voor het schoolrijpheidsprobleem. Wij hebben inder daad een eerste gedachte gelanceerd over deze kwes tie, die zeer lastig is. De financiële consequenties van een en ander zijn uiteraard niet gering; we zullen overwegen, welke mogelijkheden er zijn, die een bij drage kunnen leveren bij de realisering van de hier aangegeven denkbeelden. Ik wil nog wel eens bekij ken, of het mogelijk is centrale verzamelklassen te vormen. Ik voel ook wel het bezwaar, dat je dan inderdaad deze kinderen in een wat bijzondere posi tie brengt. Ze zijn bijzonder, maar of die bijzon derheid wordt geaccentueerd, als je niet met de buurt genoten naar dezelfde school gaat, ik geloof niet dat dat over de hele linie opgaat. Dat is echter een zaak waar ik niet over wil twisten met de heer Ho gendijk. Ik meen n.l. dat hij op dat terrein meer des kundig is dan ik. Hij heeft hierbij aangeknoopt de wenselijkheid van de aanstelling van een schoolpeda- goog, een wenselijkheid die het College, dacht ik, ook wel onderschrijft, gezien de opmerking in de be geleidende brief bij deze begroting. Het is op het mo ment nog een organisatorisch probleem, op welke wij ze we deze zaak zullen aanpakken, maar ik ben het met hem eens, dat het noodzakelijk is, dat er een vertaler moet komen in de onderwijssfeer van de ad viezen die de schoolpsychologen geven. Hier is over duidelijk een gemis, dat niet alleen van de zijde van het onderwijs wordt gevoeld; ik weet, dat ook bij de psycholoog behoefte bestaat aan samenwerking met een pedagoog. Hier doet zich ook de aloude vraag voor van de wenselijkheid van de aanstelling van een inspecteur voor het onderwijs. Er moet op het terrein van het onderwijs in de toekomst heel wat gebeuren; de gehele personeelsvoorziening moeten wij onder de loep nemen en hier speelt dan de orga nisatie van de schoolverzorging een rol bij. Dan de kwestie van de vakleerkrachten. Het is de heer Hogendijk ook duidelijk, dacht ik, dat de kwes tie van de vakleerkrachten bij het l.o. een kwestie is van financiën. Wij kennen die niet en wel om fi nanciële redenen. Ik meen, dat het in de dertiger jaren in Leeuwarden heel normaal was, dat er voor het vak lichamelijke opvoeding aan de lagere scho len vakleerkrachten waren, maar in de bezuinigings tij d zijn we die kwijt geraakt en wij hebben ze nog steeds om financiële redenen niet terug. Ik kan U wel zeggen, dat wat het vak lichamelijke opvoeding betreft dat zal de heer Hogendijk duidelijk zijn wij dit niet in één keer kunnen halen. Wanneer wij ergens in de sfeer van het l.o. tot de aanstelling van vakleerkrachten voor de lichamelijke opvoeding over gaan, zal dat in eerste instantie moeten zijn voor het b.l.o. Hij heeft verder gezegd, dat, wanneer de vak leerkrachten te duur zijn, men zou moeten pogen z.g. vakleerkrachten aan te trekken, die aan de u.l.o.-scho len ook in andere vakken lesgeven. Nu klonk dat enigszins aannemelijk om zo het aantal vakleerkrach ten maar uit te breiden. Dat zou dan betekenen min der uren voor de „normale" onderwijzers en dan betaalt het een het ander. Het klinkt aanneme lijk, maar het is niet waar. Want de situatie van het u.l.o. is zo, dat de gewone onderwijzers niet per uur betaald worden. Als een onderwijzer enkele uren minder les geeft, dan betekent dat geen kostenver laging. En het Rijk vergoedt de salarissen van de vakleerkrachten niet. Vakonderwijzers worden wel per uur betaald en dat kost de Gemeente dan nogal wat, zowel voor het openbaar als voor het bijzonder on derwijs. De volgende vraag was die van de schooltuinen. Wij zouden kunnen bekijken, of dit te combineren valt met een gemeentetuin of met een tuin in combi natie met en in de sfeer van de dienst voor sociale werkvoorziening. Dat is een zaak die ik graag tot mij wil nemen. Het schoolzwemmen vraagt voor sommige scholen bijzonder veel tijd, mede omdat wij in de stad maar één zwembad hebben, waar het gehele jaar door schoolzwemmen kan worden gegeven. De oplossing zou zijn een schoolinstructiebad in het Oosten van de stad. Dan worden deze bezwaren wel enigszins te ruggebracht. De heer Hogendijk vraagt of het niet be ter is maar voor de 5e en 6e klassen een bus te la ten rijden dan neemt dat allemaal veel min der tijd en klas 4 er buiten te laten. Nu worden de kosten van een bus voor de 5e en 6e klas becij ferd op ongeveer 30.000,— per jaar. En dan moet ik zeggen: als we inderdaad gemak kelijk 30.000,meer besteden in de onderwijssfeer, ik liever een andere prioriteit kies dan deze, hoewel ik het volkomen met hem eens ben, dat wordt ge poogd om voor de scholen die het meest veraf gele gen zijn, de zwemles aan het begin van de schooltijd te plaatsen. Maar dat is niet altijd te volvoeren, want men moet ze nu eenmaal in de urentabel van het zwembad inpassen. Tenslotte de opmerking, dat de zwemlessen zouden moeten worden gegeven na het gymnastiekonderwijs.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 5