mm 6 men met moties komt, maar dan moeten die ook effect kunnen sorteren. Er valt echter niets mee te bereiken. Mevr. Visser.van den Bos: Ik ben ook volkomen be vredigd door wat de Voorzitter concludeerde. Ik had echter begrepen, dat men een motie verlangde om dit verzoek te kunnen overbrengen. Ik had uit de raads- brief de indruk, dat de werknemers hier in het geheel niet in gekend waren. Misschien voel ik als huisvrouw bijzonder sterk aan, dat zo'n week een ontzaglijke be lasting voor het winkelpersoneel is. Deze mensen willen ook wel met hun gezinnen Sint Nicolaas vieren. Daar. om had ik zo bijzonder graag een verzoek aan de win keliers gedaan om de zaterdagavond te sluiten, maar- ik wil heel graag mèt de andere sprekers vertrouwen, dat het zal gebeuren en dan kunnen we onze conse quenties er voor een andere keer ook nog uit trekken. Ik wil die motie best terugnemen. De heer Van der Veen: Dat betekent, mijnheer de Voorzitter, dat U niet namens de Raad kunt spreken, zoals mevrouw Visser zo graag wilde. De Voorzitter: Dat doe ik ook niet; ik zeg nu ge woon: Dit is geen onderwerp voor discussie meer. De heer Van der Veen: Dan vind ik de zaak nog verwarder dan ze aanvankelijk leek. De Voorzitter: In ieder geval kan ik de conclusie trekken, dat er geen uitspraak van de Raad is. (De hear Miedema: Wy geane akkoart.) Ja, maar over het punt: al of niet de verwachting van de Raad aan de winkeliers meedelen, is er geen uitspraak. De pers zal hier echter wel iets over bekend maken. Dan lezen de winkeliers het vanzelf. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 338). De heer Van der Veen: Ik begrijp uit de raadsbrief, dat iedereen die een garantie of wat dan ook van de Gemeente wil hebben in dergelijke omstandigheden, daarvoor in aanmerking komt, ook als niet via het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten wordt gebouwd. Mevr. Visser-van den Bos: Als ik aanstonds inlich tingen ga vragen over personen, wilt U mij er dan wel aan herinneren, dat de deuren eerst gesloten moeten worden Graag had ik het volgende toegelicht: 1. Is de aanvraag om zckerheidsstelling niet rijkelijk laat? Het huis in Lekkum kwam n.l. al op 30 april gereed en de familie woont ook reeds in het huis. Hoe komt het nu, als de Raad niet akkoord zou kunnen gaan? 2. Hoe zijn de exploitatielasten berekend? Voor het eerste jaar staat al f 2.040,vermeld, al zal wel geen geheel jaar bedoeld worden. Dat zou in zeven jaar op lopen tot ruim f 3.000, 3. Welke normen worden gehanteerd bij het vast stellen van de draagkracht van de aanvrager i.v.m. de aan te gane lening? Als ik van het vermelde netto in komen de exploitatielasten, die hier opgegeven worden, aftrek, kan ik mij niet voorstellen, dat van het over blijvende een gezin, als hier aangegeven is, rond kan komen. Ik kan althans niet begrijpen, hoe betrokkene aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. Nu wordt wel opgemerkt, dat verwacht wordt, dat het inkomen in de toekomst zal stijgen, maar dat hoopt iedereen natuurlijk van zijn inkomen; ik zou graag willen ver nemen, op welke gronden dit verwacht wordt. De heer De Jong (weth.): Op de vraag van de heer Van der Veen kan ik antwoorden, dat de leningen die nen te voldoen aan de eisen en de voorwaarden, ge noemd in bijlage 4 van de Beschikking geldelijke steun eigen woningen. Daar is dus een regeling voor. En er is een aantal ik meende twee of drie organen aangewezen, die bemiddelend mogen optreden. Daar behoort ook bij het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten. En dat is hier aan de orde. Dus niet maar iedere wille keurige persoon kan zich tot de Raad wenden in dezen. Mevr. Visser vindt, dat de aanvrager rijkelijk laat is, omdat de huizen al klaar zijn. Ik heb het idee, dat dr op zichzelf geen bezwaar behoeft te zijn. Of het hu nu wel of niet klaar is, de Raad staat slechts voor ci vraag, of hij deze garantie zal verlenen. Hoe de exploitatielasten berekend zijn, kan ik niet dadelijk zeggen. In de stukken kan men zien, hc deze lasten oplopen tot f 3.000,per jaar. (Mevr. Visse van den Bos: 70 pet. van f3.000,is al f2.100, die corresponderen met het inkomen. Dus als dat in komen nu achter zou blijven, dan lijkt het mij op zie zelf ook niet zo'n groot bezwaar, dat men dan de ai- lossing even uitstelt, maar ik weet niet, in hoever, dat mogelijk is. Men is er hier van uitgegaan, dat b i een bepaalde inkomensstijging een aflossing tot een b drag van f 3.000,per jaar mogelijk is. B. en W. hel ben zich ook bij andere aanvragers, waarbij van ong veer eenzelfde inkomen als dat van de in dit voorst eerstgenoemde sprake is, ook wel eens de vraag g steld: Kunnen deze mensen dit wel opbrengen? Ma; ik kan U ter geruststelling mededelen, dat wij tot nc toe nooit aangesproken zijn als Gemeente, die garant i Daaruit blijkt dus, dat de mensen die een dergelijl- aanvraag indienen, er wel zoveel fiducie in hebben en er ook wel zoveel opofferingen voor over hebben, da over het algemeen een dergelijk initiatief toch ge steund dient te worden. We hebben daar bijzonder gur stige ervaringen mee. De normen, die bij het aanvrage van de lening hebben gegolden, en het netto inkomen zijn gegevens, die hierbij beschikbaar worden gesteld. Meestal heeft men met een annuïteitenlening te maker, waarbij de aflossingen dus geleidelijk aan groter woi den en de rentebestanddelen geleidelijk aan kleiner. B de meeste aanvragers stijgt het inkomen in de toe komst. Over het algemeen wordt daar ook rekenin mee gehouden en dat lijkt mij wel reëel. De aanvrage moet slechts voor zichzelf oppassen, dat hij de laste, in de toekomst ook kan nakomen. Ik geef direct toe dat wij ook van dit geval de indruk hebben, dat hc voor betrokkene een zware last is, maar wij willen oe dit initiatief wel steunen. Overigens staat dit geval niet op zichzelf. Ook t.a.v. de huren van wo ningwetwoningen zitten stijgingen in de markt. Gert kend over een reeks van jaren is die stijging ook vr beduidend. Ik meen, dat we in dit voorstel dezelfde trer volgen als bij de verhuur van ons eigen woningbezi waarbij we met de landelijke huurontwikkeling gelijk tred houden, en dat de gestelde voorwaarden daarmee ook goed corresponderen. De heer Van der Veen: Ik ben blij, dat de Wethou der mijn vraag zo goed heeft begrepen. Ik ben minde verrukt over het antwoord, want ik ben er nog niet uit. Ik heb bijlage 4 betreffende voorwaarden en bep«< lingen voor het garanderen van rente en aflossing va een lening voor mij liggen, maar ik kom in de teks' daarvan zo gauw geen bemiddelend orgaan tegen. He is mogelijk, dat de Wethouder een andere tekst heel of dat ik het niet heb kunnen vinden, want deze ma terie is niet zo eenvoudig. Ik spreek dan ook met enig reserve. Ik zou toch graag precies willen weten, hoe een en ander werkt, ook wat de bemiddelende organe betreft. Ik vraag het dat heeft de Wethouder wel begrepen omdat juist het Bouwfonds Nederlands Gemeenten, dat met onze steun is opgericht, tegenwooi dig op de bouwmarkt pleegt op te treden als een noi male bouwondernemer en ik heb bezwaar tegen cl discriminatie die zit in het feit, dat de ene bouw ondernemer t.w. dit bouwfonds met financië! faciliteiten zal kunnen werken, terwijl de andere di mogelijkheid ontnomen is. Ik kan mij best vergissen o dit punt. Vandaar, dat ik mijn opmerking dus in de vorm van een vraag gesteld heb, in de hoop, dat de Wethouder mijn ongerustheid zal kunnen wegnemen. Mevr. Visser-van den Bos: Het spijt me wel, maar ik ben beslist niet bevredigd door het antwoord. Ik zo1 toch wel graag de berekeningen van de exploitatie lasten zien. 70 pet. van f3.000,is al f2.100,Hoe is de berekening, als in het eerste jaar f 2.040,— mot worden betaald en dit bedrag later oploopt tot f 3.000, Als f 2.100,aan rente moet worden betaald, zit er geen mogelijkheid voor betaling van aflossing, exploi tatiekosten en grondbelasting en voor afschrijving mee in. Ik kan me natuurlijk wel voorstellen, dat ieman> na verloop van tijd meer gaat verdienen, maar dan 7 zou ik daar wel graag nadere inlichtingen over hebben, want het is mij in het geheel niet duidelijk, waar men bij de functie van aanvrager zijn optimisme vandaan haalt. De heer C. de Vries: Ik heb in eerste instantie niet hierover het woord gevoerd, maar nu door enkele raadsleden informaties zijn gevraagd, zou ik toch ook willen opmerken, dat in de regeling, die Wethouder De Jong reeds heeft aangeduid, bepalingen zijn opgeno men t.a.v. de bestanddelen, waaruit de jaarlijkse lasten zijn opgebouwd; het zijn, dacht ik, hoofdzakelijk rente lasten. Ook zijn er bepalingen t.a.v. de verhouding, waarin die lasten tot het inkomen van de betrokkene moeten staan. Ik had uit de stukken die ter inzage lagen, begrepen, dat aan deze voorwaarden werd vol daan. De bemiddelende organen, ten aanzien waarvan vol gens de Wethouder ook richtlijnen in de voorwaarden zouden voorkomen, ken ik niet. De heer Heidinga: Er zijn in Nederland, als ik me goed herinner, vijf van die bemiddelende organen. Daar is de bouwkas een van, ook de ROHYP is er één van en er zit in Amsterdam een. In de Tweede Kamer zijn daar bij de laatste begrotingsbehandeling of in een commissie vragen over gesteld. Kamerleden hebben de Minister gevraagd: Waarom hebben we eigenlijk die bemiddelende organen nodig? Dat wist de Minister ook niet en die zou eens bekijken, of ze niet konden worden afgeschaft. Wat de kwestie van de exploitatielasten betreft, die mevr. Visser aansnijdt, ik geloof niet, dat de Raad daar enige zeggenschap in heeft. Het onderzoek in dezen geschiedt door aparte instanties van Volkshuisvesting. En als hun stukken dan bij de Raad komen, kan deze niet anders doen, dan de lening garanderen. Dat is zijn taak. Ik geloof niet, dat wij daar verder in mogen duiken. (De heer C. de Vries: Alleen wat binnen de richtlijnen ligt, staat ter beoordeling van de Raad.) Dat is onze taak niet. (Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb juist naar de normen gevraagd en daar heb ik geen antwoord op gekregen.) De heer De Jong (weth.): Ik kan de heer Van dei- Veen niet anders meedelen dan wat in de stukken staat, n.l. dat deze lening verstrekt is onder de bepa lingen, opgenomen in bijlage 4 van de Beschikking geldelijke steun eigen woningen. Dat is alles wat ik hiervan weet. Wil hij meer weten, dan zal ik eerst ter zake nog nadere informaties moeten inwinnen. Maar ik heb het idee, dat dat staande deze vergadering toch echt niet een voorwaarde zal zijn, waarvan de heer Van der Veen het uitbrengen van zijn stem zal laten afhangen. Ik geloof eerder, dat hij t.z.t. daarover in technisch opzicht wel eens even geïnformeerd wil wor den en dat wil ik hem graag toezeggen. Wat de vraag van mevr. Visser betreft, de norm, die wij hanteren, is over het algemeen, dat de lasten van de eigen woning niet mogen stijgen boven 25 pet. van het bruto inkomen. Ook hier zal het bruto inkomen op lopen en daardoor kunnen ook de lasten verhoogd worden. Mevr. Visser zegt, dat betrokkene nooit zijn lasten volledig kan dekken, maar het gaat hier om een lastenpakket, dat zich over een reeks van jaren uitstrekt. De huren, die eveens worden opgetrokken, mogen ook 25 pet. van het inkomen uitmaken. (Mevr. Visser-van den Bos: Van het bruto-inkomen.) In derdaad. Ik blijf mevr. Visser echter toegeven, dat het wel een zware opgaaf voor betrokkene wordt. Het lastenpcrcentage is vrij hoog, maar het is in dit geval mogelijk het te dragen, als de zaak zich tenminste zo ontwikkelt, als ze aan B. en W. en de Raad op papier wordt gepresenteerd. Zoals gezegd, wij hebben deze gevallen wel eens meer gehad en het is altijd nog goed gekomen. Ook omdat het over het algemeen mensen betreft, die wel enig initiatief hebben, behoeven we toch niet al te gauw bevreesd te zijn. We mogen dit initiatief wel met een beetje meer waardering bena deren. Ik ben de heer Heidinga dankbaar voor zijn steun. Hij heeft nog een en ander verteld, dat mij zo goed niet bekend was; hij kent deze materie waarschijnlijk beter dan ik. Ik hoop, dat mevr. Visser nu ook over haar bezwaar om dit voorstel te aanvaarden, heen kan stappen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 23 t.e.m. 27 (bijlagen nos. 339, 340, 341, 342 en 343). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Punt 28 (bijlage no. 351). Aanbeveling: 1. Mevr. H. T. A. de Vos-van Heusden te Groningen, lerares biologie; 2. R. H. Frauenfelder, alhier, leraar Nederlands; 3. D. G. Venema, alhier, leraar Duits. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. De heren Bakker en Pietersen vormden het stem bureau. De Voorzitter sluit hierna, om 21.30 uur, de verga dering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 4