8 Dan heb ik nog de vraag, of het College afwijzend staat tegenover mijn plan om hier iets te gaan doen op het gebied van exposities, wat zeker van belang zal worden, als wij binnenkort het Princessehof gaan res taureren, waardoor er voor het tonen van eigentijdse kunst eigenlijk te weinig ruimte overblijft. De Voorzitter: De bestemming van de Waag zou ik even los willen zien van het voorstel, dat aan U is voorgelegd. Ik dacht, dat wij al eens eerder in de Raad hadden kenbaar gemaakt (naar ik meen, nog tijdens de begrotingszitting n.a.v. een vraag van de heer Heidinga of althans uit die hoek), dat het standpunt van het College is, dat, ongeacht welke uiteindelijk de bestem ming van de Waag zal worden, deze beslist opgeknapt en gerestaureerd moet worden. Het plan, dat thans aan de Raad is voorgelegd, beïnvloedt in wezen niet de bestemming, die uiteindelijk aan de Waag zal wor den gegeven. Zowel vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling 1967 als kortgeleden in antwoord op vragen, welke wer den gesteld tijdens de begrotingsbehandeling 1968, is van de zijde van het College meegedeeld, dat wij po gingen aanwenden hier een oplossing in de horeca-sec- tor te vinden. Nadere bijzonderheden daaromtrent kan ik op het ogenbiik niet meedelen. Er zijn verschillende contacten geiegd, maar er valt geen enkele beslissing- zonder dat de zaak in de Raad is geweest. Ik zou U willen vragen af te wachten tot wij met voorstellen komen. Het College is er van uit gegaan, dat wij op de ingeslagen weg konden voortgaan, gezien de reac ties van de Raad in hun algemeenheid tijdens de be grotingsbehandeling van vorig jaar en van dit jaar. Wij stellen ons wel voor en ik meende, dat dat ook bij vorige gelegenheden is gezegd dat onze gedach ten moeten gaan in de richting, die de heer Stigter thans heeft gewezen, wanneer wij er niet in zouden slagen om een reële en ook een zodanige bestemming in de horeca-sector aan de Waag te geven, dat het toch een waardig geheel blijft. Dat willen wij toch wel duidelijk voorop stellen. Het grote probleem is, dat, als wij een bestemming in de horeca-sector zouden kunnen vinden, niet de kosten van de restauratie als zodanig, voor zover wij die thans kunnen overzien, maar wel de exploitatie-kosten in de toekomst aanmer kelijk lager zouden zijn dan wanneer aan de Waag zon der meer een bestemming zou worden gegeven in de door de heer Stigter bedoelde sfeer. Maar het is best mogelijk, dat wij in de praktijk geen bestemming in de horeca-sector kunnen vinden en dan zal er wel nauwelijks een andere mogelijkheid overblijven dan die, welke de heer Stigter graag zou willen. De heer Ten Brug (weth.): De heer Stigter denkt waarschijnlijk, dat de Waag, na het verloren gaan van haar oorspronkelijke functie, geen andere bestemming meer heeft gehad dan die, welke hij onder hilariteit o.m. heeft genoemd. Wij hebben wel de Eekhoff aan de raadsleden gegeven, maar heiaas mist daarin het stuk historie tussen Eekhoff en de jongste tijd. Daar tussenin ligt dan echter de functie van Fries Natuur historisch Museum en van Vrij-Katholieke kapel. Op het ogenblik heeft de Waag dus geen bestemming en mocht het ons niet lukken iets te vinden in de horeca- sector, dan zullen we het moeten zoeken in de sfeer van de kunst, waarvoor de Waag misschien heel goed is in te richten. Er is nog helemaal niets van bekend, wanneer we met de restauratie kunnen beginnen. Wij weten alleen bij benadering, dat het minstens zoveel zal kosten als in de raadsbrief staat (meestal liggen de bedragen iets hoger). Wij weten ook nog niet, of Monumentenzorg zich met de plannen kan verenigen. Dit restauratie plan van de Waag is iets naar voren geschoven, gezien de situatie, waarin dit gebouw zich bevindt, en komt er een gegadigde in de horeca-sector, dan moet het klaar zijn. Gaat de Raad akkoord met dc plannen, dan hebben wij een duidelijk startpunt om met Monumen tenzorg te spreken. De termijn van de restauratie wordt geschat op driekwart a, één jaar. Wat de uit eindelijke prijs zal zijn, hangt natuurlijk van diverse omstandigheden af, m.n. natuurlijk van de omvang der subsidies, welke wij krijgen. Ligt het in de sfeer van 40-20-20, dan blijft er nog maar 20% over. Lange jaren is dat wel zeker geweest, maar men wordt niet alleen zuinig met de bedragen zelf die worden toegestaan maar ook met de percentages. Daar is dus op het mo ment nog niets van te zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Pont 19 (bijlage no. 162). De heer Heidinga: Over het algemeen zijn de na men wel naar mijn genoegen, alleen denk ik, dat de commissie een beetje lichtvaardig heenloopt over de verandering van Bollemansstceg in Bollemansstraat. Ik ben bang, dat dat diverse consequenties zal hebben. Ik gun iedere burger graag het recht om het te vra gen, maar om een naam te veranderen die al eeuwen oud is, alleen omdat die straat een straat is en geen steeg, dat is nogal wat. Als men vanuit de Bollemans- steeg de Bagijnestraat een klein eindje inloopt, komt men door de Nieuwesteeg naar de Nieuwestad. De heer Miedema zei: „Het is geen steeg en ze is niet nieuw". De mensen die daar wonen, kunnen straks met evenveel recht bij de straatnamencommissie ko men, om te zeggen: noem deze steeg de Nieuwestraat en zo heb je de Zuupsteeg en de Bonte Papesteeg; de hele binnenstad zit er vol van. De Straatnamencom missie zegt: „De Bollemanssteeg is geen steeg, maar is een straat". Dan kan ik zeggen: „De Osse-op is ook geen ossekop, maar heet wel Ossekop". Ik zou echt de Straatnamencommissie in overweging willen geven dit niet te doen. Ik dacht, dat het nare consequenties kon hebben. De heer Rijpstra: Ik ben bang, dat mijn opmer kingen op hetzelfde neerkomen als hetgeen de heer Heidinga heeft gezegd. Wij zijn er ook op tegen, dat men een steegnaam, die al een 300 jaar bestaat, plot seling gaat veranderen, omdat een of andere heldere geest bemerkt, dat hij in een straat woont, of liever, dat hij in een straat wil wonen, want daar zal het wel op neerkomen. Wij proberen zoveel mogelijk histori sche monumenten en gebouwen te bewaren en dat be waren is even goed op zijn plaats, wanneer het om straatnamen gaat. Wat punt II f betreft, zou ik de commissie willen vragen, of zij de bezwaren van het bestuur van het winkelcentrum 't Nijlan wel terdege heeft overwogen. Die bezwaren waren samengevat in een brief, geda teerd 27 maait. Het is dus wel denkbaar, dat de com missie niet alle tegen-argumenten kende, toen zij haar beslissing nam. Met is misschien wel aanbevelenswaar dig de tegen-argumenten alsnog te bezien en een even tuele beslissing uit te stellen tot de volgende verga dering. De hear Boomgaardt (Foarsitter Kommisje foar de strjitnammejowing)Wy hawwe nouris bisocht dy Bollemanssteeg hwat pragmatysk binei to kommen. (De hear Ten Brag (weth.): Dat was direct al mis.) (Ge lach) (De Voorzitter: Weth. Ten Brug had niet het woord.) As wy in ynwenner fan üs Gemeente in wille dwaen kinne sünder dat it üs hwat kostet, hwerom sille wy dat dan net dwaen? As wy it advys jown hiene om ófwizend to biskikken, hie men ek tsjin üs sizze kinnen: Jimme binne ek ivich en altiten sa stiif; hwer om dy man dat nou net ta to stean? Praktysk sjoen, is it ck net in steech, mar in strjitte. En dat is ek it argumint fan de hear Heidinga, as dy de „Nieuwesteeg" derby hellet. Wy hawwe neigien, dat der gjin gefallen lyk as dit mear oan de oarder kom- me kinne. (De heer Van Balen Walter: Waarom niet?) Dat sil ik Jo sizze. Der is dus noch de „Nieuwesteeg" en dy is eigentlik wol hwat smeller (mar net folie) as de Bollemanssteeg, mar tsjin it foroarjen fan de namme „Nieuwesteeg" binne oare biswieren, hwant der bistiet hjir al in „Nieuwstraatje" en fierders in „Nieuwestad" en in „Nieuweburen" (De heer Vellenga: Maar nog niet een „Nieuwelaan"Der is fan üs dus net in ütstel to forwachtsjen oer dy „Nieuwesteeg". (De heer Van der Veen: Dat weet je bij jullie commissie nooit.) (Gelach) En wy seine noch: Wy hoopje yn de goedichheit nou ek ris in ütstel to dwaen, dêr't Mr. van der Veen it mei iens wêze sil.) (Laitsjen) In gefal as dit sil dus net mear foarkomme. (Stem: De Doele- steeg.) De „Doelesteeg" is in steech. It is natuerlik in 9 floeiber bigryp. (Stem: En de Doelestraat(Laitsjen) It argumint fan de hear Helder, dy't him ta de kom misje rjochte hat, is yn it earste plak, dat de Bolle- manssteech gjin steech is, mar in strjitte. Hy is sake man, accountant, en bilêstingkonsulint miskien, en dêr- om fynt hy it wol in bytsje forfelend de namme „steech" op syn briefpapier hawwe to moatten. Hy hat der ek mei oare biwenners van de „steech" oer pra ten en dy wiene it der wol mei iens. Bliuwt allinnich it histoaryske argumint. Praktyske arguminten binne der nei üs bitinken net. De P.T.T. hat ek gjin biswier tsjin dizze nammeforoaringmen soe oer foroaring fan briefkoppen en nota's tinke kinne. De P.T.T. giet dc earste jierren gewoan troch mei to bistellen yn de „Bollemansstraat", ek as der „Bollemanssteeg" op it adres stean soe. Dus dit eventuele biswier jildt hjir net. E,k by üs lykwols kin de balans wolris troclislaen nei de kant fan de redenearring: Dizze strjitnamme is nou ienris ynboargere; cly brüke wy allegearre mei- inoar; wy wolle dy halde. Dat alles is tige subjektyf. Mar nou is yn üs kommisje de balans nei de oare kant trochslcin; yn üs moderne, him modernisearjende stêd, hawwe wy tocht, it forsiik mar ynwilligje to moatten. Nou is de fraksje fan de hear Rypstra tsjin. It for- baest my lykwols, dat de hear Rypstra dat yn dit stadium seit. Hwant ik fyn, dat men earst diskussiearje moat, foardat men tsjin eat is. Dat fyn ik net mear as lidlik. (De heer Rijpstra: Ik mag toch wel tegen een voorstel zijn!) Ik fyn, dat de hear Rypstra öfwachtsje moat, oft myn argumintaesje ek ynflocd op syn tinken hat. Dy soe sa sterk wêze kinne, dat ik him oertsjügje. (Laitsjen) Hy kin der nou noch net folie foar fiele, mar miskien yn twadde ynstansje wol. (De hear Vel lenga: Hy hat Jo ünderskat.) (Laitsjen) Ik wit net, oft B. en W. tastimming jaen wolle it brief fan it winkelsintrum 't Nijlan to bihanneljen, hwant dat brief is rjochte oan B. en W., hoewol ik dêr in kopy fan krigen haw. Der is nei frege, mar ik mei fansels in brief, oan in oar rjochte, net bisprekke. (De Voorzitter: Is dat voor U nodig om dc heer Rijpstra te kunnen beantwoorden? Zo niet, dan zou ik die brief buiten beschouwing laten.) De hear Rypstra is der mei op 'e hichte, dat dit brief binnenkommen is. En der is frege it yn 'e diskusje to biheljen. Fan üs kant is dêr gjin biswier tsjin, mar ik freegje, oft it Kolleezje bi swier hat. (De Voorzitter: Op het exemplaar, dat ik voor me heb, staat „Aan de Gemeenteraad.") De Voorzitter: Ik schors nu eerst de vergadering voor de koffiepauze; dan kunnen wij het even uitzoeken. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De hear Boomgaardt: Oangeande it ütstel fan de Strjitnammekommisje oer it Willem-Alexanderplein yn 't Nijlan wie efkes hwat misforstan oer in brief, dat binnenkommen is; op it ienc eksirnplacr stie: „Oan de Gemeenteried" en dy hat de léste pear dagen ek noch yn in portefeuille „ter inzage" lein en in oar eksimplaer wie stjürd oan it Kolleezje en dêr wie my in kopy fan stjürd. Mar de ynhald fan beide brieven is presiis deselde. De winkeliers fan it winkelsintrum 't Nijlan op it plein dêrre hiene graech as namme hawn „Winkelcen trum Nijlan". Yn dc Strjitnammekommisje (it brief wie, doe't dy gearkaem, uteraerd noch net bikend) is de namme „Nijlan" noch neamd, mar de Kommisje miende dêrta net adviscarje to moatten, omdat de nam me „Nijlan" yn oar forban al in pear kear brükt wurdt: yn de namme Nijlansdyk en ck yn „Nijlan-State" en yn it swimbad 't Nijlan. Wy tochten, dat it gefaer foar bitizing clan great wie. Foar de düdlikheit waerd der as twadde punt by neamd, dat der noch in oar winkelsintrum yn 't Nijlan komt, seis greater as dit. Dat wie foar de kom misje reden genöch om it bisteande winkelsintrum net „Nijlan" to neamen. Ien fan de troch de winkellju kombinaesje oanfierde arguminten is, dat de troch harren ütstelde namme forkeapkrêftiger is. Hja miene ek, dat hja ünder dizze namme al advertearre hawwe en hja fine de nou ütstelde namme hwat lang, mar nou bigryp ik dat biswier net. Yn it brief fan de winkellju- kombinaesje wurdt neamd de namme „Prins Willem- Alexanderplein", mar it is net de bidoeling it wurd Prins foarop to setten en as wy üs ütstel forgelykje mei har ütstel, dan skeelt it ien letter; it ütstel fan de kommisje is 20 letters en dat fan de winkellju 19. Dus dêroan kin ek net in argumint üntliend wurde om üs ütstel to foroarjen. De winkellju sizze: „De door ons voorgestelde naam ligt gemakkelijker in het gehoor; in de volksmond wordt het plein reeds zo genoemd". Ik leau, dat dit dochs meiinoar faktoaren binne, dêr't wy net foar oan kant hoege to gean. Ik kin bigripe, dat men de namme „Winkelcentrum Nijlan" graech hawwe wol, mar der binne genóch motiven oan to lieren om dat dochs net to dwaen. As it winkelsintrum ünder dizze namme reklame meitsje wol, is it dêr uteraerd alhiel f rij yn. ïk tocht, dat de argumintaesje fan it winkelsintrum net sterk genöch is foar de kommisje om in oar ütstel to meitsjen en foar de Ried net om de suggesty fan de winkellju oer to nimmen. Rest dan noch it sizzen fan de winkellju, dat doe- destiids ek yn it plan Heechterp de namme oan it winkelsintrum jown is. Dat is dêr yndied it gefal, mar doe't de Strjitnammekommisje mei it ütstel foar it Heechterp kaem, hat men dy namme oan it hiele plan for bine wollen. Dêr wie mar ien oantsjutting, dy't dy aide histoaryske namme noch yn libben halde. De winkellju sizze fierder noch, dat ek yn it Bilgaerd de namme oan it winkelsintrum jown is. Mar dat is net it gefal. It winkelplan yn it Bilgaerd is noch net fêst- steld en dêr hat de Kommisje dus ek noch gjin idéen en gjin suggestys oer jown. Foar de kommisje binne de arguminten üt dit brief fan de winkellju dus net nij; dy hawwe wy wol de revue passearje litten en wy binne ta de konklüzje kommen, dat it yn dit kompleks fan allegearre nam- men üt it Keninklik Hüs passend wie oan dit plein de namme Willem-Alexanderplein to jaen. De heer Rijpstra: Ik wil beginnen met een op merking over het verwijt, dat de heer Boomgaardt mij maakte, n.l. dat ik in eerste instantie niet tegen iets moest stemmen. Dit bestrijd ik. Ik heb hier in mijn korte loopbaan als raadslid ook wel eens iemand ge hoord, die direct op stond en ergens hevig vóór was. Waarom zou ik dan niet hevig tegen mogen zijn? Het is de taak van het College in dit geval de Commis sie voor de straatnaamgeving om mij van mijn „ver keerde" gedachten te overtuigen en mij tot „betere" ge dachten te brengen. Dat heeft men voor wat betreft de naamgeving van dit plein wel gedaan en daar ga ik in zoverre wel mee akkoord men is daar wel met behoorlijk stevige argumenten gekomen maar wat de Bollemanssteeg betreft, daar blijf ik tegen. Bij het voorgaande agendapunt hebben wij het gehad over de oude Waag, een historisch monument. Voor de instand houding daarvan gaan wij van harte geld uitgeven. Dat is een concrete zaak. Waarom zouden wij bij een abstracte zaak, die toch ook historisch is, anders hande len? Ik blijf er tegen en vraag dus stemming over punt Ib. De hear Boomgaardt: Ik soe gjin nije arguminten oan dy't ik al nei foaren brocht haw, tafoegje kinne. De Voorzitter: Dan breng ik nu het voorstel-Rijp- stra in stemming. De hear Boomgaardt: It soe folie praktysker en ek düdliker wêze, dat Jo yn twa fasen stimmc litte. (De Foarsitter: Dat doch ik ek.) En dat Jo dus net it ütstel-Rypstra yn stimming bringe, mar it ütstel fan de Strjitnammekommisje en dan earst punt I.b. (De Foarsitter: Dat doch ik ek.) En wurdt dat forsmiten, dan is dat ünderdiel fan it ütstel dus fan de baen. De Voorzitter: Ik breng in stemming het voorstel- Rijpstra en dat impliceert, dat de voorgestelde naam Bollemansstraat vervalt en de naam Bollemanssteeg blijft; als men daarvóór stemt, dan vervalt I.b. van het voorstel van de Commissie voor de straatnaamge ving. Er wordt dus alleen gestemd over I.b. De hear Boomgaardt: Jo draeije it om. It makket natuerlik neat üt; hjir leit lykwols in ütstel fan de Strjitnammekommisje

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 5