4 direct afgebroken behoeft te worden, waarom is dan niet deze oplossing gezocht, dat de Gemeente zich de eigendom verwerft, maar de man het pand in gebruik laat om tot de sanering zijn bedrijf uit te oefenen? Dan vrijwaart ze zich voor de schade, die nu voor de nering moet worden betaald. Ik heb n.l. sterk de indruk, dat de eigenaar, gezien zijn leeftijd, wel belang bij de on derhavige transactie heeft. Het is te verwachten, dat de zaak er in de loop der tijden echt niet beter op zal worden en als hij zou proberen, zijn affaire op de vrije markt te verkopen, dan zou hij dit bedrag niet maken. Hier is ook weer sprake van een soort discriminatie. Het systeem van berekening, dat de taxatiecommissie toepast, komt alleen voordelig uit voor diegenen, die toevallig een perceel hebben, waar de Gemeente belang bij heeft uit hoofde van sanering. De man, die naast zo'n buurt woont, komt voor dit voorrecht blijkbaar niet in aanmerking. Ik vraag me af, of de Gemeente niet op voordeliger wijze deze transactie tot stand kan brengen. De taxa tiecommissie met alle waardering overigens voor de commissie op zichzelf -berekent de rente van vrij komend kapitaal op 5%. Nu wil ik over percentages geen messen trekken, maar dat is wel laag, als we be denken, dat deze man voor de tijd, dat hij eventueel nog te leven heeft, meer dan 6% kan maken. De kwes tie van de mogelijkheid van een vervangend perceel had men in geval van onteigening toch ook nog altijd onder het oog kunnen zien. Wij zijn, als we de ont eigeningsprocedure voeren, niet t.o.v. alles gebonden aan de wijze van berekening van de schadeloosstelling. Ik g-eloof ook niet, dat we in dit geval van onteigening de schadeloosstelling moeten berekenen aan de hand van wat iemand kan maken voor een zaak, die hij neerlegt om verder te gaan rentenieren. Men moer eigenlijk rekenen met een schadeloosstelling, die hij moet hebben, om in gelijkwaardige omstandigheden op een andere plaats zijn bedrijf voort te zetten. Voor zo ver ik het nu begrepen heb, wordt hier uitgegaan van het niet-voortzetten van het bedrijf en dat maakt het voor ons natuurlijk wat kostbaarder. Ik wil hier ver der met moeilijkheden over maken, maar ik wil toch wel tot uitdruKking brengen, dat ik dit een tamelijk onvoordelige en vrij premature actie van de Gemeente vind. De heer Tiekstra (weth.)Ik ben het met de laat ste woorden van de heer Van der Veen bepaald oneens. Ik geloof, dat de Raad het College met recht een verwijt zou kunnen maken, ais het panden, waarvan aangenomen moet worden, dat de Gemeente ze binnen een beperkt aantal jaren moet hebben, op dit ogenblik zou laten glippen, om ze vermoedelijk straks voor ho gere bedragen te moeten verwerven. Ik moet ook bezwaar maken tegen de opmerking van de heer Van der Veen, dat wij prematuur kopen. Het gaat in dit geval echt niet om de eerste aankoop in dat gebied. Dan zouden alle vorige aankopen al prematuur zijn geweest en men zou zelfs kunnen zeg gen, dat de afbraak, die in diezelfde omgeving reeds heeft plaats gehad, prematuur is geweest. Dat ontken ik nadrukkelijk. In het kader van de sanering is een voorbereidingsperiode van tien jaar bepaald niet te lang. In die tijd hebben we dan een beleid te voeren, dat er op gericht is zoveel mogelijk van deze eigen dommen in ons bezit te krijgen. Als wij op voet van een rechtsgeldig bestemmingsplan alvast tot onteige ning zouden willen komen, zouden wij allereerst reke ning moeten houden met de procedure voor een rechts geldig bestemmingsplan en dan nog met een onteige ningsprocedure en daarmee zijn we dan een aantal ja ren extra kwijt. Dat beleid zou dus niet juist zijn. De heer Van der Veen ging in tweede instantie vol ledig voorbij aan mijn mededeling, dat ik mag aanne men, dat de Raad nog vóór de begrotingszitting om trent de bestemming van de grond nadat dit pand zal zijn afgebroken, volledig geïnformeerd kan worden. Met des te meer klem kan ik daarom dit voorstel nu verdedigen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 364 en 358). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 357). De heer Weide: Als ik de berichten in de pers goed gevolgd heb niet de Leeuwarder pers ove i- gens dan heeft de N.V. „Mokobouw" het plan zich m.i.v. 1968 terug te trekken uit Leeuwarden en zich te vestigen in Meppel. Wat voor consequenties heeft dit ten aanzien van de huur van deze grond? De heer Tiekstra (weth.): Ik kan alleen maar zeggen ik lees de Meppeler krant niet dat dit een huurovereenkomst is, die rechtgeldig wordt aan. gegaan, en, als ze gesloten is, zal worden nageko men. En verder is het bedrijf vanzelfsprekend vrij om zich te vestigen waar het wil. Als de heer Weide zijn mededeling als een waarschuwing bedoelt, kan hij cr van verzekerd zijn, dat het College aan zijn info - matie alle aandacht zal schenken en zal onderzoeken, welke middelen er zijn om te voorkomen, dat dit be drijf naar Meppel gaat. Wij geven er de voorkeur aa i, dat het in Leeuwarden blijft. De heer Weide: Dit bericht komt inderdaad i Meppel, uit zeer welingelichte bron. De N.V. „Mok ■- bouw" gaat zich n.l. voor een groot aantal benzin - maatschappijen op de vier noordelijke provincies co - centreren. Ze heeft reeds 4 ha grond aangekocht op het industrieterrein te Meppel. Dit is dus wel een waarschuwing aan het College. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 12 en 13 (bijlagen nos. 361 en 356). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 382). De heer Schönfeld: Ik zou graag willen vernemei), of de bestrating bij de opening van de winkels g - realiseerd kan zijn; de bouw is vrijwel voltooid. Dit voorstel is m.i. dan ook rijkelijk laat. De heer Tiekstra (weth.): Het is niet raadzaa i tijdens de uitvoering van de bouw ook de straataanleg te verzorgen. Het bedrag dat hiermee gemoeid maakt wel duidelijk, dat dit niet zomaar gaat. Wij zullen in ieder geval het ter beschikking krijgen van de financieringsmiddelen en de machtiging tot beste ding van het krediet moeten afwachten. Ik kan m.i. geen mogelijkheid de zekerheid geven, dat de straa aanleg bij gereedkoming van deze winkelgalerij klaar zal zijn. Wel heb ik enig vertrouwen in de mogelijk heid, dat de bezoekers van de winkels deze in de tijd, dat er nog geen bestrating ligt, op redelijke wijze zul len kimnen bereiken. Zodra mogelijk, zullen wij mot bekwame spoed zorgen, dat de straten worden aange legd. Aan de ijver van het College terzake behoeft niet te worden getwijfeld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 368). De hear Boomgaardt: Ik wol daelks oannimm dat de figearjende foarskriften de bou net talitte, mar dat fyn ik dan spitich en ik woe wol, dat it Kolleezje oan de Rie in list foarlei fan al dy ütwreidingsplan. nen, hwerby 'net in öfwikingsmooglikheit foar bou as dizze bistiet. Ik woe, dat it Kolleezje wol it foech hie om yn in gefal as dit de forgunning óf to jaen. Hjir is in tün mei romte foar in autoboks; esthety.sk bistiet dus tsjin de bou fan in garaezje op dit plak, sjoen it omlizzende gebiet, gjin inkeld biswier. W.y hawwe great fori et fan garaezjes. Ik woe, dat der tüzenen oanfragen lyk as dizze kamen. Wy moatte yn de stêd garaezjes hawwe en as dat om esthetyske en praktyske redenen kin, moatte wy dat mooglik meitsje. En kin it formeel net, dan moat it formeel regele wurde. Dat is foar my in düd- 1in'. rh i* 5 like saek. Hjir is in partikulier bilang oanwê- zich en it hat my üt de stikken net bliken dien, dat him hjir in algemien bilang tsjin forset. Domwe5 hat men yn de foarskriften foar it ütwreidingsplan gjin utsünderingsmoogiikheden opnommen en dy hawwe wy nedich net allinnich yn dy hiele hoeke, mar ik tink fan yn de hiele stêd. Us strjitten steane barstens fol mei auto's; sifers haw ik foar adstruksje wol by my. Ik kin my foarstelle, dat men om esthetyske en praktyske redenen garaezjebou forsmite kin. Mar in strjitte hoecht troch in garaezje net sünder mear bi- doarn to wurden; hjir is dat bislist net it gefal. As it yn dat gefal inkeld om in formaliteit giet, lit it Kolleezje dan oan de Rie in list foarlizze fan al de ütwreidingsplannen, dêr't yn stiet, dat der net in garaezje yn mei; dan kinne wy it Kolleezje mach tiging jaen om dêr in ütsündering op to meitsjen en dan is dat klear. De heer Schönfeld: Het is weer eens het oude liedje: we stuiten óf op de bouwverordening, óf op een bestaand uitbreidingsplan. Hier is het laatste het ge val. We stuiten op een uitbreidingsplan, dat nagenoeg voltooid is. Volgens het raadsvoorstel is de grond waar op de heer Jensma zijn autobox wil plaatsen, bestemd voor tuin. En daarom kan hier ingevolge de bij het plan behorende bebouwingsvoorschriften de bouw van een autobox niet worden toegestaan. M.i. is het echter mogelijk, dat het College in dergelijke gevallen, na goedkeuring van de Raad, een aanvraag ex art. 20 Wederopbouwwet indient bij G.S. Als dezen goedkeu ring verlenen, behoeft de Raad alleen nog maar ja te zeggen. Het geval-Jensma spreekt me wel aan. Als ik de te kening goed gelezen heb, betreft dit een z.g. prefabri cated box. We zullen daarmee in de toekomst zeker meer te maken krijgen. De bouwsels zijn gemakkelijk te plaatsen, doch ook eenvoudig weer te verwijderen. De heer Jensma werkt mee aan een oplossing van het steeds nijpender wordende parkeerprobleem. Hij wil zijn auto stallen in een box, die in de achtertuin geplaatst zal worden. De buren maken geen enkel be zwaar. In het raadsvoorstel echter staat, dat er uit esthetische overwegingen ernstige bezwaren bestaan. Ik neem aan, dat dit berust op een advies van de Schoonheidscommissie, dat echter niet bij de stukken lag. Aangezien deze commissie slechts een adviserende taak heeft, zou de Raad zo'n advies ook naast zich neer kunnen leggen, waardoor dit bezwaar zou komen te vervallén. Vanaf de straat zal de box vrijwel niet opvallen. En ik zie niet in, wat voor bezwaren er boven dien zouden bestaan. Rest nog de toepassing van art. 20. Ik zou U dan ook willen verzoeken, dit voorstel terug te nemen en overeenkomstig hetgeen door mij naar voren is gebracht, uiteraard na goedkeuring door de Raad, een aanvraag bij G.S. ex art. 20 Wederop bouwwet in te dienen. Als hiertegen van de kant van het College of de Raad bezwaar bestaat, zal ik dit graag horen. De heer Van der Veen: Ik kan mij bij de beide vorige spiekers aansluiten. We hebben al eerder der gelijke dingen gehad. Het is mij volstrekt onduidelijk, welke ramp er zal gebeuren, als deze man zijn zin krijgt. Misschien stemt dit inderdaad niet helemaal overeen met het bestemmingsplan, hoewel het begrip „tuin" ook nog wel zo rekbaar is, dat je daar even tueel een garage in zou kunnen plaatsen. En als het op die manier niet zou kunnen, is het nog altijd mo gelijk G.S. ontheffing te vragen en de vergunning te verlenen. Vogelhuisjes zouden er misschien in mogen, of misschien zelfs niet eens. In ieder geval, als de be stemmingsplannen de vervulling van dit soort redelijke wensen verhinderen, zullen wij er iets aan moeten doen. Ik geloof, dat het toch te ver gaat, als men iemand alle mogelijkheden om het leven te veraangenamen zonder dat iemand anders daar hinder van heeft, ont zegt. Wij hebben eenzelfde geval gehad, toen de heer Talsma vroeg, of zijn garage, die geschikt was voor één auto, niet mocht worden uitgebreid, zodat er twee in geplaatst konden worden. Daar moest ook hemel en aarde voor bewogen worden, maar dat kon hier natuurlijk ook helemaal niet, want wij zijn verschrikke lijk formeel, als het ons zo te pas komt. De Wethouder heeft in eerste instantie gezegd, te zullen doen nagaan, of de bestemmingsplannen aldus gewijzigd kunnen worden, dat daarin garages of zelfs garageboxen in serie aangebracht kunnen worden; de argumentatie van het College, dat de bouw van deze garage in strijd zou zijn met het bestemmingsplan, maakt op mij niet veel indruk. Ik zie geen enkel kwaad, als het beroep gegrond wordt verklaard en de man een vergunning wordt gegeven. Als iemand een voorstel in die richting doet, kan hij van harte mijn steun krijgen. De heer Kingma: Ik dacht, dat het ook een ge meenschapsbelang was, dat de auto's van de straat verdwijnen en dit is een kleine bijdrage daartoe. Te oordelen naar de tekening, lijkt dit mij een heel be scheiden hokje. Ik dacht dus, dat het niet zo erg sto rend was. Integendeel, het is ook volgens mij toe te juichen, als men een heel bescheiden hokje als ga rage bij zijn woning bouwt. Ik vind al die op straat geparkeerde auto's veel onesthetischer dan een garage in de eigen tuin. De heer Tiekstra (weth.)Als ik mij goed her inner, is dit in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf jaar het tweede beroepschrift m.b.t. een onderwerp als dit. De Raad komt alleen met zo'n zaak in aanraking, als het gaat om een weigering en de betrokkene daar van in beroep komt bij de Raad. Maar al de andere gevallen waarin met een bouwvergunning een garage wordt gebouwd, krijgt de Raad uiteraard niet te zien. Hoe men het echter ook wendt of keert, men zal zo'n aanvraag nu eenmaal moeten toetsen aan de door de Raad vastgestelde en in beroep door G.S. goedgekeur de regeling voor een bestemmingsplan. Daar helpt geen lieve moederen aan. En B. en W. hebben in geen enkel opzicht ook maar enige vrijheid tegenover dit vastge legde recht, een eigen willekeur te hanteren. Ook de Raad kan dit niet doen, afgezien van de vraag, of men de bestemmingswijziging, die de heer Schönfeld sug gereert, zou willen of dat die voor realisering vatbaar is, gezien de inhoud van de ook door deze Raad vast gestelde bouwverordening van het jaar 1966. Ik meen, dat de Raad zich op de door hemzelf vastgestelde re gelen en voorschriften heeft te bezinnen en de conse quenties daarvan heeft te aanvaarden. Ik meen, dat deze door de Raad vastgestelde regelen en voorschrif ten de bevoegdheden van de Colleges terzake bepalen. En de Raad kan en mag, voor wat mijn aandeel in het beleid van het College betreft, niet van mij ver wachten, dat ik bereid ben willekeurig met deze be voegdheden te handelen. Een geheel andere vraag is natuurlijk, op welke wijze zo redelijk mogelijk tege moet gekomen kan worden aan de behoefte van even tuele burgers hun auto's op een erf onder een dak te stallen. Of dat in dit geval kan, gegeven de afmetin gen: de diepte van het achtererf en de vereiste breed te van de garage, betwijfel ik ten sterkste. Wij zouden dus wat bij een eerdere gelegenheid is gedaan de heer Van der Veen heeft er even op geattendeerd eventueel kunnen nagaan, in welke mate in bepaalde bestemmingsplannen nog ruimte beschikbaar is, om alsnog de bestemming tot garage aan te brengen. Wij hebben dat met name m.b.t. dit plan al eerder gedaan. Maar dat betekent nog niet, dat ook in dit geval een art. 20-procedure het bij G.S. zou halen. Het lijkt mij toe en dat is echt geen eigen veronderstelling dat een zodanige procedure niet voor verwezenlijking vatbaar is. En dan moeten we ook de betrokkene deze illusie niet geven. Daarmee dienen we zijn belang niet en daar moeten we het op dit ogenblik bij laten. Uiter aard kan een uitspraak door de Raad gedaan worden omtrent de vraag, of de mogelijkheid voor bouw ge schapen moet worden. Ik wil alleen wel ernstig atten deren op het feit, dat ook de Raad niet in staat is om in strijd met de bestemming een bouwvergunning af te geven, afgezien nog van het feit, dat bij de bouw verordening de afgifte van bouwvergunningen door de Raad aan B. en W. is gedelegeerd. De hear Boomgaardt: Hwannear't saken as bou- foarskriften oan de oarder binne, docht it Kolleezje ynienen de earms oerelkoar en is it passyf. De Rie hat bipaelde foarskriften fêststeld en dêr lizze se. Kin de Rie der dan seis neat mear oan dwaen? Natuerlik wol. Hoe faek komt it Kolleezje hjir net by de Rie mei

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 3