8 Die beoordeling dient niet alleen te berusten op rap portcijfers, maar moet ook geschieden op grond van de omgang met de leerlingen, gesteund door bijv. een psy chologisch advies. De omgang met de leerlingen moet geschieden door leraren, dis daar speciaal voor wor den aangewezen, die daar speciale kwaliteiten voor hebben, die niet alleen de cijfers beoordelen, maar de gehele ontwikkeling van het kind in ogenschouw ne men. Dat kan niet op zo'n kleine school. Daarvoor is een groter aantal klassen nodig, omdat dan het beoor delingsmateriaal voldoende gevarieerd is, om conclusies te trekken. Is er in het rapport dat ter inzage gelegd is, niet te veel uitgegaan van le bestaande situatie in Leeuwarden Ik wil alleen maar wijzen op de samen stellers van het rapport. Er is niemand bij buiten de directeur, leerkrachten en bestuursleden van de erbij betrokken school. Daar zit bij voorbaat het gevaar in, dat men gaat redeneren vanuit de situatie, waarin men geplaatst is. Trouwens de aanbevelingen van de com missie worden ook niet helemaal gevolgd, want, als ik goed gelezen heb, beveelt de commissie aan, bestaande scholen zoveel mogelijk hun zelfstandigheid te laten be houden en alleen onder te brengen in een scholencom plex, waarin gestreefd moet worden naar zoveel mo gelijk contact tussen de scholen. Een aantal scholen wordt echter wel in een scholengemeenschap onderge bracht. Misschien is daar mede debet aan, dat één van de scholen straks zonder leiding komt te zitten en het dus gemakkelijker is daarmee wat te doen dan met scholen, waarvan de leiding compleet is en waar na tuurlijk bepaalde gevoeligheden aanwezig zijn. Ik zou dus ernstig in overweging willen geven en ik zal eventueel niet weifelen, de Raad hierover een uitspraak te laten doen alsnog te bezien, of het niet wenselijk is, dat het gymnasium toch in een scholengemeenschap wordt opgenomen, zodat we in Leeuwarden eindelijk eens kunnen zeggen, dat toelating tot het gymnasium niet meer alleen en uitsluitend door de ouders wordt beoordeeld, maar dat deze beslissing steunt op het ad vies van een deskundig team. De heer Pietersen: Ik ben het College dankbaar dat het de Raad in de gelegenheid stelt om, door dit agendapunt wat vroeger aan de orde te stellen, dit be langrijke vraagstuk rustig te bespreken. De in het voorstel genoemde maatregelen houden de formele uitvoering van de Wet op het voortgezet on derwijs in. Er is herhaaldelijk gesteld, ook door de wet gever, dat deze Mammoetwet inhoud moet krijgen door de arbeid, die in de scholen zal moeten worden ver richt. Het zou kunnen zijn, dat een gemeentebestuur zijn taak als geëindigd beschouwt, nadat de formele voorwaarden zijn geschapen. Ik neem aan, dat dit in onze gemeente niet het geval is. Ik geloof, dat in ieder geval de wens za.1 leven te trachten, ook bestuurlijk, mee te helpen de inhoud van deze Mammoetwet tot zijn recht te doen komen. Bestuurlijk zal veel werk moeten worden verricht, dat deels door het personeel van de scholen zal moeten worden gedaan. Daartoe dienen een aantal commissies in het leven te worden geroepen. Welke de taken van de reeds ingestelde com missies precies zijn, zou ik graag straks van het Col. lege willen horen. Over de commissie, die de schoolvorderingentest maakt, zou ik een opmerking willen maken. De arbeid van deze commissie wordt verricht op de lagere scho len en loopt dus eigenlijk wat vooruit op de keuze, die daarna moet worden gedaan op grond van de ervarin gen in het brugjaar. Nu valt mij op, dat bij deze school vorderingentest eigenlijk alleen selectie plaats vindt van de leerlingen, die bestemd zijn voor h.a.v.o. en m.a.v.o. Er blijft een groep over en niet zo'n geringe die vrij ongeselecteerd wordt verwezen naar de scholen voor technisch- of huishoudonderwijs en dan komt er ook nog een groep terecht bij het l.a.v.o. Het spijt me, dat men nog geen kans heeft gezien in onze ge meente ook t.a.v. deze leerlingen tot een fijnere diffe rentiatie te komen. Deze grote groep wordt, soms vol komen ten onrechte, min of meer als een restgroep beschouwd, die wordt verwezen naar scholen, die, ook volkomen ten onrechte, als restscholen worden gezien. Het is noodzakelijk, dat wij trachten, ook deze groep kinderen duidelijk te selecteren. Het zou best mogelijk zijn, dat daarbij andere overwegingen gingen meespelen dan alleen die, welke thans berusten op de theoretische intelligentie, wat een geflatteerd beeld schept. Het is goed denkbaar, dat leerlingen, die slechts op deze theo retische intelligentie worden getest, op grond van de uitslag daarvan naar een m.a.v.o.-school worden ver wezen, terwijl ze, krachtens hun praktische intelligen tie, naar een school voor technisch onderwijs zouden kunnen. Zoals bekend, kennen deze scholen op het ogen blik verschillende theoretische stromen en ik zou het jammer vinden, als in het kader van de invoering van deze schoolvorderingentest deze degelijke onderwijsin richtingen als restscholen zouden worden beschouwd. Ze verdienen een veel en veel beter lot. Mijn volgende vraag sluit min of meer aan bij de opmerkingen van de heer Rijpma aangaande het gym nasium. Wij kunnen het in het algemeen wel met het College eens zijn, dat het gymnasium een zodanig ka rakter bezit, dat handhaving als afzonderlijke schoo> verantwoord is. Door de invoering van latijn in het brugjaar wordt het echter min of meer illusoir, dat leerlingen uit de brugklas van het atheneum zouden kunnen overgaan naar een gymnasium. Daarom zou ik graag vernemen, wanneer men op het gymnasium het latijn wil invoeren. Als dat in de loop van het eerste jaar mocht zijn, dan komt er een zekere vrijheid van han delen. Worden aan het gymnasium zelf ook mogelijk heden overwogen om eventueel leerlingen, die uit de brugklas van het atheneum toch nog naar het gymna sium willen, in de tweede klas op te vangen? De heer Wiersma: Op blz. 7 van de raadsbrief heb ik gelezen, dat het verzoek om, met toepassing van de Experimenteerwet, tot vorming van een m.e.a.o.- school te komen, op 22 mei j.l. is afgewezen. Is dat verzoek destijds de Raad wel gepasseerd? Het bijzonder onderwijs hier ter stede heeft een aan vraag ingediend voor een m.e.a.o.-school en is van plan, deze school, die eventueel zou worden toegewezen, on der te brengen in een stichting voor algemeen voort gezet economisch en administratief onderwijs. Is de Gemeente overigens de aangewezen instantie om dit m.e.a.o. te runnen? De bestuursleden van deze stichting zullen afkomstig zijn uit cle administratieve sector van het bedrijfslever en als zodanig technische aspecten, die aan dit onder wijs zijn verbonden, juist kunnen beoordelen. Het aan tal scholen, dat naar alle waarschijnlijkheid door de Minister zal worden toegestaan, maakt het waarschijn lijk, dat Friesland er maar één zal kxüjgen. Gelet dus op de aanvraag van het bijzonder onderwijs, die niet is afgewezen, verzoeken de leden van de a.r. en de c.h. fractie een eventueel besluit van de Raad niet te gebruiken als een opstelling tegenover de aan vraag van het bijzonder onderwijs. Mevr. Visser-van <len 15,os: Allereerst wil ik mij aansluiten bij de waarderende woorden van mevr. Veder- Smit t.a.v. de duidelijkheid van het voorstel. Ook wij en speciaal ikzelf geven de voorkeur aan vorming van een lyceum. De eerste klas van het gymnasium zal zo zwaar met latijn zijn belast, dat de kinderen, die later nog willen kiezen voor het gymnasium, dit dan heel moeilijk kunnen realiseren, omdat ze dat latijn moeten inhalen. Het is mij bekend, dat er heel veel lycea zijn, waar in de eerste klas absoluut nog geen latijn wordt gegeven. In het rapport over het voortgezet onderwijs heb ik gelezen, dat ook de commissie de totstandkoming van een lyceum, dat, wat dit betreft, meer mogelijkheden kan bieden, zeer op prijs stelt. Dan heb ik een paar praktische vragen. Is het de bedoeling, in de brugklassen van de diverse scholen voor voortgezet onderwijs dezelfde schoolboe ken te gebruiken? Met het verdwijnen van de middelbare meisjesschool heb ik veel moeite. Nu het College ons voorstelt, de meisjes-h.b.s. om te zetten in een atheneum, wil ik graag vernemen, of aan die school een h.a.v.o.-afdeling kan worden gevormd, waarin het onderwijs in de lite raire en culturele vakken op de voorgrond staat. Als ik het goed gelezen heb, is dit mogelijk volgens art. 8, onder b, lid 2. Verder zou ik willen vragen, of B. en W. aan het verlanglijstje, dat zij zo mooi vóór 5 december in Den 9 Haag willen doen bezorgen, een vijfde wens zouden willen toevoegen en wel een school voor sociaal-peda gogisch onderwijs. In de vergadering van de Raad van 30 december 1959 hebben B. en W. de oprichting en in standhouding van een dagopleiding voor maatschappe lijk en cultureel werk in deze gemeente, nodig geoor deeld. Wij zouden het bijzonder toejuichen, dat, als er nu weer een kans is in onze stad een dergelijke school te krijgen, deze werd benut. Tenslotte zou ik mij willen aansluiten bij een opmer king van de heer Hogendijk. Ook ik denk aan de mo gelijkheid, de handelsavondschool om te zetten in een i.e.a.o.- of een m.e.a.o.-school. Ook met de heer Pietersen kan ik in verschillende opzichten meegaan. Iedereen maakt in zijn omgeving mee, dat kinderen, die naar de u.l.o. of h.b.s. zijn ge stuurd, vaak na vele omzwervingen terecht komen op de l.t.s. en dan het gevoel hebben, mislukt te zijn. ik hoop dan ook werkelijk, dat het brugjaar door tech nische onderzoekingen zal worden begeleid, zodat de keus van ouders en kinderen beter zal zijn dan nu vaak het geval is. De heer Kingma: Ik had eigenlijk gehoopt, dat die scholengemeenschap een veel bredere basis zou krijgen door er ook het vaak ondergewaardeerde technisch on derwijs in te betrekken. De mening heerst nog te veel vooral bij de ouders dat, als een kind helemaal niets meer kan, maar naar de ambachtsschool moet. De iechnische school is hier nog niet voldoende ingebur gerd en daarom zou ik het belangrijk hebben gevonden, als in de commissie, die zich bezig heeft gehouden met de vorming van een scholengemeenschap, ook mensen uit de diverse geledingen van het technisch onderwijs hadden gezeten. M.i. is het in onze technische maat schappij zeer belangrijk, dat de juiste man op de juiste plaats komt. Ook via de technische school is heel wat te bereiken. Vele mensen zien dat nog niet. We moeten over dit onderwijs betere voorlichting geven. Als één van de middelen daartoe zie ik de vorming van een technische afdeling misschien een wensdroom aan een scholengemeenschap, zodat ook de opleidingen met een meer theoretisch karakter in nauwer contact ko men met het technisch onderwijs, waardoor de moge lijkheid ontstaat, dat dit onderwijs aan waardering wint. Dat kan m.i. in sociaal en pedagogisch opzicht een belangrijk voordeel zijn van zo'n scholengemeen schap. De heer Ten Brug (weth.): Enkele leden van de Raad hebben het College een compliment gemaakt over de wijze, waarop de bij dit punt aan de orde komende zaken zijn voorbereid en ze hebben zeer terecht ik zal het graag ter plaatse doorgeven ook de ambte naren van de afdeling Onderwijs der Secretarie daarin betrokken. De heer Hogendijk heeft zijn instemming betuigd met omzetting van de brugschool in een l.a.v.o.-school. Omdat we in Leeuwarden thans over twee v.g.l.o.- scholen beschikken, hebben we nauwkeurig nagegaan, of het aanbeveling zou verdienen om, naast de l.a.v.o.- klassen, die bij het nijverheidsonderwijs worden ge vormd, nog een zelfstandige l.a.v.o.-school in het geheel van het onderwijs op te nemen. Over de ontwikkelings kansen van het l.a.v.o. wordt verschillend gedacht. Voor zichtigheidshalve hebben we o.a. om die reden dan ook besloten, dit ondeiwijs met een I.e.a.o.-school onder te brengen in een scholengemeenschap. Mocht het l.a.v.o. geen levensvatbaarheid bezitten, dan is in dit grotere verband eventueel opheffing van dat onderwijs beter op te vangen. Vroeger was de v.g.l.o.-school eigenlijk een restschool. Dat woord zou ik wel tussen aanhalings tekens willen plaatsen, maar in feite was het zo. De v.g.l.o.-school heeft en dat mogen wij met genoegen constateren in de loop der jaren veel meer inhoud gekregen en wij kunnen eigenlijk wel zeggen, dat onze v.g.l.o.-school thans reeds een soort l.e.a.o.-school is ge worden. Omzetting van dit v.g.l.o. in I.e.a.o. zal zeker geen belangrijke vei'andering betekenen. Voor een aan tal leerlingen, die dit l.e.a.o.-onderwijs eigenlijk niet kunnen volgen, zou dit echter wel kimnen betekenen, dat zij halverwege de opleiding deze school zouden moe ten verlaten. Juist door de inbouw van een l.a.v.o.- school is het mogelijk, deze kinderen toch een afgerond schooltype te doen volgen. Dat is eigenlijk ook de be doeling van deze l.a.v.o.-scholen. De tijd zal moeten leren, of wij, wat dit betreft, juist hebben gegokt. Ge zien de mogelijkheden, die er op dit moment in Leeu warden liggen, verdient het m.i. alleszins aanbeveling, de brugschool in een l.a.v.o.-school om te zetten. Daarna heeft de heer Hogendijk gesproken over de m.a.v.o.-school en m.n. de 3-jarige stream. Inderdaad haalt 60% van de u.l.o.-leexhngen de eindstreep niet. Dat slechts 17.25% van de leerlingen de 3-jarige opleiding volgt, is een ervaring, die men landelijk heeft opgedaan, en we kunnen niet zonder meer aannemen, dat dit per- cexxtage in Leeuwarden aanmerkelijk hoger zou zijn. Ook de hoofden van de tegenwoordige u.l.o.-scholen in onze stad zijn van mening, dat op dit moment maar een beperkt aantal leerlingen voor deze opleiding in aanmerking zou komen. Die 3-jaiïge stx'eam kan uiter aard de 4-jarige m.a.v.o.-school ook niet vexrvangen, maar moet een uitzonderingsmogelijkheid zijn voor be paalde groepen van kinderen. Het door mij gexioemde percentage van 17.25 stemt aardig overeen met het aantal van plm. 60 leerlingen, dat door de schoolhoof den wordt genoemd als in aanmerking komende voor zo'n 3-jarige stream. Wij achten het op dit moment in ieder geval onvex'standig deze 3-jarige opleiding over meer dan één school te spreiden. De situatie moet stel lig rxiet zo zijn, dat in een bepaald jaar op een bepaalde m.a.v.o.-school onvoldoende leerlingen zijn voor zo'n 3-jarige stream en een volgend jaar eventueel weer een voldoend aantal. Dat zijn van die onverkwikkelijkheden, die men bij de combinatie van h.b.s.-a en h.b.s.-b in wat kleinere plaatsen altijd wel heeft gekend. Dan waren er op een gegeven moment niet voldoende leer lingen voor de a-afdeling. M.i. is dat bijzonder onge zond en het zal zeker niet meewex'ken tot de bloei van een dergelijke afdeling. Op grond van de besprekingen die wij met divex-se inspecteurs, met de inspecteur-gene raal van het Ondexwijs en op het Ministerie hebben ge had, mogen we wel aannemen dat een aanvi'aag voor meer dan één 3-jarige stream niet zal worden ingewil ligd. Dat wil niet zeggen, dat wij op den duur niet aan meer dan één school een 3-jarige stream zouden kunnen invoeren. De heer Hogendijk heeft ook gesproken over het rapport uit 1963 en daarbij de opmerking gemaakt, dat de commissie, die dit rapport heeft opgesteld, niet over het m.a.v.o. heeft gesproken. Er is ook een opmerking gemaakt over het feit, dat dit rapport slechts ter in zage heeft gelegen en niet aan de raadsleden is toe gezonden. Dit laatste is in 1963 wel gebeurd, maar daar hebben uiteraard de raadsleden, die na 1963 zit ting hebben g'enomen, weinig aan. Wij hadden echter niet voldoende exemplaren meer, om dit rapport aan alle raadsleden te doen toekomen. Bovendien is het een rapport van 1963 en men heeft uit ons voox-stel gele zen, dat wij in 1967 de zaak op diverse punten toch wel iets andei's zien dan in 1963. Er is ook gezegd, dat in die commissie alleen mensen zaten van het v.h.m.o. In derdaad was dat zo, maar dat was ook juist, want de opdracht van die commissie was het opstellen van een rapport terzake van de toekomstige ox-ganisatie van het v.h.m.o. in Leeuwax-den. Men liep toen al enigszins voor uit op de koxnende wetgeving, maar hoe de Mammoetwet in px-aktijk zou worden gebracht (men twijfelde er in vele kxingen tot vorig jaar nog aan, of zij ooit in wer king zou tx*eden), daai' had men toen nog slechts een vaag idee van. Bij de beschouwing van dit rappoit moe ten wij daar dan ook m.i. wel rekening mee houden. De heer Hogendijk vindt het jammer, dat in de scho lengemeenschap van h.a.v.o. en atheneum geen m.a.v.o. is opgenomen. Wij hebben in Leeuwarden op het ogen blik vier m.a.v.o.-scholen. Zouden wij één van die m.a.v.o.-scholen verbinden met een bxaxgklas, opgeno men in de scholengemeenschap, in welke klas m.a.v.o. zou worden gegeven, dan zou de toeloop van leerlingen naar juist die m.a.v.o.-school wel ex'g groot wox'den. Dat is niet denkbeeldig, want wij hebben dat gemerkt bij de m.a.v.o.-experimenteerscholen. Er bestond een sterke neiging om de kinderen juist naar die scholen te zenden. M.i. ontstaat dan een bijzonder moeilijke situatie en dat is niet nodig. De heer Hogendijk ver wacht, dat de eventuele ovex'gang van m.a.v.o. naar h.a.v.o. en omgekeerd in een m.a.v.o.-brugklas soepeler zal verlopen. Hij gaat er dan echter van uit, dat leer-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 5