■H.IHHHI-
7
I Ljouwert to wurkjen. As it aensten blykt, dat it fan-
I wegen de Arbeidsynspeksje net mei, dan moat de oan-
nimmer dat bitingst fan syn kant mar stelle. Hy kin
I der dan mei birop op oermacht miskien noch tsjin yn,
I mar dér hoege vvy üs yn dit stadium net oan to steuren.
I (De hear Tickstra (weth.)Dat is noehal wreed.) Ja,
ik bin spikerhurd, hwat dat oangiet. (De hear Heidi 11-
I ga: Ook wat aannemers betreft?) (Gelach) Ja.
Wy hawwe dus resinte gunstige ünderfinings mei
nachtwurk by de Julianaleane en dêr wi'ene ek grave-
I rijen by. De kosten binne üs tige tafallen; de tiids-
I faktoi ek. (De hear Tickstra (weth.)Dit wurk is hiel
I oars.) Dat nim ik wol oan. Mar as der serieuze yn-
I skriuwingen binne fan oannimmers op bipaelde biting-
sten en dy't üs net de gek oanstekke, moatte sy dat
ütfiere kinne, dat nim ik alteast to'n earsten oan. En
I yn elts gefal moatte wy sa wiis wêze soks fan to
foaren to bitinken. En ik siz: Nou mar trochsette; de
I mooglikheden sitte der yn, üs net öfhinklik stelle fan
de gunst fan in oannimmer, yn hwaens polityk it wol-
I ris net ütkomme kin, der net op oan to skreppen om
it yn 200 dagen kiear to meitsjen en dy't seit: Ik doch
I der lekker dochs 300 dagen oer. (Laitsjen) Dy ófhink-
I likheit woe ik as gemeente Ljouwert net hawwe. Ik
1 tsjinje in rnoty yn:
„De Ried sprekt üt, dat it wurk Sudergrêftswê.1
en omkriten en Potmargebrêge ütfierd heart to
I wurden yn ploegetsjinst en forsiket B. en W. op dy
wize mei de oannimmer to akkoartsjen."
De Voorzitter: Deze motie vormt dus mede een punt
1 van onze discussie.
Dc heer Heidinga: Zou het niet mogelijk zijn, dat
we nu koffiepauze houden en even met elkaar hier-
over praten? Ik vraag dus in feite een schorsing.
(De Voorzitter: Ja, als U dorst hebt(Gelach).
Nee, dat bedoel ik niet, maar stel, dat ik nu schorsing
1 vraag, dan zijn we aan de koffiepauze toe. (De Voor
zitter: De heer Vellenga heeft ook al zoiets gesugge-
1 reerd en gaat dc heer Engels dit ook ondersteunen
De heer Engels: Ik weet niet, of er meer collega's
I zijn als ik, die een heel korte vraag op hun lever heb-
1 ben. Als we die vragen kwijt konden en de Wethou-
I der zou de kunst verstaan binnen 7 minuten te ant
woorden, dan konden we een koffiepauze houden met
nog iets meer informatie. Ik zou dus graag de tweede
instantie willen afmaken en dan dc beraadslagingen
willen schorsen. (Dc Voorzitter: Vóór het antwoord
van de Wethouder?) Nee, ik zou ook graag meteen de
Wethouder willen lioren antwoorden op die paar con
crete vragen. Ik heb slechts twee vraagjes, maar toch
kunnen ze bij de oordeelsvorming erg belangrijk zijn.
Dc Voorzitter: Geen bezwaar, mijnheer Heidinga?
De heer Heidinga: Neen, mijnheer de Voorzitter.
De heer Engels: De Wethouder geeft drie argu
menten. Het eerste ben ik even kwijt, het tweede was
de hinder en het derde was het verhoogde risico. Ik
begin maar achteraan; dan hoop ik het eerste nog
tegen te komen.
Het verhoogde risico: Is het College niet mèt mij
van mening, dat de kwestie van het risico een zaak is
van dc aannemer? Dat een aannemer ik houd geen
a-sociaal betoog een werk alleen dan mag aannemen,
als hij de zekerheid heeft gecreëerd, dat hij de risico's
binnen de normale proporties houdt? Dan is de kwestie
van de risico's, zoals de Wethouder ze opnoemt, eigen
lijk irrelevant voor onze beslissing. De prijs clie genoemd
is door de aannemer, is een prijs inclusief normale en
niet abnormale risico's. Wellicht is daardoor de kosten
factor te hoog.
Het tweede punt is de kwestie van het lawaai. Ik
ivind dit een moeilijke zaak. Ik vind het moeilijk om
te kwalificeren tegenover elkaar de tijdwinst van 100
dagen enerzijds, en daardoor dus het verminderen van
de hinder, en anderzijds het verhogen van de hinder
van het lawaai. Dat is n.l. ook hinder. Die twee zaken
moet men tegen elkaar afwegen dat heeft de heer
Boomgaardt ook gedaan maar ze zijn voor ons moei
lijk meetbaar. Ik heb me even afgevraagd, of de Wet
houder mij enig inzicht kan geven het is mij niet
duidelijk geworden, mede misschien door het slechte
geluid van de microfoons op dit punt; Komen de
werkzaamheden met boren, met drukhamers e.d., die
's nachts werkelijk bezwaarlijk zijn, permanent in die
300 werkdagen die genoemd worden, voor of slechts
in een bepaald tijdvak Mocht dat zo zijn, dan doet
zich de vraag voor, of liet niet mogelijk is bepaalde
werkzaamheden louter overdag uit te voeren en andere,
die niet al te veel hinder opleveren, 's nachts. In dat
geval ben ik erg blij met de interpellatie-Boomgaardt,
want die zou B. en W. de gelegenheid geven na te
gaan, hoe men alsnog tot een tijd verkortende methode
Kan komen want dat is de hele vraag van de heer
Boomgaardt met een minimum aan hetzij lawaai,
hetzij hinder in het verkeer.
De heer Weide: Ik neem aan, dat de heer Boom
gaardt zijn oor te luisteren heeft gelegd bij de aan-
wonenden en dat dezen in sterke mate de aandacht
hebben gevestigd op de hinder. Maar ik kan me ook
voorstellen, dat de Wethouder in de tijd van de voor
bereiding van de beantwoording der interpellatie ook
de mening van de aanwonenden heeft gevraagd en met
de directies van de zich daar bevindende bedrijven e.d.
heeft gesproken. Daar zou Uc graag een nadere infor
matie over willen hebben.
Dc heer Vcnema: Ik weet niet, of de heer Boom
gaardt rekening heeft gehouden met de hinder, die
speciaal het stadsziekenhuis zal ondervinden, want dat
is er wel zeer dicht bij betrokken. Ik dacht, dat dat
een van de belangrijkste gedupeerden was. (Stem: De
gevangenis!) Dat is een vakantie-oord. (Bulderend ge
lach).
De heer Schönfekl: De heer Venema heeft het gras
eigenlijk al voor mijn voeten weggemaaid. Ik had n.l.
hetzelfde willen vragen.
De heer Vellenga: Ik heb begrepen, dat U,
mijnheer de Voorzitter, ingegaan is op de suggestie
van de heer Engels, dat de raadsleden nu vragen zou
den kunnen stellen, dat vervolgens de Wethouder ant
woordt en dat er dan nog ruimte is eventueel voor
stemverklaring tegenover de motie-Boomgaardt. Mag
ik het zo interpreteren? (De Voorzitter: Ja.) Er kun
nen altijd nog een paar dingen zijn, waar men mee zit
en dat heeft de heer Engels natuurlijk ook gedreven
tot deze suggestie aan Uw adres, waarbij het nog van
het antwoord van het College kan afhangen, hoe men
uiteindelijk zijn standpunt bepaalt.
Ik heb de neiging de vragen van de heer Weide te
volgen. Er zijn destijds hearings geweest. Wij hebben
hier toegejuicht, dat deze zouden worden gehouden. We
hebben uit de kranten kunnen vernemen, dat deze nogal
veel belangstelling hebben getrokken. Daar zouden be
paalde geluiden kunnen zijn gehoord, die wijzen hetzij
in de richting van het standpunt van het College, hetzij
in de richting van wat de heer Boomgaardt naar voren
heeft gebracht. Dat had ik dus ook van mijn kant
willen vragen.
Een tweede vraag is deze: Er heeft een aanbesteding
plaats gevonden waarbij dus twee mogelijkheden aan
wezig waren. Ik geloof, dat dat een vrij sterk punt was
in de interpellatie-Boomgaardt en dat het op de klank
af, o)) de schijn af, een zwak punt leek in de beant
woording van de betrokken Wethouder. Want als men
de gelegenheid geeft om op een paar manieren aan te
besteden, dus ook in meer dan écn ploeg, houdt dat
in, dat men daar zelf ook iets in ziet, dat men niet
bij voorbaat die mogelijkheid weggooit en dat men zelfs
ook rekening heeft gehouden met bepaalde bezwaren,
die daaraan zouden kunnen kleven, eventueel sociale
bezwaren, maar hut zullen meest bezwaren van tech
nische aard zijn geweest. Dan is het dus begrijpelijk,
dat de aannemers daar van hun kant op ingaan en dan
kom ik dus in het straatje van de huer Engels: Als
men dat doet, dan betekent dat, dat de aannemer daar
mee een stuk verantwoordelijkheid op zich neemt. Niet
dat daarmee de overheid geheel buiten spel zou
staan, maar die heeft dan natuurlijk gelegenheid om
achter de stellingen van de aannemer te kijken en te
beoordelen of dit alles klopt, of dit realiseerbaar is. En
dat zou dus betekenen: Als cr mensen zijn geweest die
bij hun inschrijvingen rekening hebben gehouden met