4
genbou; dat draecht dus al frijhwat mear in yndustrieel
karakter. Men kin net folhalde, dat it doarp noch op
himsels in agrarysk karakter hat; dat hat it, hwat
syn struktuer oanbilanget, mar foar in hiel lyts part
mear. Ik bin fan bitinken, dat hjir net mear sprake
is fan in agrarysk geef gebiet, mar dat dizze pleats
hjir yn de direkte omfieming fan de stêd leit. It is
de fraech, hoe lang it, as men it dan al yn ingere sin
agrarysk neame wol, dat noch bliuwt, in fraech, dy't
wy hjir joun net biantwurdzje kinne, mar ik wol wol
sizze, dat de fraech: „Hoelang is dit noch pleats en
hoelang sit ik noch hjir as boer op dizze pleats?" wol
in rol meispile hat by de adressant, doe't hy syn kar
die foar dizze golfplaten.
It forskil yn appresiaesje tusken reid en golfplaten
is net sa great, dat ik yn dit gefal tsjin tapassing fan
„zwart gesatineerde" golfplaten wêze soe. En dêrby
nim ik natuerlik ek it forskil yn kosten yn oan-
merking.
Ik woe noch wol sizze, dat ik it mei de opmerkingen
fan B. en W. oan it adres fan de Gewestlike Rie fan it
Lanbouskip wol iens bin, hwant ik tocht, dat dat adres
krekt njonken de kearn fan de saek roaide.
Op groun fan hwat ik sein haw, mei üt namme fan
in tal leden fan myn fraksje, woe ik it folgjendc üt-
stel yntsjinje:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; bijeen in ver
gadering op 19 februari 1968; besluit: gelet op de dis
cussie in deze vergadering en in dit geval, aan de
heer B. van der Goot vergunning te verlenen voor
toepassing van zwart gesatineerde asbest-cement golf
platen op het schuurgedeelte van zijn boerderij plaat
selijk bekend Mearsterpaed 8 te Lekkum."
Dat ütstel is troch my en de hear Miedema ünder-
tekene.
De Voorzitter: Het voorstel van de heer Tjerkstra
maakt mede onderwerp van de discussie uit.
De hear Miedema: Ik leau, dat ik nei hwat de foa-
rige sprekkers sein hawwe net sa'n bulte nije ge-
sichtspunten nei foaren bringe kin. ït kin der by troch
wêze, mar doe't ik dit préadvys lies, hie ik der wol
wurdearring foar, net foar de ütkomst, mar dat it
Kolleezje as Kolleezje op dit stanpunt stean gongen
is. Hwant as wy hjir joun bislute soene asbest-semint-
platen as tekbidekking foar buorkerijen ta to stean, dan
soe men hast sizze kinne: „De Ljouwcrter Ried is
troch de bocht." Wy hawwe dit oant nou ta nea dien.
(De Foarsitter: Dat is in bikende ütdrukking.) Ik
haw der bigryp foar, dat it Kolleezje seit: „Wy as
Kolleezje nimme dizze bislissing net, mar folgje it
advys fan de „schoonheidscommissie". As de Ried it
dan al dwaen wol, lit hy it dan mar dwaen, hwant as
wy it dogge, dan binne der miskien riedsleden dy't
harren der tsjin öf sette." Dat soe ik in normale en
in tige krekte opfetting fine en as das hjir efter sit,
dan binne wy it gau iens. (Stim: Dat is in slappe
halding.) (Laitsjen). Né, dat is hielendal net slap.
Om op de saek seis to kommen, it giet hjir dus oer
platen. En mominteel leit der reid op it tek. Ik leau
en dan slüt ik my hielendal oan by hwat de hear
Tjerkstra sein hat dat wy stelle kinne, dat reid
as tekbidekking fan pleatsen histoarje wurden is, dat
koe eartiids wol, mar dat kin yn 1968 net mear. De
priis fan it materiael, it hege wurklean en de hege
jierlikse ünkosten steane yn gjin inkelc forhalding ta
de moderne tekbidekking. En dan kin men der oer
stride, oft it moai of net moai is, mar dan slüt ik my
oan by de hear Van Balen Walter, dy't seit: „Men moat
it pür saeklik bisjen en salang dêr soe ik dus de
grins trekke wolle in bipaeld gebou net ünder „Mo
numentenzorg" stiet, spylje by my suver saeklike mo-
tiven foar bidriuwsgebouwen." En dan doch ik hiel gau
in kar; dan siz ik: tastean.
De heer Schönfeld: Volgens de raadsbrief staat
deze boerderij in een agrarisch gaaf gebied, waarin een
gewijzigde dakbedekking ernstig zou detoneren. Ik wijs
er echter op, dat deze boerderij van de Lekkumerweg
af niet zichtbaar is, zodat van een ernstige detonatie
al geen sprake meer kan zijn. Een in de gemeente
Tietjerksteradeel gelegen boerderij van de Friesche
Maatschappij, welke wel goed zichtbaar is vanaf de
weg, is wel met asbestcement-golfplaten bedekt. Ook
hier zal een schoonheidscommissie een rol hebben ge
speeld, maar deze commissie heeft slechts een advise
rende taak. Wij kunnen dit advies ook naast ons neer
leggen. Om een zo groot mogelijke efficiency te ver
krijgen, zowel bij de bouw van nieuwe als bij de ver
bouw van bestaande boerderijen, zullen wij in de toe
komst meer met dergelijke gevallen te maken krijgen.
Zoals in de adhesiebetuiging van de Gewestelijke
Raad van het Landbouwschap terecht wordt aangege
ven, wordt in meer dan 80% van de Nederlandse ge
meenten aan bouwaanvragen in deze zin zonder meer
tegemoetgekomen.
In de raadsbrief staat tevens vermeld, dat het geens
zins is uitgesloten, dat op een andere plaats in de ge
meente en bij een andere agrarische bedrijfsruimte wel
zal worden overgegaan tot het verlenen van een ver
gunning waarbij het thans omstreden materiaal wordt
toegepast. Bij mij is de vraag gerezen, of hiermee wordt
vooruitgelopen op de model-bouwverordening zoals deze
door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is op
gesteld, aan welke verordening alle gemeentelijke
bouwverordeningen uiterlijk 1 augustus a.s. zullen wor
den aangepast en waarin geen enkele discriminatie t.a.v.
de toegepaste soort dakbedekking is opgenomen. De
nieuwe verordening verzet zich hiertegen dus niet. Ik
zou het College dan ook in overweging willen geven
de heer Van der Goot alsnog de gevraagde bouwver
gunning te verlenen. Het zou voor hem anders wel
eens aantrekkelijk kunnen worden zijn aanvrage in te
trekken en te wachten tot 1 augustus a.s., als de nieu
we model-bouwverordening van kracht wordt, om dan
opnieuw een aanvrage in te dienen. Met het verlenen
van een vergunning zouden thans t.a.v. de kleur van
de dakbedekking in overleg met de betrokkene bepaal
de eisen kunnen worden gesteld. Ik denk daarbij aan
de donkere kleur die de heer Tjerkstra zojuist heeft
genoemd. Persoonlijk zou ik aan een enigszins don
kere kleur de voorkeur geven, maar dit zou nader kun
nen worden bezien.
Het lag in mijn bedoeling eventueel in tweede in
stantie met een voorstel dienaangaande te komen. Aan
gezien de heer Tjerkstra echter al een voorstel heeft
ingediend, zal ik mij ertoe beperken mij bij dat voor
stel aan te sluiten.
De heer Rijpma: De motie van de heer Tjerkstra
heeft onze volle instemming.
De heer Tiekstra (weth.): Men kan in een grens
gebied van mening verschillen en men kan ook van
een gelijke opinie zijn en toch tot een verschillende con
clusie komen, al naar mate de accenten iets anders
worden gelegd. Ik herinner eraan, dat de kwestie van
golfplaten als dakbedekking op schuren een historie
heeft. Die historie is begonnen in Tietjerksteradeel. De
R.aad heeft daar in een bepaald geval een afwijzend
preadvies van B. en W. niet gevolgd. Dat besluit is
toen bij de Kroon ter vernietiging voorgedragen. De
Kroon heeft dat besluit in stand gehouden met de mo
tivering, dat de Raad bevoegd was over deze zaak zelf
standig een beslissing te nemen.
Heel vaak is in de Raad een beroepszaak aan de
orde, waarvan B. en W. moeten zeggen, dat appellant
geen been heeft om op te staan en dat in zo'n geval
de Raad de door B. en W. geweigerde bouwvergunning
niet kan verlenen. In dit geval ligt het dus anders: de
Raad is bevoegd een andere beslissing te nemen dan
B. en W. hebben voorgesteld.
Het gaat er dus om, of in dit geval het golf-
platendak wel of niet moet worden toegestaan.
De heer Van Balen Walter heeft gezegd, dat hij toch
liever zou zien, dat er een rieten dak op kwam, omdat
hij zijn hart nog altijd aan het riet heeft verpand. Hij
heeft er echter aan toegevoegd, dat het uit een oog
punt van goed beheer van een boerderij voor een boer
toch niet aantrekkelijk is en hij heeft toen gevraagd,
of de Gemeente de heer Van der Goot niet een bijdrage
zou kunnen geven. M.i. is het verlenen van financiële
steun voor het in stand houden van rieten daken op
onze boerderijen alleen dan gemotiveerd, wanneer de
betrokken boerderij op de monumentenlijst staat. Zal
men ertoe overgaan om esthetisch verantwoorde bouw
plannen te doen uitvoeren en de hogere kosten die
daaruit ontstaan, te laten betalen door de Gemeente,
dan vallen de consequenties daarvan niet te overzien.
5
Zou men het alleen in dit geval doen, dan zou men te
maken hebben met een volstrekt willekeurige beslis
sing.
De heer Miedema heeft opgemerkt, dat het van be
lang is, dat het College duidelijk het advies van de
schoonheidscommissie volgt. Als ik het voorstel van de
heer Tjerkstra goed heb begrepen, gaat het hem erom,
dat alleen in dit geval en voor deze boerderij vergun
ning wordt gegeven voor het toepassen van een dak
bedekking met asbestcement-golfplaten en houdt dat
niet in, dat daarmee de weg open is voor het aanbren
gen van golfplaten-daken, al dan niet zwart of rood
gesatineerd, op alle boerderijen.
De heer Schönfeld heeft de model-bouwverordening
ter sprake gebracht. Nu zal de heer Schönfeld die ver
ordening wel in zijn bundel hebben, want Leeuwarden
is de eerste gemeente in Friesland geweest, die de
model-bouwverordening van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten heeft ingevoerd en wel in oktober
1966.
De Raad staat nu voor de beslissing en ik wacht die
beslissing met belangstelling af.
Het is misschien een wat formele benadering, maar
ik hoop, dat de indieners van de motie mij zullen toe
staan erop te wijzen, dat het afgeven van bouwvergun
ningen nu eenmaal is gedelegeerd aan B. en W. Ik wil
de heer Tjerkstra, dy't opmurken hat, dat de hege
flats op 750 m öfstan oprize en dat der aensen noch
tichter by in bidriuw komt, nog zeggen, dat ik t.a.v. de
handhaving van het agrarisch gebied hier voor de
eerstkomende jaren optimistischer gestemd ben dan hij.
Wij moeten ook volgende generaties nog de gelegen
heid laten problemen te scheppen, resp. op te lossen.
De Voorzitter: Ik breng thans in stemming de motie
van de heren Tjerkstra en Miedema.
Deze motie wordt met 26 tegen 9 stemmen, die van
Mevr. Mr. Veder-Smit en de heren Ten Brug, Heetla,
De Jong, Kingma, Klomp, Rijpstra, Mr. van der Veen
en Tiekstra, aangenomen.
Punt 13 (bijlage no. 80).
De heer Veilenga: Het gaat bij dit voorstel om een
bedrag van f250.000,Dat bedrag zal over een ter
mijn van gemiddeld tien jaar zijn rendement moeten
opleveren. Voor sommige voorzieningen zal die termijn
wat korter zijn en voor andere weer wat langer. Voor
mijn gevoel wordt dit o.m. bepaald door het antwoord
op de vraag, waar straks het nieuwe stadhuis zal ko
men te staan. Die vraag behoeft niet vanavond al te
worden beantwoord. Dat wordt nog allemaal voorbereid
via hearings en informatieve raadsvergaderingen. Op
29 april zal hierover in principe een beslissing worden
genomen.
Ook als de Raad dan in grote meerderheid zou be
sluiten, dat het nieuwe stadhuis op dezelfde plek komt
te staan als waarop het huidige staat, zij het dan, dat
het groter wordt dan nu, zou het College gehouden zijn
voor een bepaalde termijn uitwijkmogelijkheden te zoe
ken. Als men aan het bouwen is, zullen bepaalde amb
telijke werkzaamheden hier waarschijnlijk niet kunnen
plaatsvinden. Nu wil ik namens mijn fractie vragen, of
het zin heeft te trachten de nu voorgestelde voorzie
ningen in te passen in de uitwijkmogelijkheden die over
enige tijd zullen moeten worden gevonden. Ik ontveins
mij niet, dat dit dan zou moeten leiden tot een nader
bezien van deze zaak. Misschien zou dit dienen te lei
den tot het aanhouden van dit voorstel om daarmee te
wachten tot een principe-besluit over de plaats van het
nieuwe stadhuis is genomen.
De heer Heidinga: Ik sluit mij aan bij het slot van
het betoog van de heer Veilenga. Ik ben er niet van
overtuigd, dat het moet gebeuren, zoals door B. en W.
is voorgesteld. Beginnende bij de eerste schakel in de
ketting, merk ik op, dat ik er niet van overtuigd ben,
dat de stedebouwkundige dienst ruimte moet hebben in
het gebouw aan de Wissesdwinger. B. en W. zeggen,
dat het bureau van de Gemeente-ontvanger daar weg
moet en naar het stadhuis moet worden overgebracht.
Over ongeveer anderhalf jaar gaat de Gemeente-ont
vanger echter weg. Ik vind, dat deze functionaris zijn
tijd op de plaats waar hij nu zit, maar moet uitdienen.
Wij moeten echter beslist voorzien in de behoefte aan
ruimte voor de stedebouwkundige dienst. Daarom valt
het mij eigenlijk een beetje zwaar te zeggen, dat ik
niet meedoe. Ik weet niet, wat het College nog naar
voren zal brengen, maar ik sta vrij sceptisch tegenover
het voorstel. Wij zouden er verstandig aan doen, als wij
dit nog even zouden aanhouden. Laten wij eerst de
stadhuisplannen in de Raad behandelen en dan pas een
beslissing nemen t.a.v. al deze incidentele voorzienin
gen.
Ik wil hierbij ook graag agendapunt 14 betrekken.
De stedebouwkundige dienst moet m.i. naar het gebouw
aan de Perkstraat en er moet een andere voorziening
komen voor de schrijfkamer. Deze moet werkelijk meer
armslag hebben. Voor de stedebouwkundige dienst moet
zo snel mogelijk iets worden gedaan, want die loopt nu
niet goed en dat komt mede door de onvoldoende huis
vesting. Als dit voorstel wordt aangehouden, zal voor
die dienst toch direct een voorziening moeten worden
getroffen.
De heer C. de Vries: Ik heb in dit stuk de mede
deling gemist, dat de Financiële Commissie niet kon
worden gehoord. Dat had wel dienen te worden ver
meld, omdat deze zaak daarin toch wel eerst had be
horen te worden besproken. Als lid van die commissie
moet ik zeggen, dat het mij zeer bevreemdt, dat zij
niet is gehoord. Op een gegeven ogenblik kreeg ik te
lefonisch bericht van het gemeentehuis, dat de ver
gadering niet doorging, omdat op hetzelfde tijdstip een
vergadering van fractievoorzitters was belegd. Dat be
vreemdt mij te meer, omdat de Financiële Commissie
om de drie weken op een vast tijdstip vergadert; deze
vergadering staat ook op het gemeentehuis als een
vast punt genoteerd. Daarmee zou men dus rekening
kunnen houden bij het beleggen van andere bijeenkom
sten. Cumulatie van functies heeft ertoe geleid, dat
drie leden van de Financiële Commissie verhinderd wa
ren en daarom is die vergadering niet doorgegaan. Ik
vind het dan dok fout, dat B. en W. op dezelfde tijd
een vergadering hebben belegd met fractievoorzitters.
Tot mijn spijt heeft men niet eens een poging ge
waagd om de Financiële Commissie op een ander tijd
stip bijeen te roepen. Ik kan mij voorstellen, dat er
omstandigheden zijn, waarom een eenmaal uitgeschreven
vergadering moet worden uitgesteld ter wille van een
andere vergadering, maar dan mag men toch op zijn
minst verwachten, dat gepoogd wordt de commissie op
een ander tijdstip bijeen te roepen. Mijn bezwaar geldt
niet alleen voor dit stuk, maar voor alle voorstellen
die nu niet in de commissie zijn besproken. Het spijt
mij bijzonder, dat de Financiële Commissie buiten spel
is gezet.
De Voorzitter: Ik wil eerst even ingaan op het
laatste punt, dat buiten het voorstel als zodanig om
gaat. Toen dringend een vergadering van fractievoor
zitters moest worden gehouden, hebben wij gepoogd
een datum te vinden, die bijna alle fractievoorzitters
zou schikken. Helaas was het enige tijdstip dat toen
kon worden gevonden, ongeveer hetzelfde als waarop
voor de Financiële Commissie een vergadering was be
legd. Er is toen wel degelijk een poging gewaagd een
andere datum te bepalen voor het bijeenkomen van die
commissie, althans met die leden van de commissie, die
ook fractievoorzitter zijn. Het is misschien een omissie
geweest, dat de andere leden niet in dit overleg zijn
betrokken, maar wij verkeerden in tijdnood. Er was
gewoon geen tijdstip meer te vinden waarop de com
missie kon worden bijeengeroepen voor bespreking van
de verschillende voorstellen. Toen moest helaas bij wijze
van grote uitzondering bij de voorstellen worden ver
meld, dat er geen gelegenheid is geweest de Financiële
Commissie erover te horen. Ik merk erbij op, dat een
zeer groot deel van die commissie ermee heeft inge
stemd, dat dit zo gebeurde.
Ik kom dan nu tot de zaak zelf. De heren Heidinga
en Veilenga suggereren, dat het voorstel beter aange
houden zou kunnen worden tot het tijdstip waarop de
Raad een decisie heeft genomen m.b.t. het stadhuis,
waaromtrent de Raad inmiddels voorstellen hebben be
reikt en waaraan binnenkort twee extra raadsvergade
ringen zullen worden gewijd. Natuurlijk heeft het Col
lege ernstig overwogen, of het wel zinvol was reeds op