6
van datgene wat in dit bestemmingsplan vastligt, op
te vangen, zolang de bedrijfsvoering in baar huidige
omvang in strijd met het plan mogelijk blijkt. Op het
ogenblik echter, waarop wijzigingen in de bedrijfsvoe
ring het aanvragen van bouwvergunningen noodzake
lijk maken, komen we m de situatie en dat in ant
woord op wat de heer Schönfeld opmerkte waarin
de belangen van betrokkenen in het geding komen en
waarin het voor de overheid tijd wordt, dat ze zich
vergewist van de consequenties van de vastgestelde
bestemmingen en dat ze ten aanzien daarvan in een
openbare raadszitting een duidelijke beslissing neemt.
Deze beslissing kan van tweeërlei aard zijn. Als een
schadevergoeding wordt gevraagd, dan zal die moeten
worden vastgesteld en dan keert de Gemeente het be
drag uit: daarmee blijven betrokkenen verder in het
genot van de volle eigendom van het onroerend goed.
Ook kan de Gemeente met betrokkene tot overeenstem
ming komen over tijdige overname van het bedrijf,
waarmee de Gemeente dus tevens de eigendom van
het goed verwerft. Betrokkenen kunnen dan, zolang
zij dat wensen, misschien nog op het bedrijf blijven.
Ik geloof, dat het niet juist zou zijn, voordat het be
roepschrift van betrokkenen in handen van de Raad
is geweest, daarover onderhandelingen met hen te
voeren. Ik meen, dat men belanghebbenden het volle
recht moet laten wat zij aan mogelijkheden van be
roep hebben, te benutten, alhoewel ik anderzijds niet
wil ontkennen, dat de mogelijkheden ook met deze be
trokkene al wel besproken zijn.
Als deze beslissing van de Raad wordt genomen
conform het voorstel van B. en W., dan lijkt het ook
volkomen redelijk, dat daarover straks overleg met
betrokkene zelf wordt gevoerd, om tot overeenstem
ming te komen. De burgers hebben recht op een re
delijke behandeling door de plaatselijke overheid. En
daaronder wordt verstaan, dat aan hun materiële be
langen bepaald aandaent wordt geschonken.
Duidelijker dan in 1962 het geval is geweest, ligt op
het ogenblik vast, dat deze kwekerij niet gehandhaafd
kan blijven en de Raad kan daar iets van weten, maar
hij behoeft zich in geen enkel opzicht verder iets te
verwijten, omdat op dit moment m.b.t. dit gebied toch
ook t.a.v. het gehele vraagstuk van de verkeersstruc-
tuur van de binnenstad nog niets definitief vastligt.
De hear Tjerkstra hat noch frege: Kin de forgun.
ning eks art. 18 net foar 20 jier jown wurde, mar dit
spart forgunningen kin net oars öfjown wurde as mei
goedkarring fan G.S. En it liket my ünwierskynlik,
dat dy in termyn, langer as tsien jier (kassen-artikel,
aide Wenningwet) goed fine soene. Dêr wurdt de
hear Haven dus net mei holpen. Ik achtsje de kans
op in forgunning eks art. 18 mei in termyn fan 20
jier, ek nei advisearring fan de Inspekteur fan de
Romtlike Oardering, net great en ik leau net ik
haw in goede reden om dat to foründerstellen dat
wy de bitrutsene dat net yn ütsicht stelle moatte,
hwant dat is net in réeel billed. Men moat de konse-
kwinsjes akseptearje fan it bilied fan nou. As adres
sant dan wer nul op it rekwest krijt, dan sitte wy
hwer yn de aide situaesje en dan komme wy der
dochs wer op werom.
Ik kan dan ook niet anders doen dan mij aansluiten
bij diegenen van de raadsleden, die gepleit hebben
voor een duidelijke consequentie in het beleid van de
Gemeente.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 203).
De heer Reehoorn: Dat het College voornemens is
beide werken ondershands aan te besteden door een be
perkt aantal aannemers uit te nodigen, heeft wel de
instemming van onze fractie. De bepaling, dat de aan
nemer van het ene werk niet voor de uitvoering van
het andere werk in aanmerking kan komen, wordt in
de raadsbrief niet verder gemotiveerd en wij zijn be
nieuwd, welke motieven het College daarvoor heeft.
We hebben wel redenen kunnen vinden, die misschien
daarvoor zouden kunnen pleiten, maar het zou ook
kunnen zijn, dat het uitvoeren door één aannemer die
daarvoor geoutilleerd is, kostenbesparend kan werken.
Wij hebben ons ook afgevraagd, of het misschien nog
aanbeveling zou verdienen, bij de aanbesteding één
prijs voor het verpleeghuis, één prijs voor het zieken
huis en één prijs voor het object in zijn geheel te
vragen.
De heer Engels: Als het College en de Raad van
mening zijn, dat niet één en dezelfde aannemer beide
projecten mag uitvoeren, moet dat dan ook niet in
net voorstel opgenomen worden?
De heer Tiekstra (weth.)De heer Reehoorn gaat,
dunkt me, ten onrechte uit van de veronderstelling,
dat de aanbesteding van deze werken tegelijkertijd
zou plaats vinden. Dat is niet het geval, omdat de fi
nanciering van de uitvoering van deze bouw vooruit
loopt op de voor Friesland beschikbaar komende le
ningen van langlopende aard en daarop in vrij grote
mate beslag gaat leggen. Dat zo zijnde, is de conclu
sie, dat achtereenvolgens moet worden aanbesteed.
De tweede informatie is, dat toezicht van twee ver
schillende directies wel moeilijkheden zou geven, om
dat ze zouden worden genoodzaakt met dezelfde men
sen te werken. Ik kan mij voorstellen, dat het dienen
van twee heren, ook voor een aannemer, een toch wel
wat moeilijke opdracht is. Deze moeilijkheden worden,
althans van de zijde van de directies, ongetwijfeld naai
voren gebracht. Vandaar dan ook, dat de voorkeur
wordt gegeven aan deze uitsluitingsbepaling.
De heer Engels heeft gevraagd, of dan niet in het
besluit moet worden opgenomen, dat het niet één en
dezelfde aannemer mag zijn, die beide projecten uit
voert. Het besluit volstaat met te bepalen, dat deze
zaak ondershands wordt aanbesteed en dat B. en W.
worden gemachtigd de uitvoering van deze werken
voor nader overeen te komen bedragen te gunnen aan
door hen aan te wijzen aannemers. Dat betekent een
voudig, dat de Raad, kennis dragende van de uitvoe
ringsvoorwaarden, B. en W. machtiging verleent; een
aanvulling, zoals de heer Engels bedoelt, is dus be
paald niet nodig.
De Voorzitter: Ik hoor van zeer deskundige zijde,
mijnheer Engels, dat het besluit geen wijziging be
hoeft.
De heer Heidinga: Als die werken niet tegelijk
aanbesteed worden, dan is er toch helemaal geen pro
bleem. Dan behoeft de Gemeente immers de laagste,
die het eerst mag optreden, niet weer uit te nodigen.
De Voorzitter: Er blijkt dus volledige overeen
stemming te bestaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 19 (bijlage no. 222).
De heer Visser: Onze fractie betuigt gaarne haar
instemming met het voorstel, waarin het niet alleen
gaat om de veiligheid van de wielrijders, maar ook
om de verkeersontlasting van het Oostergoplein. Het
is juist dit punt, dat aanleiding geeft te vragen, hoe
ver het College gevorderd is met voorbereidingen in
de voorziening van de verkeersinrichting.
De hear Miedema: Dit wurdt in moai fytspaed,
mar ik bin bang, dat der net ien lans komt. De skoalle.
bern komme by 25 of 30 tagelyk en fan alle kanten.
As se op de hoeke fan it Oostergoplein binne, hwer't
de skoalle stiet, kinne se net earst 500 m werom, om
ünder de brêge troch to gean. Dan geane se allegeanv
it Oostergoplein op en se tinke: De auto's wachtsj
wol. Sa is it yn de praktyk en ik leau net, dat wy in
regeling meitsje kinne troch buorden of sokssahwat
orn dy bern to forplichtsjen ünder de brêge troch to
gean. Dêrfan öfsjoen lykwols, haw ik alle wurdear-
ring foar dit ütstel. Allinnich al de feilige forbining"
tusken 't Aldlan en 't Nijlan foar aldere minsken mak-
ket dit ütstel akseptabel. Hwat dat oangiet, dus ak-
koart.
Mar hoe moai it ek is, der mist hwat. Der is n.i.
net in fuotpaed oei' de Van Harinxmabrêge foar har
ren, dy't üt Goutum komme, en it liket my foar dizze
lju wichtich, as ünder de brêge lans in moai rêstich
fuotpaed komme soe. Sa't it üs nou ütsteld wurdt,
i
7
kin men dêr net komme. Soene der net treppens makke
wurde kinne? Dan kin men dêrby op of del it fuot
paed birikke. Op sneon of snein kinne kuijerders ef.
kes op de brêge sjen en dan kinne se nei ünder, wer
fan it drokke fytspaed öf. As men dochs tüzenen üt-
jowt, kinne der ek noch wol treppens öf. Ik soe it
Kolleezje yn oerweging jaen wolle, oan de eastlike
kant fan de brêge dy treppens to meitsjen.
De heer Tiekstra (weth.)Een kort antwoord op
de vraag van de heer Visser is, dat het krediet voor
de verkeersregeling van het Oostergoplein nog steeds
wacht op de goedkeuring van G.S., dat die goedkeu
ring afhankelijk is van het beschikbaar komen van
financieringsmiddelen en dat dit op zijn beurt afhan
kelijk is van de situatie op de kapitaalmarkt. Deswege
zal dat waarschijnlijk nog wel even duren en zullen
we ons daarmee voortaan moeten blijven behelpen, tot
het moment, waarop de financieringsmiddelen wel be
schikbaar komen.
De hear Miedema kin ik hjirmei gerêst stelle, dat
it idé fan dit fytspaed berne is yn rounten fan mins
ken üt de skoalle. Dêr wol ik net mei sein hawwe,
dat it de learlingen net binne, mar dit kin men na.
tuerlik bitwivelje. Ik hoopje, dat dêr genöch learlin
gen de foarsichtige kant liket my it béste fluch
lans komme kinne en dy treppens soene ek net ün.
aerdich bylkje. Se soene lykwols yn de taluds fan
de provinsiale brêge yn in rykswei komme en B. en
W. sille dêroer earst efkes prate moatte mei de eige
ner dêrfan. As dy nou mar foar dit aerdige idé ünt-
fanklik is.
De Voorzitter: Het College doet alles, mijnheer
Visser, om de procedure betreffende de financiering
zo snel mogelijk te laten verlopen.
Het College is bereid het voorstel van de hear
Miedema nader te bezien en zo, mogelijk, te realiseren.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 215).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de
koffiepauze.
De Voorzitter heropent de vergadering.
Punt 21 (bijlage no. 221).
De heer Stek: Het lijkt mij voor het College niet
prettig, nu de sintelbaan pas een jaar in gebruik is,
bij de Raad te moeten komen met het voorstel om nog
een gebouwtje te plaatsen voor het opbergen van
diverse onderhoudsmaterialen. Ik kan mij dan ook
voorstellen, dat er wel enige onvriendelijke woorden
zijn gericht aan de betreffende ontwerper van het
sintelbaancomp 1 exHet is toch kinderlijk eenvoudig
te bedenken, dat zo'n baan onderhoud nodig heeft en
dat het hiervoor nodige materiaal moet worden op
geborgen.
Ik hoop van harte, dat dergelijke, voor het College
vervelende, voorstellen voortaan achterwege zullen
blijven.
De heer Tiekstra (weth.)Het ontwerp van het
plan voor het recreatiegebied 't Nijlün is 10 a 15 jaar
oud. Daar behoort bij de kwestie van de opstallen. De
detailplannen en de uitvoering zijn later gekomen. Die
vormen een op zichzelf staande zaak. Inmiddels is
m.b.t. aard en omvang van het onderhoudsmateriaal
ook voor de ontwerpers veel meer duidelijkheid ont
staan. Dat heeft tot gevolg, dat achteraf gebleken is,
dat de bergruimte onvoldoende is. Dat kan zich bij een
zo lange voorbereidings- en uitvoeringsduur bij ieder
project voordoen. Overigens geef ik de heer Stek toe,
dat het zeer wenselijk is, tijdig de ontwikkeling op te
vangen. Op het ogenblik heeft echter de ervaring ge
leerd, dat het noodzakelijk is deze bergplaats te bou
wen. Ik ga dus minder ver dan de heer Stek met de
ontwerpers te verwijten, dat zij dit niet hebben voor
zien. Ik meen, dat de ontwikkeling tot de noodzaak
van deze bouw heeft bijgedragen.
De heer Stek: Ik wilde graag weten, of het bij
een volgend project niet mogelijk is, gedurende de uit
voering van de bouw, wanneer de aannemer nog aan
wezig is, de nodige aanvullingen te maken.
De heer Tiekstra (weth.): Ieder plan wordt uiter
aard opgezet op basis van de op het moment beschik
bare wetenschap, zonodig tijdig aangevuld met de
tijdens de uitvoering beschikbaar komende we
tenschap. Bij elk groot project zullen waarschijnlijk
tekortkomingen blijven voorkomen, maar ze zullen zo
snel mogelijk worden opgeheven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 219).
De heer Tiekstra (weth.): Inmiddels is met de be
langhebbende overeenstemming bereikt over het voor
deze gèvel te gebruiken materiaal. Het gevolg is ge
weest, dat hij op 2 augustus j.l. een brief heeft ge
schreven van de volgende inhoud:
„Door het verkrijgen van de bedoelde vergunning voor
het vernieuwen van de zijgevel van het pand Eewal 72,
met nieuwe steen van een afgesproken steensoort, d.d.
24 juli j.l. met de heren Kiestra en Achterhof, ge
meente-architect, kunt U ons verzoekschrift als on
gedaan beschouwen. Immers is de hele zaak, die over
het van nieuwe steen optrekken van de zijgevel ging,
nu volledig opgelost, waarvoor nog onze dank. Wij hopen
U hiermee van dienst geweest te zijn, en tekenen,
Hoogachtend: Mezo.Textiel." (get.) Van Meekeren
Jr. Dit briefje is gericht aan de Raad van de gemeen
te Leeuwarden.
De Voorzitter: Dit punt wordt van de agenda af
gevoerd, aangezien het bezwaarschrift is ingetrokken.
Punten 23 t.e.in. 26 (bijlagen nos. 201, 209, 204 en 220).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 27 (bijlage no. 230).
De heer De Jong (weth.)Nadat bijlage no. 230
aan de Raad was toegezonden, is er nog een brief bij
het College binnengekomen, die het aanleiding heeft
gegeven het onder B genoemde ontwerp-besluit, suh IH,
te wijzigen. Onder dat punt III wordt voorgesteld
een overeenkomst aan te gaan met de N.V. Grondstof -
fengroothandel Van den Burg en Levison te Zutphen.
Deze N.V. zou de autowrakken, die de Gemeente heeft
verzameld, toegezonden krijgen en haar daarvoor een
vergoeding van f 20,per ton uitkeren. Nadat het
ontwerp-besluit klaar was, heeft de fa. Hoeben contact
met ons gezocht en een voorstel gedaan, dat uiteinde
lijk voordeliger voor de Gemeente was. De fa. Hoeben
had in een eerder stadium een voorstel gedaan, dat na
deliger was dan hetgeen hier voorgesteld wordt m.b.t.
de fa. Van den Burg en Levison. De oorzaak van de
bedrijfswijziging bij de fa. Hoeben is te vinden in het
feit, dat zij, in tegenstelling met de aanvankelijke plan
nen, een persmachine heeft aangeschaft. Het gevolg
daarvan is geweest, dat de autowrakken door de fa.
Hoeben hier ter plaatse kunnen worden geperst en
verder verkocht. Nog een gevolg daarvan is, dat wij
niet alleen in plaats van f 20,— per ton nu f 22,50 per
ton opbrengst krijgen, maar dat wij hiermee bovendien
besparing van vrachtkosten bereikt hebben. Dat bete
kent f 42,50 per ton voordeel voor ons. En wanneer de
schatting van autowrakken uitgaat naar 160 ton per
jaar, betekent dat een voordeel van ongeveer f 7.000,
We hebben gemeend deze aanbieding, die pas vrij
dagmorgen bij ons binnengekomen is, toch te moeten
bekijken en zowel de autowrakkencommissie als het
College heeft gemeend het voorstel zodanig te moeten
wijzigen, dat wij in plaats van aan de fa. Van den
Burg en Levison de opdrachten nu verlenen aan de
fa. Hoeben.