6 De heer De Jong (weth.)De heer Van der Veen heeft gevraagd: Waarom helpt U deze gegadigde wèi aan een plaats voor het vestigen van een benzinever kooppunt en anderen niet? U hebt uit de vragen van de heer Schönfeld al vernomen, dat hier een zeker ver band ligt tussen een industrievestiging en deze toe stemming voor een benzineverkooppunt aan een van onze wegen. Dat ook door de garage Nijland in 1962 al met het College gesproken is over een benzinever kooppunt, behoeft nog niet te betekenen, dat deze ga ragehouder ook recht op een benzineverkooppunt heeft. Vandaag-de-dag zal het aantal van diegenen, die wel graag een benzineverkooppunt aan onze rondweg zou den willen hebben, groter zijn dan dat van de leden van onze Raad. Het is niet gevraagd, maar ik zou toch wel eens even willen stellen, dat iemand, die een ben zineverkooppunt bij B. en W. aanvraagt, er nog niet op mag rekenen, dat dit hem zomaar kan worden toe gewezen. De heer Van der Veen zegt, dat met de garage Nij land vanaf 1962 al is onderhandeld over een plaats in 't Aldlan en dat de heer Nijland vanaf 31 oktober 1966 nog op een bericht van B. en W. wacht. Dat is mo gelijk, maar laat de heer Van der Veen, als hij dat precies wil weten, dat eens even opnemen met de heer Tiekstra, onder wiens portefeuille dit behoort. Ik kan echter wel stellen, dat B. en W. nooit dit terrein toege zegd hebben aan iemand anders dan de Aral. Dit is wel duidelijk, want anders zouden wij tweemaal iets verkopen, wat eenvoudig niet kan. (De heer Van der Veen: Ik heb gevraagd: Waarom de een wel en de ander niet? Dat er een toezegging is gedaan, is door niemand beweerd.) In dit geval is aan de Aral wèl iets toegezegd en daar zitten we dus mee en aan Nijland is niets toegezegd. Dus ik heb in dit opzicht met Nijland, aan wie niets toegezegd is, ook niets te maken. (De heer Van der Veen: Dat is Uw hele ant woord?) Dat is mijn antwoord op Uw vraag. U vraagt: Is er iets toegezegd of is er iets niet toegezegd? Wij hebben dus aan Aral wel toezeggingen gedaan en dat is met Nijland niet het geval geweest. Aan Nijland is niet beloofd: U krijgt hier een terrein, waar U op mag bouwen. We hebben hier niet met de aanvraag van Nijland te maken, maar met een voorstel om aan Aral dit benzineverkooppunt op die plaats toe te wijzen. De heer Schönfeld zegt, dat op de in de raadsbrief bedoelde grond aan de Dammelaan een benzineverkoop punt gevestigd zou zijn, maar dat dit ook het terrein van de kinderboerderij was. Dat is inderdaad zo, dat is een heel moeilijke zaak geweest. En die kunnen wij terugdraaien naar het vorige College, dat ons hier echt niet met een gelukkig geval heeft geconfronteerd. Vóór 1 september 1966 is n.l. een terrein verhuurd aan de kinderboerderij en ditzelfde terrein is inderdaad ook toegewezen aan de Aral. De kinderboerderij heeft er bezwaar tegen van de huur af te zien. Daarom hebben wij gemeend de Aral op een ander punt aan de rond weg een benzineverkooppunt te moeten toewijzen. Die moeilijke situatie hebben wij nu gelukkig tot een op lossing gebracht, zonder dat wij getreden zijn in be paalde toezeggingen op een ander niveau, zonder dat wij andere mensen daarmede dus schade berokkend hebben. Hoewel de Aral meer interesse had voor het aanvankelijke punt, hebben wij haar zover kunnen krij gen, dat zij dit terrein ook wel wil hebben en daarmee komen wij dus nu bij de Raad. Wij hebben het gevoel, dat wij eindelijk een vervelende zaak tot een goede op lossing gebracht hebben en ik zou dan ook graag zien, dat de Raad het College in deze zou willen volgen. Het is nu eenmaal zo: „Wie werkt maakt fouten" en daar zijn wij als College ook mee geconfronteerd. De Voorzitter: Ik zou hier nog aan toe willen voe gen, dat ons voorstel betreft een wijziging van een raadsbesluit, dat in het verleden is genomen. Gelijk de heer De Jong reeds omstandig heeft uiteen gezet, wordt nu een wijziging tot stand gebracht van de oude over eenkomst en daarvoor treedt de thans voorgestelde overeenkomst in de plaats. De heer De Jong (weth.)De heer Schönfeld heeft ook nog gevraagd naar het feit, dat de Aral destijds een industrieterrein, deel uitmakende van het industrie terrein „de Zwette", gekregen heeft en dit intussen aan een ander heeft verhuurd. De Gemeente heeft indertijd dat terrein voor 20 jaar verhuurd aan de Aral en de verhuur door de Aral aan anderen verloopt in ieder geval op het tijdstip, waarop de Aral haar eigendoms rechten op dat terrein verliest. Die eigendomsrechten heeft de Aral nu nog en zij mag dit terrein dus ver huren op grond van het contract met de Gemeente. De heer Van der Veen: Ik heb n.a.v. de vragen, die ik heb gesteld, de neiging om uit pure recalcitrantie tegen dit voorstel te stemmen. Ik meen n.l., dat ik niet het antwoord kreeg, waar ik recht op had. De Wet houder heeft gesteld: „Ik heb de voorkeur aan Aral gegeven." en als ik vraag: „Waarom?" dan zegt de Wethouder: „Daarom!" Dat vind ik geen antwoord, dat vind ik gewoon kinderachtig, dat had ik van de Wet houder dan ook niet verwacht. De heer Schönfeld heeft wat nauwkeuriger gevraagd, waar de schoen wrong niet toevallig, maar omdat hij wist, waar die wrong en toen is ook inderdaad de Wethouder met het water voor de dokter gekomen. Wij weten dus nu, dat dit voorstel ons niet wordt aangeboden op grond van de motivering, die in de raadsbrief staat, maar omdat daarmee een fout uit het verleden wordt goedgemaakt. (De Voorzitter: Ja.) En ik had gedacht, dat U als College toch de Raad voor volwassen genoeg mocht aanzien om ons dit niet verborgen te houden, maar uit de stukken te doen blijken en het ons ook uit de raads brief te doen lezen. Ik heb het er niet in kunnen lezen. Ik blijf deze gang van zaken betreuren. Ik stap daar niet zo gemakkelijk overheen als de Wethouder. Ik wil best geloven, dat er tientallen lieden zijn, die allen op dit punt wel een benzinestation willen vestigen. Dat is logisch! Maar wij hebben hier alleen maar te maken met een Leeuwarder bedrijf, dat vanaf 1962 al aan het worstelen is en dat nooit de toezegging van Uw Col lege of van het vorige College van B. en W. heeft ge kregen, want ook het vorige College was natuurlijk handig genoeg om zich nooit met een toezegging ergens op vast te leggen. Maar de ondernemers in deze stad hebben er toch wèl belang bij te weten, waar zij binnen afzienbare tijd aan toe zijn. En wanneer dan in de loop der jaren links en rechts brieven geschreven zijn en de lieer Nijland om het halve jaar schrijft: „Mijne Heren, ik heb weer met de heer Tiekstra gesproken en ik heb met hem ook prettig gesproken" natuurlijk, men spreekt met de wethouder altijd prettig dan komt er weer een brief van B. en W. achteraan, waarin staat: „Het is ook zo, maar er zijn weer wijzigingen en wij zullen U net zo goed in onze overweging be trekken als de anderen." Maar B. en W. doen er niets aan. En nu komt het erop neer, dat met de ander een voudig geen rekening gehouden is, want de fout, die gemaakt is onder het regiem van het vorige College, moest nu hersteld worden en dat kon alleen op deze manier. Zónder schade voor de Gemeente, maar wel met schade voor de andere gegadigden. En dat ziet de Wethouder over het hoofd. Ik meen, dat dit een wijze van optreden is, die terecht bij de andere gegadigden en in ieder geval bij de heer Nijland van de anderen weet ik het niet het gevoel doet ontstaan, dat de schade, die opgelopen is door een onjuist contract met Aral, afgewenteld is ten koste van de kansen, die zij hadden moeten hebben. Ik geloof, dat zij dit zo voelen en ik kan mij dat levendig indenken, ook al is het Col lege het met mijn gedachtengang op dit punt niet eens. De heer Schönfeld: Ik sluit mij volkomen aan bij de woorden van de heer Van der Veen en ik vind het tevens niet meer dan een plicht, dat de Gemeente gezien de gedane verzoeken tóch met het garage bedrijf Nijland in onderhandeling treedt. Over het re sultaat hiervan zou de Raad dan opnieuw geïnformeerd kunnen worden in de vorm van een voorstel. Ik hand haaf dan ook de door mij in eerste instantie gevraagde stemming over dit voorstel, terwijl ik daarnaast nog een voorstel zou willen indienen, luidende als volgt: „De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 1 april 1968; besluit, dat nader zal worden bekeken, of o.a. thèns nog wordt voldaan aan de ge stelde voorwaarde tot exploitatie van een depot voor motorbrandstoffen en/of aardolieprodukten door Aral Nederland N.V. op het industrieterrein „de Zwette", teiwijl tevens contact zal worden opgenomen met het 7 garagebedrijf Nijland, alhier, aangaande het gedane verzoek tot vestiging van een benzineverkooppunt aan de Aldlansdyk." De heer Rijpma: Ik zou graag een duidelijk ant woord willen hebben op de vraag: Zijn er morele ver plichtingen aangegaan t.o.v. een ander bedrijf dan de Aral? De hear Miedema: Ik wie net fan doel my yn dizze diskusje to mingen, mar nou't der mei ütstellen wurke wurdt, leau ik dochs, dat it sin hat, dat wy üs miening efkes sizze. Salang as wy as Ried net better ynfor- mearre binne, hawwe wy der gjin inkelde bihoefte oan op dit momint it Kolleezje op to dragen mei bi- paelde bidriuwen ünderhannelingen to fieren. Ik mien, dat soks net op üs wei leit. Wy steune dus it ütstel- Schöpfeld net. De heer De Jong (weth.)De heer Van der Veen zegt, dat hij van mij een duidelijk antwoord had ver wacht. Indien hij zijn vraag net zo duidelijk had ge steld als de heer Schönfeld de zijne, dan had ik hem even duidelijk kunnen antwoorden als de heer Schön feld. Wij hebben niet iets willen verbergen. Ik heb heel duidelijk gesteld, hoe de situatie is. Dit zou ik nog wel willen stellen: Ik heb de indruk gekregen van de verschillende vragers, dat zij zouden willen suggereren, dat morele bindingen zijn aangegaan met andere be drijven. Ik wil dat bij deze namens het College ten sterkste tegenspreken. Persoonlijk wil ik nog het volgende zeggen. Ander half jaar geleden is in de Raad aan de orde geweest de mogelijkheid van het maken van een verordening- op de benzineverkooppunten. Die mogelijkheid werd gesteld i.v.m. het feit, dat er door een ontzettend groot aantal gegadigden benzineverkooppunten gevraagd werden, terwijl er slechts een klein aantal uitgegeven kon worden. Wij hebben ter gelegenheid van genoemd voorstel het aantal benzineverkooppunten, dat wij hier hadden, geïnventariseerd, en bekeken hoeveel benzine verkooppunten wij hier redelijkerwijs zouden kunnen hebben. Toen was de situatie zodanig, dat het eerst bedoelde aantal verre en verre het tweede overtrof. Nog tot 1980 zou er zelfs een oververzadiging zijn. Wanneer wij dus benzineverkooppunten zouden moe ten uitgeven, zouden wij naar onze overtuiging aller eerst rekening moeten houden met die gegadigden, wier zaken op minder gunstige vestigingspunten in de binnenstad of waar ook maar gesitueerd zijn en die graag op een ander punt, omdat zij tóch uit die binnenstad vandaan moeten, een nieuw benzinever kooppunt zouden willen hebben. En wanneer wij aan die gedachtengang toetsen de gegadigde, die door de heer Schönfeld genoemd is, dan kunnen wij stellen, dat die nu reeds een zeer gunstig gelegen verkooppunt heeft. Moeten wij nü zeggen: Die gegadigde moeten wij er nóg maar een verkooppunt bij geven? Terwijl daar tegenover tal van zaken staan, die op een min der gunstig gelegen verkooppunt gevestigd zijn en die ook gevraagd hebben. Laat ik dit er nog bij zeggen: Ook voor het verkooppunt aan de Dammelaan hebben hier bij wijze van spreken de mensen in de rij ge staan. Toch is uiteindelijk de Aral hier gekomen, om dat hiermee ook verband hielden de bemoeiingen van deze maatschappij met het Bodecentrum en de vesti ging van de Aral op het industrieterrein. Het desbe treffende voorstel van het College is door de Raad goedgekeurd. Ik zou zeggen: Dat is een redelijke zaak. En als nu volgens het voorstel-Schönfeld het College wordt opgedragen toch met garage Nijland te gaan onderhandelen, dan moet de Raad dat maar weten. Ik heb daar, wat mij betreft en ik geloof, dat ik namens het gehele College kan spreken bepaald geen behoefte aan. Dat wil niet zeggen, dat, als wij met mensen in onderhandeling zijn, dezen niet een dui delijk antwoord van ons mogen hebben. En dat zullen zij ook ongetwijfeld wel krijgen. Ook ik sta op het standpunt, dat wij in dat opzicht de goede vormen in acht moeten nemen. Maar het gaat mij te ver nog met deze mensen te gaan onderhandelen, nu wij over tuigd zijn, dat wij met ons voorstel op een reële wijze uit de moeilijke situatie kunnen geraken, waarin wij gekomen waren, omdat wij nu zowel aan de kinder boerderij als aan de Aral gedane toezeggingen ge stand kunnen doen. Ik geloof, dat wij in dit geval moeten blijven adviseren: Volg ons voorstel en ga niet in op de suggesties, neergelegd in het voorstel van de heer Schönfeld. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 30 stemmen vóór en 1 stem, die van de heer Schön feld, tegen. De heer Schönfeld verlangt stemming over zijn voorstel. Het voorstel-Schönfeld wordt verworpen met 30 stemmen tegen 1 stem. Vóór stemde de heer Schönfeld. Punten 16 en 17 (bijlagen nos. 145 en 150). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 159). De heer Stigter: Het was eigenlijk niet de bedoeling, dat ik veel over dit voorstel zou zeggen, althans niet op het moment, dat ik de stukken in mijn bezit kreeg, maar tijdens de schoonmaak bij mij thuis vond ik een presse-papier (die ik U hierbij laat zien) van een jaar of 70, 80 geleden, met daaronder een fotootje van de Waag in haar oude glorie. Zo te zien is het daar een punt, waar verschrikkelijk veel bedrijvigheid heerst, men ziet er veel mensen omheen, men ziet er een grote markt. Ikzelf stel geen prijs meer op dit voorwerp, maar misschien is het belangrijk voor het gemeente archief en dan heeft het toch een bepaalde bestem ming gekregen. Dan wil ik toch nog even iets over de Waag zeg gen. Zolang ik hier woon, heb ik eigenlijk nooit gezien, dat er iets in te doen was. Vroeger was het blijkbaar wel een punt, waar veel nijverheid heerste. De enige functie, die ik altijd heb kunnen constateren, was een sanitaire. Daarnaast heb ik gemerkt, dat ze kennelijk in een grote creatieve behoefte voorzag, want ik heb geen plaats in de stad kunnen ontdekken, waar zoveel culturele uitingen van de Leeuwarder kijk- en leefge woonten op de muren waren aangebracht als juist op die plaats. In alle mogelijke symbolen kan men zien, wat er in de mensen omgaat. (Grote hilariteit) Wij kennen allemaal de situatie, dat de Staat steun verleent aan kunstenaars, die daarvoor een contra prestatie leveren. Ik heb verleden week ook de ten toonstelling in de Rijkskweekschool bezocht en daar heb ik gezien, dat de leerlingen bijzonder actief zijn geweest op het gebied van handenarbeid en zo. Toen ik dit stuk thuis kreeg, de presse-papier en een hele stapel oud karton vond, kwam bij mij de gedachte op ook eens creatief te zijn. Hoewel het vandaag 1 april is, is dit niet als grap maar heel serieus bedoeld. Ik heb zelf een ontwerp gemaakt, hoe de Waag eruit zou zien na de restauratie. (Het voorwerp wordt door een raadsdienaar binnengedragen.Ik doe dit eigenlijk in navolging van de heer Heidinga, die al plannen heeft gesmeed om de binnenstad op eigen houtje min of meer in stukken te gaan knippen en te gaan saneren. Ik ben helaas geen aannemer, maar ik heb toch ge tracht de Waag een bepaalde functie te geven. Hoewel ik een grote leek op dit gebied ben, had ik in de beneden verdieping een soort koffiekamer, eventueel een verga derruimte voor kleine bijeenkomsten gedacht; ik had zelfs gedacht aan een soort artistensociëteit, waarvoor in Leeuwarden op den duur misschien belangstelling zal ontstaan. Bovenin zou ik een expositie-ruimte wil len maken. Dat is reeds tijdelijk gedaan in verband met de expositie van het werk van Jerre Hakse. Ik heb het idee, dat een dergelijke ruimte hier in Leeuwarden in een grote behoefte zal blijken te voorzien. Ik heb nog enkele kleine vragen. Waar ik al eerder naar gevraagd heb is, of er al iets nauwkeurigers bekend is over wat er met de Waag gaat gebeuren, of de plannen in een ietwat verder sta dium zijn gekomen. Ik dacht, dat het wel belangrijk was, dat we, als de restauratie gaat beginnen, weten, waar we aan toe zijn, zodat daarmede bij de restaura tie van het interieur rekening kan worden gehouden. Verder wilde ik graag weten, of het bekend is, wan neer het werk kan beginnen, hoe lang het zal duren voordat het voltooid zal zijn en wat waarschijnlijk de prijs zal zijn, als de ruimte zal worden verhuurd voor commerciële doeleinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 4