6
nodig is. Nu zou ik de Raad in een dwangpositie bren
gen door te stellen: Als U ons voorstel niet aanneemt,
gaat het bedrijf naar elders. Maar dat heeft „Pax"
niet gezegd. (De heer Engels: Heeft U nu echt de
overtuiging, dat dit bedrijf deze gronden nodig heeft
en zelfs binnen bepaalde tijd Als de Raad vanavond
„ja" zegt, wil men er de volgende week aan beginnen.
De Raad moet het maai- weten: zien naar het jaar
2000 of terug naar het jaar 1000.
De Voorzitter: Wij hebben inderdaad de indruk, dat
dit bedrijf op het ogenblik zoekt naar een definitieve
vestigingspiaats en die conclusie hebben wij getrokken
uit het intensieve overleg, dat met de N.V. heeft plaats
gehad. Ze is niet direct op Leeuwarden aangewezen,
omdat het een transportonderneming is. Ik zou graag
willen, dat de Raad ook deze factor in zijn overweging
betrekt; dit is een bedrijf dat nogal gemaKkelijk Leeu
warden kan ontvluchten. Men heeft ons duidelijk te ken
nen gegeven niet bereid te zijn de prijs te betalen, die
wij normaliter voor deze industrieterreinen in rekening
moeten brengen. Men kent de mogelijkheden, die men
buiten Leeuwarden heeft. Dat is dus de moeilijkheid,
waarvoor we stonden.
In de discussie kwam ook de problematiek van de
vuilstorting, waarop Wethouder De Jong uitvoerig is
ingegaan, ter sprake. Hij heeft zo concreet mogelijk de
vragen beantwoord, die door Uw Raad zijn gesteld. En
daarmee is, dacht ik, wel duidelijk aangegeven, dat wij
uit het oogpunt van oplossing van het probleem van de
vuilstorting nogal beiang bij deze zaak hebben.
Over de twee aan de orde zijnde problemen kan men
van mening verscnilien; dat stel ik. uitdrukKelijk
voorop. Maar B. en W. waren van mening, dat er wel
degelijk voor Leeuwarden belangen bij waren betrok
ken; ik wil dit echt niet overdrijven; lner staat en valt
onze economie niet mee. Ik wil het zo reëel mogelijk
bezien. Wij hebben er echter wel belang bij, dat dit be
drijf zich blijvend in Leeuwarden vestigt. Dat is een
heel positief standpunt van het College. Het tweede
punt is, dat wij in een nogal moeilijke positie zitten,
wat de vuilstorting betreft, maar toevallig liepen hier
de belangen van twee partijen parallel en vonden zij
elkaar. Wij waren blij, dat wc een oplossing vonden
voor een reeks van jaren. Wij hebben ook wei terdege
ovei-wogen, dat de betreffende ondergrond slechter
wordt door het ontgraven en vuilstorten, wat door een
der raadsleden ook heel duidelijk is opgemerkt. Deze
N.V. gaat echter zelf haar bedrijf op die grond vesti
gen. Als wij later een andere industrie er op zouden
moeten laten bouwen, zouden we ons wel duizend keer
moeten afvragen, of het wel verantwoord is. „Pax"
evenwel kan met deze ondergrond voor haar lichtere
gebouwen genoegen nemen; dat moeten we dus goed
m het oog houden.
De heer De Jong (weth.): Ik wil de heer Tjerkstra
nog een toelichting geven op het begrip „minimaal",
dat in de overeenkomst gekomen is om te waarborgen,
dat wij gedurende vijf jaar minimaal 25.000 m3 puin
brengen. (De hear Tjerkstra: Hwerom steane efter dy
oantallen m3's minimale bidragen?) Dat wil niet zeg
gen, dat wij verplicht zijn die minimale bedragen te be
talen. Dit als voorbeeld: In de omschrijving van de
hoeveelheidsgroep tot 3500 m3 per jaar staat als mini
mum bedrag vermeld f 28.540,maar als wij bij wijze
van spreken slechts 2.000 m3 storten, zijn wij niet ver
plicht die f 28.540,te betalen.
De heer Heidinga heeft nog gevraagd, of de storting
niet op eigen terrein zou kunnen plaats hebben. Wij
storten echter reeds puin en stobben op het terrein aan
de Greunsweg, maar elke m3 die daarheen gebracht en
gestort wordt, kost ons f 16,meer. Het gaat mij aan
het hart, als wij het aan de Dammelaan voor f 8,
kwijt kunnen en het ons nu f 24,moet kosten. Er
is gevraagd, of er niet een ander terrein beschikbaar
was. Neen, dat was en is niet te vinden. Andere ter
reinen hebben onherroepelijk een bepaalde bestemming
en de heer Miedema heeft gelijk, als hij zegt, dat „Pax"
en de Gemeente elkaar toevallig precies passen. Van
de 15.000 m2 in optie is het eerste stuk niet be
stemd voor bebouwing; dat is meer het terrein,
waar de auto's opgeslagen en gestald kunnen wor
den, wat niet een zware fundering nodig heeft.
Vandaar ook mijn antwoord op de vraag van de
heer Engels, dat op dit stuk betrekkelijk vlug ge
stort kan worden. Wij hebben de indruk, dat het ter
rein van 5.150 m2 in twee jaar volgestort is en dan
kan men dit terrein afdekken en gaan gebruiken. In
tussen moet „Pax" zich uitspreken over de optie. Men
heeft de gedachte, dat men over anderhalf jaar zover
is, dat men het tweede stuk kan kopen. De eerste helft
daarvan is weer meer bestemd voor opslag en dan be
gint men met de strook, die voor bebouwing bedoeld
is, waar men dus niet onder storten kan. Daarachtex
komt dan weer een strook, die de 15.000 m2 vol maakt
en die voor opslag van bijv. auto's bouwmaterialen
enz. is bestemd. Men heeft de bedoeling daar een over
slagbedrijf met een veembedrijf van te maken, sterk
georiënteerd op het buitenland. Dit bedrijf heeft nog
vrij belangrijke perspectieven.
De bebouwing geschiedt dus niet eerder dan over
vijf a zes jaar. Het geheel strekt zich uit over acht
jaar. Wij zeggen dus niet en dat in antwoord op wat
de heer Engels opmerkte dat we er de eerste vijf
jaar niets mee kunnen. Dit bedrijf heeft zich juist bij
de gehele planning aangepast. Een en ander is uit
voerig besproken.
Juist t.a.v. de vuilstorting geeft deze oplossing dus
bijzonder grote voordelen. Wij behoeven niets te vra
gen van derden. Op de door mij gemaakte berekening
van f 22.000,behoef ik niet diep meer in te gaan. Ik
heb die cijfers genoemd, niet met de gedachte die
bij de heer Vellenga opkwam om de Raad blind te
slaan met cijfers, die men zo snel toch niet kan con
troleren, maar omdat de heer Heidinga staande de ver
gadering opmerkte, dat „Pax" er zoveel rijker van
werd. Ik heb slechts willen aantonen, dat de rekensom,
die de heer Heidinga in eerste instantie maakte, n.l.:
hier wordt „Pax" zo maar even twee ton beter van,
echt niet opgaat.
Het is een toevallige omstandigheid, dat de belangen
van dit bedrijf met de onze parallel lopen. Het is één
op de honderd, dat men zoiets tegenkomt; er is geen
enkel industrieel bedrijf, waarmee we een transactie als
deze zouden kunnen sluiten.
Wij zullen inderdaad maatregelen nemen dit ook
ter geruststelling van de heer Vellenga dat het geen
rommel wordt op het industrieterrein; dat er op toe
gezien wordt, dat het gestorte materiaal flink afgedekt
wordt en dat er een goede omheining omheen komt,
zodat deze berging in deze omgeving niet een al te
storende indruk maakt.
De heer Heetia (weth.)Ik wil nog even opmerken,
dat ik niet de bedoeling heb gehad, dat de heer Engels,
wat het jaar 2000 betreft, een minder juist inzicht
heeft dan ik; het was misschien een wat emotionele
opmerking mijnerzijds, dat we niet naar het jaar 1000,
maar naar het jaar 2000 toe moeten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter schorst de vergadering voor de koffie
pauze.
De Voorzitter heropent de vergadering en stelt aan
de orde:
Punt 12 (bijlage no. 270).
De heer Weide: Ik wil mij in eerste instantie be
perken tot de kademuur, waarvoor een grote investe
ring nodig is. Er wordt een verbreding van het Kanaal
met 4 5 m voorgesteld, die alleen ten gunste van de
scheepvaart komt. De bedrijven, die van dit vaarwater
het meest gebruik maken (en dan ga ik ervan uit, dat
er over enkele jaren geen doorgaande scheepvaart meer
is) zijn het P.E.B., de Condens en Koopmans. Het
P.E.B. houdt in de toekomst op met de aanvoer van
kolen en de Condens ontvangt niet zoveel schepen.
Koopmans is het enige bedrijf, dat wel in belangrijke
mate op de aanvoer per schip is aangewezen. De be
drijven zelf hebben echter in het geheel geen last. De
schippers hebben alleen maar de ellende. Een aantal
kapiteins van buitenlandse coasters heeft mij, desge
vraagd, gezegd, dat zij de ligging hier prachtig von
den: ze kunnen mooi bij de wal komen; de zwaai
uit de Greuns naar het Nieuwe Kanaal is wel eens wat
moeilijk, maar het is geen probleem. Men zet de motor
„in de achteruit" en gaat zo terug. Het grote probleem
van het Kanaal is, dat het te ondiep is en als we het
nu voor een miljoen verbreden, zou dat moeten mee
brengen, dat we het ook aanzienlijk uitdiepen. En als
we daartoe zouden overgaan, dan zou men niet een
schuine afgraving moeten maken, maar de vorm van
een kom moeten aanhouden. Dat zou betekenen, dat het
Kanaal aan de kant van de Condens en Koopmans ook
uitgediept moet worden. En dat is ten enenmale onmo
gelijk, omdat dan de funderingen van de bedrijven bloot
komen te liggen.
Dit punt is voor mij werkelijk een raadsel en ik zou
graag van de Wethouder willen horen, wie de klacht
heeft ingediend en op welke basis de directeur der
Openbare Werken dit plan heeft ontvouwd. Ik vraag
me af, of deze investering niet veel te hoog is en ik
zou het College het advies willen geven nog eens over
leg met de betrokken bedrijven te plegen.
De heer lieidinga: Dit lijkt ons een zeer goed voor
stel, omdat het Kanaal een veel hogere gebruikswaarde
krijgt voor de grootste industrie van Leeuwarden, die
aan dat kanaal ligt. Het wordt door heel grote schepen
bevaren, die tot nog toe echter 5 a 6 m van de kant
moeten bljjven. Bovendien wordt de Kanaalweg een
bruikbare weg en dat wordt zo zachtjes aan ook hoogst
noodzakelijk, omdat deze een van de toegangswegen
zal worden tot het industrieterrein.
Dit voorstel heeft dus onze volle instemming en we
menen ook, dat het voor de gehele ontwikkeling van
de stad noodzakelijk is.
Betreffende de zwaaikom zijn al heel wat plannen
gemaakt; er is al tal van jaren overleg geweest i.z.
de verplaatsing van de scheepswerf van Van der Werf.
Deze heeft ontzaglijk veel overlast van de schepen.
Dat het College in de raadsbrief schrijft, dat het bin
nen aizienbare tijd hierop kan terugkomen bij de Raad,
stellen wij op prijs.
De heer Tiekstra (weth.)Het College staat op het
standpunt, dat de hier voorgestelde voorziening hard
en hard nodig is, omdat door eigen waarneming, m.n.
door de Markt- en Havendienst, duidelijk is gebleken,
dat de aanleggelegenheid voor de schepen in dit stuk
kanaal beslist onvoldoende is. Vaak liggen ze vrij lang
durig voor de bedrijven, met het gevolg, dat zij soms
een welkome aanvulling betekenen op de opslagcapa
citeit van die bedrijven. Het is duidelijk, dat in de ont
wikkeling van deze situatie de Gemeente, voor zover
nodig met de Provincie, voorzieningen moet treffen die
tegemoet komen aan de behoefte van de scheepvaart
ter plaatse. In het College is reeds jaren lang over deze
situatie gesproken. Het gaat er om en ik wil tegen
over de neer Weide duidelijk zijn dat hierbij de aan
leg van de Kanaalweg tegelijk kan worden meegeno
men. Als de nieuwe aanleggelegenheid gereed is, zal
de diepte van het water ook zodanig zijn, dat schepen,
eventueel vol geladen, vlak aan de kademuur kunnen
meren. Dit is nu bepaald niet het geval. Maar het be
tekent ook, dat het betreffende stuk kade door de aan
liggende bedrijven dient te worden onderhouden en dat
door het Gemeentebestuur op die plaats niets zal wor
den ondernomen, waardoor schade aan de fundering
van deze bedrijven zal worden aangericht; dat is op
het ogenblik hier niet in het geding. Wij treffen deze
voorziening, voordat we de Kanaalweg aanleggen. Ik
vind het prettig, dat de heer Heidinga er op attendeert,
dat verderop nog een zwaaikom gemaakt zal moeten
worden. De zwaaigelegenheid is nu inderdaad bepaald
te beperkt en zeker i.v.m. de lengte, die de tegenwoor
dige schepen vaak hebben. Er is thans heel wat schip-
perskunst nodig.
Nu is niet alleen de scheepvaart voor de werf, maar
ook de werf voor de scheepvaart hinderlijk en risico's
en gevaren meebrengend.
Ik geloof, dat we op het ogenblik in staat zijn hier
een behoorlijk oostelijk havengebied te maken, waar
aan grote behoefte bestaat. Maar ook in het westen
van de stad zullen wij straks i.v.m. de economische ont
wikkeling een havengebied met een behoorlijke capa
citeit moeten creëren.
7
De heer Weide: Een aantal vragen, die bij mij op
komen, zijn toch nog niet opgelost:
1. Ik begrijp niet, waarom de Commissie voor de
Markt- en Havendienst, nu er zeer hoge bedragen in
het geding zijn, niet bijeen is geroepen. Als dat nu
niet gebeurt, wanneer moet het dan wel geschieden?
2. Blijkens de praktijk is het vaarwater nu in zijn
totaliteit te ondiep. En nu kan men wel een kademuur
aanleggen en het Kanaal met 4 a 5 m verbreden,
maar de diepte blijft gelijk, zodat de schepen beslist
niet aan de kant kunnen komen.
3. De Markt- en Havendienst heeft dus waargeno
men, dat een zwaaikom nodig is, maar ik zou het op
prijs stellen, dat die waarneming zich eventueel zou
uitbreiden met die van de drie, vier grote bedrijven,
die van de scheepvaart gebruik maken.
De heen De Jong (weth.)Dit voorstel wordt ge
daan uit de behoefte aan meer aanlegmogelijkheid aan
een kademuur en als men daaraan begint, komen ook
andere dingen aan de orde.
T.a.v. de zwaaikom wordt de Commissie Markt- en
Havendienst ingeschakeld. Dan gaat het n.l. juist om
de belangen van de industrieën. De Commissie is ook
nog bezig zich te oriënteren op dit punt. En daarmee
komt deze gehele zaak straks toch weer aan de orde.
De kwestie van de kademuren is echter een zaak
van Openbare Werken, die daar ook geheel op voor
bereid is. Als de heer Weide het met die toezegging
kan doen, kunnen we het hierbij laten.
De heer Tiekstra (weth.): Het is mij niet duide
lijk, wat de heer Weide bedoelt, als hij meent, dat van
uitdieping geen sprake zal zijn. Uit de stukken blijkt
toch, dat de uitdieping bij de nieuwe kademuur bijna
2.5 m bedraagt en dat het bodemprofiel aan de zuid
zijde hetzelfde blijft. Het vertoont pas enige stijging
tegen de fundering van de bedrijven. Het zou dwaas
zijn, als het anders was; dat impliceert, dat er aanleg
gelegenheid ontstaat vlak tegen de nieuw aan te leg
gen kademuur.
Een en ander betekent, dat de capaciteit van de lig
plaatsen, maar ook de doorvaartcapaciteit van het on
derhavige stuk van het kanaal aanmerkelijk verbeterd
wordt.
De Voorzitter: Mag ik misschien nog deze kleine
aanvulling geven, dat het mij juist lijkt, dat het Col
lege aan de directeur van de Markt- en Havendienst
verzoekt nauw contact met de grote bedrijven in het
betreffende gebied te onderhouden om zich goed te
kunnen oriënteren omtrent de ontwikkeling van de
situatie ter plaatse.
Weth. De Jong heeft reeds toegezegd, dat in de toe
komst bij de oplossing van de problenien in dit gebied
ook de Commissie Markt- en Havendienst zal worden
ingeschakeld.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 255).
De hear Tjerkstra: It giet hjir om in bislut foar-
lopige goedkarring to jaen oan it ünteigeningsplan
foar groun yn it bistimmingsplan it Lekkumerein, dy't
yn haedsaek eastlik fan de Verzetsstrjitte en de Lek-
kumerwei leit. It liket my ta, dat dy't A seit, ek B
sizze moat, al komt dat net altyd üt yn dizze Rie. De
Rie hat destiids in bistimmingsplan Lekkumerein fêst-
steld en dat plan hat ek de goedkarring fan G.S. kri-
gen. Nou't in great part fan it plan winliks klear is,
n.l. it westlike stik, moat de rêst, dat dér einliks ien
gehiel mei foarmet, ek sa gau mooglik oanpakt wurde.
Wy binne dêrom fan bitinken, dat it heech tiid wurdt
de gi'oun yn hannen to krijen, resp. oer to gean ta
ünteigening. Dit tomear om, as it ta dit léste komme
moat en dat lit him sa wol oansjen mei de hiele
prosedure noch frij hwat tiid foarbygean sil en it fuort
noch net oan üntsluting en bibouwing fan dizze groun
ta is. It is spitich, efternei bisjoen, dat it ünteige-
ningsbislüt fan 1961 gjin fuortgong krije koe. Dér is
de Gemeente net mandielich oan, mar troch dy for-
traging hawwe wy in jier of seis forspile. Dejingen,
dy't doedestiids fan doel wiene seis dit stik bistim
mingsplan to réalisearjen, hawwe, tinkt my, royael