10
De Voorzitter: Maar de heer Rijpstra doet een
voorstel en vraagt daar stemming over. En ik gun
hem graag dat genoegen. Hier moet geen misverstand
over komen. Het gaat hier dus om een voorstel, waar
over stemming wordt gevraagd.
De heer Rijpstra: Ik heb alleen stemming over I.b.
gevraagd.
De Voorzitter: En dat breng ik in stemming. Als
de Raad vóór stemt, betekent dat, dat I.b. van het
voorstel van de Commissie voor de straatnaamgeving
komt te vervallen.
De hear Boomgaardt: En dochs is it net krekt.
De Voorzitter: Ik neem aan, dat ook de heer Hei-
dinga zijn voorstel handhaaft.
De heer Heidinga: Ik steun het voorstel-Rijpstra.
Het voorstel-Rijpstra-Heidinga wordt aangenomen
met 19 stemmen voor en 9 tegen, die van Mevr. Mr.
Veder-Smit en de heren Boomgaardt, Heetla, Miedema,
Schönfeld, Tjerkstra, Visser, G. de Vries en Weide.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van de Commissie voor de straatnaamgeving, waarin
het onder I.b. gestelde is vervallen.
Puilt 20 (bijlage no. 164).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 160).
De heer Schönfeld: Er zijn in dit voorstel enkele
punten, waarover ik graag nader geïnformeerd wil
worden.
Het Provinciaal Instituut voor de Volksgezondheid is
een stichting, waartoe alle ziekenhuizen in Friesland
zijn toegetreden. Ik neem aan, dat hiertoe, behalve het
Sint Bonifatius Hospitaal en het Diakonessenhuis, ook
het Stadsziekenhuis behoort. Hiertegenover is een
Stichting Klinisch-Chemisch Laboratorium in het le
ven geroepen, dus een stichting in een stichting. Mijn
eerste vraag is, waarom de in onze Gemeente geves
tigde ziekenhuizen niet mèt elkaar vruchtdragend in
de provinciale stichting kunnen samenwerken. De
nieuwe stichting brengt alleen maar extra kosten met
zich mee, als ik b.v. alleen al denk aan het aparte
ambtelijke apparaat, dat er moet komen. In art. 10
wordt gesproken over een commissie van drie deskun
digen, die door de betrokken partijen wordt benoemd
ter oplossing van bepaalde geschillen. Wat wordt hier
precies onder deskundigen verstaan? Heeft het Col
lege bepaalde gedachten ter zake van de personen, die
hierbij zullen worden betrokken? Tevens meen ik uit
sub 2 van dit artikel te moeten opmaken, dat bepaalde
kwesties, welke niet geregeld zijn en dat zal zich
in de toekomst zeker openbaren dan maar door deze
commissie naar haar eigen oordeel opgelost moeten
worden, waarmee we dus op grote schaal een blanco
volmacht in handen geven aan personen, van wie wij
maar moeten aannemen, dat zij deskundig zijn. Er
staat weliswaar, dat aanvullingen in de geest van deze
overeenkomst dienen te geschieden, maar daar bestaat
geen enkele waarborg voor. Volgens sub 4 van art.
10 zal geen overeenstemming worden verkregen, wan
neer een van de betrokkenen bij een geschil verklaart,
dat geen overeenstemming is bereikt. Ik kan nergens
vinden hoe de verdere procedure dan zal zijn. Al met
al bevalt dat art. 10 mij niet zo erg. Ik vraag mij dan
ook af, of er niet in overleg met andere belanghebben
den een zodanige wijziging mogelijk is, dat je kunt
zeggen: zo staat het er en we hebben door volledig
heid de mazen van liet net zo klein mogelijk gemaakt,
zodat ongewenste besluiten tot een minimum worden
beperkt. Het komt er in het kort op neer, dat de
Stichting niet mag worden overgeleverd aan de per
soonlijke willekeur van een commissie.
De heer Ten Brug (weth.)Ik wil beginnen met op
te merken, dat het Provinciaal Instituut en de Stich
ting Klinisch-Chemisch Laboratorium twee totaal ver
schillende dingen zijn. In het Provinciaal Laboratorium
gebeurt wat men vroeger in Groningen en speciaal in
Utrecht deed. De onderzoekingen voor de ziekenhuizen,
die vroeger elders moesten geschieden, kunnen nu in
het Provinciaal Laboratorium gebeuren. Daarin wer
ken dus alle Friese ziekenhuizen samen. In het Kli
nisch-Chemisch Laboratorium werken de laboratoria
van de drie Leeuwarder ziekenhuizen samen en daarin
worden dus de onderzoekingen gedaan, die elk zieken
huis eerder in eigen beheer deed. Hierin werken tot
nu toe alleen de drie Leeuwarder ziekenhuizen samen,
maar het is niet uitgesloten, dat ook de andere Friese
ziekenhuizen in deze Stichting worden opgenomen. Er
is geen verband tussen deze twee stichtingen; het ver
band bestaat alleen voor zover het het gebouw betreft,
dat eigendom is van het Provinciaal Laboratorium. Ge
noemde Stichting heeft een deel van dit gebouw ge
huurd; vandaar deze wat ingewikkelde constructie. Ik
heb verder begrepen, dat de heer Schönfeld de notulen
van de vorige vergadering nauwkeurig heeft gelezen.
De opmerkingen, die zijn gemaakt in de vorige verga
dering, maakt hij nu weer. Ik dacht, dat het van mijn
kant wel handig was om maar te verwijzen naar de
antwoorden, die op de vragen van de heer Van der
Veen door de toenmalige voorzitter zijn gegeven, maar
dat wil ik niet doen. Wat betreft het werk van die des
kundigen: het gaat inderdaad om mensen, die deskun
dig zijn op het terrein, waarop het conflict zich af
speelt. Dat kan zijn een jurist, een arts en een che
micus; het kunnen zijn drie juristen. Het wordt aan
de drie partijen overgelaten wat voor mensen ze op
dat ogenblik het best kunnen raadplegen, aangezien
het zaken zijn, die moeilijk in de bestuurlijke sector
op te lossen zijn. Als dat niet het geval was, behoefde
er geen commissie van deskundigen aan te pas te ko
men. Ik geloof niet, dat het bestuur en de Gemeente
als toch al kleine partners in dit geheel zich aan
een aantal onbekende deskundigen overlevert. De part
ners zouden deze deskundigen niet benoemen, als zij
in deze deskundigen geen vertrouwen hadden. Het is
immers altijd zo, dat men, wanneer men een arbitraire
uitspraak vraagt, dat men mensen zoekt, aan wie men
zijn vertrouwen kan geven. Deze commissie biedt hier
toe de mogelijkheden. Dan heeft de heer Schönfeld
verder nog een opmerking gemaakt over art. 10 sub
4. U bedoelt dus de overeenkomst tussen het Labora
torium en de drie ziekenhuizen. (De heer Schönfeld:
Ik heb bedoeld het punt, dat een der betrokken partijen
bij een geschil verklaart, dat geen overeenstemming is
bereikt. Ik kan nergens vinden, hoe de verdere proce
dure dan zal zijn.) Dan is er een geschil. Wanneer in
dit artikel overeenstemming tussen de partijen wordt
verlangd, wordt aangenomen, dat overeenstemming niet
is verkregen, wanneer een der leden verklaart, dat geen
overeenstemming is bereikt. Dat is het punt, waarop
men de commissie van deskundigen zou moeten in
schakelen. Dat is verwerkt in het arbitrage-artikel, dat
U zelf hebt genoemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 161).
De heer Van der Vc n: ik ben eigenlijk een beetje
teleurgesteld door dit voorstel. Ik wil niet over het be
drag op zichzelf praten. De absolute hoogte interes
seert mij minder dan de verhouding met de bedragen,
die soortgelijke gemeenten uitkeren en speciaal ook de
verhouding met de bedragen die andere gemeenten in
Friesland uitgeven. Er zijn er verschillende bij, die ho
ger liggen en zelfs lange tijd hoger liggen dan Leeu
warden. Ik vind het altijd wat vreemd en beschamend
voor Leeuwarden, als ik hoor, dat de presentiegelden
in alle mogelijke kleinere gemeenten hoger liggen dan
in de gemeente Leeuwarden. Ik vind het ook vreemd,
dat niet gedacht wordt of liever alleen gedacht
wordt en niets gedaan wordt aan de presentiegelden
voor de vergaderingen van diverse commissies. Dat is
ook in allerlei kleinere gemeenten in Friesland wel het
geval. Ik geloof, dat het geen enkele redelijke zin heeft
hiermee te wachten totdat wij de commissies gaan sa
menstellen op grond van de nieuwe regeling. Er is
geen enkele reden, waarom wij niet zouden kunnen be
ginnen de commissievergaderingen, die al veel te lang
niet gehonoreerd zijn, met een presentiegeld te ho
noreren.
ïi
Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil mij hier heel
graag bij aansluiten. In het bijzonder omdat mij bekend
is, dat verschillende mensen voor de commissieverga
deringen vrije middagen moeten opnemen en het bij
zonder naar is, dat daar niet eens presentiegeld tegen
over staat.
De heer Kingma: Nu hier toch gepraat wordt over
een verhoging en een nóg grotere verhoging, meen ik,
dat het redelijker zou zijn en ik hoop, dat men in
de commissies eens met een dergelijk voorstel zal ko
men juist van mensen, die een loonderving hebben,
die er een middag voor moeten verzuimen en niet door
betaald krijgen, de onkosten te vergoeden. Dit vind ik
veel belangrijker dan de verhoging van de presentie
gelden. Het moet komen op de plaatsen, waar het het
meest nodig is, zodat iedereen ook zonder financiële
consequenties lid kan zijn van deze Raad.
De Voorzitter: Ik kan volledig begrip hebben voor
de opmerkingen, die door de heer Van der Veen, Mevr.
Visser en de heer Kingma zijn gemaakt. Zoals ver
schillende Uwer wel weten, lag het in de bedoeling
reeds eerder dit probleem aan te snijden en dan tege
lijkertijd met de problematiek rondom de commissies.
Het heeft iets langer geduurd dan wij aanvankelijk
hadden verwacht. Het ligt nu wel zo, dat wij nog dit
jaar in de Raad komen met de problematiek rondom
de commissies. Ik heb gemeend, dat het niet juist zou
zijn het toch wel zeer lage presentiegeld tot dat tijd
stip te handhaven, daarbij rekening houdende met het
feit, dat inmiddels verschillende kosten zijn gestegen.
Verschillende kosten, die men moet maken, zijn geste
gen in de periode, waarin het huidige bedrag heeft
gegolden. Ik zal dit echter blijven zien als een voor
lopige stap, die geldt vanaf 1 januari tot het tijdstip,
dat wij de gehele problematiek onder ogen hebben ge
zien. Dat behoeft niet zo lang meer te duren. Maar we
kunnen op dit ogenblik nog niet helemaal overzien, wat
het beeld wordt, ook al met het inpassen van vergoe
dingen voor commissies. Ik dacht, dat we het er in
principe wel over eens zijn, dat wij ook rekening moe
ten houden met de middagen, mijnheer Kingma, die
zwaarder dienen te tellen dan de avonden. Dat zullen
wij dan ook in de discussie moeten betrekken. Ik stel
mij ook voor, dat wij straks dit probleem in de com
missie van de Raad, waarin wij de problematiek van
de commissies zullen bespreken, verder uitwerken om
zo gauw mogelijk met nadere voorstellen in de Raad
te komen. En met deze mededeling zou ik de Raad
willen vragen in overweging nemende, dat het een
tijdelijke regeling is nu met deze verhoging in
stemming te betuigen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 23, 23a en 24 (bijlagen nos. 158, 167 en 165).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 25 (bijlage no. 166).
De heer C. de Vries: Bij het onderdeel gemeentebe
groting onder punt 11 gaat het om de woning-enquête.
Ik wil tegen die enquête bepaald geen bezwaar maken,
maar ik vraag me wel af, of het juist is, dat inmiddels
daarmee is begonnen. Weliswaar staat hier,
dat men van plan is een dergelijke enquête te gaan
houden en daarom een krediet aanvraagt. Ik wil graag
weten, of ik juist geïnformeerd ben en, zo ja, of het
College het juist acht, dat met deze enquête reeds een
aanvang is gemaakt.
De heer De Jong (weth.)Het is inderdaad juist,
dat men inmiddels met die enquête begonnen is en wel
na de vergadering van de Financiële Commissie. Een
van de eersten, die geënquêteerd is, was, als ik het
goed heb, de vragensteller. Wij kunnen echter de me
ning van de heer De Vries delen, dat het niet juist is,
dat er een begin met die enquête is gemaakt, voordat
het gevraagde krediet door Uw Raad was verleend.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 26 (bijlage no. 163).
a. Aanbeveling
P. Bonnema, alhier.
Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen.
De Voorzitter: Ik vind het bijzonder prettig, dat
de heer Bonnema met algemene stemmen is benoemd.
Hieruit blijkt wel, dat de Raad, evenals het College,
het volste vertrouwen in deze functionaris stelt.
b
Kandidaat, door de Raad in te vullen.
Benoemd wordt de heer J. F. Janssen, met alg.
stemmen.
De heren Klomp en Reehoorn vormden het stem
bureau.
De Voorzitter sluit, om 22.05 uur, de vergadering.