2Q
moet dan wel snel zijn als men daar nog terecht wil.
Overigens is er ook altijd nog een sintelbaan, die in het
winterseizoen ook stellig gebruikt zal kunnen worden
door scholen. Als men dit maar tijdig met de dienst
opneemt en als het maar niet vriest, waardoor er op
gereden kan worden. Maar op de velden kunnen we
het eenvoudig niet toelaten want dan gaan ze naar de
haaien. (De heer Wiersma: We zullen U blijven
steunen). Dank U zeer. Ik ben U voor deze bijdrage
zeer erkentelijk.
De heer Stek heeft waardering uitgesproken aan het
adres van de dienst en ik zal dat graag aan deze dienst
overbrengen.
Wat die volleybalwedstrijd tussen pers en Raad
betreft mag ik misschien, namens de Voorzitter, de
heren Bakker, Stek, Weide en Klomp benoemen tot
leden van de commissie, die deze wedstrijd zal
organiseren.
Het staat mij bij, dat de ijsbaan Tjallinga al in de
Raad is geweest. Is dat niet zo, dan is een voorstel
spoedig te verwachten en moet ik aannemen, dat het
plan op het ogenblik ter beoordeling bij de ACW ligt.
Het plan is gereed en het is dus niet zo'n grote moeite
om nadat de subsidie verlenende instanties zich over
de zaak hebben uitgesproken, dit spoedig in de Raad te
brengen.
Het sportveld Lekkum is geen eenvoudige zaak.
Hadden Gedeputeerde Staten nu die aankoop van de
boerderij van Bergsma maar goedgekeurd, dan waren
we er misschien uitgekomen, maar op het ogenblik is
deze zaak weer zwevend. Het is triest, zoals de
Nederlandse Gasunie dat veld in Lekkum heeft
behandeld. Toen hebben we de hoop gehad dat we het
midden in Lekkum op die kwekerij, waar de heer
Tjerkstra over heeft gesproken, zouden kunnen
aanleggen. Het spijt mij bijzonder, omdat ik juist voor
de korfbalclub „de Meeuwen" in Lekkum zo graag had
willen aansturen op een definitieve voorziening, maar
tot op heden zijn we er niet in geslaagd. We blijven
met deze zaak bezig. Wirdum krijgt mogelijk nog wat
maar dat merkt de Raad dan in een volgende
vergadering hopelijk wel. Met Wijtgaard zijn we bezig
en het is spijtig, dat Lekkum wat dat betreft nog even
in de mist hangt.
Er is een opdracht uitgegaan om een deelplan te
maken voor de zuidoever van de Grote Wielen, waarin
dan tevens is voorzien in een nieuwe botenberging met
aanhorigheden, ter vervanging van de bestaande
opstal.
Ik hoop inderdaad, dat de Raad in het eerste halfjaar
van 1968 nog een voorstel zal bereiken terzake de
bouw van een tweede sporthal. De situering is gedacht
bij de Plataanschool. Dat lijkt me een zeer gunstige
plaats in deze wijk.
Het insfructiebad zal een onderdeel moeten uitma
ken van een tweede overdekt zwembad, want ik hecht
de grootste waarde aan zo compleet mogelijke voor
zieningen.
De heer Stek: Ik wilde de Wethouder even bedanken
voor zijn uitgebreide antwoord. Die bewuste commissie
voor het organiseren van de volleybalwedstrijd is al
bijna een jaar geleden door U benoemd, n.l. de heren
Bakker en Weide, naar ik meen. Ik geloof wel, dat de
heren het met mij eens zijn. Indien ze uitbreiding
willen hebben, dan graag.
De heer Tiekstra (weth.): Dan zou ik, aansluitend op
de opmerking van de heer Stek, de heren Stek en
Klomp bij deze willen benoemen tot wisselspelers voor
de organisatiecommissie. Maar men moet wel aan het
werk gaan want de sporthal zal in november klaar zijn.
Wij wachten in vertrouwen af.
De hear Tjerkstra: Ik wit net, oft it oan in regyflater
leit, mar ik tocht, dat Lekkum by de bisünderheden
hearde fan de Tsjinst foar Sport en Rekréaesje en net
by it algemiene diel. (De Foarsitter: Ja, Jo hawwe wol
gelyk.), mar de saek is nou losmakke en ik wol der
graech op dit momint noch hwat fan sizze. De urginsje
fan in sportfjild yn Lekkum is, m.n. Jo persoanlik,
mynhear de Foarsitter, wol bikend wurden, mei't Jo
lésten en dat hat de doarpsmienskip tige op priis
steld dér in bisite brocht hawwe. Dizze saek sukkelt
mar fan jier op jier troch. Ik lés nou as antwurd op de
fragen dy't steld binne: „Wij streven naar de aanleg
van een sportveld te Lekkum." en „naar een
geschikt terrein wordt gezocht." Dat wie forline jier sa
en ik bin bang, dat it, as it net foroaret, takomme jier ek
noch sa wêze sil. Dan wer wurdt dér socht nei in stik
greide, dat net of net maklik to krijen is, dan wer komt
de gedachte op: Sille wy it ek op de kwekerij dwaen,
dy't wy dér kocht hawwe, mar ünderwilens sit de
sportforiening natuerlik yn swierrichheden. Dy wit
bislist net, hwer't se oan ta is. Dizze saek wurdt dêrmei
gjin goed dien. Dat is dudlik. Ik tocht, dat wy hjir ek
de oarsaek mei sykje moasten yn it üntbrekken fan in
bistimmingsplan, dêr't groun yn ornearre is foar in
sportterrein. En ik soe graech, om de saek koart to
meitsjen, fan it Kolleezje de tasizzing hawwe wolle, dat
der dit jier, yn 1968 noch, in stik bistimmingsplan yn
Lekkum komt, dêr't de grounen foar in sportterrein yn
oanjown binne.
De hear Tiekstra (weth.): De hear Tjerkstra hat,
tocht my, fan my wol bigrepen, dat it probleem fan it
sportfjild yn Lekkum my ek swier op de mage leit. Ik
fyn it krekt likegoed as hy in forfelende saek en it soe
makliker wêze, as de Gemeente prate koe oer in stik
groun, dêr't hja baes oer wie. Yn dy omkriten leit it
net sa maklik groun yn eigendom to krijen. Mar sa't
ik sei, wy hiene hoop, dat wy it mei it projekt fan
Bergsma klear krije koene. Dat is de boaijem yn slein,
mar op himsels om in akseptabele reden. De hear
Tjerkstra hat folslein gelyk en wy woene it dy kant üt-
stjure om fia in bistimmingsplan dy groun yn hannen to
krijen, sadat wy dan ek dy saek fan Lekkum oplosse
kinne, hwant, lyk as hy seit: Dit wurdt in drama, mar
ik hoopje, dat wy fia dit drama ta in feest komme kin
ne en dan net op in al to lange termyn.
De Voorzitter: Dat is het standpunt van het gehele
College; dat kan ik wel toezeggen.
De hear Tjerkstra: Haw ik goed bigrepen, dat it in
bistimmingsplan wurdt, dêr't yn alle gefallen in sport
terrein yn sit?
De Foarsitter: Wy dogge üs uterste bést om op koarte
termyn ta in oplossing to kommen. Ik steun graech
hwat de hear Tiekstra sein hat. Dat sizze wy bislist ta,
mynhear Tjerkstra.
De begroting van de Dienst voor Sport en Recreatie
wordt z.h.s. overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders vastgesteld.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de
koffiepauze.
De heer Rijpma vertrekt tijdens de pauze.
Aan de orde is de begroting van de Dienst voor
Sociale Werkvoorziening.
Deze begroting wordt z.h.st. overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Aan de orde is de begroting van de Gemeentelijke
Sociale Dienst.
Mevr. Veder-Smit: Ik heb met belangstelling en
waardering kennis genomen van dit uitvoerig en
overzichtelijk jaarverslag over 1965 van de dienst. Ik
vertrouw, dat de achterstand in het maken van
verslagen zal worden ingelopen. Ik had de voorlopige
indruk, dat de personeelsbezetting van de afdeling, die
de Bijstandswet behandelt, aan de hoge kant is, maar
uit de bijlage, die ons is verstrekt, kunnen m.i. niet met
voldoende zekerheid conclusies worden getrokken. Ik
wil daarover geen nadere opmerkingen maken.
Ik kom dan op het punt bejaardenzorg. Ik ben heel
blij met het interim-rapport, dat aan de Raad is
toegezonden. Het draagt wel duidelijk de kenmerken
van een interim-rapport, omdat een aantal van de
wensen, die daarin geregistreerd zijn, nog moeten
21 l
worden geverifieerd. Er staan allerlei interessante
gegevens in over de leeftijdsverdeling, de opname
percentages, de opnamecapaciteit van tehuizen etc.
Maar wat ik het belangrijkste vind, dat zijn de
aanvragen om opname en de behoefte aan extra-mu-
rale voorzieningen. Over deze beide punten is nog geen
uitsluitsel gegeven; dat kon ook niet. Met name is er
over de wachtlijsten voor opname, die volgens de
voorlopige gegevens 1.276 personen bevatten, nog geen
definitieve mening te vormen. Wel zegt het rapport,
dat er meer mensen afkomstig zijn uit de laagste
leeftijdsgroepen, maar een zekere maatstaf om te
beoordelen in hoeverre die wachtlijsten reëel zijn, is
nog niet gegeven. Ik geloof, dat het voor het treffen
van verdere voorzieningen van belang is, dat die meer
zekerheid biedende maatstaf tot stand komt. Met name
zullen we in het eindrapport ook moeten kunnen
vinden tot welke inkomenscategorie de aanvragers in
grote lijnen behoren. Wij zullen toch moeten weten,
wat er nog aan verzorgingscapaciteit en aan extra-mu-
rale voorzieningen nodig is, zoals dienstencentra. Het
bestaande dienstencentrum voorziet in een grote
behoefte en voldoet bijzonder goed. Het is wenselijk,
dat er meer tot stand komen.
Het is dringend noodzakelijk, dat het Gemeentelijk
Bejaardentehuis een nieuw gebouw krijgt. Wij zeggen
dit al geruime tijd en ik zie nu in de memorie van
antwoord, dat er eindelijk begonnen is aan het
programma van eisen. Het spijt me, dat we niet verder
zijn. Het is natuurlijk nodig, dat dit program van eisen
zo goed mogelijk wordt vastgesteld; dat is de basis van
alles. Maar ik hoop, dat snel verder gewerkt kan
worden, want dat is zeer urgent.
De heer G. de Vries: Bij de waardering, die
mevrouw Veder-Smit heeft uitgesproken voor het
interimrapport over de bejaardenzorg in Leeuwarden,
wil onze fractie zich graag en van harte aansluiten. Wij
hebben een beeld gekregen van de bejaardenzorg, zoals
die er in grote lijnen op het ogenblik uitziet. De zaak
zal nog verder uitgediept moeten worden maar dit
rapport leent zich wel voor een aantal conclusies. Een
van de voornaamste is wel, dat het bejaardenvraagstuk
niet zo eenvoudig ligt. We weten ook uit recente
gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek,
dat het aantal bejaarden procentsgewijs in de komende
jaren niet zal toenemen maar wel in absolute
aantallen. Dat zal ook van toepassing zijn op onze stad.
Er blijkt, dat de bejaardengroep tussen 65 en 80 jaar
tot 1980 zal toenemen met 18 pet. en de groep van
bejaarden boven de 80 jaar zal toenemen met niet
minder dan 33 pet. Dit zijn getallen die op zichzelf
duidelijk maken, dat het bejaardenprobleem ook in
onze Gemeente de aandacht verdient, die het nodig
heeft. Het opnemen van de bejaarden in bejaardenoor
den leidt niet tot de oplossing. Inderdaad zal meer
aandacht moeten worden besteed aan extra murale
zorg; de gezinsverzorging en de dienstencentra,
waarbij we ook denken aan verpleegtehuizen en
psychiatrische inrichtingen. We menen dat hier ergens
een correlatie tot stand gebracht moet worden, waarbij
maatschappelijk werk en gezondheidszorg in elkaar
moeten schuiven. Uit dit rapport blijkt eigenlijk, dat
het inzicht in de behoefte aan bejaardenzorg in feite
nog bijzonder onduidelijk is. De angst beheerst het
leven van tal van bejaarde mensen en wanneer we in
verband daarmee de nodige voorzieningen kunnen
treffen, zijn we op de goede weg. Van geval tot geval
zal moeten worden nagegaan of iemand qua psychische
en fysische conditie voor een bed in aanmerking komt.
De werkelijke behoefte aan het bed zal centraal
moeten staan. Dat maakt het eigenlijk nodig, dat we
groeien naar een centraal opnamebeleid. We weten wel
dat dit een zaak is met voetangels en klemmen maar er
valt niet aan te ontkomen. Gedacht zou voorts kunnen
worden in de richting van een speciale geriatrische
dienst, waar in een goed samenspel met ziekenhuizen,
verpleeg- en bejaardentehuizen voor iedere bejaarde
individueel naar een oplossing wordt gezocht, nodig
voor zijn verdere bestaan.
Het gemeentelijk verzorgingshuis. Er is een commis
sie benoemd, die de eisen bestudeert. Wij willen graag
van de Wethouder weten hoe die commissie is
samengesteld. Wordt er in deze commissie ook
aandacht besteed aan het feit, dat een gemeentelijk
verzorgingshuis altijd een bepaalde signatuur zal
dragen. Wordt er ook aan samenspel gedacht met dc
bestaande bejaardentehuizen? Is er ook een samenspel
met het Erasmushiem? Aan een gemeentelijk verzor
gingshuis worden speciale eisen gesteld en in onze
fractie leeft dan ook de wens voor het gemeentelijk
bejaardentehuis een commissie van advies of een
begeleidingscommissie in te stellen.
De heer Heetla (weth.): Mevr. Veder-Smit en de
heer De Vries hebben bedankt voor het rapport over
de bejaardenzorg. Dat komt mij niet toe, maar de
samenstellers van het rapport. Die dank zal ik dan ook
met plezier overbrengen. Met de inhoud van het
rapport heb ik natuurlijk wel te maken. Ik ben het
volkomen met mevr. Veder-Smit eens, dat we aan die
extra murale zorg hier in Leeuwarden ook veel moeten
doen. Er gebeurt ook wel veel aan. Uit dit rapport is
ook wel terdege gebleken, dat Leeuwarden t.a.v. de
bejaardenzorg gelukkig niet is achtergebleven. Men
meent nogal eens, dat Leeuwarden altijd achter is,
maar dat is niet waar. Vooral op het gebied van de
bejaardenzorg niet, ook niet op dat van de extra
murale zorg. Dat experiment met het dienstencentrum
is gelukkig goed uitgepakt en men is nu dus in de stad
bezig nog een paar van die dienstencentra op te
richten.
Er komt binnenkort ook een boekje uit, dat een
wegwijzer voor de bejaarden wil zijn. Ik meen, dat het
op het ogenblik bij de drukker is.
De heer De Vries wil graag de samenstelling weten
van de commissie, die belast is met de bestudering van
de eisen, waaraan een nieuw verzorgingstehuis zal
moeten voldoen. Daar zitten in: Mr. Aarts, dokter
Bonnema, dokter van Driel, dokter Faber, ir. Hommes,
Weth. ten Brug en ik zelf. Niet zo'n sterke commissie
voor wat betreft het wethoudersaandeel, maar de hele
commissie doet haar best dat program van eisen samen
te stellen. Dat is moeilijk, want ik weet nog niet
precies, waar het bejaardentehuis zal worden gebouwd.
Ik heb goede hoop, dat we daar ook binnen enkele
weken uit zijn, want dat moet de architect zo snel
mogelijk weten en dat moeten ook wij voor de
samenstelling van het programma van eisen wel
ongeveer weten. Inmiddels zijn er wel een paar
bejaardentehuizen bezichtigd en we hebben wel een
globaal idee, hoe wij dat willen opzetten. Inderdaad
moeten wij rekening houden met het soort bejaarden
dat er in komt. Het is niet zo gemakkelijk, maar we
zijn er druk mee bezig.
Mevrouw Veder-Smit: Mag ik even herinneren aan
mijn vraag, of in het eindrapport nadere gegevens over
de werkelijke opnamebehoefte zullen worden opgeno
men.
De heer G. de Vries: De Wethouder is niet ingegaan
op het verlangen, dat in mijn fractie leeft, t.a.v. het
gemeentelijk verzorgingstehuis tot een commissie van
bijstand te komen. Ik heb al gezegd dat dit tehuis toch
eigenlijk wel een speciale plaats inneemt in onze
gemeenschap. De verzorging van de bejaarden daar is
een zaak, die naar ons gevoel niet alleen ambtelijk
begeleid behoord te worden maar waarin de gemeen
schap eigenlijk zelf ook rechtstreeks een stukje
medeverantwoordelijkheid zou moeten dragen. Al was
het alleen maar om de bejaarden, ook buiten de sfeer
van de ambtelijke bedoeningen om, de gelegenheid te
bieden contact met de commissieleden te onderhouden.
De heer Heetla (weth.): Of in het eindrapport
gegevens omtrent de werkelijke opnamebehoefte zullen
worden opgenomen, dat betwijfel ik ergens. Het
enquêteren van oude mensen is altijd levensgevaarlijk.
Oude mensen zijn meestal gauw tevreden. In het
algemeen eerder dan raadsleden. Ik wil niet zeggen, dat
ze je maar wat wijs maken, maar over het algemeen
zijn ze zeer tevreden. En als U vraagt, hoe bevalt dit
huis, zeggen ze: prima, al is het nog zo beroerd en le
lijk. Je moet eigenlijk voor die mensen meedenken. Hoe
het rapport eruit zal zien, dat weet ik nog niet, maar
dat moeten we echt afwachten. Als het komt, krijgt U
het wel. Je kunt er natuurlijk altijd bepaalde conslu-
sies uit trekken.