r*-Z 28 V] raadsleden, die nog nader antwoord verwachten, er in tweede instantie zelf wel op terugkomen. De heer Heetla (weth.): De heer Reehoorn heeft m.b.t. de sociale werkplaats nogal enige aanmerkingen en kanttekeningen gemaakt en enige vragen gesteld. Het College heeft mij gevraagd, daarop zo mogelijk een duidelijk antwoord te geven. Ik geef de heer Reehoorn toe. dat de werkplaats in Leeuwarden nog niet dusdanig werkt zoals niet alleen hij, maar ook het College dat graag zou willen zien. De sociale werk plaats is nu eenmaal geen gemakkelijk te leiden bedrijf. Er werken daar allerlei soorten zowel geeste lijk als lichamelijk gehandicapten en ook, ik zou haast zeggen, taaigehandicapten of wat men ook weieens noemt, onaangepasten. Ik wil toch niet te veel op deze categorieën ingaan, dat zou misschien wat discrimi nerend werken, want men zou mijn uitlatingen wel eens verkeerd kunnen begrijpen. Men moet in het algemeen stellen, dat deze mensen zoveel mogelijk gepaste arbeid doen. Alleen, dat is ontzettend moeilijk. Ik kom daar straks nog wel even op terug. Inderdaad moeten voor die verschillende soorten gehandicapten ook eigenlijk verschillende afdelingen komen. Nu moet je daar ook weer niet teveel afdelingen voor creëren. In de huidige werkplaats was dat ook niet helemaal te verwezenlijken. Daar was hij te klein voor en te ondoelmatig van indeling. In de nieuwe werkplaats gaan we deze richting wel uit. Daar is juist wel aan gedacht, vooral aan die geestelijk gehandicapten. Daar heeft de Raad laatst ook nog een krediet voor beschikbaar gesteld. Toen ik deze werkplaats ander half jaar geleden overnam, was men druk bezig, veranderingen aan te brengen. De geschiedenis van de werkplaats is zo geweest, dat daar in het verleden een aantal arbeiders te werk gesteld was onder een kader, dat niet was opgewassen tegen de moeilijkheden. Er waren nogal wat moeilijkheden in die werkplaats. Mijn voorgangers wisten dat ook wel en die hebben er ook wel moeite voor gedaan, die zoveel mogelijk weg te werken. De grote toename van tewerkgestelden, van personen, die graag naar deze werkplaats toe wilden of die misschien ook wel enigszins gedwongen werden hier te gaan werken, omdat ze gehandicapt waren of langdurig werkloos, bracht mee, dat zij niet de leiding en zorg konden ontvangen, die ze eigenlijk moesten hebben. Daar was het kader niet op berekend, daar was ook de werkplaats niet op berekend. Bij alle goede bedoelingen van mijn voorgangers, is het indertijd daar wel eens te hard gegaan. Men nam te veel mensen op en dat hebben ze met de beste bedoeling gedaan om maar zoveel mogelijk mensen van de straat te krijgen en aan het werk te zetten. Dat vind ik een lof felijk streven, maar dan loopt je dat wel eens even uit de hand, vooral als je dan merkt, dat er meer zorg aan besteed moet worden, dat er allerlei soorten gehandi capten komen, die misschien niet geplaatst hadden moeten worden etc. Dat geef ik toe, maar dan is het voor dat kader moeilijk te verwerken en krijg je ook moeilijkheden met de administratie. Toen is de stichting verdwenen en werd de werkplaats een gemeentelijke instelling. Dat gaf ook allerlei moeilijk heden vooral op administratief terrein. Moeilijkheden, waar mijn voorgangers ook mee te maken hebben gehad en die uiteindelijk hebben geresulteerd in het stichten van een nieuwe werkplaats. Hopelijk mag ik dit tot een goed einde brengen. De heer Reehoorn heeft het ook over die aangepaste arbeid gehad en gezegd, dat zulks een moeilijke en kostbare zaak is. Dat ben ik met hem eens. Ik zou aan de heer Reehoorn willen vragen, waar nu een grote werkplaats is van dezelfde omvang, waar iedere tewerkgestelde aangepaste arbeid verricht. Men vraagt dat wel en men probeert het ook wel, hier ook, maar dat is ontzettend moeilijk. Het is misschien geen kunst de mensen werk te geven, maar het is juist de grote kunst, dat werk zo veel mogelijk aan te passen aan de gehandicapte en dat valt niet mee. Vooral niet, omdat er wel eens een tekort is aan het werk dat je zo graag wilt hebben. We denken ook aan uitbreiding met een afdeling voor test en training. Dat is ook een afdeling, die we hier nog niet kennen, maar die zeker bij de nieuwe werkplaats wordt ingecalculeerd. Dan komt hiervoor gelukkig meer ruimte en dan zullen we ook zeker aan die test en training beginnen. De reorganisatie van de huidige werkplaats, de voorbereiding van de nieuwe werk plaats die wij vermoedelijk in het laatst van september althans gedeeltelijk gaan betrekken, de verhuizing en de uitbreiding van de schrijfkamer vergen veel tijd en zorg van de huidige leiding en het personeel. Om dan nog maar niet te spreken over het zoeken van werk. De voormalige directeur is vervangen, zomede de administrateur, er is een personeelschef, een bedrijfs leider, een werkmeester en ik meen een administra tieve kracht bijgekomen. Er werken ongeveer 40 mensen inclusief de 23 werkmeesters. U kunt wel begrijpen, dat dit aantal eigenlijk te gering is. Er moeten nog vele krachten bijkomen b.v. een maat schappelijk werker, administratieve krachten en werk meesters. Alleen, je kunt dat op papier allemaal heel mooi voor elkaar hebben, maar het moet ook in de praktijk gebracht worden. Ach, ik wil wel eens iets laten zien. Hier hebt U in een schema, hoe het ongeveer zal worden. U kunt dat straks nog eens bekijken. Dan ziet U, het barst van de afdelingen. U hoeft niet bang te zijn dat ze er niet komen. Ze komen er wel, alleen de moeilijkheid is, dat ik niet alleen met een schema moet werken maar ook met mensen. Probeer dat maar eens op te brengen. Dat lukt niet altijd, maar je probeert het wel zo goed mogelijk te doen. Je probeert de juiste mensen te vinden, die ook werkelijk met deze gehandicapten om kunnen gaan en ook passen in het team. Ik weet wel, dat ik misschien nog niet volledig geweest ben, maar hoop toch, dat ik voldoende antwoord heb gegeven. Weth. De Jong heeft getracht, me wat uit de tent te lokken door te stellen, dat ik mijn mening nog maar eens moest geven over de vraag of het verantwoord zou zijn, de meevaller 700.000,in de sociale sector gedeeltelijk voor de werkplaats te bestemmen. Ik wil alles wel hebben. Je kunt de pot maar één keer verdelen. Ik moet echter eerlijk zeggen, dat ik tot nog toe van het College geen tegenwerking heb gehad op dit terrein en ik hoop dat, wanneer ik straks met uitbreidingen kom, ik de daarvoor benodigde financiën ook krijg. We moeten er allen van doordrongen zijn, dat wij voor die gehandicapten niet te veel kunnen doen. Ik sta hier niet te kletsen voor mij zelf. Ik pleit hier voor een groep gehandicapten, die het bijzonder nodig hebben. Mevr. Visser heeft nog wat gevraagd over de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Ingaande 1 januari 1968 vallen onder deze wet de zwakzinnigen, de krankzinnigen en de gehandicapte kinderen. Voorzover bekend moeten zij dan zijn opgenomen in erkende inrichtingen. In april a.s. komt er nog een groep bij, n.l. degenen, die in erkende verpleeginrichtingen zijn opgenomen. Deze zaak ver vult ons bij de Sociale Dienst met enige zorg, want er komen nu al ontzettend veel mensen naar ons toe, die graag van een niet erkende naar een erkende inrichting toe willen. Waar nog bij komt, dat wij waarschijnlijk ook nog zak- en kledinggeld moeten betalen. We zullen dus zeker in de toekomst nog veel zorg met deze categorie hebben. Er zal voor de Gemeente wel enige financiële verlichting komen maar hoeveel dat zal zijn, kan ik U nog niet zeggen. De heer Ten Brug (weth.): De heer Van der Veen heeft tot zijn spijt moeten constateren, dat het pand Kleine Hoogstraat 1 is afgebroken. Ik neem dat graag aan, maar wanneer de heer Van der Veen daaruit zou willen concluderen, dat het College weinig zorg besteedt aan het kleine aantal monumenten, dat wij in Leeuwarden nog over hebben, dan wil ik wel zeggen, dat hij zich daarover geen zorgen hoeft te maken. De afbraak van dat pand is ook mij zeer ter harte gegaan, maar de heer Van der Veen weet hoe de situatie was. Dit pand leverde gevaar op. Er waren twee mogelijk heden, restauratie of afbraak. In het kader van het struktuurplan voor de binnenstad moeten de panden tussen de Kleine Hoogstraat en de Beijerstraat worden afgebroken. Daarom is hier niet over restauratie gedacht maar moest dit pand helaas worden afgebro ken. Er is nog een schrale troost. Het afgebroken pand is opgeslagen dus het is eventueel mogelijk, dit zeker fraaie hoekpand elders in de stad weer op te bouwen. Dan heeft de heer Vellenga even gesproken over de 29 tweetaligheid in Leeuwarden. Wij weten dat tweetalig heid op zichzelf tot grote moeilijkheden kan leiden. Wij hoeven maar te denken aan onze zuiderburen. De positie van Leeuwarden is misschien enigszins te vergelijken met de positie van Brussel. We hebben hier inderdaad te maken met een tweetalige stad. Ik geloof niet dat er hier taalstrijd dreigt te ontstaan. U weet dat wij van de zijde van het College voldoende zorg besteden aan de tweede taal in Leeuwarden, het Fries, maar dat wij het onderwijs in deze taal toch wel met de nodige tact willen omgeven, opdat hier geen taalstrijd ontstaat. De heer Vellenga heeft en dat ook als geboren Leeuwarder, een positieve benadering van het stadsfries gegeven. Het stadsfries loopt terug ten koste van het Fries. Leeuwarden is van oorsprong geen Fries sprekende stad maar een stad, die stadsfries sprak, ten koste van het Fries en ten koste van het Hollands. Waarschijnlijk zou het nuttig zijn als er van de zijde van de Fryske Akademy eens een onderzoek zou worden gedaan naar de situatie van het stadsfries in het algemeen en het stadsfries in Leeuwarden in het bijzonder. Het boek van prof. Fokkema over het stadsfries is n.l. al jaren oud en de situatie is thans geheel anders. Ik sta positief tegenover het evt. verlenen van financiële steun van de zijde van de Gemeente voor een onderzoek naar de positie van het Leeuwarders. Dat waren mijn algemene opmerkingen. Op de overige opmerkingen, die gemaakt zijn, wil ik graag terugkomen bij de behandeling van het betreffende begrotingshoofdstuk. De heer Vellenga: Ik zou willen beginnen met vrij kort te reageren op bepaalde opmerkingen, die door collega-raadsleden in eerste instantie zijn gemaakt om daarna het volle pond te geven aan de beantwoording door het College. Tussen de KVP-fractie en mijn fractie bestaat m.i. praktisch geen verschil van mening over de noodzaak van een goede communicatie. De heer Engels heeft aangedrongen op informatie van de Raad over zeer belangrijke vraagstukken en het zoeken van bepaalde vormen daartoe. Daarnaast vraagt hij ook tijdige informatie van de burgerij over bepaalde punten. Mevrouw Visser heeft daarbij het voorbeeld van de rioolbelasting gebruikt, hoewel ik in eerste instantie doelde op de bijeenkomsten i.v.m. de rioleringswerkzaamheden, waarover ook de heer Tiek- stra gesproken heeft. De heer Van der Veen heeft gesproken over het voor ondernemers niet altijd goede klimaat in deze stad. Hij heeft dat vaker gedaan en ik wil daarbij toch een bepaalde kanttekening maken. Wanneer hij, om dat min of meer slechte klimaat te illustreren, wijst op een aantal beroepsgevallen, die in deze Raad hebben gespeeld, moet ik zeggen, dat hij het veld onvoldoende overziet. Mij is bekend, dat dit College tal van vergunningen afgeeft voor tal van gevallen van nieuwbouw en verbouwing, zowel in het stedelijk als in het landelijk gedeelte. Slechts een zeer klein percentage van al die gevallen komt in de Raad. Soms volgen wij het College en wijzen een dergelijk beroepschrift af. Soms ook niet. Maar om op grond van de afwijzing van misschien 5 pet. van alle gevallen te concluderen, dat het klimaat voor de ondernemer hier niet al te gunstig zou zijn, is m.i. niet juist. Het is mij ook uit andere hoofde bekend, dat het College zich enorm uitslooft, waar ook maar enigszins mogelijk, grote en kleine ondernemingen ter wille te zijn. Wanneer er toch saillante gevallen zouden zijn, die het tegendeel bewijzen, weet ieder raadslid de weg, om het College daar eens met nadruk op te attenderen. Persoonlijk doe ik dat in bepaalde gevallen ook. U bent zo wijs geweest of U hebt het vergeten niet te praten over de opmerking van de heer Van der Veen betreffende de ontwikkelingshulp. Hij heeft gezegd, dat hier nog zoveel moet gebeuren, dat we ons niet druk moeten maken over die ontwikkelingshulp. Ik geloof dat de ongenuanceerde manier, waarop hij deze zaak te berde bracht, niet meer liberaal is te noemen maar wel conservatief en stammend uit de vorige eeuw. Ik dacht niet, dat hij op dit punt namens zijn fractie kon spreken. Ook is het m.i. niet het standpunt van zijn partij. Misschien kan hij ons op dat punt nog de nodige duidelijkheid verschaffen. Over de woningbouw heeft de heer v. d. Veen een paar waardevolle opmerkingen gemaakt. Dit is niet zo'n gemakkelijk probleem, want bij het stimuleren van bepaalde vormen van woningbouw ontmoet men onder meer het grote probleem van de grondprijzen in de nieuwe uitbreidingsplannen. Hij wil en ik met hem, laten we het dan samen eens over een punt eens zijn institutionele beleggers sterker animeren om hier te komen. Maar ook beleggingsactiviteiten van welk orgaan dan ook stranden meestal op die grondprijs. Ook mijn fractie is voorstander van bouw van middenklasse woningen, die het leefklimaat hier aantrekkelijker moeten maken. De rijksoverheid zou, wanneer ze dan toch bepaalde vormen van woning bouw wil stimuleren, ook op dit punt met financiële injecties kunnen komen om de gemeentebesturen te verlossen van dat nijpende grondprijsvraagstuk. De heer Heidinga heeft ons verblijd met een verklaring over samenwerking tussen de drie confes sionele fracties. Ik zou hem en zijn fractie en andere fracties tekort doen, wanneer ik daar niet met een enkel woord op zou reageren. Ik heb begrepen dat hij, waar ook landelijk al een groot samenwerkingsverband schijnt te ontstaan, de Schmelzer-Biesheuvel-Mellema combinatie, afgekort de SBMC (Vrolijkheid), ook hier een filiaal van dat grote samenwerkingsverband zou willen oprichten. Ik heb niet zo duidelijk gehoord, dat andere fractieleiders zich bij deze verklaring van de heer Heidinga hebben aangesloten, hoewel hij nadruk kelijk over drie fracties sprak maar misschien zou dat, om de duidelijkheid heel duidelijk te maken, alsnog kunnen gebeuren. Als ik het goed heb begrepen ziet de heer Heidinga het zo, dat ook hier een woning kan ontstaan met de ARP in de voorkamer en de CHU in de achterkamer, waarbij de suitedeuren geregeld opengaan. Misschien dat er dan ook nog een serre aangebouwd is, een soort engelenbak (Hilariteit), waarvan ook zo nu en dan de deuren nog eens opengaan. Dat heb ik nu niet helemaal begrepen, maar dat kan ook aan mij liggen. Ik kan mij voorstellen dat, en nu ga ik iets minder luchthartig worden, dit met name voor de confessionele partijen een belangrijk punt is. Wanneer de heer Heidinga als uitgangspunt neemt dat de christelijke levensbeschouwing tot gelding moet worden gebracht in het politieke leven, dan ben ik het helemaal met hem eens. Sommige christenen doen dat in christelijke partijen, andere christenen doen dat in niet-confessionele partijen. Beide keuzen zijn legitiem en beide keuzen zijn toelaatbaar. Ik kan mij ook voorstellen, dat mensen die geporteerd zijn voor een christelijke partij, voor meer eenheid zijn, omdat men zich in deze tijd niet meer de luxe van een grote verdeeldheid kan permitteren. Christelijke politiek houdt niet op bij de grenzen van bepaalde kerken en ook niet bij de grenzen van bepaalde partijen. Akkoord. Dat is een landelijke zaak en daar wil ik mij verder niet mee bemoeien. Ik vraag mij alleen af, heeft het ook consequenties voor de gemeentepolitiek in Leeuwarden. Zou het ook beteke nen, dat hier in de toekomst, soms duidelijk, soms minder duidelijk, een christelijk blok gaat opereren. Ik heb van de heer Heidinga begrepen dat men tot 1970 gescheiden langs de kramen van de politieke kermis zal trekken, maar ik kan mij toch voorstellen, dat men op bepaalde punten toch misschien met gemeenschap pelijke standpunten gaat komen. Ik vraag mij af, doorkruist dat ook het huidige beleid of blijft het zoals het is, ook wat de samenstelling van het College van Burgemeester en Wethouders betreft? Ik heb namelijk het gevoel, dat wij in deze Raad over tal van dingen, zakelijk gezien, gelijk denken. Er zijn misschien bepaalde punten, waarover we verschillend denken maar dat gaat dan soms dwars door de fracties heen. Op enkele punten gaan misschien de wegen nog heel duidelijk uiteen, b.v. op het terrein van sport, amusement en zondagsheiliging, maar ik heb zo het gevoel dat daar in het drieluik ook nog verschillend over zal kunnen worden gedacht. Ik zou dus graag van de kant van de heer Heidinga of van anderen willen horen of dit gezamenlijk optreden, in welke vorm dan ook, bepaalde consequenties heeft voor de praktische gemeentepolitiek hier in Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 7