6 sekere hat. Hy sei: Denk erom, mijnheer Tiekstra, dat Leeuwarden deze woningen niet verliest. Ik haw dêr. op allinnich mar andere: Denk erom, mijnheer de Hoofd ingenieur-Directeur, dat vanavond in de Raad een uit spraak moet worden gedaan en pas daarna kunnen B. en W. verder. De hear Tjerkstra seit dan wol, dat oer de hichte (12 wenlagen) noch wol praet wurde kin, mar meitsje wy der 10 fan, dan bitsjut dat (oer alle blokken rekkene) 96 wenningen minder. Dat soe dus in bilangryk tokoart foroarsaekje. De heer De Leeuw en ik zijn het erover eens, dat de kwestie hoog- en laagbouw bijzonder belangrijk is, maar laten we daar een volgende keer eens over pra ten. Dan krijgen we de gelegenheid daarover goed van gedachten te wisselen. Ik zou de Raad echter willen waarschuwen voor al te optimistische gedachten om trent de mogelijkheid alles in laagbouw te realiseren. Technisch is de bouw van woontorens natuurlijk mo gelijk. Waarom zou het in Leeuwarden niet kunnen en elders wel Niet de technische uitvoerbaarheid, maar de financiële haalbaarheid is hier echter in het geding. Uit mijn voorafgaand betoog zal de heer Kingma ook wel duidelijk geworden zijn, dat inkorten van de blok ken een te groot verlies aan woningen zou betekenen en dus verlies op de exploitatie. De heer Hcidinga moet mij ten goede houden, dat in de voortdurende wisseling van de plannen een zekere mate van verontschuldiging gelegen mag zijn voor het feit, dat een plan-in-onderdelen nog niet bij de Raad is, hoewel ik mij kan voorstellen, dat ook de heer Hei- dinga het bijzonder betreurt en geneigd is daarvan het College een verwijt te maken. Dat verwijt moet ik dan ook incasseren. De heer De Leeuw: De Wethouder heeft ons in zijn antwoord inderdaad wel duidelijk gemaakt, dat ver plaatsing van de hoogbouw uitgesloten moet worden geacht. Dat hoogbouw goedkoper zou zijn dan laagbouw, is een punt, waarover men het nog lang niet eens is. Dat er voorts naderhand door omstandigheden vaak wijzi gingen in een uitbreidingsplan moeten worden aange bracht, is ons ook duidelijk. Er blijken echter, zoals in dit geval, delen van het plan domweg technisch niet uitvoerbaar te zijn. Wat de stedebouwkundige opzet van het plan Bil- gaard betreft, het gaat niet zozeer om de vraag: hoog- of laagbouw, maar om het feit, dat ook hoogbouw mo gelijk is waarvan een ruimtelijke werking uitgaat. Dat is m.i. in het Bilgaard, waar alles maar boven op el kaar wordt gebouwd, niet het geval. De heer Kingma: Tot mijn spijt heb ik geen duide lijk antwoord van de Wethouder ontvangen op mijn vraag, of het niet mogelijk zou zijn, wat meer ruimte lijke werking te creëren door de blokken wat kleiner te maken, waardoor de afstanden tot de bestaande be bouwing en de weg groter zouden worden. Als dat ech ter absoluut niet mogelijk is, kunnen deze flats dan niet in het uiterste noorden van het plan worden ge bouwd, dus ten noorden van de scholen? De heer Hcidinga: Ik ben geneigd hier bittere op merkingen te maken, maar het is natuurlijk beter, dat ik mij daarvan onthoud. Dit uitbreidingsplan heeft al een lange voorgeschiedenis en ik heb er al heel wat woorden aan gewijd; dat is algemeen bekend. Toen ik de brief van de huurdersvereniging ,,De Bird" las, was mijn eerste reactie: daar doen we de jas eens even bij uit. Nadat ik er in was gedoken, ben ik al gauw tot de conclusie gekomen, dat er voor ons niets meer in zat. Daarom heb ik mij in eerste instantie maar stil gehouden. Dat neemt niet weg, dat het toch een buitengewoon nare geschiedenis is. Uw College maakt in het voorstel de opmerking, dat het uiteraard onmogelijk is, zich een juist oordeel te vormen op basis van een plan-in-hoofdzaken. Toch vraagt U dat in dit geval van de Raad, omdat U nog steeds geen gedetailleerd bestemmingsplan voor dit ge bied in de Raad heeft gebracht. Dat plan is al 1V2 jaar kant en klaar. Wanneer kan de Raad het nu eens vast stellen De heer Schönfeld: Uit het betoog van de Wethou der heb ik opgemaakt, dat de Raad min of meer voor een voldongen feit staat, daar thans o.m. blijkt, dat de bewuste grond geen gemeente-eigendom meer is. Ik heb wel begrepen, dat er, gehoord de diverse geluiden uit de Raad, grote nadelen kleven aan het vastgestelde plan-in-hoofdzaken. De heer De Jong (weth.)Met de bouw van deze vier woontorens is inderdaad spoed vereist, daar he. niet uitgesloten is, dat, als wij langer zouden wachten, het extra volume, dat bij realisering beschikbaar zal komen, niet meer kan worden toegekend. Men heeft in de begroting van de Minister van Volks huisvesting en Ruimtelijke Ordening kunnen lezen, da deze de toekenning van extra volume voor industriël bouw tot een aflopende zaak wil maken. Voorts zou ik willen onderstrepen, dat deze hoog bouw juist zoveel laagbouw mogelijk heeft gemaakt in het Bilgaard. We hebben geen wijk in Leeuwarden, waar zoveel laagbouw is als in het Bilgaard; ik mee i 45%. Dat percentage ligt zelfs veel hoger dan in 't Nij- lan en ook hoger dan in het Lekkumerend en 't Heecb- terp. Wat betreft de vaagheid van het plan-in-hoofdzaken, zou ik juist willen stellen, dat er zeker van het begin af aan geen vaagheid is geweest m.b.t. deze torens Er is destijds uitvoerig geschreven over woonpalen en er is uitvoerig gesproken over de vraag, of die nu 15- of 12-hoog zouden moeten zijn. Daarbij is de wens uit gesproken, dat het in ieder geval bij 12-hoog zou blij ven. Er is bepaald met deze woonhoogte rekening ge houden en nog wel uitdrukkelijk gesteld, zowel door de architect van de Gemeente als door Prof. Bakema, die hier destijds is geweest, dat juist de woontoren: aan de Dammelaan het plan daar een markant aan zien zouden geven. Men kan B. en W. nooit verwijten, dat zij t.a.v. dit punt iets anders in de Raad hebben ge bracht of het zou moeten zijn, dat zij in plaats van vierkante blokken nu schijven voorstellen. Bij de vast stelling van het plan-in-hoofdzaken zijn er wel bezwa ren naar voren gebracht t.a.v. deze woontorens, maar de Raad heeft B. en W. toen gevolgd in hun voorstel, ook t.a.v. dit punt. De Voorzitter: Ik zou graag namens het College willen zeggen, dat wij uiteraard begrip hebben voo. de wensen van hen, die daar wonen en o.a. door de bouw van deze blokken het vrije uitzicht kwijt raken, maar ik geloof toch, dat duidelijk uit de verdediging van de Wethouder is gebleken, dat het helaas niet an ders kan. Het College moet dan ook onverkort zijn voorstel handhaven. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzatter: Ik heropen de vergadering. Wij gaan thans afwijken van de volgorde van de agenda, omdat het noodzakelijk is, dat we in ieder geval vandaag- pur 24: Maatregelen in verband met de nieuwe wetgeving op het voortgezet onderwijs, afwerken. Punt 24 (bijlage no. 312). De heer HogendijkMet de onderhavige maatrege len wil het College het voortgezet onderwijs voor ko mende generaties kinderen x-egelen. Het is dus een be langrijk voorstel. Dat U de kans aangrijpt, om de hui dige brugschool om te zetten in een l.a.v.o.-schooi, heeft onze instemming. De combinatie in een scholenge meenschap van deze l.a.v.o.-schooi met een tot l.e.a.o.- school om te vormen Vijverschool, lijkt me ook erg ge lukkig. Omzetting van de u.l.o.-scholen in m.a.v.o.-scholen acht ik ook zeer juist. Nu geeft de wet een mogelijk heid om aan de 4-jarige m.a.v.o.-school een 3-jarige af deling te verbinden. Genoemde afdeling heeft een zeer speciale functie in het geheel. Hier horen n.l. kinderen thuis, die het normale tempo niet kunnen volgen, een concrete aanpak van de leerstof nodig hebben en een aangepast programma behoeven. Zoals U weet, haalt op dit moment 60% van de leerlingen, die naar de u.l.o.-school gaan, de eindstreep niet. Nu wil ik niet zeggen, dat deze 60% van de leerlingen allen geschikt zouden zijn voor de 3-jarige afdeling, maar toch zijn het er meer dan de 17.25%, waarover in het voorstel wordt gesproken. Als ik dus pleit voor een 3-jarige af deling aan elke m.a.v.o.-school, komt dat ook voort uit net oesef, dat de Mammoetwet in principe voor diffe rentiatie heeft gekozen. Zij wil elke leerling de kans geven. M.i. zullen vele leerlingen juist voor deze 3- jarige afdeling geschikt zijn en zal er geen concurren tie t.a.v. de 4-jarige cursus ontstaan, omdat deze voor diverse beroepsopleidingen nodig is, zodat de leerlingen, die de bewuste beroepsopleidingen willen volgen, toch de 4-jarige cursus zullen kiezen. Ook omdat de ge wenste differentiatie wordt bevorderd, zou ik graag zien, ciat de Raad besloot, in principe aan elke m.a.v.o.- schooi een 3-jarige afdeling te verbinden. We gaan akkoord met de vorming van een scholen complex, waarin een scholengemeenschap van atheneum niet h.a.v.o.-school en een zelfstandig blijvend gymna sium waren onder te brengen. M.i. ontbreekt in het rapport van de studiecommis sie voor het v.h.m.o. het was overigens ook niet in de haar verstrekte opdracht besloten de verbinding met het m.a.v.o. De brugklas dient er o.a. voor, de leerlingen, die op het verkeerde spoor staan, op het juiste te rangeren. Maar waarheen moet de groep leerlingen, die het on derwijs, dat in dit scholencomplex wordt gegeven, niet kan volgen, omdat dit te moeilijk is? Naar de m.a.v.o.- school! Maar daartoe zullen die leerlingen naar een andere school moeten. Niet alleen naar een ander type school, maar ook naar een ander gebouw. Verbindt daarom aan dit scholencomplex toch een m.a.v.o.- school. Natuurlijk, er zijn al vier m.a.v.o.-scholen, maar ik stel me voor, dat er wel een dependance van één van de bestaande scholen aan dit complex zou kunnen wor den toegevoegd. Er komt dan een brugklas van één van cie m.a.v.o.-scholen bij dit complex, Dit heeft het volgende voordeel: De leeriingen, ten aanzien van wie nij de selectie getwijfeld wordt, of zij het h.a.v.o., het atheneum of het gymnasium wel kunnen volgen, kun nen in deze brugklas worden gezet. Vanuit die klas kunnen zij dan op een gegeven ogenblik, als blijkt, dat die stap toch wel mogelijk zou zijn, het andere type schoolonderwijs volgen en dan is dit eigenlijk een ge ringere stap, dan wanneer die vanuit één van de vier m.a.v.o.-scholen moet worden gedaan. Ook de leerlin gen, die het v.w.o. of het h.a.v.o. niet kunnen volgen n zullen moeten teruggaan naar het m.a.v.o.-onderwijs, kunnen in diezelfde brugklas terecht, waardoor ook deze overgang veel soepeler kan verlopen. Ook zullen in dit complex diverse leraren in meerdere brugklassen kunnen werken. Men kent dus de leerling en de zwaar te van de verschillende brugklassen, waardoor men zich een beter oordeel over beide kan vormen. Uw opvatting over het vormen van een h.a.v.o.-af- deling aan één van de m.a.v.o.-scholen lijkt ons juist. Hier zullen de leerlingen, wier intelligentie en aanleg zich pas wat later ontplooien dan aanvankelijk werd verwacht, verder kunnen gaan. Vorming van meer dan één van deze topklassen zal dan ook wel niet nodig zijn, omdat er misschien nog meer mogelijkheden in de stad aanwezig zijn, en omdat het niet al te veel anderen zal betreffen. Met het plan, om reeds een ver zoek aan de Minister te richten terzake van het stich ten van een m.e.a.o.-school, kunnen we van harte ak koord gaan. Gaarne, evenals de ,,h.a.v.o.-top", in een scholengemeenschap met één van de m.a.v.o.-scholen. Kan de handelsavondschool niet worden omgezet in een ivondschool voor m.e.a.o. en dan tevens aan diezelfde scholengemeenschap verbonden Ook de wenselijkheid van stichting van een school oor h.e.a.o. onderschrijven we gaarne, wéér in een scholengemeenschap. In dit geval misschien wel met de h.a.v.o.-school. Ik begrijp wel, dat door deze wen sen het scholencomplex wel erg omvangrijk zal wor den; er zullen grenzen zijn aan het aantal leerlingen, dat in een bepaalde scholengemeenschap kan worden opgenomen. Overigens zou deze h.e.a.o.-school wel goed passen in Uw poging, nog eens een rijksdienst naar Leeuwarden te krijgen. Tenslotte dit: Ik heb een aanvraag voor de sociale academie ge mist. Kan de Gemeente niet opnieuw het initiatief ne men en met de daarvoor in aanmerking komende in 7 stanties overleg plegen, teneinde te komen tot het stichten van een dergelijk schooltype in deze stad? Mevr. Veder-Siuit: Laat ik beginnen met het Col lege en ook de afdeling Onderwijs ter Secretarie mijn compliment te maken voor de duidelijke en uitgebreide uiteenzetting in het voorstel. Na het kritische geluid, dat ik vorige keer, ten onrechte, over onderwijsaangele- genheden heb laten horen, wil ik dit graag nadrukke lijk stelien. In het algemeen kan ik instemmen met dit voorstel en ik heb dan ook slechts enkele opmerkingen en vragen. Ook wij gaan akkoord met het afzonderlijk houden van het gymnasium, gezien de zeer speciale opleiding, de klassieke vorming, die daar wordt gegeven, kortom het eigen karakter van dit onderwijs. Graag onderstreep ik wel wat gezegd wordt over de samenwerking met andere scholen. Ik heb me nog af gevraagd, of er in deze opzet nog mogelijkheden zijn voor een lyceum. Of is het College van mening, dat daaraan, in de nieuwe opzet, geen behoefte zal zijn? De positie van de m.m.s. is me niet helemaal duide lijk geworden. Dat kan aan mij liggen, maar misschien wil de Wethouder dit voor me ophelderen. Ik dacht, dat de m.m.s. in de regel wordt omgezet in een h.a.v.o.- school. Volgens het voorstel op blz. 5 zou dat ook in onze Gemeente kunnen, maar nu zie ik, dat in het ont- werp-besluit a onder letter d wordt voorgesteld de m.m.s. m een atheneum om te zetten. Nu vraag ik mij af, of er dan wel voldoende aandacht kan worden besteed aan de groep, die voornamelijk een litteraire aanleg heeft en die vaak voor een groot deel uit meisjes be staat. Zou die groep niet meer profijt hebben van een litteraire afdeling aan een h.a.v.o.-school? Of is het de bedoeling, binnen de scholengemeenschap, waarvan dat atheneum deel zal uitmaken, die mogelijkheid nog te scheppen? Dit is mij niet helemaal duidelijk. Ik zou graag tot slot nog mijn instemming betuigen met het voorstel, de wenselijkheid uit te spreken tot stichting van een school voor hoger economisch en ad ministratief onderwijs. Het is bepaald de moeite waard, daar een ernstige poging toe te doen. Ik heb dat punt ook bij de begrotingsbehandeling aangesneden en ik hoop, dat dit streven met succes zal worden bekroond. De heer ITiijpma: Het is mijn bedoeling het woord te voeren over dat gedeelte van het voorstel, dat be trekking heeft op het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. In tegenstelling tot mijn voorgangster in dit debat betreur ik het, dat het gymnasium in dit voorstel niet is opgenomen als onderdeel van een ly ceum, in welk schooltype zowel gymnasium als athe neum, beide met een a- en b-afdeling, zijn verenigd. Het gaat mij er n.l. om een scholengemeenschap te doen ontstaan, waarin is ondergebracht een atheneum en een gymnasium met een gemeenschappelijke brugklas, waarin geselecteerd wordt op grond van aanleg, waar na een advies aan de ouders wordt gegeven, welk on derwijs het kind het beste kan gaan volgen. Als het gymnasium buiten deze scholengemeenschap wordt ge houden, dreigt het gevaar, dat alleen kinderen, die zich aannielden voor het gymnasium, die school ook kunnen bezoeken, want het gymnasium zal ongetwijfeld latijn als verplicht vak in het brug jaar opnemen. Uit het rapport, dat ter inzage is gelegd, maar dat ons helaas niet is toegezonden, blijkt, dat het percentage leerlin gen uit de lagere milieus, dat hier in Leeuwarden het gymnasiaal onderwijs volgt, de 1% niet haalt. Het lijkt mij wonderlijk, dat er in dat milieu geen groter aantal kinderen zou zijn, dat qua verstandelijke vermogens en aanleg het gymnasiaal onderwijs kan volgen. Volgens statistische cijfers uit 1965 bezoekt, landelijk gezien, 30% van het aantal kinderen, dat het v.h.m.o. volgt, een gymnasium. Hier in Leeuwarden kom ik op een vergelijkbaar percentage van 19. M.i. is dat voor een belangrijk deel te wijten aan het feit, dat het gymna sium, zowel het Gereformeerd als het Stedelijk, een aparte sociale status vertegenwoordigt en dat het voor mensen uit vele milieus erg moeilijk is, de drempel te overschrijden, die hen, naar hun gevoel, sociaal scheidt van dit gymnasium. M.i. komt een brugjaar bij een af zonderlijk gymnasium niet tot zijn recht. Er moet on der éénhoofdige leiding een beoordeling van de leerlin gen plaatsvinden die toelating tot het v.w.o. vragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 4