16
niet alleen omdat ik deze uitdrukking- aantrof in een
verslag in een hier ter stede verschijnend dagblad over
de vergadering van gisteravond, maar vooral ook met
het oog op de tijd en ingevolge een verzoek van de
heer Miedema (zoëven niet-officieel gedaan, maar mij
toegefluisterd), dat hij er weinig voor voelt morgen
avond weer te vergaderen.
Ik zou ten aanzien van de stof, die nu opnieuw over
de sportaangelegenheden en de gemeentelijke bemoei
ingen daarmee aan de orde is gekomen, willen zeggen,
dat het zeer duidelijk is, dat met betrekking tot de
ontwikkeling van het gemeentelijk beleid op dit ter
rein nog zeer veel in beweging is en wij ook tezamen
nog niet klaar en duidelijk voor ogen hebben welke
de consequenties daarvan zouden kunnen zijn. Wat
op het ogenblik aan de orde is, heeft en hiermee
wil ik dus direct een duidelijke grens aan de discussie
stellen uitsluitend betrekking op de gemeentelijke
accommodaties. Natuurlijk is het mogelijk 0111 daar
rondom een beschouwing te houden over het vraag
stuk van dure en goedkope sporten, maar ik heb de
indruk, dat de huishoudingen bijna nergens zo diver
geren als juist in de sportwereld. Wij moeten niet de
illusie hebben, dat wij langs de weg van de overheids
bijdrage aan de sport het genoemde probleem uit de
wereld helpen.
Ik wil mijn betoog beëindigen, liefst zelfs op dit
ogenblik, omdat het College, gehoord de discussie en
rekening houdende met het feit, dat een bepaald voor
stel is aangekondigd met betrekking tot de kaatssport,
en ook met het feit, dat er van verschillende kanten
toch wel zeer duidelijke suggesties zijn gedaan, tot
de conclusie is gekomen, dat het verstandig is, dat
deel van het voorstel, dat betrekking heeft op de vast
stelling van de tarieven voor gebruik anders dan dat
wat onder de regeling valt want daar gaat het
vanavond om op dit ogenblik terug te nemen om
opnieuw met de Commissie van advies en bijstand
hierover overleg te plegen. Er zit in het voorstel ook
nog een element, dat mij bij nader inzien en dan
kom ik by de hear Klomp torjochte net hielendal
oanstiet (men moat soms seis in Ontdekking dwaen).
Bovendien hecht ik er toch aan een poging te doen
met het bestuur van de Leeuwarder Sportraad terzake
ook tot een goed overleg te komen. De heer Stek heeft
daar een opmerking over gemaakt en het lijkt mij toch
nuttig, dat ik de Raad even vertel, hoe de verhoudin
gen in dezen liggen. Niet alleen, dat er in het vorige
najaar dat is dus ruim een jaar geleden overleg
met mij is geweest, maar bovendien en dat wil ik
de Raad ook niet onthouden heeft de directeur van
de Dienst voor Sport en Recreatie op 2 december 1966
aan het bestuur van de Leeuwarder Sportraad geschre
ven, dat hij van mening is, dat tussen het bestuur van
de Sportraad en zijn dienst regelmatig contact moet
bestaan dat is een eis van goed functioneren van
beide partijen en daarom stelde hij voor eens per
maand, c.q. eens per twee maanden, een bijeenkomst
te beleggen om over allerhande problemen en plannen
van gedachten te wisselen. Het eerste resultaat daar
van is, dat deze week het eerste overleg zal plaats
hebben. Ik geloof, dat het voor de Raad, rekening hou
dende met de inhoud van wat er in eerste instantie
is gezegd, van belang is, dat wij dus ons voorstel op
het ogenblik terugnemen en dan opnieuw in overleg
treden met de Commissie van advies en bijstand en
met de Leeuwarder Sportraad, zodat de Raad bij de
volgende gelegenheid, hopelijk in de volgende raads
vergadering, opnieuw over deze zaak kan praten en
dan ook met een vollediger inzicht, naar ik hoop. Maar
het is m.i. wel nuttig, dat de Raad zich realiseert, dat
aan de gemeentelijke bemoeienissen met de sport nu
eenmaal bepaalde grenzen moeten worden gesteld. Ik
wil de Raad niet mijn veronderstelling onthouden, dat
het gehele vraagstuk, ook t.a.v. de subsidiëring van
de amateursport, straks bij de begroting vermoedelijk
een rol zal gaan spelen. Ik hoop, dat de Raad begrip
heeft: a. voor het feit, dat ik dit stel met het oog op
de tijd, en b. voor de intentie, die hieruit spreekt om
de Raad gelegenheid te geven een volgende keer com
pleter over deze stof te kunnen praten. (De heer
Engels: Staat er nog iets ter discussie? Het gehele
voorstel is toch ingetrokken?)
De Voorzitter: De Wethouder heeft heel duidelijk ge
steld, dat hij bereid is en hij heeft namens het Col
lege gesproken de Sportraad nog te horen en op-
nieuw in overleg te treden met de Commissie van ad
vies en bijstand voor de Dienst voor Sport en
Recreatie en dat daarna het College zich opnieuw
zal beraden over de vraag, met welk voorstel
het uiteindelijk in de Raad zal komen, waarbij
het rekening zal houden met alle opmerkingen,
die hier ter sprake zijn gebracht. (De heer En
gels: Op dit moment staat dus het voorstel van
B. en W. niet meer ter discussie?) Nee, ik vraag
slechts, wie van de raadsleden nog wil reageren op
de opmerkingen die Wethouder Tiekstra heeft ge
maakt. Die gelegenheid wil ik de Raad nog even geve 1.
De heer Weide: De Wethouder heeft dus het plan
deze zaak over drie weken wederom aan de orde te
stellen. (De Voorzitter: Dat kan niet. Dat is een
utopie. De Wethouder heeft bedoeld: zo spoedig mog -
lijk. Wij moeten met het overleg niet in een dwang,
positie komen. Men weet, dat, als wij over drie wek< n
met een nieuw voorstel in de Raad zouden moeten ko
men, volgende week alles in kannen en kruiken moet
zijn. Het wordt dus wel zo spoedig mogelijk, maar niet
in de volgende raadsvergadering.) Dan is tegemoet ge
komen aan mijn eerste bezwaar. Mijn vraag was: Zou
het niet mogelijk zijn, dat de Commissie van advies en
bijstand met de Sportraad, onder voorzitterschap ven
de Wethouder, gezamenlijk over deze aangelegenheid
van gedachten ging wisselen?
De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen, dat de
Raad de gang van zaken, wat dat betreft, aan liet
College overlaat. "Wij moeten het formeel zo stellen:
de Sportraad zal worden gehoord en er zal overleg
worden gepleegd met de Commissie van advies en bij
stand voor de Dienst voor Sport en Recreatie. Daarna
komen wij terug bij de Raad en ik stel voor de wijze
waarop dit zal gebeuren, aan de Wethouder over te
laten.
De Raad gaat hiermee akkoord.
De heer Engels: Ik heb in het geheel geen behoefte
meer aan discussie. Als B. en W. het voorstel terug
nemen, moeten wij niet meer discussiëren, maar nu or
nog een opmerking gemaakt werd, wil ik daar toch
wel op reageren met te zeggen, dat er een belangrijk
verschil is tussen de Sportraad en de adviescommissie
en ik dacht, dat die nooit samen moeten worden ge
hoord. Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. De
adviescommissie zal zeker apart gehoord moeten war
den, los van de Sportraad.
De Voorzitter: Dan stappen we thans van dit punt
af.
Punten 27a tot en met 30 (bijlagen nos. 326, 325, 311,
315 en 324).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voor-stellen
van B. en W.
De Voorzitter sluit, om 23,36 uur, de vergadering.
££■-
T
1
Verslag van dc handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag 20 november 1967
RAADSVERGADERING
van maandag 20 november 1967.
Aanwezig: 33 leden; na de pauze 32 leden.
Afwezig: de heren P. J. Engels, B. Kingma, W. S. P.
P. de Leeuw en Ir. C. L. Rijpma; na de pauze de heer
Weide.
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Vaststelling van de notulen van de raadsvergade
ringen van 13 maart en 16 mei 1967.
2. Mededelingen.
3. Verdeling van de Raad in secties.
4. Verlenen van ontslag aan H. H. Faber als ad
junct-directeur van de Geneeskundige- en Gezondheids
dienst (bijlage no. 327).
5. Aankoop van een aantal percelen (bijlage no.
346).
6. Aankoop van percelen hooiland, rietland en wa-
:.er, gelegen aan de Sierdswiel onder Giekerk, van P.
Riedstra en echtgenote te Rijperkerk (bijlage no. 330).
7. Aankoop van een aantal perceelsgedeelten grond,
gelegen ten noorden van de Van Harinxmabrug, van de
provincie Friesland (bijlage no. 337).
8. Verkoop van een aantal percelen erfpachtsgrond
(bijlage no. 345).
9. Verkoop van percelen bouwterrein, gelegen in het
bestemmingsplan 't Aldlan, aan Th. Bontius alhier en
mevr. J. Kingma-Reitsma alhier (bijlage no. 347).
10. Verkoop van een perceel bouwterrein, gelegen
aan de Goudenregenstraat, aan de Hervormde Gemeen
te Leeuwarden (bijlage no. 344).
11. Verkoop van een perceel industrieterrein, gele
gen in het industriegebied Schenkenschans, aan het
Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie te
's-Gravenhage (bijlage no. 335).
11a. Verkoop van een perceel industrieterrein, ge
legen in het industriegebied Schenkenschans, aan de
N.V. Internationale Transport Maatschappij „Pax" al
hier, onder intrekking van het besluit van 18 septem
ber 1967, no. 13312, wat betreft het gestelde onder I
(bijlage no. 352).
12. Verkoop en uitgifte in erfpacht van een aantal
grondstroken, gelegen ten westen van de De Ruyter-
weg alhier (bijlage no. 336).
13. Verhuur van kantoorruimte in de Frieslandhal
aan de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V. te Rotterdam
(bijlage no. 348).
14. Verhuur van een lokaliteit in het Openbaar
Slachthuis aan de N.V. Fred van der Werff te Gro
ningen (bijlage no. 349).
15. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 50
der Kleuteronderwijswet aan het bestuur van de Ver
eniging voor Christelijk Kleuteronderwijs te Huizum
ten behoeve van de kleuterschool „Beukerwille" alhier
(bijlage no. 328).
16. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 50
der Kleuteronderwijswet aan het bestuur van de Ver
eniging voor Christelijk Kleuteronderwijs te Leeuwar
den ten behoeve van de kleuterschool „Koningin
Juliana", de kleuterschool „Prins Bernhard", de kleu
terschool „Prinses Beatrix" en de in twee lokalen van
de Willem Lodewijkschool aan de Druifstreek geves
tigde kleuterschool (bijlage no. 329).
17. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 50
der Kleuteronderwijswet aan het bestuur van de Ver
eniging voor Christelijk Kleuteronderwijs te Leeuwar
den ten behoeve van de kleuterscholen „Koningin
Juliana", „Prins Bernhard" en „Prinses Beatrix", alle
alhier (bijlage no. 333).
18. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 50
der Kleuteronderwijswet aan het bestuur van de „Stich
ting Kleuterschool Lekkum" te Lekkum en ten behoeve
van de bijzondere neutrale kleuterschool aldaar (bijlage
no. 332).
19. Verlenen van medewerking ingevolge artikel 72
der Lager-onderwijswet 1920 aan het Rooms-Katholie-
ke Kerkbestuur te Wytgaard ten behoeve van de school
voor gewoon lager onderwijs aldaar (bijlage no. 331).
20. Vaststelling van de vergoedingen voor vakon
derwijs over 1966 aan besturen van bijzondere scholen
voor voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs
(bijlage no. 334).
21. Openstelling van winkels op dinsdag 28 novem
ber 1967 van 18.00 tot 21.00 uur (bijlage no. 350).
22. Zekerheidsstelling als bedoeld in de artikelen 63
en 65 van de Woning-wet ten behoeve van S. Bosch en
W. Douma, beiden alhier (bijlage no. 338).
23. Aantrekken van tijdelijke financieringsmiddelen
ter voorziening in de behoefte aan kasgeld gedurende
het jaar 1968 (bijlage no. 339).
24. Tijdelijke belegging van overtollig kasgeld ge
durende het jaar 1968 (bijlage no. 340).
25. Aangaan van een overeenkomst met de N.V.
Bank voor Nederlandsche Gemeenten inzake het kre
diet in rekening-courant voor het jaar 1968 (bijlage
no. 341).
26. Verhoging maximum krediet in rekening-courant
voor de Stichting Volkscrediet alhier (bijlage no. 342).
27. Wijziging van de gemeentebegroting en van de
begr otingen van het Grondbedrijf en het Woningbedrijf
voor het dienstjaar 1967 (bijlage no. 343).
28. Benoeming van docerend personeel aan de Mid
delbare School en H.B.S. voor meisjes (bijlage no. 351).
De Voorzitter: Ik heet U hartelijk welkom op deze
vergadering.
De heer P. P. de Jong (Secretaris): De heren En
gels en De Leeuw hebben bericht van verhindering ge
zonden; de heer Kingma ligt in het ziekenhuis en de
heer Rijpma is eveneens wegens ziekte afwezig.
De Voorzitter: Ik neem aan, dat ik zeker namens
U allen spreek, als ik de heren Kingma en Rijpma spoe
dige algehele beterschap toewens.
Punt 1.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2.
Sub A.
De heer Vellenga: U kunt mij op dit moment zien
als iemand die zal trachten zoveel mogelijk de gevoe
lens, die er in de Raad leven t.a.v. deze materie, te ver
tolken.
Medio 1960 is ingesteld een Commissie spreiding
rijksinstellingen onder voorzitterschap van Dr. W.
Drees, Minister van Staat. Deze commissie kreeg een
bepaalde opdracht, die voortvloeide uit de motie, die
enkele jaren daarvoor door 13 Tweede Kamerleden was
ingediend en die ook werd aangenomen, een motie,
waarin werd gevraagd na te gaan, welke dingen er
zouden moeten gebeuren in het raam van de ruimte
lijke ordening van Nederland en m.n. na te gaan, of in
dat raam ook plaats zou zijn voor de spreiding van een
aantal rijksdiensten. In ieder geval om twee redenen
werd deze spreiding toegejuicht: 1. omdat het in de
agglomeratie 's-Gravenhage en omgeving moeilijk werd
een passende plaats voor verschillende uitdijende rijks
diensten te vinden; 2. omdat het mogelijk zou kunnen
zijn, dat het spreiden van deze rijksdiensten bepaalde