4 is m.i. steeds enigszins nivellerend geweest. Wij zijn als Friezen gauw geneigd, iemand of iets die (dat) heeft getracht, boven het gemiddelde niveau uit te ko men, naar dit niveau terug te trekken. En ik geloof, dat hier ook wel eens de oorzaak kan liggen van ver wijten, die wij vaak naar buiten uiten over gebrek aan erkenning van Friesland en ook van Leeuwarden. Dit houdt m.i. met elkaar verband. Ik ben met U van me ning, dat dit nivelleringsidee ook tot uiting komt, ten minste zo nu en dan, in onze provinciale politiek. Deze is vaak typisch een nivelleringspolitiek en daar heeft Leeuwarden wel de schadelijke gevolgen van ondervon den. Uw waardering voor de serieuze werkwijze van onze Raad hebben we met voldoening vernomen, evenals Uw constatering van een verbeterde houding- met de pers. Ik hoop, dat deze verbetering niet alleen gevolg is van de grotere lengte van de beraadslagingen die in het afgelopen jaar in de Raad zijn gehouden, hoewel ik wel eens het idee heb, dat de pers bij het verslaan van onze beraadslagingen meer kijkt naar de lengte van de toespraken dan naar de inhoud. Maar ik geloof, dat wij als leden van de Raad er goed aan zullen doen ons voor te nemen, bij de intree van dit nieuwe jaar ons de grootst mogelijke beperkingen op te leggen, wat de lengte van onze toespraken betreft. Het is m.i. be paald niet altijd nodig, dat wij „de gevulde koek ha len" in onze vergadering. (Gelach) In een minuut of vijf kan men toch echt wel iets belangrijks zeggen. En alles wat daarover heen komt, is vaak een herhaling en men komt toch wel in de pers, als men wat be- lang-srijks heeft te zeggen, hoop ik. Ik kan mij voorstellen, dat U met voldoening heeft geconstateerd, wat het afgelopen jaar in Leeuwarden is bereikt. Dat U daarbij een belangrijke plaats in ruimt voor onze verkeersmaatregelen, acht ik juist. Voor een centrum, als Leeuwarden beoogt te zijn, is het hebben van goede verkeerswegen naar alle kanten toch wel het allerbelangrijkste. U heeft de contacten gememoreerd die U met de beide andere noordelijke hoofdsteden heeft gelegd. En dat die contacten goed zijn, hebben wij met voldoening vernomen, want ik geloof, dat dat voor de ontwikke ling, ook van Leeuwarden, buitengewoon belangrijk is, temeer waar U terecht is uitgegaan van de er kenning van Groningen als centrum van het noorden. Ik acht dit ook juist, want wij moeten zelf niet ver vallen in de fout, die we anderen veiwijten bij ons streven om erkend te worden als centrum van Fries land. Een Fries spreekwoord zegt: „As it by buorman reint, sil it by my wol hwat drippe." En ik geloof, dat dat een waar spreekwoord is. Dat U bij het kernbeleid heeft aangedrongen op beperking, past, geloof ik, ge heel in de voorgaande redenering. Dat U bij het industrialisatiebeleid de behartiging van de belangen van de bestaande industrieën ten zeer ste onder de aandacht heeft gebracht, heb ik met zeer veel genoegen gehoord. Wij hebben in de eerste plaats belang bij goedlopende bestaande bedrijven, want die vormen voor Leeuwarden toch wel een blijvende bron van inkomsten. Of het juist is hier eventueel met grote financiële offers nieuwe industrieën aan te trekken wat U bepleit betwijfel ik. Ik geloof niet, dat dat de basis is voor sterke en blijvende industrieën. Ik zie in een dergelijke bevordering van het industrialisatie beleid toch wel grote gevaren. Uw toezegging, dat wij nog in deze maand de nieu we stadhuisplannen zullen krijgen, hebben wij met ge noegen gehoord. In het verleden hebben we n.l. her haaldelijk beslissingen moeten nemen, die voor ons bij zonder moeilijk waren, omdat wij eigenlijk niet wisten, of deze wel pasten in en voldeden aan een eventuele stadhuisbouw. Daarom is het zo belangrijk, dat wij zo snel mogelijk weten, wat we op dit punt beogen en willen. Mèt U hebben wij kunnen constateren, dat er in onze gemeentelijke dienst bijzonder hard wordt gewerkt. De stroom voorstellen, die ons in het afgelopen jaar heeft bereikt, bewijst dit wel en namens de Raad zou ik mij dan ook gaarne willen aansluiten bij de lof die U heeft toegezwaaid aan de ambtenaren voor het werk, dat zij in het afgelopen jaar hebben verricht. Maar ik meen toch ook, dat U zelf bij dit werk een belangrijke rol heeft gespeeld en daarom wil ik U ook namens de Raad gaarne daarvoor onze dank betuigen. Ik heb mij even wel afgevraagd, Uw dynamische persoonlijkheid ken nende, of U niet al te veel van U zelf vraagt. Wij hebben natuurlijk geen behoefte aan een herhaling van de tragedie, die wij hier met Uw voorganger hebben beleefd, en ik hoop, dat dit ons met U wordt bespaard. Een troost is misschien de gedachte, dat men niet zo gauw bezwijkt door hard werken, maar dat juist span ningen op dit punt veel gevaarlijker zijn. En in dit verband zou ik de wens willen uitspreken, dat de sa menwerking tussen U en de Raad van dien aard zal zijn, dat ze niet deze spanningen zal te weeg brengen, en dat mede hierdoor 1968 voor onze Gemeente een goed jaar zal worden. De Voorzitter: Ik dank de heer Van Balen Walter voor zijn woorden. Ik moet U verder de droeve mededeling doen, dat ons vandaag het bericht heeft bereikt van het overlijden van de heer T. Bakker, die van 1946 tot 1957 secretaris van Leeuwarden was. Daarvóór heeft hij zich in een lange reeks van jaren als hoofdambtenaar ter Secre tarie aan onze Gemeente gegeven. Ik dacht, dat het juist is U te verzoeken, hem een ogenblik staande te gedenken. De heer P. P. de Jong (secretaris): Bericht van verhindering is binnengekomen van de heren Mr. Lij zen en Van der Zwaard, die hier beiden wegens ziekte niet aanwezig kunnen zijn. Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. Sub A. Deze belichten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub B 1 en 2. Deze rapporten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub B 3. De hear Boomgaardt: Yn dit rapport stie de op merking, dat it tal bisikers de léste pear jier tanom men wie en dér makket de direkteur minoftomear in kanttekening by; hy seit n.l.: Wy hawwe dy pear jier net hwat oan propaganda dien, sadat it in bigryplike saek is. Nou nim ik dat daelks oan, mar üt de stikken blykt dan wer net, hwerom dy propaganda net fierd is. Nou kin ik foründerstellc, dat it mei in for- bouwing of in plan ta forbouwing yn forban stiet, mar ik wit it net. Ik wie der dochs wol hwat bilangstellend nei; kin dit efkes düdlik makke wurde? De heer Ten Brug (weth.)Het Princessehof, dat in de laatste jaren meer en meer een begrip is gewor den in Leeuwarden, is, dank zij zijn directeur, zeer enthousiast gestart, maar de huidige situatie van het museum betekent wel, dat enige passen op de plaats moeten worden gemaakt en daarom zijn wij ook des te gelukkiger, dat wij nu op korte termijn althans de eerste stappen kunnen doen voor de restauratie. Op den duur zal inderdaad ook met de verdere uitbouw en ik ben er met de directeur zeker van, dat het ook zal ge schieden een aanvang moeten worden gemaakt. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub B J/., 5 en 6. Deze rapporten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub C, D en E. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub F. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub G. Dit brief wurdt foar kennisjowing oannommen. Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 28 en 25). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 5 (bijlage no. 17). De heer Heidinga: In dit voorstel staat onder punt 12: „De te stichten opstallen dienen te worden ont worpen onder supervisie van dc architect der gemeen te Leeuwarden." Dat staat heel vaak in dergelijke voorstellen en ik heb hier al vaker gezegd, dat ik daar tegen bezwaar heb. Ik wil heel graag, dat dat er op den duur eens uit gaat. Wij hebben hier zeer veel in stanties die toezicht uitoefenen. Denkt U maar eens aan de Schoonheidscommissie t.a.v. het pand van V. en D. op de Nieuwestad. Dan behoef ik U verder niets te vertellen. Deze dingen moeten we wat in perken. De heer Tiekstra (weth.) heeft, desgevraagd, geen behoefte hierop in te gaan. De Voorzitter: Ik geloof, dat het ook meer een mededeling was van de heer Heidinga; het College heeft daarvan nota genomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 6 en 7 (bijlagen nos. 30 en 18). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorsteilen van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 2). De hear Miedema: Wy hawwe hjir al ris earder oer praet en doe koene wy it net hielendal iens wurde. Nou skriuwt it Kolleezjc: „De goatlist hat üs op in dwaelspoar brocht"; dan siz ik op myn bar: „De ge gevens, dy't de Wethalder doe neamd hat, hawwe üs op in dwaelspoar brocht." Hy stelde yn de gearkom- ste fan 26 juny 1967: „As wy oan de winsken fan de Rie tomjitte komme sille yn dizzen, wurde it allegearre sifers mei fjouwer nullen derêfter; dan is de eksploi- taesje net mear roun to krijen", ensfh. En dan docht men as riedslid wolris hwat. Nou blykt, dat dat sifer mei dy fjouwer nullen „zegge en schrijve" f2,500, wie, hwerfan it greatste diel troch in oar bitelle wurdt. De eksploitaesje sit roun; it fait allegearre hwat ta. De foarige kear bin ik ophalden mei to sizzen: „Jimme sille joun Jim sin ha". Ik soe nou sizze wolle: „Ik bin bliid, dat wy üs sin krije." (Laitsjen) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 23). De heer Heidinga: Alle raadsleden zijn echt wel geporteerd voor het in stand houden van onze monu menten, al denken we natuurlijk wel wat genuanceerd over wat monumenten zijn en over wat in de eerste plaats in stand moet worden gehouden. Maar in prin cipe zijn we, dacht ik, het er wel over eens. Hoe lan ger hoe meer echter wordt het de gewoonte, dat de begrotingen meer of minder en vaak „meer"! worden overschreden. En dat verontrust ons. Het lijkt ons ook toe, dat we er verstandig aan zouden doen te proberen dat in ieder geval wat in te perken. Wij heb ben een adviseur voor de monumenten; die maakt alle begrotingen, maakt alle plannen. Dus wij mogen toch als Raad ook wel veronderstellen, dat hij er zo zachtjes aan, zo hij dat al niet in den beginne gehad mocht heb ben, toch wel enig verstand van krijgt. En als we dan telkens weer worden geplaatst voor vrij forse over schrijdingen ik behoef alleen maar bijv. aan „In de Fette Oss" te herinneren; dat was ook een zeer forse overschrijding dan vragen wij ons af: Gaat dit zo wel goed? Ik zal maar precies zeggen, wat ik op mijn hart heb; dat is toch mijn gewoonte. Ik geloof, dat onze adviseur zowel als de uitvoerders van de panden, die gerestaureerd worden, beslist niet de indruk moeten hebben, dat ze onmisbaar zijn, dat de Gemeente niet zonder hen kan; er zijn anderen, die het óók wel kun nen, zowel in de ontwerpende sfeer als in de uitvoeren de sector. Ik mag nogal graag eens naar dergelijke restauraties kijken: het interesseert me, maar ook uit hoofde van mijn vak doe ik dat. En dan valt het mij wel eens op, dat de mensen, die bij deze objecten wer ken, praktisch niet weten wat ze moeten doen. Dat kan wel één keer voorkomen, maar het moet natuur lijk geen regel zijn, want dat kost geld. Juist het uur loon speelt bij dergelijke bouwwerken een ontzaglijk belangrijke rol. De architect-adviseur behoort ervoor te zorgen, dat de mensen vooruit kunnen. Dat is ten enen male zijn taak. En het spijt me het te moeten zeggen, maar ik geloof, dat daar de laatste tijd wel eens iets aan mankeert. Ik weet wel, dat het voor ons moeilijk is daar iets aan te doen, maar daarom wil ik hier ook in het openbaar duidelijk stellen, dat we niet alleen afhankelijk zijn van deze adviseur en deze uitvoerders. Ik wilde B. en W. hiermee eigenlijk prikkelen tot op passen. Er wordt gewerkt met geld uit de openbare kas en dat moet zeer zorgvuidig worden besteed. Men voelt wel, dat het mij niet gemakkelijk afgaat dit te zeggen, maar ik acht mij als raadslid verplicht het hier zij het dan zo schappelijk mogelijk naar voren te brengen. De heer Ten Brug (weth.)De heer Heidinga heeft volkomen gelijk, als hij zegt, dat wij de laatste tijd nog al eens te maken hebben met overschrijdingen van voor restauratiewerken uitgetrokken kredieten. Of dit tegenwoordig veel vaker voorkomt dan vroeger, kan ik niet volledig beoordelen, maar ik weet wel, dat het geen specifiek Leeuwarder verschijnsel is. Ik heb het bij de Provincie meer dan eens meegemaakt; verzoek om toekenning achteraf van hogere kredieten dan de aanvankelijk voor restauratie gevoteerde, was een nor maal onderdeel van de agenda van G.S. Ik geloof daar om ook niet, dat de onderhavige verhoging verband houdt met het feit, dat de Gemeente een eigen adviseur en steeds dezelfde uitvoerder heeft. Het is waar wat de heer Heidinga zegt, we moeten uiterst „kien" zijn in dezen. Aan de opmerkingen, die hij heeft gemaakt over de voortgang van het werk, zal ik ook stellig aandacht schenken, maar ik dacht, dat de heer Heidinga de moeilijkheden terzake wel begrijpt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 11). De heer Heidinga: Op zichzelf vind ik het prima, dat dit voorstel in de Raad komt. Wij moeten zien, dat we dit jaar de diepriolering rond krijgen. Als alles goed gaat, kan eind van dit jaar de zuiveringsinstalla tie eraan trekken en dan hebben we dus het geheel in grote lijnen in werking. Ik wil dan ook niet op het project op zichzelf aanmerkingen maken. Ik acht mij echter als fractievoorzitter van de a.r. verplicht hier in het midden te brengen, dat o.i. bij de uitvoering een tikje meer zorgvuldigheid t.o.v. de burger betracht kan worden. Ik weet, hoe moeilijk het allemaal is, maar als ik de uitvoering van het werk in de Bleeklaan, de Wijbr. de Geeststraat enz., die ik aandachtig heb ge volgd, in mijn herinnering terugroep, moet ik opmer ken en ik denk, dat velen het met mij eens zullen zijn f dat een aantal klachten van de burgerij daar gerechtvaardigd waren. En zulke klachten moeten we voorkomen. Maandenlang heeft de toestand geduurd, dat er hier en daar een tegel lag, schots en scheef; er was totaal geen mogelijkheid te passeren. De aannemer moet in zulke gevallen een paadje van twee of drie te gels handhaven voor de passage. Ik weet, dat ik be hoorlijk buiten de orde ben, maar we vonden dit een zo evident verschijnsel, dat we het wel even bij dit voorstel naar voren wilden brengen. Wij trekken de goede bedoelingen en de ijver van Openbare Werken en van de aannemer niet in twijfel, maar we zouden het op hoge prijs stellen gewoon uit hoofde van onze verantwoordelijkheid t.o.v. de burgerij dat bij volgende secties die onderhanden genomen zullen wor den, iets meer gebeurt aan de tegemoetkoming van de belangen der burgerij gedurende de uitvoering der werkzaamheden, want dat kan. De heer Tiekstra (weth.): Ik ben blij, dat de heer Heidinga, hoewel hij enigermate buiten de orde was, even deze zaak aansnijdt aan het eind van een periode,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 3